Franciscaan
Maarschalkerweerd heeft
40 jaar geestelijk gebokst
Bonny moest drastisch aan de lijn
STAD/REGIO
LEIDSE COURANT
ZATERDAG 1 APRIL 1978 PAGINA 5
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij telefonisch vertel
len wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon is 071-122244; u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
„Wekelijks verschijnt in de Leidse Courant de rubriek:
„Hond zoekt buis". In deze rubriek wordt een bond beschre
ven die in bet asiel verblijft om daar een zekere dood
tegemoet te gaan, tenzij bet dier een goed tehuis vindt. De
in de rubriek beschreven bonden zijn alle door bondebezit-
ters naar het asiel gebracht. Om uiteenlopende redenen,
vaak begrijpelijke, maar soms ook volslagen onzinnige. De
in „Hond zoekt buis" beschreven dieren zijn alle goed
gezond, hebben een wormkuur ondergaan en zijn volledig
ingeënt. Tegen betaling van ca. 60 gulden ten bate vah
zwerfdieren zijn zo af te balen. Adres: Nieuw Leids dierena
siel. Besjeslaan 6b, Leiden, tel. 131670. Geopend di t/m vr.
10.00-12.00 en 14.00-17.00 uur. Zaterdags van 10.00-12.00 en
14.00-16.00 uur. Zondags en 's maandags gesloten.
Pastoor Maarschalkerweerd:
„Vechter op alle fronten"
verzorgde hij geestelijk de
katholieke dienstplichtigen
van genie en veldartillerie.
„M'n bazen dachten: die mili
taire dienst is echt iets voor
Maarschalkerweerd. Ik zei:
kom nou, neem liever een jon
gere. Maar ze konden niemand
anders vinden. Nou, toen
moest ik als gardiaan van
Stoutenburg (waar ze me een
stel novicen op m'n dak stuur
den) aftreden om bij de solda
ten te kunnen intreden. Ik was
al gewend, opgepakt te wor
den en ergens anders te wor
den neergezet. Ik zat eigenlijk
overal goed, maar dan kwam
er weer een overste met een
lumineus idee, en dan ging je
maar weer. Ja inderdaad, al
was het als inspecteur van op
te bouwen of te herstellen hui
zen. Zeven jaar ben ik aalmoe
zenier geweest. In m'n pij
stapte ik de kazerne binnen.
Dat hadden ze nog nooit ge
zien, maar ik had niet eens een
zwart pak. Ik was helemaal
„buitenmodel", want ik was
breed en geen uniform paste
me".
„Maar goed, het was een vrij
rusteloos leven. Ik ging mee
schieten op de Lunenburger-
heide, al was het soms 10 gra
den onder nul, zodat je warme
soep bijna bevroor. Het was
één van de hoogtepunten, die
militaire dienst. Verdomd leu
ke tijd, al was het niet eenvou
dig. Ze waren nijdig, toen ik
weg moest. De commandant
vroeg: wil je weg? Ik had best
willen blijven. De comman
dant maakte er werk van:
maak je maar niet druk, het
komt best in orde. Toen hij
met vakantie ging, kwam m'n
nieuwe benoeming binnen. La
ter zei de commandant: nou,
van die katholieken krijg ik
geen hoogteMaar als fran
ciscaan of wat voor priester
ook is het net als in het leger:
aan de top zeggen ze „ga" en
dan ga je".
Ook Gouda was een prettige
maar zorgelijke tijd. Daar
werd pater Maarschalker
weerd in '61 pastoor. Er moest
een nieuwe kerk worden ge
bouwd, in Gouda-Noord. „Tja,
iedereen ging toen nog naar de
kerk, in Gouda, dat vanouds
een franciscaanse plaats is. In
'67 werd ik gardiaan (klooster
overste) in Maastricht. Er
moest een groot klooster wor
den verkocht en een nieuwe
kleinere behuizing gezocht Ik
deed daar m'n zaakjes op
nieuw, tot ik in '70 benoemd
werd als pastoor van de Leo-
nardusparochie in Leiden. Mij
is nooit gevraagd: wat wil je?
Alles was een verrassing.
Maar ik kon me wel vrij ge
makkelijk verplaatsen in een
nieuwe omgeving".
Pastoor Maarschalkerweerd
heb ik even mogen observe
ren. Joviaal, hartelijk, ogen
schijnlijk behept met een zeke
re scepsis die mild is gewor
den door z'n persoonlijk ge
loof. Het was vechten op aller
lei fronten, soms tegen de bier
kaai, niet zelden tegen beter
weten in, maar steeds met een
ideaal voor ogen. Wat een vak.
Priester. We noemden het
Bonny, niet raszuiver maar wel verschrikkelijk lief.
De dalmatiër werd een maand of acht
geleden door de politie Leiden bij het asiel
binnengebracht Wat er precies gebeurd
is, weet niemand. Bonny is hoogst waar
schijnlijk van huis weggelopen en heeft
de weg terug niet meer kunnen vinden.
Aan geluk ontbrak het Bonny echter niet,
want na korte tijd werd hij alweer afge
haald. Zijn nieuwe huis stond in Apel
doorn. Daar heeft Bonny de tijd van zijn
leven doorgebracht, want toen hij terug
kwam was hij moddervet en aardslui ge
worden.
Hoe leuk het ook voor hem was, gezond
kan het in geen geval geweest zijn. Een
hond van (toen) twee jaar oud moet li
chaamsbeweging hebben. Als reden van
afstand werd opgegeven dat Bonny's baas
hele dagen moest gaan werken en daarom
zijn hond moeilijk ih zijn bezit kon hou
den.
Sinds 11 maart, de datum waarop Bonny
weer aan het asiel werd afgestaan, is zijn
omvang weer enigzins tot redelijke pro
porties teruggebracht Het enige vet wat
nog over is, zit in de buurt van Bonny's
schouders, maar ook dat zal zeer binnen
kort verdwenen zijn. Dan is Bonny weer
helemaal de hond die hij behoort te zijn.
Zeker gezien zijn leeftijd. Tweeënhalf jaar
is nu niet bepaald een leeftijd waarop je
er al als gezapige dikzak hoort uit te zien.
Dalmatiërs zijn honden die veel moeten
bewegen om gezond te blijven. Zoals trou
wens voor iedere hond maar voor de
Dalmatiër in het bijzonder. Voor Bonny
moet dan ook veel ruimte beschikbaar
zijn, en niet alleen buitenshuis. Al te
kleine kinderen wordt afgeraden zich met
Bonny op te houden aangezien zij dan de
kans lopen door de relatief grote hond
tijdens het spel gewoon omgegooid te
worden.
Over Bonny's uiterlijk hoeft weinig meer
verteld te worden. Ook Bonny beant
woordt aan het signalement „rijst met
krenten". Eén bijzonderheid is echter dat
de krenten bij Bonny bruin in plaats van
zwart zijn. Een geslaagde variant. Ook de
hangoren van Bonny zijn gespikkeld in
tegenstelling tot zijn soortgenoten die wel
raszuiver zijn en waarbij de oren een
effen zwarte kleur hebben. Als een soort
vergoeding hiervoor heeft Bonny echter
één van de liefste karakters die men ooit
bij een hond zal tegenkomen, en dat is
ook heel wat waard
BART SPIJKER
Nog een tijdje zitten we in de priester
jubilea. Een handje vol gouden fees
ten rond de orde van Melchisedech,
wat meer 40-jarige gewijden en naar
gelang het dalen der dienstjaren nog
wat meer gezalfden des Heren, maar
over een jaar of twintig kunnen we
de juichtonen en feestsigaren wel ver
geten. Wie dan nog bekleed is met de
priesterlijke waardigheid van de Hei
lige Roomse Kerk is een roepende in
de woestijn. Daar lijkt het althans op.
Volgens mijn gevoelens en volgens de
krommingen der grafieken gaat het
catacombewaarts met de kruinsche
ringen die dertig jaar terug nog inslag
waren. Toen werden de herders op
hun oudere dag ingehaald met bruid
jes en na de heilige dienst voorzien
van tastbare eerbewijzen ter geestelij
ke sterking en verdere versteviging
van het lichamelijk welzijn, wat niet
zelden uitliep in een buikige ronding
waarop de sjerp bleef hangen.
„Een juichtoon, een lied
Wat is daar nu nog van over?
Ik zat van de week even met
pastoor C.J.P.J. Maarschalker
weerd te praten. Cor Maar
schalkerweerd, Minderbroeder
en pastoor van de parochie
van de Heilige Leonardus
Portu Mauritio in Leiden. Ooit
heeft een zekere Leonardus bij
de haven van Mauritius geze
ten, hetgeen deze Leo een eind
geholpen heeft op de weg naar
heiligheidMinderbroeder
Maarschalkerweerd wil daar
niet bij stilstaan. Ik krijg van
hem de indruk, dat-ie vindt
dat Leonardus dat helemaal
zelf heeft moeten weten. We
hebben tegenwoordig wel wat
anders aan ons hoofd. Heilig
heid is niet meer zo'n uitdruk
kelijk vereiste. Je vertrouwt
op het „gezonde verstand" van
onze Heer die wel met onze
menselijke ontwikkeling mee
wil gaan. Of niet, natuurlijk.
Dat moeten we maar afwach
ten. Maar dat zal best meeval
len, verwachten wij.
Ik vergat bijna te vertellen,
dat de franciscaanse pater
Maarschalkerweerd op 1 april
(dat is geen „joke") z'n veertig
jarige priesterfeest viert. En
dan betekent „priester" voor
mij nog „priester"; een oud
testamentische kwalificatie
met een „nieuwe" na-Paselijke
benadrukking. Dat kun je ge
loven of niet. Als je daar wèl
in gelooft, breekt de zon nog
steeds door: met een beetje
„priester" om je heen red je
het nog een eind, naar je aard
se grens. Daarna weet nie
mand het meer. Ook Cor
Maarschalkerweerd niet. Hij
heeft het laten aankomen op
genade, een beetje medewerk
ing, eigen werkzaamheid en op
uitzicht op de toekomst. „So
demieters, het is eigenlijk best
goed geweest, tot nu toe
Pastoor Maarschalkerweerd
heeft armslag genoeg in de
pastorie die beantwoordde aan
de eisen van ht Rijke Roomse
Leven. De uitdunnende "clere-
zij" verdrinkt erin, met een
paar inwonenden, onderwie
64-jarige medebroeder in de
zielzorg, pater Gondrie. Jubila
ris Maarschalkerweerd is 65,
en voor twee jaar heeft hij
kunnen laten „bijtekenen".
Omtrent die leeftijd mag je
?en stukje gaan terugdromen;
ie bisschop, die zuinig moet
zijn op z'n herders, wordt be
dankt.
Inmiddels heeft de pater er
veertig gezegende en minder
gezegende jaren opzitten, na
dat hij in 1938 priester was
gewijd. Tijdens de bezetting
stijd was hij kapelaan in Den
Haag, in het „Sperrgebiet" van
Clingendaal. In die buurt
stond de Paschaliskerk ver
eenzaamd. Alleen de pastoor
en één kapelaan (dat was toen-
dertijd verschrikkelijk weinig)
mochten van de Duitsers - die
het druk hadden met de V 2
en de bewaking van rijkscom
missaris Seys Inquart - blij
ven. Bombardementen waren
er bijna aan de orde van de
dag; het kerkdak had daarvan
kunnen meepraten. „Het water
liep de kerk in en ik kroop op
het dak om het te repareren.
Zowat om het kwartier had je
luchtalarm en de pastoor in de
zenuwen: Maarschalkerweerd,
kom van dat dak af. Maar
daar kon ik niet aan beginnen,
dus kroop ik maar een beetje
weg daarboven terwijl er weer
zo'n eskad?r boven m'n hoofd
Pater Maarschalkerweerd was
van alle markten thuis. Dat
moest hij wel zijn, want z'n
overheid zag overal emplooi
voor hem. Zo werd hij eco
noom van het klooster Alver
na in Wychen, een francis
caanse bakermat die na de
bevrijding door de Canadezen
gebruikt werd als „transit
camp". Nadat deze bevrijders
stopten met hun „doorvoer",
kon Maarschalkerweerd de
zaak opknappen. Een paar
jaar was hij „inspecteur" van
de franciscaanse huizen en in
'51 begon de pater te werken
aan de afbouw van het oude
herenhuis Stoutenburg, achter
Amersfoort, dat een klooster
moest worden. Hij klaarde het
allemaal. Misschien ook al
dankzij z'n lakonieke instel
ling. Pater Maarschalkerweer-
d's hele gezicht zegt: je moet
nergens te zwaar aan tillen.
In 1954 had „het leger" hem
nodig. Hij werd aalmoezenier
(bezoldigd majoor), van de pa
rate troepen in Weer. Als „aal"
die ze maanden en maanden
aan het opbreken zijn. Maar je
moet blijven werken. We leven
in een tijdperk van overgang
naar een lekenkerk; niet-pries-
ters zullen meer en meer moe
ten over nemen. Dat is geen
nieuws meer. Maar het blijft
verantwoordelijkheid aanle
ren, want het is geen priester
zaak meer zoals vroeger. Dit
onze mensen aan het verstand
brengen is moeilijk. Nog
steeds heerste het idee: daar
zijn ze (priesters) toch voor.
Het is een moeizame ontwik
keling hier: men bindt zich
moeilijk. Na twee jaar moet je
weer naar anderen in bepaal
de groepen zoeken. Het zou
handiger zijn, als de groep
(bijvoorbeeld de Liturgie-
groep) zichzelf aanvulde. Er
vallen eruit en dan mag jij
erop af: wil jij erbij? Of jij?"
Het risico is er, dat je als
priester-op-zoek dezelfde men
sen altijd en overal voor moet
strikken: „voor die inzet wordt
nog te weiniggevoeld", meent
de pastoor. „Ik ben nu zelf 65
en pater Gondrie is 64. Ga
daar toch maar aanstaan. Nor
maal zou ik al opa zijn. Je zou
jongeren moeten hebben".
Over de medewerking van de
scholen is de pastoor best te
spreken, die is prachtig, „ze
doen ook enorm veel, op die
scholen". Zo zijn er pastorale
zorgen („maar daar heb ikzelf
om gevraagd") in overvloed.
Maar het wordt vanaf zondag
1 april een blije feestweek in
de parochie. Echt francis
caans, zou je kunnen zeggen,
met veel mensen eromheen.
„Waarom ik franciscaan ben
geworden? Ach, m'n oom was
franciscaan; zoiets slaat gauw
over als je met priesterideeën
rondloopt. Je ziet iets in die
mensen, je wordt dan voor je
gevoel bijgelicht door de fak
kel die Franciscus heeft aan
gestoken. Nou ja, en dan die
oom hè. Op zo'n manier word
je vanzelf franciscaan, niet
waar. Als ik opnieuw zou kun
nen kiezen? Zoiets is in wezen
een domme vraag, want er
valt niets meer te kiezen. Er
zijn enorme veranderende om
standigheden; daar kun je
niets van zeggen. Nu zouden
die paters helemaal anders be
ginnen. In groepen bijvoor
beeld. Bij de jongeren in onze
orde wordt al teruggegrepen
naar de oorsprong: wat is de
bedoeling van Franciscus ge
weest? Wat betekent dat voor
deze tijd? Er zijn experiment-
groepen met jonge francisca
nen om scherper het francis
caanse ideaal naar voren te
brengen".
De franciscaanse blijheid is er
nog steeds, „al hou je steeds
hier en daar je „bokken" er
tussen door. Zelf ben ik, zeg
maar, zo'n ouderwetse opti
mist. Ik geloof nog steeds in
die Kerk, die buiten de muren
treedt en moet veranderen in
de lekenrichting. Het is geen
kwestie van doodbloeden; het
Mystieke Lichaam blijft, want
Gods geest waait waar hij wi-
1
Om de sleur eens een beetje te doorbre
ken beginnen we maar met wat doorgaans
het laatste genoemd wordt. De hond van
vorige week. Trix, het parmantige zwarte
hondje dat zo graag achter de schapen
aanzat, heeft tot nu toe niet veel geluk
gehad. Hoewel het er aanvankelijk wel op
leek. Zaterdagmiddag telefoneerde een
niet weinig enthousiaste heer met het asiel
in verband met Trix. Er werd een af
spraak voor de daarop volgende dinsdag
gemaakt, maar wie er op die dag ver
scheen, geen nieuwe baas voor Trixi. Mis
schien was hij verhinderd, maar waar
schijnlijker is dat hij zich bedacht heeft
En daarmee beging hij een fout want Trix
benadert bedenkelijk dicht het beeld van
de ideale hond. Afgezien dan van haar
voorliefde voor schapen. Al met al zit Trix
toch nog steeds in het asiel en hoopt
alsnog een nieuwe liefhebbende baas te
ontmoeten.
Voor de Dalmatiër Bonny is het vertrou
wen in de toekomst gerechtvaardigd. Alle
eigenschappen van de gezellige huishond
bezit hij. Bonny is dol op spelen met
kinderen, wandelen in het bos en slapen
voor de kachel. Kortom een hond die van
het j|oede leven houdt
„Ek heb het hier goed gehad.
Problemen? Waarom niet? In
deze tijd kun je zeker niet
probleemloos leven. Het is een
parochie waar een deel oude
ren zit en een groot deel met
flats en nieuwbouw in de
Mors. Hier, in de pastorie, zit
je centraal en toch ook niet
centraal. Die Oude Rijn is een
rot ding, met die ene brug
erover en die pokke-Morsweg
vroeger roeping. Je haalt te
genwoordig krantenkolommen
als je aan je gegeven woord
trouw blijft. Als een bijna zon
derling. Pater Maarschalker
weerd draagt het burgerlijk
pak met een nonchalante blij
moedigheid. Z'n toonbeeld, de
heilige Frans van Assisië, had
ook lak aan de laatste mode,
omdat er wel wat anders te
doen viel. Sigaretten heeft de
pastoor niet in voorraad, wel
sigaren. De pijp heeft hij sinds
z'n aal-tijdperk laten liggen.
Nog twee jaar zielzorg in „de
Leonardus".