Hoe denkt de jeugd zelf over haar toe komst? Zie daarvoor pagina 20 en 21 e De Jeugd heeft toekomst... maar is er ook nog een toekomst? Vaste baan? Of niet...! BIJAlQtfK BobBIrza Ton vA Houten Paul Hoviut UuJM. WLStejgw Vormgeving: Ham Schneider |dan veertigduizend jongeren zit- elkaar. In de verte, nauwelijks ir voor de achterste rijen, staat ium en vandaar warrelt de mu- ;r deze tienduizenden jongeren gitaarmuziek, bassen, drums, lisehe klanken. Veertigduizend n luisteren naar de woorden zanger, soms fluisterend, soms >ms schreeuwend in de micro- in popconcert in de open lucht. eren voelen zich er thuis: het is reld, het zijn hun dromen, het is en, deze bizarre bijeenkomst vol i, vol lawaai, vol daverende ak- Voor die ene dag vergeten ertigduizend de werkelijke we* zich heen, waarin zij opgroeien, zij moeten functioneren, zoals raai genoemd w,ordt. Maar valt hen wel iets te functioneren in jiaatschappij, waarmee zij een fors onvrede hebben? Kunnen zij er plaats vinden, met hun eigen dro- met hun eigen idealen, maar |l met hun eigen kijk op deze maat- |pij? Straks worden de gitaren en ums weer opgeborgen, de'popgroe- eizen af naar een andere omge- naar een nieuw concert. De veer-. ,izend blijven achter, ieder in hun omgeving. Op weg naar hun eigen mst, of ze willen of niet. De jeugd heeft de toekomst: dat klinkt ook in allerlei vormen door in de mu ziek, die hun in de ban houdt: wij jeugd hebben de toekomst. Is dat wel zo? Heel wat jongeren hebben zich al afge vraagd, of er nog wel een toekomst is. In de vele opstellen, die wij ontvangen hebben op onze vraag aan scholieren van alle soorten onderwijs klinkt dit menig keer door: „Wat is eigenlijk mijn toekomst? Werkloosheid? Kan ik wor den wat ik graag wil? Hoe ziet de wereld er straks uit? Vragen, die nauwelijks te beantwoor den zijn, noch door de leraren, van wie straks met een handdruk afscheid wordt genomen. Noch door de ouders, die zelf vaak tobben met hun eigen al wat korter geworden toekomst. Noch door adviseurs, die niet weten, hoe het. er morgen zal uitzien. Het gigantische Amerikaanse reclame bureau McCann-Erikson heeft onlangs naar de toekomst van de jeugd een on derzoek ingesteld. Het kreeg van vele jongeren het volgende antoord: „Het is moeilijk in zo'n chaotische wereld je toekomst ook maar enigszins zelf te plannen". Maar dan spreken deze jon geren meer in het algemeen, want wan neer gevraagd wordt, wat de jongeren over hun eigen toekomst denken, dan hoort McCann tot zijn verbazing van ze ker veertig procent van de ondervraag den: „Voor mijn veertigste jaar hoop ik al alles bereikt te hebben van wat er in het leven te bereiken valt". Wat moet men daarmee dan aan? Tal van jongeren zijn eigenlijk bang voor de toekomst, hun toekomst. Dat is vaak de achtergrond van hun soms pes simistische kiik, op wat hen straks na de school te wacnten staat. Toch weten er al heel wat wat hen te wachten staat. Een groot aantal van hen immers heeft tijdens hun schooltijd al. bijbaantjes gehad en heeft in verschil lende schoolvakanties al gewerkt. De meeste scholieren verdienden er be hoorlijk wat zakgeld bij als weekend hulp in een winkel bijvoorbeeld, of als kranten- of folderbezorgers, huishou delijk werk, babyzitten, werken in tuin derij of kwekerij, garage, aannemers bedrijf en in de administratie. Maar wat ze precies willen worden, dat is wel de vraag. En vooral: Kan ik wor den wat ik graag zou willen worden, is wellicht nog belangrijker. „Niet iedereen kan zijn zin krijgen", zei staatssecretaris De Jong van Onderwijs een paar weken geleden. Nauwelijks tien jaar geleden was dit wel anders. Toen bleek namelijk, dat zeker 85 pro cent van de schoolverlatende jongeren, die waren gaan werken, iets hadden ge vonden wat naar hun zin was. En om dat laatste gaat het namelijk. Een groot aan tal jongeren heeft een bepaalde keuze gemaakt en wil daarvan nauwelijks af wijken. Begrijpelijk overigens, omdat men vaak kijkt naar de directe belang stelling voor een bepaald beroep. Maar al meer dan eens is gebleken, dat naast de directe belangstelling voor een be paald beroep, er ook een zogenaamde afgeleide belangstelling kan groeien. Naar een beroep bij voorbeeld dat dicht komt bij de oorspronkelijk gedachte functie. Dat komt nogal eens voor in de handel, in de administratieve sector, bij de dienstverlenende bedrijven. Boven dien krijgt men in tal van sectoren van het maatschappelijk leven nogal eens te horen dat men in het bedrijf of bij het instituut waarbij men gaat werken, een verdere opleiding kan krijgen in de ge wenste beroepsrichting. Temeer, om dat tal van sectoren in het maatschappe lijk leven nog altijd zitten te springen om jonge krachten. „Jonge, veelbelo vende krachten", zoals dat dan ge noemd wordt. Het kan soms merkwaardig lopen in het maatschappelijk leven. Onlangs is grote beroering ontstaan over de dreigende frote werkloosheid in het onderwijs, hans zijn plannen in voorbereiding, die ervoor moeten zorgen, dat niet al leen deze dreigende werkloosheid wordt bedwongen, maar dat zelfs nieuwe plaatsen worden geschapen. Dit als antwoord op de vragen in verschil lende opstellen, of men nog wel voor kleuterfeidster(leider) of onderwijzer kan gaan studeren. Zo zij n er meer voorbeelden: in de bouw bijvoorbeeld, waar men schreeuwt om behoorlijk opgeleide jongeren. In de achter ons liggende jaren is het aantal werkoze jongeren, ook onder de schoolverlaters, erg hoog geweest. Het heeft zelfs geleid tot allerlei acties van de vakbeweging, van politieke partijen, van jongerenorganisaties. Als gevolg daarvan is men er over de gehele linie van overtuigd geraakt, dat de werkloos heid vooral aan de jongeren zoveel mo gelijk voorbij meet gaan. Want wie al met lege handen moet beginnen raakt steeds verder achterop. Daarom zijn er tal van projecten opgezet en in ontwik keling om iongeren te kunnen helpen, te kunnen begeleiden en te kunnen ad viseren. Het zal echter lang niet altijd mogelijk zijn, om te kunnen voldoen aan iedere wens, om een bepaald beroep te willen uitoefenen. Dat geldt voor verdere stu die, dat geldt voor hen, die direct na de .school willen gaan werken. Vandaar, dat jongeren steeds meer rekening moeten gaan houden met het verande ren van beroep in de toekomst. Som mige deskundigen hebben al vastge steld, dat dit misschien wel meer dan één keer in het leven van iemand zal moeten gebeuren. Gelukkig hebben tal van jongeren meer interesses gekregen, uit zichzelf of op advies, omdat zij aan leg hadden voor meer dan een vakrich ting. Bij andere jongeren kan ontdekt worden, dat zij eigenschappen hebben voor bepaalde beroepsrichtingen, waar aan zij wellicht zelf nog nooit gedacht hadden. Daarvoor is echter wel nodig, dat men bij de juiste adviesinstanties terecht komt. Arbeidsbureaus bijvoorbeeld we ten er veel van, ook vakorganisaties en werkgeversinstanties kunnen hierover veel inlichtingen verstrekken. Er zijn zelfs bedrijven of instellingen in de dienstverlenende sector, die iongeren een betaalde opleiding in een bepaalde richting geven. Heeft de jeugd werkelijk nog toekomst? Het zal van de jongeren veelal zelf af hangen, hoe die toekomst eruit zal zien. Welke eisen stelt men aan het leven? Ie der mens zal daarop zijn eigen ant woord geven. Dat geldt ook voor een baan. De vraag bijvoorbeeld of werken alleen zaligmakend is, blijkt voor heel wat mensen allang beantwoord te zijn. Volgens allerlei onderzoekingen van de laatste jaren wijst namelijk een toene mend aantal werkende mensen dat be grip „mijn werk is alles voor me" beslist af. Niet dat zij niet graag werken, na tuurlijk wel, maar het werk valt bij hen in dezelfde categorie als andere bezig heden: vrije tijd, vakantie, gezellig uit gaan en dergelijke. Werk wordt dan een onderdeel van het gehele leven, geen hoofdzaak. De meeste psychologen en medici menen, dat deze iaatste opvat ting het gezondst is, omdat zij even wicht brengt in het menselijk leven. Niet het één overheerst, ook niet het an dere. Maar het totaal aan activiteiten vormt bij deze mensen „Het Leven". Het is daarom geen wonder, dat het al ternatief voor het oude begrip „wer ken" groeit. Een groot aantal mensen is meer dan tevreden met part-time-werk en wenst persé geen volle weektaak meer. Anderen zoeken het in werk via uitzendbureaus. Daarmee te kennen gevend, dat zij niet alleen willen leven om zoveel mogelijk geld te verdienen, maar dat zij met het verdiende geld vol doende hebben om naar hun eigen idee ën „een gelukkig leven te kunnen lei den". De enorme bloei van de uitzendbureaus geeft aan, dat dit begrip steeds meer veld wint. Hetzelfde geldt ook voor de discussies over de „twee krachten óp een stoel". Dat wil zoveel zeggen als twee mensen voor één arbeidsplaats aantrekken. Daarmee kan niet alleen de werkloosheid sterk teruggedrongen worden, maar komt ook de moderne fi losofie duidelijk naar voren: werken is- niet alleenzaligmakend, maar wel zo> goed mogelijk weten te'leven. Arbeid. adelt is geworden tot „het leven adelt". Vandaar ook de hang naar de volwassen educatie: ons levenlang blijven leren. En de aandacht, die voortdurende scho ling en herscholing krijgt. Geboren uit de nood der tijden worden deze begrippen thans gemeengoed. Zo danig zelfs, dat zij ook door de overheid steeds meer gebruikt worden om aan te geven dat men nooit te oud is om te leren; nooit te oud is om zichzelf opnieuw te scholen; nooit te oud is om desnoods wat an ders aan te pakken. Het is bij dit alles geen wonder, dat vol gens allerlei onderzoekingen van de laatste tijd zeker vijftig procent van de hoger geschoolden (academici, hoger beroepsonderwijs) ten minste één keer van baan veranderen. Sommigen doen dit, om meer te kunnen verdienen, an deren veranderen van betrekking van wege het werkmilieu, de sfeer, maar ook het werk, dat hen elders meer aan trekt. Duidelijk is echter, dat naast het werk, dat belangrijk blijft, de vrije tiid steeds belangrijker gaat worden. „Plichtsbe sef" is er natuurlijk nog wel maar niet meer in die betekenis dat zij al het an dere in het leven in de schaduw stelt Vooral bij jongeren en de zogenaamde beter opgeleiden neemt de behoefte aan vrije tijd steeds meer toe. Dit is natuurlijk geen pleidooi om het werk maar het werk te laten. Integen deel zelfs. Want dezelfde onderzoekin gen wijzen verder uit, dat de behoefte aan het steeds meer willen verdienen gaandeweg eveneens aan het afnemen is en dat de behoefte aan meer vrije tijd voor anderen weer werkmogeliikheden schept die voorheen onbekend waren. Vooral in de dienstverlenende en de maatschappelijk-culturele sector is dit het geval. Len sector, die sterk in bewe ging is en steeds meer mogelijkheden ontdekt en schept.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 17