Vara's
ongekroonde
dauwtrapper
geeft
na
23 jaar
de pijp
aan
Maarten
er ook al achter gekomen. Die zeggen niet voor
niets: „Als je maar geduld hebt, komt de dag,
dat ze je doodsvijand langs je tent dragen."
Alles is relatief."
BINNENVETTER
Garthoff, een geboren binnenvetter, die het
liefst in zijn eentje opereert kreeg nationale
bekendheid, toen hij in 1957 presentator werd
van het razend populaire televisieprogramma
„Anders dan anderen". Hij hield het tot 1962
vol en confronteerde in die vijf jaren zeventien
keer een verbijsterde vaderlander met zijn
verleden. Als de grote elektronische illusionist
toverde hij doodgewaande vrienden en verge
ten liefdes uit het niets en bouwde hij rondom
de hoofdfiguur een bonte familiereünie op.
Waarom hij er indertijd abrupt mee gekapt
heeft? Hij schudt zijn hoofd, vindt het eigenlijk
een overbodige vraag. „Omdat ik er geen trek
meer in had. „Anders dan anderen" en later
de radioversie „Dit is uw leven" waren uitput
tingsslagen. waarin je telkens met grotere troe
ven voor de dag moest komen. De kijkers
zaten ademloos te wachten op een inmiddels
honderd jaar geworden meester uit de tweede
klas of een verstoten kind, dat naar Australië
was geëmigreerd. Op een gegeven moment
hadden we bijna alles gehad en waren we
eraan toe om in het pakijs van de Zuidpool
te gaan spitten naar net niet overleden bloed
verwanten. Toen werd duidelijk, dat de formu
le passé was. Bovendien vond ik, dat we op
een oneerlijke manier aan het werk waren. Je
had de pretentie, dat je een levensecht televi
sieportret maakte, maai- innfeite belazerde je
zo'n slachtoffer. Je retoucheerde de schaduw
kanten uit zijn leven bewust weg, wandelde
losjes over verdriet en kommer heen. Maar
ondertussen zat zo'n slachtoffer in de stoel wel
peentjes te zweten. Want die dacht: „Als Gart
hoff al zoveel uit mijn leven naar boven heeft
gespit, zal hij de minder aardige kanten ook
wel weten." Dat was de grote leugen, die ik
op een gegeven moment niet meer kon verdra
gen."
JEUGDLIEFDE
De radio, zijn eeuwige jeugdliefde, won het bij
hem uiteindelijk met glans. En in de Hilver-
sumse dreven werd hij de matineuze blijkijker,
die weer of geen weer elke zondagmorgen de
strijd aanbond met dreunende kerkorgels en
luide koorzang. Terugkijkend op 23 jaar na
tuurgetrouwe babbels onderscheidt hij drie
periodes: „In het begin ging het allemaal zorge
loos, verhalen over de bloemetjes en de bijtjes,
die toen nog nauwelijks bedreigd werden.
Daarna kwam de aggressie, werd de toon van
het programma feller en begon ik aan te
klagen: de ellendelingen, de milieuverpesters
verwoesten de aarde. Handen af van moeder
natuur. Vervolgens bereikte ik het stadium van
overleg. We realiseerden ons: de vervuilers zijn
onder ons, met hen zullen we moeten leren
leven en zij met ons. Ik ben tijden lang als
een gedrevene van leer getrokken, gebruikte
kreten als „Europoort-Euromoord." Maar daar
kun je niet eeuwig mee doorgaan. De mensen,
die naar mijn programma luisterden, deden
dat doorgaans horizontaal onder de warme
dekens en waren nog niet wakker genoeg voor
een stroom keiharde kritiek, die twee uur
doorgolfde. Ze verwachtten een rustig, vrien
delijk programma. En dat heb ik ze gegeven.
Ik heb ook niet het idee, dat „Weer of geen
Weer" de mentaliteit van de mensen ingrijpend
heeft veranderd. Ik heb hooguit een bijdrage
geleverd tot meer milieubewustheid. Maar als
ik het niet had gedaan, was het wel op een
„Ik heb niet het idee,
dat Weer of geen Weer
de mentaliteit van de
mensen ingrijpend heeft
veranderd, ik heb hooguit
een bijdrage geleverd
tot meer milieubewustheid,,
zit er dan toch op: Bert Garthoff, Vara's
radio-actieve dauwtrapper is na 23
irt 4 mosgroene seizoenen uitgepraat en
firt zichzelf vrijwillig het donkere bos van
A.O.W. in. Morgenochtend om half acht,
tint hij, weer of geen weer, aan'zijn laatste
erklus, waarvoor hij gewoontegetrouw in
ochtendschemering naar de Vara-studio zal
pizen. Waarschijnlijk draagt hij op die stil-
weemoedige ochtend zijn mosgroen kos-
inet kniebroek, geitewollen sokken en
htleren trappers, want in die ijzersterke
lit voelt hij zich het jofelst bij het vrolijk
jommentariëren van alles wat leeft en
pit en hem en zijn trouwe aanhang van
fineuzc luisteraars een generatie lang heeft
leid. Zijn radioprogramma hoorde even
ismakeiijk bij de vaderlandse zondagmor-
I als het luiden van kerkklokken en het
(en van gewijde liederen.
laarom zal het voor ons volk van bijbelvas-
avelstaarders moeilijk zijn om te wennen
het idee, dat Nederland voortaan op eigen
atief op zoek zal moeten gaan naar de
e wulp en de reine dotterbloem. Ruim
(kwart miljoen vaste luisteraars stemden,
week op de dag des Heren om half acht
p de zender, die de Vereniging van arbei-
radio-zendamateurs twee uur lang be-
kbaar stelde voor het omroepen van na-
zuivere boodschappen en vrolijke weerbe-
ten. Bijna twaalfhonderd keer gaf Gart-
ook het speelse woord aan de weledelzeer-
prde flierefluiter Fop I. Brouwer en aan
klimatologische knutselaar Gerrit Eeren-
j. die aan de hand van informaties van de
ènaar in het midden des lands en de
in het Brabantse Alphen altijd feilloos
te melden, welke natte dweilen boven de
fden van gans een volk hingen.
mooi geweest. Het is drommels mooi
;st. Maar het is nu toch welletjes, meent
;hoff. „Je moet weg wezen als het feest
fijn is," zegt hij berustend, „je moet
ppen, als de mensen teleurgesteld reage-
met een „hè. wat is dat nou jammer."
ra je hoort: „Vorig jaar vonden we het toch
e met een vrijwel gelijkluidende inhoud. „Ga
r, smeekte men, „zonder uw programma
.en we die saaie zondag helemaal niet meer
7." Leuke reacties, maar ze hebben mijn
uit om te stoppen toch niet kunnen beid
den.
s IPOVERLIES
tieb er trouwens geen enkele moeite mee
een punt te zetten achter Weer of geen
De VARA had me voor hetzelfde geld
uen vragen om het nog een tijdje als
^nsioneerde schnabbelaar vol te houden.
ik ben blij, dat een dergelijk verzoek mij
bereikt heeft. Ik voel me weliswaar geen
can 65, maar ik begin langzamerhand
te merken, dat mijn tempo afzakt, mijn
igstelling voor de dingen om me heen
ft en mijn nieuwsgierigheid is niet
zo oeverloos als in de vijftiger jaren.
Ibetekent overigens niet, dat ik van de ene
|op de andere een uitgebluste Dreestrekker
i, die amechtig achter de geraniums met
bezig is. Daar ben ik net even een te
fig baasje voor. Het enige, wat uit mijn
verdwijnt, is de spanning van het weke-
heilige moeten. Mijn werk zal voortaan
ustige hobby van een vlijtige doe-het-zelver
den. Ik ga wat natuurfilms inspreken, ik
eer wat te reizen en zal eindelijk tijd
en om de honderden boeken te lezen, die
vrouw en ik in de loop der jaren verza-
hebben en die nog steeds ongelezen in
ast staan.
komt er ook nog een reeks van zes
fiews. die Tonny van Verre met me heeft
aakt. Van Verre is een begenadigde radio-
r, die als geen ander de kunst verstaat
[mensen hun geheimen te ontfutselen. Hij
ruikt daarvoor een speciale methode, waar-
hij achteraf zijn eigen vragen wegknipt. Je
krijgt op die manier het idee, dat je luistert
naar een eindeloze monoloog met telkens twee
maten rust ertussen. Ik had danig moeite met
dat procédé, want ik had steeds het benauwen
de gevoel, dat ik zat te praten met een schaar
in mijn achterhoofd."
EDELFIGURANT
Garthoff, die zich bij toerbeurt „een ongebre-
vetteerde dominee" en „een zeer groene jon
gen" noemt is geboren in Amsterdam, „een
stadsmens met een moedernatuurcomplex der
halve." In de hoofdstad ging hij ook op school
en studeerde hij sociografie. Omdat hij echter
meer belangstelling had voor toneel en als
student de meeste avonden te vinden was in
de schouwburg, waar hij te midden der grote
geesten als Van Dalsum en Saalborn excelleer
de als edelfigurant, bleef de doktersbul voor
hem even onbereikbaar als het lappenkonijn
voor een hazewindhond.
Begin 1937 Nederland stempelde zich wan
hopig door de crisis en zag ondertussen de
oorlogswolk naderbij drijven, kreeg hij van
zijn vader een enkele reis Batavia en een
handvol introducties voor handelsfirma's in de
gordel van smaragd. „De dag na aankomst
ging ik als baru, als een grasgroene toean
blanda naar het toilet en daar vond ik na
gedane zaken nergens een rol wc-papier. Ter
wijl ik me daarover mateloos zat te verbazen
reikte iemand me over de klapdeur behulp
zaam een krant aan. En aan dat gebaar heb
ik in feite mijn carrière te danken. In die krant
las ik namelijk een advertentie, waarin een
omroeper werd gezocht naar de Nirom. Ik
solliciteerde gelijk en werd waarschijnlijk op
mijn eerlijke gezicht aangenomen.
En toen begon het lieve oostindische leven. Ik
was omroeper, stelde muziekprogramma's sa
men, schreef cabaretteksten, die ik zelf uit
voerde, repareerde kapotte apparaten in de
studio en gaf feilloos de doelpunten door bij
voetbalwedstri j den
Toen kwam de Jap het feest bederven. Ik was
al in de dertig op het moment, dat ik het
mannenkamp indraaide. Een goeie leeftijd om
zo'n rot ervaring mee te maken, waarbij je
geestelijk en lichamelijk tot op het bot wordt
uitgekleed. Ik heb daar ook leren incasseren;
ontdekt, dat je met geduld vaak verder komt
dan met driftbuien. Van nature ben ik snel
op mijn tenen getrapt, maar door dat verblijf
in het Verre Oosten ben ik de wereld een stuk
milder gaan bekijken. Mensen, die op zulke
breedtegraden geboren zijn, weten, dat opwin
ding nergens voor nodig is. De Arabieren zijn
"ff i> S
andere manier gebeurd. De ontwikkeling was
er op een gegeven moment gewoon rijp voor.
De invloed van zo'n radioprogramma valt ei
genlijk nauwelijks te meten. Je hoopte er elke
week het beste van, maar ether blijft een
vluchtige materie. Het gaat het ene oor in en
het andere uit. Als je „Weer of geen weer"
op de keper bekijkt is het alleen maar gearti
culeerde lucht geweest."
LEO THURING