Tien jaar varen en dan een goeie wal-baan - -L-ni'Hfflaaft 7 Defensie stopt veel in moderne geld en mankracht opleidingen If - ^pwftiwpr r»j yi IV, mhmbbb i, <r^| m jaar varen als werktuigkundige of urm an en dan een goeie baan aan de L Aldus het basisrecept voor een geluk- mensenleven van de 47-jarige onderdi- teur/decaan van de Hogere Zeevaart- tool in Amsterdam W. de Jong. „Im- zo meent deze voormalige stuur- d die 13 jaar voor de Holland Amerika op de brug heeft gestaan, „wat het voor jonge mensen zo aantrekkelijk akt - een ongeregeld, avontuurlijk le ver van moeders pappot - is precies veel oudere zeelui op den duur gaat m staan". Jong herinnert zich nog haarscherp het ment waarop voor hemzelf de zin om >r een scheepsbodem onder zich te voe- in tegenzin omsloeg. Hij stond op het it om zijn eerste reis als eerste stuur- n te maken, zijn zoontje was vijf, zes r. Toen het uur van het afscheid daar s, werd de knaap bevangen door een tverscheurende driftbui. Schor snik- id greep hij zich vast in zijn vaders lekspijpen en kreet met al het verdriet zijn jeugd: „Mijn pappa is altijd weg. zijn allemaal gek op die boot". et een dergelijke hartekreet wordt op kwaad moment elke getrouwde zee man geconfronteerd", zegt onderdirecteur De Jong en dan moet je wel heel sterke motieven hebben - bijvoorbeeld de ambitie om het tot kapitein of hoofd-werktuigkun- dige te brengen - om niet naar een werk kring dicht bij huis te verlangen". Tallozen gaan na tien, twaalf jaar varen inderdaad op zoek naar een walbaan. Ver reweg de meesten slagen in hun opzet „Voor werktuigkundigen ligt dat vaak wat makkelijker dan voor stuurlui", bevestigt De Jong," maar toch zijn er ook voor die laatste categorie tal van mogelijkheden. Op de eerste plaats natuurlijk in de nauw aan de scheepvaart verwante bedrijven en organisaties als daar zijn de haveninspec tie, de scheepvaartinspectie, bevrachtings- bedrijven en het vakonderwijs. Ook de loodsdienst vormt voor veel koop- vaardij-officieren die geen maandenlang van huis meer willen zijn, een aantrekke lijk alternatief. Maar in heel andere secto ren van de samenleving vind je eveneens ex-zeelui terug. Stuurlieden slagen er vaak in bij grote ondernemingen als bij voorbeeld Philips een baan als manager te vinden in een middenkader-functie". Hoeven de vooruitzichten op langere ter mijn voor de nazaten van Jan de Witt dus geen beletsel te zijn om op hun beurt het ruime sop te kiezen, over de zee als werk kring voor jonge mensen is De Jong onver deeld enthousiast: „Kenmerkend voor het beroep van stuurman of werktuigkundige is dat het nooit in een sleur verzandt. Wezenlijk voor hun taak is dat ze bij voortduring in nieuwe, onverwachte situa ties belanden die nopen tot improvisatie. Daarbij moet ten alle tijde snel tot een beslissing worden gekomen en efficiënt worden opgetreden. Een nachtje slapen over de beste aanpak van een probleem is vrijwel nooit mogelijk. Dat geldt in de machinekamer zowel als op de brug. Die boot moet immers verder. Elke minuut vertraging is een minuut teveel. Van een stuurman wordt .bovendien verwacht dat hij op onderling nogal afwijkende deelter reinen deskundig is. Hij moet kunnen navi geren, op eenzame oceanen zowel als op scheepvaartroutes waar het zwart ziet van de schepen. Hij moet een scherp inzicht hebben in beladingstechnieken wat tegen woordig ook vaak behelst dat hij met computers moet kunnen omgaan en met modern laadgerei. Hij dient het onderhoud van zijn schip efficiënt te kunnen organise ren en hij moet, om nog een belangrijk aspect te noemen, met de walmensen in Rotterdam even soepel kunnen omgaan als met die in Hong Kong of Rio de Janeiro. „Essentieel is verder", zo vervolgt de oud varensgast, „de grote verantwoordelijkheid die je als koopvaardij-officier draagt, ook op jonge leeftijd. Een verkeerde beslissing in de machinekamer kan het groot opont houd leiden. Een navigatie-fout tot een enorme ramp- denk aan de Amoco Cadiz. Ik kan me nog goed herinneren hoe heer lijk ik het vond om als jong stuurman een honde-wacht te lopen, 's Nachts van twaalf tot vier dus. Het hele schip slaapt. Jij bent verantwoordelijk. Een geweldig gevoel is dat. Voor een buitenstaander kan dat wacht lopen misschien ook wel eens saai lijken. Als je in rustig vaarwater zit, heb je in die nachtelijke uren in feite ook weinig te doen. Maar dat heeft weer een ander charme. Je komt tot nadenken. Een tropische sterrenhemel boven een spiegel gladde zee, dat stimuleert om de dingen eens op een rijtje te zetten. Om eens over het leven te praten met een collega die toevallig ook nog wakker is. Heel aparte momenten kunnen dat zijn, die je je leven -.x- lang bij blijven en die naar mijn oordeel karakteristiek zijn voor het beroep. Wezen lijk voor de beroepssituatie is natuurlijk ook dat je dag in dag uit, 24 uur per etmaal, met dezelfde mensen te maken hebt. Je zit in een woon/werkgemeenschap, wat een voedingsbodem is voor uiterst collegiale en vrienschappelijke verhoudin gen, maar waaruit ook enorme spanningen kunnen voortkomen. Als je tenslotte nog het regelmatige contact in aanmerking neemt dat je hebt met de mensen uit andere samenlevingen, de gelegenheid die je krijgt om Yokohama net zo te leren kennen als Rio de Janeiro of Manilla dan heb je een beeld van een werkkring die op jonge ondernemende mensen onvermij delijk een grote aantrekkingskracht moet uitoefenen". In de studie voor koopvaardij-officier wordt onderscheid gemaakt tussen de gro te en de kleine handelsvaart. De diploma's grote handelsvaart leiden op voor functies op schepen die langer zijn dan 75 meter. Deze opleidingen duren volgens de nieuw ingevoerde studiestructuur vier jaar, waar van drie jaar dagopleidingen aan de wal en één jaar stage aan boord. De studie voor scnepen korter dan 75 meter -in de wandeling aangeduid als coasters-bestaat uit een schoolopleiding van twee jaar, ge volgd door een stageperiode op zee van één a'twee jaar. De vereiste vooropleiding voor de kleine handelsvaart is Mavo en voor de grote handelsvaart Havo met wis kunde en natuurkunde. Wat de werkgelegenheid voor koopvaardij- officieren aangaat, die is zonder meer goed te noemen. Afgestudeerden die een diplo ma als stuurman of werktuigkundige in hun zak hebben, vinden zonder enige moei te een baan. In de kleine handelsvaart bestaat zelfs een groot tekort aan met name stuurlui. Op nogal wat coasters va ren stuurlui die het daarvoor vereiste di ploma niet bezitten en met dispensatie varen. Overigens komen lang niet alle Nederlandse afgestudeerden ook bij Ne derlandse maatschappijen terecht. De heer De Jong schat dat zeker 20 van de Nederlandse stuurlui en werktuigkundigen voor Duitse, Deense, Zweedse, Belgische en Israëlische ondernemingen vaart. Ook op tal van in ontwikkelingslanden geregi streerde schepen is de leiding in handen van Nederlandse officieren. het Nederlandse leger, en met ne het Eerste Legerkorps, geregeld kunnen voorzien van deskundige onderofficieren en inschappen, zijn rond vijfduizend vepsmilitairen, zeker zo'n rtienhonderd dienstplichtigen - en leens ruim duizend burgers dag-in, l-uit bezig aan de opleiding, vorming vooral begeleiding van bijna tienduizend man per dag. rootste groep daarvan, circa luizend jonge mensen, bestaat uit nstplichtigen. De beroepsmilitairen, ieieren zowel als onderofficieren die, aren hoe dan ook ergens in het land Khoold worden, vormen samen een n 4 nep die tegen de 2500 man sterk is. Dat lan wel een „momentopname" want irnamelijk in het midden en zuiden lands qeleqen - altijd vollediq i Igeboekt". miss Mallen kazernes waarin voorheen le groepen soldaten hun vaak agttgdurige en soms doelloos lijkende nsttijd uitzaten of hun wachtjes pten, zijn, zo niet wat het aanzien reft maar wel degelijk wat de ommodatie aangaat, veranderd in Polen en, in bepaaalde gevallen ook, vtternaten. Hier en daar is wel eens i uitschieter te constateren zoals dat chtige klasgebouw van de Jan ihartschool op het terrein van de ninklijke Militaire School te Weert of ooigebouw van het Opleidings ijr.um Officieren Speciale Diensten iet gerestaureerde Seelig- necomplex in Breda. ntralisatie ds enige jaren is, in het kader van in het begin van de jaren zeventig rgevoerde herstructurering van het Verwijssysteem en een reconstructie ihet landmachtapparaat, vrijwel het lie onderwijsgebeuren bij Defensie ehtraliseerd.. Daarvoor is destijds ericht het Commando Opleidingen unklijke Landmacht, kortweg ÏCL genoemd waarvan de staf gerd'is in de Frederikkazerne in iHaag. De commandant daarvan, Waal-majoor C. Lith, constateert t voldoening dat de meer dan Migduizend man die iedere dag, zij als instructeur of docent, hetzij leerling of als medewerker op welk eau ook bezia is, zijn geld ten volle ird is. Niet alleen door vakkennis en ciency, maar vooral ook door housiasme, werklust en totiveerdheid. Zelf zegt de generaal, in zijn militaire loopbaan met alle itten van het soldatenmètier biffronteerd is geweest: „Ons doel is rpilitair af te leveren die als soldaat lis mens in deze tijd optimaal kan ctioneren. Dat hij zijn taak, op welk eau en in welke situatie ook, aan En daar komt in deze tijd, waarin van ontwikkelingen zeer sterk zijn sneld wel wat voor kijken. Het 'araat, nodig om dat doel te bereiken, gt enorme investeringen. Daar gaan e miljoenen in zitten, genoeg om er 'e divisies van op de been te houden! voorbeeld van wat er alzo omgaat bij COKL kan het feit dienen dat de in r 1,1 In ie: voertuigen die door de opleidingsinstituten worden gebruikt per jaar een slok van rond zeven miljoen liter benzine verslinden en twee miljoen liter dieselolie verbruiken. Dat rijdend materieel alleen al geeft de nodige problemen van organisatorische en technische aard omdat er nog geruime tijd met oude en met nieuwe auto's door elkaar moet worden gereden, ook met oude en moderne rupsvoertuigen. En daarvoor moeten nog geregeld chauffeurs en technici worden opgeleid. „Vroeger waren de opleidingen verbonden aan de onderdelen en erg zelfstandig. De rijscholen werkten bijvoorbeeld ieder apart. Maar er is maar één goede opleiding. Daarom hebben we al die opleidingen gecentraliseerd", legt generaal Lith uit. Met zijn staf, waarvan honderddertig man deel uit maken, ruim negentig beroepsmilitairen, twintig dienstplichtigen en evenzoveel burgers, van wie brigade-generaal J. Hoogenboom als chef de leiding heeft, stippelt de commandant de grote lijn uit, houdt hij toezicht op de gang van zaken en verzorgt hij ook alle lesstof. Hier ook wordt uiteindelijk bepaald wat er als lesmateriaal moet worden aangeschaft, welke systemen er moeten worden gevolgd en wat er kan worden gedaan om het niveau niet alleen op peil te kunnen hoaden, maar om het met de beschikbare middelen zo mogelijk ook geregeld te verhogen. Hier ook wordt bekeken of het „eindprodukt" voldoet. Introductie Voor alle scholen geldt dat de leerlingen die overigens geconfronteerd worden met de meest moderne instructiemethoden, op zeer zorgvuldige wijze worden geïntroduceerd. En eenmaal aan de studie begonnen, daarbij begeleid worden. Daarvoor heeft men extra mensen beschikbaar, zowel op de Koksschool, gehuisvest in de voor de sloop bestemde Doelenkazerne in Leiaen, als in de tot monument verklaarde Chassé-kazerne in Breda, waar we een deel van het Artillerie Opleidings Centrum vinden. Elke school heeft zijn eigen commandant, en eigen staf ook met daarin speciale functionarissen voor de afdelingen personeelszaken, onderwijszaken en logistieke, zeg maar huishoudelijke, aangelegenheden. Nog een bijzonderheid van deze gigantische onderwijsinstelling: alle scholen zijn uniek, in die zin dat er geen tweede of dubbel exemplaar van bestaat. Nieuwe richtingen zijn er natuurlijk ook. Zoals de opleiding voor rij-instructeur. Echt aangepast aan onze tijd. Ook in de al wat oudere opleidingen worden geregeld nieuwe elementen ingevoerd. Zoals in Leiden. Daar krijgen, in twee kazernes, rond de driehonderd, grotendeels dienstplichtige militairen, verschillende opleidingen waaronder die tot menagemeester, hofmeester en chauffeur-kok behoren om er maar een paar te noemen. Het leger heeft daar ook nog echte slagers rondlopen, met vakdiploma en al. En hoewel de Leidse Morspoortkazerne maar een krakkemikkerig gebouw is dat ook op de nominatie staat te verdwijnen, worden daar wel koks voor het loodswezen opgeleid alsmede huishoudelijk personeel voor de gevangenissen. De commandant, majoor H. J. de Grijff, ts daar ergens wel een beetje trots op. Verhuizing Leiden zal overigens niet lang meer plezier aan de Koksschool beleven waar nog heel wat werk voor c(e burgersector wordt verricht in het kader van de hulpverlening en waar heel wat Leidse huisvrouwen graag een kijkje komen nemen. Verhuizing naar de Ripperdakazerne in Haarlem staat voor de deur en uiteindelijk moet men, volgens de plannen, in Appingedam terecht komen. Van Leiden naar Tilburg. Het opleidingscentrum Aan- en Afvoer Troepen, OCAAT, in de Willem II- kazerne. De commandant, luitenant kolonel W. Muller, vertelt in de gastvrije mess boven het poortgebouw, dat overigens niet meer op zware voertuigen is berekend, dat hij hier dienstplichtige onderofficieren, reserve officieren en zowel beroeps- onderofficieren als -officieren opleidt voor de aan- en afvoereenheden. Een studie met vele mogelijkheden. De gediplomeerden kunnen in iedere verkeersstaf functioneren, voorzien tegenwoordig in een grote behoefte en hebben mooie kansen als leiders van expeditie- of transportbedrijven air ze 's Konings wapenrok aan de kapstok hebben gehangen. En vergeet ook dat chauffeursdiploma niet dat straks in 1978 iedereen moet hebben die op een vrachtauto van zeven en een halve ton wil rijden en jonger is dan 26 jaar. Rond driehonderd man op de school en cursussen van vijf dagen tot meer dan twaalf maanden. Waaronder die voor Technisch Specialisten een belanqrijke plaats innemen. Technisch Specialisten komt men overigens in tal van opleidingscentra vrij veel tegen. Het is voor de jonge militair een aantrekkelijke opleiding omdat die hem vele mogelijkheden in het burgerleven biedt nadat hij, met een civiel vakdiploma op zak, is afgezwaaid en voor Defensie legt het gewicht in de schaal dat de dure opleidingen - we kennen er, waar zeker zo'n achtduizend gulden de man in is gestoken - voor vele jaren effect sorteren. De opleidingen zijn, dat kan gerust worden gesteld, natuurlijk wel gedegen en mislukken is bij voorbaat, afgezien van heel bijzondere gevallen, uitgesloten. Van de chauffeursopleiding slaagde onlangs in Tilburg 90 procent van de cursisten, van die voor vervoerder van zeer gevaarliike stoffen zelfs97procent. De commandant van het Rij Opleidings Centrum, kolonel P. W. van Dordt, die in Vught zetelt maar op verschillende plaatsen rijscholen heeft, voor rupsvoertuigen b.v. in Veldhoven, in het fraaie kamp „Prinses Irene", reikt per jaar met zijn mensen in totaal rond de twaalfduizend rijbewijzen uit waarvan elfduizend alleen voor wielvoertuigen en ongeveer duizend voor tanks. Daarvoor zijn dan wel, van Bergen op Zoom tot in Venlo, zeker negenhonderd instructeurs en driehonderd examinatoren dagelijks in de weer. Goede indruk Eigenlijk is de indruk die men van al die scholen krijgt gunstig. De ene kazerne ligl er wat beter bij dan de andere, het ene kamp is ook aanzienlijk fraaier dan het andere. Hier en daar, zoals in Veldhoven, waar wel allerlei goede secundaire voorzieningen zijn tot tennisbanen toe, zit de leerling misschien wel wat ver van de bewoonde wereld af. Soms moet je vijf kilometer lopen naar de dichtstbijzijnde bushalte. Maar doorgaans blijkt dat geen onoverkomelijk bezwaar. Zeker niet voor de allerjongsten die we op de Koninklijke Militaire School in Weert aantreffen. Jongens van zeventien, achttien jaar, in opleiding voor onderofficier. In bepaalde opzichten een zware opleiding want in het eerste jaar valt zeker dertig procent af. In het tweede jaar is dat gereduceerd tot nauwelijks vijf procent en dat is ergens wel uniek. We treffen hief in Weert een Mavo-opleiding aan met een speciaal daarvoor ingerichte school, de Jan Ligthartschool. Een zeer gemotiveerd hoofd, de heer H. Dujardin (34), die er met zijn veertien medeleraren een eer in stelt.de jonge militair iets extra's in het leven mee te geven. Veel audio visuele hulpmiddelen, een goed functionerend talenprakticum met ook weer eens het vak Duits, omdat onze militairen daar zo veel mee te maken krijgen op hun oefeningen. Weert, ja dat ts toch wat de onderofficiersopleidingen betreft een begrip. Alleen in Breda vinden we nog de Hogere Onderofficiers School. Een brok vervolgonderwijs dus. Maar we begrijpen nu wel waarom de commandant van de KMS, kolonel Schreuders. zo qeporteerd is voor de plannen om onderoffieiersstad Weert een echte onderofficiersstad te maken. In Weert zijn bepaalde zaken gewoon uniek, zoals die bibliotheek. Met een gediplomeerde en ervaren bibliothecaris in de persoon van adjudant P. de Jong. die op zijn beurt weer stagiaires opleidt. Een documentatiecentrum om jaloers op te zijn en een fantastische accommodatie. Dat laatste geldt ook voor de onderwijsinstituten die we in Breda vinden. De opleidingscentra voor officieren van speciale diensten in de Seeligkazerne waar luit. kolonel J. IV. Harkink de scepter zwaait. Ook over zo'n stuk of tien aankomende officieren van het Surinaamse leger. Die leidt troepenofficieren op die functies voor langere tijd kunnen vervullen. Denk daarbij aan een officier personeelszaken of aan een administrateur. Niet uitgerekend aan een schade-commissaris, want daarvan hebben we er in ons legerkorps maar In de Seeligkazerne, waar overste Harkink zijn officieren voor speciale diensten opleidt, de anderen zitten op de KMA waar het COKL niets mee van doen heeft, vinden we ook de HOOS. de Hogere Onderofficiersopleiding. Een vorming die niet alleen wapentechnisch is gericht, maar ook is ingesteld op wat van de onderofficier wordt gevraagd in een overlegorgaan, als belangenbehartiger, als iemand d,ie goed geargumenteerd bepaalde ideeën kan verdedigen. Commandant overste W. 't Hart heeft om zijn doel te bereiken excellente mensen. Zoals zijn rechterhand Th. van Essen, majoor en diens ranggenoot A. Horstmeijer, iemand die overigens niet voor niets in het bestuur van de Nederlandse Officieren Vereniginq (pas geformeerd), zit. Die huldigt de stelling dat het mogelijk moet zijn voor iedereen gelijke rechten en mogelijkheden te scheppen. Eigenlijk zijn er nog veel meer opleidingsscholen en kazernes waarin de soldaat, de onderofficier en dg officier gevormd worden. Te veel eigenlijk om op te noemen. Wat accommodatie, wat lesprogramma, wat legering betreft, verschillen ze hier en daar wat van elkaar. Eén zaak hebben ze wel gemeen: de intentie om een goed militair en een uitstekend onderlegd staatsburger af te leveren. Mensen waarop we in alle opzichten trots kunnen zijn. Zoals het er nu uitziet is men er goed" in geslaagd. **4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 23