Het doek mag weer op Bekwame verhalen van Ab Visser te onderschatten zaak, al is er van diverse kanten kritiek ge weest op de manier waarop: met risicoloze klassieke stuk ken van naam, zonder dat er noemenswaardig aan verande ring, laat staan vernieuwing werd gedaan. Dit seizoen komf het Publiekstheater met het moderne „Agnes B." van Franz Kroetz, en zelfs met een nieuw Nederlands stuk: „Mens durf te leven" van Gerben Hellinga (de schrijver van o.a. „Kees de Jon gen"). De titel verwijst naar het door Dirk Witte gecomponeer de en geschreven „lijflied" van de zanger Jean-Louis Pisuisse. En het liefdesdrama dat een eind maakte aan zijn leven en dat van Jenny Gilliams op het Rembrandtsplein is dan ook Hellinga's onderwerp. De Am sterdammers gaan door met de Tsjechof-lijn: „Platonow" blijft op het programma, daarnaast regisseert Ton Lutz „Oom Wan- ja" met de van Globe gekomen Siem Vroom in de hoofdrol, en komt ook Tsjechofs „De drie zusters" aan bod. Van de antie ke Griek Sofokles worden „Oi- dipous Rex" en „Oidipous in Kolonnos" gespeeld. Hans Croiset voert beide regies, broer Jules Croiset speelt de jonge Oidipous in het eerste deel. vader Max Croiset de ou de Oidipous in het tweede. To neelgroep Globe wandelt in het zuiden van het land de laatste jaren een zeer eigen weg onder een nieuwe, jonge leiding. Oud maatschappijbewust repertoire (vooral expressionistisch) kreeg een nieuw jasje, klassieken werden aan nu getoetst. Die lijn wordt voortgezet met Gerard Jan Rijnders versie van Moliè res „De mensenhater" en Ul- rich Greiffs bewerking van Les- sings „Minna von Barnhelm". Greiff regisseert bovendien „De mooie Helena", het uit de klas sieke literatuur en de operette (Offenbach) bekende thema van de schone Trojaanse. Experiment Daarnaast zwerven door ons land verschrikkelijk veel losse voorstellingen en spelen in de regio gezelschappen die niet landelijk te zien zullen zijn. In het Mickery-circuit wil leider Ritsaert ten Cate brengen „wat goed is, of wat hartstikke goed wordt". Hij wil wezenlijk ver nieuwende dingen brengen om dat de kwalificaties „mooi, goed, interessant" voor hem niet meer voldeden. Je mag vanuit het Amsterdamse Micke- ry een serie buitenlandse groepjes verwachten die zich voornamelijk bezighouden met de ontworteling van theatercon venties. In feite doet het Rotter damse Onafhankelijk Toneel, een groep die slechts een klein circuit bespeelt en onder de vlag van de Rotterdamse To- neelraad valt, dat per definitie al een aantal jaren, al lijken zij landelijk nog te weinig ruimte te krijgen om aan de weg te timmeren. Het regisseurscollec tief F ACT (ook al onder Rotter damse vlag) gaat met z'n expe rimenten in aanpak verder. Ook al met „moderne klassieken": Ibsens (de naam valt dit sei zoen al driemaal) „Rosmers- holm", Vonne van der Meers versie van Goethës „Stella", en Odön von Horvaths (de door de Haagse Comedie en Theater herontdekte Oostenrijkse Hon gaar) „Zur schonen Aussicht" worden gespeeld. Het met wei nig produkties zeer veel geld verslindende RO-theater uit Rotterdam blijft het onder aus piciën van het Holland Festival gebrachte „Het balkon" van Genet op het programma voe ren: een sensationeel, modieus bloot panopticum dat de be doelingen van Genet weinig verder helpt. Daarnaast gaat re gisseur-leider Franz Marijnen zijn visuele krachten besteden aan het al oude „De knecht van twee meesters" van Carlo Gol- doni. Je mag benieuwd zijn wat zo'n komedie onder zijn han den wordt. „Grensverleggend" Vedetten o.a. Willeke van Ammelrooij, de meer cynische dan komische reprise van „Een dag uit het leven van verdomde Lowietje" met Anne-Wil Blankers en Je roen Krabbé uit de stal van Joop van den Ende. Luc Lutz, Ank van der Moer theater komt van toneelgroep Baal waar men weer een mu- ziekproject heeft, nu over de Franse schrijfster George Sand, en men met Botho Strauss „Bekende gezichten, gemengde gevoelens" komt Caro van Eyck terug op de planken i het komende theaterseizoen is de terugkomst van drie theatervedetten die lang niet meer op de planken te zien waren: Caro van Eyck. samen met Guus Hermus in de „vrije" produktie „Een gelukki ge hand", Ank van der Moer, terug in Becketts „Gelukkige dagen" samen met Andrè van den Heuvel (ook al „vrije") en Bob de Lange, na het financiële ineenstorten van zijn groep Po dium alleen nog maar op film en televisie, nu in de hoofdrol bij Theater in Goldoni's „Bui tenverblijf". De „vrije" produkties leveren vooral stof om te lachen: van John Lantings lach-of-ik-schiet- klucht en tot en met het betere werk van Mary Dresselhuys („Céline") de nieuwe Ayck- bourn van Ton van Duinhoven en Ina van Faassen, „Tot don derdag dan" met Josephine van Gasteren, het hedendaagse „Mara, Fern, Has en Pink" met Piet Romer, Rijk de Gooijer gaan eveneens op de vrije-lach- toer door, waar ook Dimitri Frenkel Frank present is, als acteur naast Liesbeth List in „Bedden" en als schrijver van „Lipstick" met Jules Rooyaards, Pleuni Touw en echtgenoot Hugo Metsers. Bij de vormingsgroepen komt de Nieuwe Komedie met de verrassende keus van Rolf Hochhuths „De verloskundige" over de vermenging van partij-, particuliere en zakelijke belan gen. terwijl een groot deel van het vorig jaar nieuw gebrachte repertoire wordt doorgespeeld („Gansch het raderwerk", over de spoorwegstaking van 1903, „Dat ziet er gezond uit" over gezondheidszorg, het door Chi leense vrouwen geschreven „Een lange nacht" en de „S.F. Hersch show" voor schoolverla ters). De grootste verrassing komt van de in Den Haag steeds belangrijker wordende toneel groep De Appel van Erik Vos. waar twee tijdens de evene mentenmarkt van vorig seizoen ontstane improvisatieprogram ma's („Abstruus" en het Van Goghprogramma „De aardap peleters") uitgebouwd konden worden tot avondvullende stuk ken die in twee zalen van het Theater aan de Haven tegelij kertijd gespeeld zullen worden. Daarnaast komt Erik Vos. na zes jaar Appelbestaan voor het eerst met een puur-klassieke komedie. Het is Shakespeare's „De getemde feeks" met in de hoofdrollen de naar De Appel verhuisde Eric Schneider en de op het oude honk teruggeko men Geert de Jong. Peter van der Linden (die ook bij het Zoetermeerse Splien „Trampoli ne" regisseert) laat verder weer zijn specifieke gezicht zien in een programma over „Gezich ten". Het doek mag weer op. Er zal genoeg te zien zijn. BERT JANSMA Decormaquette voor Stoppards „Parodie" Repetitiefoto van Shakespeares „Cariolanus" Het nieuwe Nederlandse toneelseizoen staat op losbranden. En al gebeurt zoiets niet met een klap, maar rustig première na première, wanneer je al de premières die het Nederlandse toneel tussen half september en volgend jaar zomer oplevert bij elkaar telt, kom je toch tot het eruit knallende getal van zo'n kleine negentig stuks. En dat is een bijna schrikbarend aantal. Al zegt zo'n aantal niets over de kwaliteit van ons vaderlandse toneel (er zijn landen waar voortreffelijk theater gespeeld wordt, en waar men het rustig met een kwart van ons aantal premières doet), het is wel tekenend voor de breedte ervan. Zo'n beetje al wat je aan stromingen, manieren van theaterspelen kunt bedenken, lijkt ergens aan bod te komen. Van repertoiretoneel, klassiek theater, tot experimenteel, grensverleggend of politiek theater en vormingstoneel. Verzorgd door de „constanten" in ons toneelbestel, de vaste repertoiregezelschappen, een steeds groeiend aantal kleinere groepen en daarnaast de per produktie in elkaar getimmerde „ad hoe"- schappen te veel uiteen. Als er gezelschappen en voor de luchtige noot in het geheel de zogenaamde „vrije", onge subsidieerde produkties. Het grote gevaar dat zo'n breed totaalbeeld met zich mee brengt. is dat van versnippe ring. Want niemand zal durven veronderstellen dat er zoveel goede acteurs in Nederland rondlopen als er nodig zijn om al die produkties te bemannen. Er is een tendens dat een aan tal goede acteurs het gesubsi dieerde bestel verlaat om te kiezen voor de „vrije" produk ties. Om wat voor redenen dan ook: terug willen naar het pure speelplezier, een tijdelijke be vrijding van het vaak knellende keurslijf van een op vele pro dukties per seizoen gericht re pertoiregezelschap, of puur fi nanciële redenen omdat de „vrije" produktie vaak gelegen heid geeft ander werk aan te pakken, bijvoorbeeld televisie werk. Daardoor wordt de spoe ling bij de grote, vaste gezel schappen dunner. Anderzijds geldt de maatstaf van het klas sieke „goede acteren" voor een aantal alternatief werkende klei nere groepjes niet meer zo dui delijk. Bij vormingstoneel is de maatschappijkritiek vaak gaan prevaleren boven het spel zelf. De mening lijkt daar de vorm te worden. toch drie zaken opvallen, men die een al eerder op gang gekomen tendens in de theater wereld: een mede door het ont breken van nieuw, modern re pertoire gestimuleerde drang naar het terughalen van de Grote Klassieken meestal in een moderne jas gestoken, een stevige aanwezigheid van oor spronkelijk Nederlandstalig re pertoire en alweer een groter aanbod van de „vrije" produk- Nieuw bloed HOT komen twee jonge Neder landse regisseurs die de laatste jaren naam gemaakt hebben aan bod: Christiaan Nortier re gisseert een nieuw Nederlands stuk (dat schijnt zijn specialiteit te worden: „Deuren", „Jan Rap en z'n maat", „Spoorloos"), dit maal „Wimbledon" van Rudolf Geel, een stuk spelend binnen de tenniswereld: Eddie Habbe- ma doet Jules Feiffers „Hold me". De Tsjechische Nederlan der en leider van de Noorder Compagnie, Zdenek Kraus, gaat twee eenacters van Praagse dissidenten ensceneren in een avondvullend programma: Va clav Havels „Audiëntie", gekop peld aan „Brand in het souter rain" van Pavel Kohout, van wie het gezelschap al „Roulette" speelde. Er staan dus weer twee Nederlandse stukken op het repertoire, en al is een erg oud, de Haagse Comedie blijft die tendens van ettelijke jaren volhouden. Het belangrijkste is dat nieuwe bloed van buiten af: De Haagse Comedie leek de laatste jaren duidelijk wat doodgebloed aan de regie-kant, waar een te grote druk werd gelegd op acteurs die naast omvattende rollen ook nog eens de regie-stoel moesten be- Nederlands Wat het Nederlands repertoire betreft, blijft toneelgroep Cen trum de kroon spannen. Van Harald Mueller wordt weliswaar „Roosje en het galgensouper" gespeeld, van de Engelsman Barrie Keeffe „En nou ik. maar de rest is Nederlands en nieuw: Ton Vorstenbosch maakt zijn taak als huisschrijver helemaal waar met„Mata Hari", met het samen met R. J. Pes- kens (de uitgever Geert van Oorschot) geschreven „Uitge stelde vragen" en een nog on bekend stuk dat later op het repertoire komt. Daarnaast le veren Don Dekker (van wie „Tussen de middag en later op de avond" wordt doorgespeeld) en Kees Holierhoek samen een stuk, en komt Lodewijk de Boer met „De pornograaf". Toneel groep Theater speelt geen en kel Nederlands werk, maar mengt klassiek en modern. Van Ibsen komt „Bouwmeester Sol ness" op de planken, van Gol- doni. „Het buitenverblijf", van Carl Zuckmayer de Uilenspie gelachtige komedie „De kapi tein van Köpenick" en een mo derne klassieker is inmiddels „Alles voor de tuin" van Ed ward Albee. „Klein leed" is een nieuw stuk van de Londenaar Peter Gill en van Botho Strauss wel de belangrijkste man van het nieuwe Duitse theater ge noemd - regisseert Ger Thijs „Trilogie van het weerzien". Hellinga Het Amsterdamse Publieksthea ter gaat zich dit seizoen van een wat andere kant laten zien. De bespelers van de schouw burg aan het Leidseplein heb ben het theaterbezoek in Am sterdam de laatste jaren duide lijk een „lift" gegeven. Een niet Elk-wat-wils De repertoiregezelschappen brengen zo'n vijf tot tien pre mières in een seizoen, al naar gelang de hun opgelegde sprei- dingstaak, of de zichzelf gestel de taak een grote differentiatie binnen het repertoire aan te brengen. Daarbij speelt ook Van de grote gezelschappen toont de Haagse Comedie in het programma voor het nieu we seizoen het sterkst een her oriëntering op de regietaak bin nen de groep. Regisseurs van buitenaf of het buitenland heb ben al eerder bewezen dat de Haagse Comedie opeens een heel ander aanzicht kan krijgen (laatste voorbeeld Bernard Goss' werk met de acteurs in het Hot-theater aan Fosters „Elisabeth I"), dit seizoen wor den er maar drie stukken door Haagse-Comed ie-regisseurs in scène gezet. Kees Coolen gaat door met zijn voortreffelijk be gonnen Ibsen-visie („Hedda Ga- bler"), ditmaal via het stuk „Pij lers van de samenleving" van de Noorse toneelgigant. Carl van der Plas regisseert „Buffel kop" van de Amerikaan David Mamet in het HOT. en ter gele genheid van het 175-jarig jubi leum van de Koninklijke Schouwburg regisseren Guido de Moor en Carl van der Plas daar de klassieke Hollandse ko medie van Pieter Langendijk „Het wederzijds huwelijksbe drog'. De rest van de regies wordt door „vreemden" ge daan. De Belgische regisseur Jo Dua ensceneert Tom Stop pards „Parodie", en later in het seizoen Anouilhs „De repetitie of de bestrafte liefde", de Belg Pierre Laroche, die ook „Loren- zaccio" in een monumentale aanpak bij de Haagse groep op de planken zette, regisseert „Het leven een droom" van de Spaanse zeventiende-eeuwer Calderon de la Barca, de Roe meen Dinu Cernescu gaat door op het met „Julius Caesar" be gonnen Haagse Shakespeare- pad via „Coriolanus". In het De Nieuwe Komedie met de „S.F. Herschshow" mée dat het publiek in Neder land voor het toneel beperkt is. Dat houdt in dat stukken niet erg lang repertoire kunnen houden, wil men de bezettings graad van de bepaalde zalen niet drpstisch zien' dalen. Inter nationaal bestaat er nog altijd een malaise in nieuw toneelre pertoire van niveau. Maar een steeds groter wordend deel van de theatermakers hoeft zich' daar niet al te veel van aan te trekken. Vormingsgroepen ont lenen hun produkties meestal niet aan het kant en klare Ne derlandse, of internationale re pertoire, maar brengen „eigen" stukken die gericht zijn op hun doelpubliek en op de speciale' problematiek die zij willen aan snijden. Er zijn bovendien groe pen van experimentele allure die op een alternatieve manier toneel maken. Hun stukken vanuit gezamenlijke improvisa ties naar een eindresultaat op bouwen, waarbij de tekst zeker niet altijd de belangrijkste fac tor is. Dat alles tezamen levert een toneelbeeld met sterke va riaties. met stof voor zeer ge spreide interesses, volgens het elk wat wils-principe. Het is dan ook bijna onmogelijk een op handen zijnd nieuw toneelsei zoen onder één bepaalde noe mer te vangen. Daarvoor liggen de intenties van al die gezel- „Sheffield Staat" is de titel van het langste, het indringendste en best geschreven verhaal uit een klein, nieuw bundeltje van Ab Visser. Het titelverhaal dan ook. Voorafgegaan door een korte historie:„De Hazelip" gevolgd door „De bevrijding". Drie verhalen dus, die zich afspelen in het verleden en blijkens de aankondiging van het boek een autobiografische inslag hebben. De drie episodes spelen zich dan ook meer dan dertig jaar geleden af. Het laatste verhaal speelt tijdens en na de bevrijding in 1945. de twee andere zijn gebeurtenissen van voor de oorlog: Colijn was nog aan het bewind. In ..De Hazelip" is de ik-persoon een tienjarig jongetje. Slachtoffer van zijn omgeving, die hem tot een aantal daden dwingt, ongewild overigens, waardoor hij met zijn omgeving weer in konflikt komt. In het tweede verhaal gaat het om een jonge schrijver die om een toestand met zijn verloofde zijn vaderland ontvlucht en. mede door de sterker wordende oorlogsdreiging, naar Engeland afreist, waar hij bij vage kennissen wel onderdak kan vinden, r Hij komt daar in een moeilijk en voor hem onoplosbaar erotisch spanningsveld terecht tussen twee vrouwen. Een van hen zal via haar familie, onterecht maar hardhandig .wraak laten plegen op de jongeman, wegens zijn falen als minnaar. Het derde verhaal is een episode uit 1945 De dag van de bevrijding wordt heel intens beleefd door een jongeman, die later zijn verloofde weer opzoekt. Het kontakt dat hij legt tussen dit meisje en een van de Amerikaanse bevrijders, leidt tot een heftige toestand aan het slot. waarbij het meisje met de Amerikaan een voor de ik schokkende relatie blijkt te hebben. Wat betreft de inhoud drie nogal voor de hand liggende verhalen. Maar ze zijn wel bekwaam verteld, al lijdt het laatste verhaal aan een te gewild slot. al is het eerste verhaal iets te weinig uitgewerkt. Het centrale. ..Sheffield Staal" is technisch zo volstrekt in orde. dat je het bijna klassiek zou kunnen noemen, als de inhoud adequaat was aan deze vormgeving. Maar zover reikt het allemaal niet. JAN VERSTAPPEN Ab Visser: „Sheffield Staal", uitgeverij Manteau, Brussel en Den Haag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 21