Vandalisme en baldadigheid vaak groepsgebeuren Van juffertje in 't groen tot kraamanijs en kandeel Bijna driehonderd jaar bestaat de Amsterdamse distilleerderij Van Zuy- lekom. Een bedrijf dus, dat kan bogen op een grote ervaring, speciaal wat betreft het stoken van likeuren. En dan likeuren, die allang vergeten wa ren, maar die dank zij de speurzin van de huidige directeur E. S. Blaisse hun wedergeboorte hebben beleefd en wel onder de oude, oorspronkelijke na men. En juist die namen zijn het bijzondere aan de kruidige drankjes, die men in vroegere tijden placht te schenken. Want daaruit blijkt dat on ze zeventiende- en achttiende-eeuwse landgenoten allesbehalve preutse lie den waren, maar daarentegen mensen, die het complete gezins- en liefdesle ven lieten weerspiegelen in de naam geving van de likeursoorten uit die Ujd. Ben hele reeks schalkse naamgevm- gen, waarmee onze voorouders op on dubbelzinnige wijze ingingen op zaken, die hun na aan het hart lagen. Trou- wens het drankgebruik werd vroeger - vaak gekoppeld aan gebeurtenissen op het amoureuze vlak en de huwelijk strouw. Zo ia er een oud middeleeuws rijmpje bekend dat luidt: „Ik zou liever, scheiden van mijn wijt dan drank te missen in mijn lijf-" Ben aan duidelijkheid niets te wensen overlatende uitspraak. Trouwens, middeleeuwse drinkebroers maakten van hun hart toch al geen moordkuil, zoals een ander rijmpje getuigt: „In de kroeg te sterven toch ben ik vastbesloten. Waar bij't sterven mij de wijn nog wordt voorgegoten; büjder zingen de engelen dan met hun koorgenoten; Wil die arme zuiper, Heer uit Uw Rijk niet stoten. De zeventiende eeuwse genreschilder Jan Steen heeft evenals Fieter Breug- hel op onnavolgbare wijze het kroegle ven in die dagen voor het nageslacht vastgelegd. Een reproduktie van een van die doeken is op dit ogenblik te zien in het knusse Hattemse museum Achterstraat 48, waar tot/en mei. 31 augustus een tentoonstelling over oude drink- en rookgewoonten wordt gehou den onder de titel „Zo d'ouden. droncken en roockten". Een kostelijke expositie, die 11» als u toevallig toch in de buurt bent, niet mag missen. Behalve een aantal fraai geslepen en gegraveerde glazen worden ook oude' kopergravures getoond, die conserva tor Schulte Nordholt o.a. in bruikleen kreeg van de stichting „Atlas van Stolk" in Rotterdam. Vooral op deze prenten wordt de gelukzaligheid uitge beeld, die de gebruiker van drank- en rookwaren te wachten staat Het zijn typische volksprenten, waarbij nog al. eens de rol Van Amor ten tonele wordt gevoerd, wanneer het peil irt de wijn- kan is gezakt. En dan zijn er natuur lijk de spotprenten. Zowel op als van de geheelonthouders. Interessant is verder een serie oude flessen, waaronder enkele - nog wijn bevattende - die afkomstig zijn van het VOC-schip „Hoilandia", dat in 1743 op weg was naar Batavia, maar dat voor de kust van de Sciily-eilanden verging. Hef was de eerste reis van dit 700 ton metende 150 voet lange schip, dat 276 zeelieden en soldaten aan boord had, benevens een gddschat van bijna 130.000 gulden. Geen van de opvaren de overleefde de ramp. Zes jaar later werd het zusterschip van de „Hollandia" gebouwd, de „Am sterdam", die eveneens op weg naar Batavia ook tijdens haar eerste reis verging en wel voor de Britse kust bij Hastings. Het schip stond onder com mando van schipper Willem Klump en ook van dit schip werd een deel van de scheepsinver.taris gered. Onder an dere. een aantal wijnflessen, die eveneens nog wijn bevatten, die af schuwelijk bleek te smaken. Laborato riumanalyses bevestigden dat er rode wijn in de flessen had gezeten. Het is een side-line van deze tentoon stelling, die de bezoeker naast wijn- en drinkgewoonten uit de 17e, 18e en 19e eeuw ook iets leert over het roken in die dagen, zij het dat tabak in den beginne vooral werd toegepast als me dicijn. Zo werd tabak verwerkt in zalven en drankjes tegen rheumattêk, geslachtsziekten, maagkramp, hoofd pijnen, astma, hoestbuien en struma. Bovendien werd tabaksrook vla de klisteerspuit toegepast om te pogen de levensgeesten bij drenkelingen weer op te wekken. Maar het meest curieuze van deze Hattemse expositie rijn toch wel de zeventien likeursoortnamen, die door de heer Blaisse bij Van Zuylehkoms distileerdérij op een stoffige zolder werden aangetroffen. Niet alleen trof hij daar de aloude benamingen aan, maar ook stootte hij Op de oude recep tuur, op basis waarvan de geurige drankjes gemaakt werden. Hieronder laten we er enkele volgen: Kwartier na' vijven: een drankje voor in de namiddag, zo tussen 5 en 6 uur. Vervaardigd uit Curasao-schil en si- Zoo d'ouden droncken en roockten Eau de ma tante: een bittertje bij tantelief. Gemaakt van zuivere mares- ka-kersen en perzikpitten. Juffertje in het groen: het drankje voor het jonge, onervaren meisje. Ver vaardigd uit Curaoao-schil, anijs en pepermunthlaadjes Hoe langer hoe liever: waarmee de gelieven gezegd willen hebben, dat hun samenzijn hun niet lang genoeg kan durén. Een likeur van druiven, korean- der en zoethout. Bruidstranen: een drankje, dat ver wijst naar de obligate tranen, die ieder jong bruidje vergiet op haar huwe lijksdag' Gemaakt van koreandcr, foe lie, lavendel en goud. Hansje in de kelder: een likeur om het feit te vieren dat het jonge vrouwtje in verwachting is. Vervaardigd met behulp van vamlle, mareska-kersen, citroen en kaneel. Naveltje bloot: voor de chirurgijn om de ligging van het kind té controleren. Bestanddelen: zuivere Curagao-schil, citroen en vanille. Kraamsarüjs: feestdrank bij de ge boorte vooral voor personeel en buurt genoten Gemaakt van zuiver anijs zaad. 'Kandeel: feestdrank bij dé geboorte, speciaal voor familieleden en naaste vrienden. Ihgrediënten: cognac, vanil le, kaneel, kruidnagelen, eieren en bruine suiker. Bitterkoekjes: een drankje, waarmee de ernst van het leven werd gesymboli seerd. Meestal gedronken op de trouw dag. Vervaardigd uit perziken en amandelen. Half óm half: waarmee de bittere en zoete herinneringen elkaar afwisselen. Vervaardigd uit Cura?ao-schil, sinaas- appel» Oranjebloesem en gentiaanvvor- v\vkl De Cura?ao-schillen zijn yoor de nelf lelftzoct de andere helft „Als er eenmaal één ruit gebroken is, volgt onherroepelijk de rest" ken wat er links en rechts - vooral in de bevolkingscentra - gesignaleerd wordt. Daarbij gaat het niet louter om pure agres sie, de vent met de stiletto, de lichamelijke bedreiging, al komt dat zeker voor. Het gaat ook om verwante zaken zoals mensen die verzet plegen nadat ze betrapt zijn op het rijden zonder kaartje, die rotzooi trap pen, die aan het vernielen slaan. Centraal staan de rust en de veiligheid van het streek- en stadsvervoer". De bij de Eso aangesloten ondernemingen zijn voornemens via een meerjarenplan al hun bussen (ongeveer 4000) uit te rusten met mobilofoon. Mr. Ten Haaf verwacht hiervan soelaas. „Het werkt preventief wanneer een passagier die kwaad in de zin heeft, zo'n ding ziet hangen. Voor de chauf feur betekent het bovendien een stukje zekerheid. Nu is hij verstoken van elke mogelijkheid om iets te doen als hij midden in het land met een vervelende situatie wordt geconfronteerd. Straks kan hij con tact opnemen met de buitenwereld. Hij zal zich minder geïsoleerd voelen. Hij kan op iemand terugvallen. Wel wordt het dan zaak om met de rijks- en gemeentepolitie tot afspraken en procedures te komen, want zelf kunnen we niet ingrijpen; we opereren nu eenmaal op openbaar terrein - dit in tegenstelling tot de spoorwegen die met hun eigen recherche veel meer kanten uit kunnen". Huijben beaamt dit: „Wij beschikken over een competent apparaat. Elke onregelma tigheid wordt doorgegeven aan onze centra- Ie post waar we een piotbord hebben, zodat we meteen in touw kunnen komen. Maar mobilofoons in de treinen zoals straks in de bussen - dat zie ik nog niet zitten. De plannen zijn er en iedereen is overtuigd van de noodzaak, alleen: waar halen we het geld vandaan? Wel worden momenteel onze vliegende controleploegen van portofoons voorzien. Voor de rest zal het bij het oude blijven: de treinbestuurder houdt de deuren gesloten totdat de conducteur op een sta tion de centrale post heeft kunnen waar schuwen". Aan wat voor maatregelen valt, naast in voering van de mobilofoon, nog meer te denken? Mr. Ten Haaf: „Incidentele geval len van agressie zul je altijd houden; daar kun je preventief weinig aan doen. Met de controle op de meer algemene orde en rust ligt het anders. Je zou bij voorbeeld weer de conducteur kunnen invoeren. Zo'n stap zou ongetwijfeld een preventieve en repres sieve uitwerking hebben. Maar je hebt er mankracht voor nodig. Vraag niet wat het kost. Het kamerlid Van der Doef heeft onlangs voor deze oplossing gepleit. Nou, de reactie van de minister was niet geest driftig. Misschien moeten we eerder denken in de richting van vliegende controleploe gen zoals de NS die kent". Vast staat dat agressie, vandalisme en bal dadigheid dikwijls een groepsgebeuren zijn. De een jut de ander op. Je ziet het in treinen en bussen met schoolkinderen, sup porters, dienstplichtigen. Daar zou men vol gens mr. Ten Haaf iets kunnen bereiken door middel van voorlichting en mentali teitsombuiging. De NS werkt in dit verband al met bepaalde benaderingstechnieken wanneer een rayon een duidelijk definieer bare overlast te zien geeft. En tenslotte, zeggen de heren Huijben en Ten Haaf in koor, kun je gebouwen en voertuigen zo construeren en inrichten dat je problemen voorkomt. Geen doodlopende hoeken in stationshallen. Materialen die een stootje kunnen hebben en gemakkelijk te onderhouden zijn want de ervaring heeft geleerd dat vuil en beschadigingen de ver nielzucht prikkelen. Huijben: „Als er een maal één ruit gebroken is, volgt onherroe pelijk de rest en de eerste kras lokt de volgende uit". Waarna Ten Haaf voor streek- en stadsvervoer nog de suggestie oppert: „Verdergaande bevoegdheden voor het personeel. Nu houden die op bij het kaartje. Misschien dienen onze mensen een beperkte opsporingsbevoegdheid te krijgen, net als de conducteurs op de treinen al hebben. Nogmaals: het woord verontrus tend is me te sterk. Maar we mogen niet voorbij gaan aan de signalen die ons uit de ondernemingen bereiken. Als de chauf feurs blijk geven van onbehagen, dan moe ten we er wat aan doen". PIET SNOEREN DEN HAAG Wanneer de melding uit gaat dat „een werkgroep iets "wil doen aan het indammen van agressie bij het stads en streekvervoer", springt het lampje van nieuwsgierigheid op rood. Is het dan zo erg gesteld? Zijn we ons vege lijf in.tram, bus en trein niet zeker meer? Het ant woord blijkt mee te vallen. De heer P. Huijben, chef algemene zaken bij de spoorwegrecherche, is concreet. Vo rig jaar 350 aangiften van vernieling en baldadigheid. Per maand 13 tot 14 gevallen van agressie in de vorm van bedreiging of erger. Nogal miniem, wanneer men bedenkt dat de NS per dag een half miljoen mensen vervoert. Minder beslagen komt mr. T. ten Haaf op het ijs. Hij is stafmedewerker van de Eso, het federatieve samenwerkingsver band op managersniveau van 36 Neder landse streekvervoersbedrijven uit welks koker de gedachte van de werkgroep stamt. „Over cijfers beschikken we niet. Vandaar juist dat we een onderzoek willen. In elk geval gaat het me te ver het verschijnsel van agressie verontrustend te noemen. Maar we hebben onder ons personeel wel een zekere mate van onbehagen kunnen vaststellen, ernstig genoeg om ons in de materie te gaan verdiepen". Huijben, vanwege de deskundigheid en er varing met agressie in treinen en op sta tions als expert aan de werkgroep toege voegd: „Als je dan gaat informeren, stoot je vaak op indianenverhalen. Maar dat er verontrusting heerst, staat vast". Ten Haaf: „Kijk, twintig jaar geleden was van agres sief gedrag in tram of bus gewoon geen sprake; dat kwam hoogst sporadisch voor. Als je nu maandelijks toch wel op een tiental gevallen stuit van zo'n importantie dat de chauffeur of bestuurder ze meldt, dan mag dat niet veel zijn, maar het trekt de aandacht. Natuurlijk zie je per onderne ming sterke verschillen. De buschauffeur op het platteland kent praktisch iedere passagier en de passagiers kennen elkaar. Dat schept een vorm van sociale controle. Maar bij de grote ondernemingen in de Randstad schat ik het aantal min of meer ernstige gevallen inderdaad op een stuk of tien per maand". De werkgroep „Orde en veiligheid stads en streekvervoer" is op initiatief van de Eso ingesteld door het Directoraat voor het verkeer van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Eerste opdracht die in oktober moet zijn voltooid: het inventariseren van de vormen van agressie die zich bij het openbaar vervoer voordoen en de mate waarin ze optreden. Daarbij zal men tevens de maatregelen op een rijtje zetten die al getroffen zijn of in een voorbereidingssta dium verkeren, en de doeltreffendheid er van bekijken. Voor het einde van het jaar moet de werkgroep vervolgens met concre te voorstellen komen hoe de agressie moge lijk kan worden ingedamd. Mr. Ten Haaf: „De minister wil een vlotte werkwijze en dat betekent hier meer dan het gebruikelijke cliché. Er heerst toch wel duidelijk het gevoel dat de agressie toe neemt". Huijben van de spoorwegrecherche vult aan: „Het komt met golven. Ik noem het modeverschijnselen. De laatste jaren hebben we veel te kampen gehad met vandalisme van voetbalsupporters. Daar voor ondervonden we een paar jaar over last van bepaalde groepen jongeren die de tienertoerkaart hadden ontdekt, er massaal gebruik van maakten en dan terecht kwa men in de stationshallen van Den Haag of Amsterdam waar ze verdoold rondliepen. Weer daarvoor zaten we in de maag met de dansgelegenheden op het platteland - met de drommen die brooddronken terug kwamen van popfeesten in Uitgeest, Krom menie of Blokker. Dat zie je nu terugkomen in het oosten van het land en bij voorbeeld bij Barendrecht. Je weet het nooit. Waarom worden allerlei treinen in niet vastomlijnde periodes opeens beschoten met windbuk- „Misschien komt het omdat de dagen lengen en de tv alleen herhalingsprogramma's brengt. Misschien is het zoiets als de knik kertijd en de hoepeltijd die je vroeger had. Wie zal het zeggen? Maar ik zie geen aanleiding om te vrezen dat het verschijn sel verder uit gaat groeien". Ten Haaf neemt over: „Wij bij het streekvervoer heb ben nog geen duidelijk inzicht of idee. We willen met de werkgroep voornamelijk te weten komen of we ook hard kunnen ma- De voetbalsupporters maken het de laatste jaren wel wat al te bont

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 15