Claus
koper
Beatrix en
in het
£«idóe<2omant
Onder
het rokkostuum
der regenten
bleek een
hemd te zitten
zou hieruit te lezen vallen: Juliana,
oké, maar dan is het afgelopen. Een
uiterst onwaarschijnlijke visie. Re
cente opiniepeilingen hebben uitge
wezen dat 67 procent van de Neder
landers Beatrix ziet als de koningin
zoals men zich die voorstelt. 75 pro
cent van de ondervraagden verwacht
zelfs dat ooit een zoon van Beatrix
als koning zal regeren. Zo diep zitten
de wortels.
Een politieke partij kijkt, zeker in
de oppositie, wel uit daaraan te dur
ven rukken. Temeer omdat verras
send grote aantallen jongeren zich in
deze positieve zin uitspraken -het
kiezersvolk van morgen.
Drees Sr.: „Naar mijn mening is een
vorstenhuis, zoals we dat in Neder
land kennen, zij het met allerlei con
flicten die zich hebben voorgedaan,
zo sterk met de natie verbonden ge
weest -niet uit veroveringstraditie,
AMSTERDAM morgen op de kop af twaalfeneenhalf jaar geleden kwam
de wereldpers rouwzwarte inkt tekort om te boekstaven hoe de roomblanke
bruidssluier van Beatrix op de drempel van de Westerkerk „Er is een
weg, smal is die weg", zou ds. Sillevis Smitt even later zijn predikatie
beginnen door het roet van een paar rookbommetjes ontluisterd raakte.
Nu schieten Willem-Alexander en zijn lager op de ladder van troonopvolging
balancerende gebroeders met propjes op fotografen, dezelfden van toen.
Subtiele wraak. En prompt schrikt de natie. Prinsjes die propjes schieten,
waar moet dat heen? Zo zullen Beatrix en Claus gedacht hebben toen 10
maart 1966 de goedmoedige rotjes van provo het blazoen van uniform-dra
gend Nederland, naar Amsterdam opgetrommeld als kwamen de Russen,
doeltreffend bezwabberden. Waar moet dat heen? Trouwen in de hoofdstad
was haar van regeringswege afgeraden, maar ze dreef door, de kroonprinses
wier eigen willetje het zout in de pap van al haar biografen vormt. Een
historische beslissing, naar later zou blijken.
In het Amsterdam van die dagen
kronkelden, lukraak en langs elkaar
heen, twee stromingen. Rond het
Leidseplein probeerde anti-rookma-
giër Robert Jasper Groodveld -uche,
uche- het terrasjesvolk te mobilise
ren tegen de consumptiemaatschap
pij. Een halve kilometer daar van
daan, in het Maagdenhuis, broedden
studenten op plannen om de univer
siteit en daarmee de samenleving te
radicaliseren. Bij geen van beide
partijen viel veel lijn te onderken
nen. Ze misten, zonder het van el
kaar te weten, een handvat.
Toen kwam de even idyllische als
beruchte kiek uit de tuin van Dra-
kenstein, waaraan sluipschutter-foto
graaf John de Rooij honderdduizen
den guldens zou verdienen. Hetgeen
koningin Juliana noopte tot een
overhaast georganiseerde televisie
toespraak en de bezwering: „Ik kan
u verzekeren dat het goed is". Wel:
Amsterdam dacht daar, bij het horen
van de huwelijkskandidaat her
nieuwd zijn wondend likkend, an
ders over. 1
Een groepje jongeren besloot het al
gehele ongenoegen te onderstrepen
door bloemen te leggen aan de voet
van het Nationaal Monument op De
Dam. Dienst ter plaatse had die mid
dag inspecteur Piet de Leeuw van
het politiebureau Warmoesstraat.- Hij
beging de stommiteit die later de
koppen van zijn hoogste bazen, bur
gemeester Van Hall en hoofdcom
missaris Van der Molen, zou doen
rollen. Hij liet De Dam met bullepe
zen schoonvegen en kraamde onder
wijl de meest kolderieke woorden
van na de oorlog uit: „Het Monu
ment is gesloten".
Toen Beatrix en Claus kwamen ken
nismaken, merkte burgemeester Van
Hall vergoelijkend op: „Arasterdam
is een lastige stad". Daarmee sloeg
hij naast de kop van de spijker, zo
hard als het maar kan. Amsterdam
namelijk was gewoon getergd. Ge
provoceerd. De stromingen die tot
dan toe hun onbehagen apart hadden
gekoesterd, vonden een gemeen
schappelijke bedding. Niet alleen Be
atrix en Claus trouwden, maar ook
de alternatievelingen van Leidse
plein en Maagdenhuis. Hun huwelijk
heette provo.
Wanneer Beatrix straks moeder Juli
ana opvolgt, zal ze de erfenis te be
heren krijgen waarvoor ze twaalfe
neenhalf jaar geleden zelf de eerste
stenen aandroeg. Het is natuurlijk
nonsens te denken dat allerlei nieu
we opvattingspatronen over de
maatschappij en de rol van het ge
zag daarin, niet toch zouden zijn
doorgebroken. Maar zeker heeft ze
het proces ongewild versneld. De
rookbommetjes van 10 maart 1966,
door geen vangnet van veiligheids
maatregelen te stuiten, en de pani
sche reaktie van de overheid, maak
ten de rebellerende jeugd bewust
van zijn macht. Onder het rokkos
tuum der regenten bleek wel dege
lijk een hemd te zitten -en je kon ze
er nog in te kijk zetten ook.
De keizer zonder kleren ontpopte
zich als meer dan een voos sprookje.
Van der Molen de laan uit. Van Hall
aan de kant gezet. Hilariteit ging ge
paard met een groeiend gevoel van
bevrijding. Vanaf hier naar het eer
ste stickie in de hoofdstedelijke ge
meenteraad was slechts een stap. En
de geest woei uit in alle richtingen.
Automatisch boog het gezag soepel
mee. Al te zeer wordt vergeten dat
uitoefening van gezag ook een vorm
van broodwinning is. Om aan de bak
te blijven, konden gezagsdragers
weinig anders doen dan buigen.
Bedrijfsbezettingen. Krakers van
panden. Hulp aan weggelopen kinde
ren. Inspraak. Aktie. Bloemenhove
bleef. Justitieel begrip voor andere
normen dan de letter van de wet
Men denke daarover hoe men wil
men fulminere naar hartelust tegen
echte of vermeende uitwassen: zo is
de klok, mede door het zetje van Be
atrix, gedraaid en hij valt niet terug
te wrikken. Laat dan prinsjes ook
maar propjes schieten.
„Er kwam een klok voorbij.
Klok, ik kruip in jou.
Je brengt me -waarheen?"
Beginregels van een gedicht door
dichter Huub Oosterhuis. Beatrix en
Claus zullen ze gelezen hebben, want
hij is een huisvriend op Drakenstein.
Ook zullen ze zijn voorbede kennen:
„Laat ons bidden dat er deskundig
aan de toekomst van ons land
gewerkt mag worden. Laat ons bid
den voor hen die hoog geplaatst zijn
in deze wereld, en voor allen die ge
roepen worden om leiding te geven
- dat zij andermans leven veilig stel
len, niet toegeven aan de macht van
corruptie en onrecht, maar opkomen
voor armen en misdeelden".
Wijze raad aan het adres van de toe
komstige draagster van een ambt,
door de hoogleraar in het staatsrecht
prof. Van Maarseveen ooit als volgt
gekenschetst: „Een mensonterend
ambt dat degeen die het nauwelijks
krachtens eigen keuze bekleedt of
gaat bekleden, aan hersenspoeling
onderwerpt en in een ijzeren kooi
van conventies, spelregels en ver
wachtingen dwingt; een ambt dat
aan het statelijk gebeuren een elitair
karakter geeft en daardoor anti-
emancipatoir en anti-democratisch
werkt".
Vraag: Wanneer gaat Beatrix dit
ambt bekleden en hoe zal ze het
doen; hoe zal ze zich kwijten van
haar taak in een tijdsgewricht, zo
verschrikkelijk veel explosiever dan
een paar onnozele rookbommen? Om
met het eerste te beginnen: Bepaalde
Binnenhovelingen suggereren dat de
uitspraak van het PvdA-congres in
1977 ten gunste van de republiek als
een blijvende wolk boven de monar
chie is komen te hangen, en dat ko
ningin Juliana de troon zo lang mo
gelijk bezet moet houden teneinde de
bui af te wenden. Immers: „Konin
gin Juliana verdient ons aller
achting, en wij hopen haar nog lang
als koningin te hebben", aldus een
bestuursverklaring van diezelfde
PvdA.
Roerend in uiterst troebel koffiedik
maar uit vrijheidstraditie- dat het
wel van betekenis voor ons volk
moet zijn. Het heeft een andere sym
bolische waarde dan een president
die na een partijstrijd gekozen
'wordt. Jk geloof niet dat men in eni
ge nieuwe staat tot een monarchie
zal besluiten. Maar waar de constitu
tionele monarchie tot een parlemen
taire democratie is geworden, zoals
in Engeland, de Scandinavische lan
den, België, Luxemburg en ons land,
daar zijn de verhoudingen in het al
gemeen toch inderdaad gunstig. Ook
zeer democratisch, zeer vrijheidslie
vend. Ik geloof niet dat men uit oog
punt van vrijheid en democratie
naar verandering hoeft te streven".
Drees onderkent dat sommig verzet
tegen de monarchie is terug te voe
ren tot bepaalde vormen van Oranje
verering die als kruiperig en dus on
democratisch overkomen. Zijn be-
enorm eerlijk. En net als haar moe
der houdt ze enorm veel van
mensen".
Prof. jhr. dr. F.A.M. A!ting von Geu-
sau: „Ze is een bijzonder praktische
figuur die meteen iets wil doen. Ze
zegt: ik wil geen erebaantje; ik wil
er aktief bij zijn. Dat vindt ze één
van haar belangrijkste taken: naast
de misdeelden in onze samenleving
staan. Geen medelijden, maar hel
pen. Wie zich slechts even in haar
doen en laten inleeft, merkt een in
tensieve betrokkenheid bij het lot
van mensen. Vooral van misdeelde
mensen. Maar dat zijn geen aktivitei-
ten voor het krantennieuws. Voor de
betrokkenen zou dat vreselijk zijn.
Daarom speelt heel veel van haar
werk zich achter de schermen af".
Dr. ir. W. Schermerhorn tenslotte:
„Laten sommige mensen maar zeg
gen dat ze eigenwijs is. Voor mij
geldt dat als een positieve eigen
schap. Wat heb je aan een koningin
die zich bij het minste of geringste
een andere mening aan laat praten?
Maar verder dan Beatrix reken ik
niet. Wat er later ook gebeuren mag,
één ding staat vast. De prinsen zul
len zelf hun toekomst moeten bou
wen. Als ze écht goed zijn, krijgen
ze
misschien een streepje voor. Maar
gemakkelijk zullen ze het niet heb
ben. Vanuit welstand een positie
bouwen die allerlei ontzeggingen
eist, is geen kleinigheid. Dat is over
igens het probleem van heel de hui
dige jeugd".
Dit citaat van een gewezen staats
man, bijgenaamd de Oranje-socialist,
lijkt geen onaardig besluit voor een
verhaal dat de twaalfeneenhalf jaar
tussen rookbommen en propjes pa
pier probeerde te overbruggen. Laat
knallen dus de charapagnekurken.
Vieren dat feest.
Huub Oosterhuis:
„Bladstil onze lief-de, voorbij
alle woorden van jou naar mij;
dank je wel voor je hart en ik
bouw
drie tenten voor jou".
PIET SNOEREN
1966
Tussen
rookbommen
en
propjes
papier
1978
schuldigende vinger priempt dan
echter allerminst Soestdijk-waarts.
„De koningin zelf en ook de verdere
leden van de vorstelijke familie ge
dragen zich er absoluut niet naar dat
ze wensen op een dergelijke wijze
vereerd te worden -alsof ze halfgo
den zijn. Ze bewegen zich heel nuch
ter, als gewone mensen tussen
mensen".
Nee, veel waarschijnlijker dan de
bui boven de troon -veel menselijker
en begrijpelijker ook- is de verkla
ring dat koningin Juliana haar zwa
re ambt blijft uitoefenen om Beatrix
de handen vrij te gunnen bij de op
voeding van de drie jongens, aan
haar koperen huwelijk ontsproten.
Als prins ter wereld komen kan toch
al geen onverdeeld lolletje zijn in
onze dagen van vrijheid-blijheid. Dat
schept de dubbele plicht om het
woelige stel een beetje redelijk voor
te bereiden op de maatschappij van
straks. Het is beter ze nu propjes
dan morgen bokken te laten schie
ten. Verstandig ouderschap, een tijd
en hersenrovende zaak. Waarom zou
koningin Juliana haar dochter die
tijd niet toespelen, zo lang ze zelf fit
en flink genoeg is om staatshoofd te
zijn?
Tweede vraag: Hoe gaat Beatrix het
straks doen? Juliana zou ooit een
vriendin hebben toevertrouwd: „Als
ik geen koningin was geworden, was
ik maatschappelijk werkster ge
weest". Beatrix hoor je eerder zeg
gen: „Als ik geen kroonprinses was
geweest zou ik naar de kunstacade
mie zijn gegaan". Dat is meer haar
sfeertje. Sandalen van nogal wat
kunstenaars hebben de drempel van
Drakenstein doen slijten. Misschien
zal de koninklijke residentie straks
een zender van culturele inplaats
van sociale impulsen worden. Marga
Klompé echter: „Prinses Beatrix en
haar man zijn heftig geïnteresseerd
in alles wat er in de wereld voor
valt. Ze maken er dan ook serieus
studie van. Want dat valt aan beiden
op: dat ze overal flink diep in kun
nen duiken. Beatrix is bovendien