„Het liefst zou ik weer in een open wagen rijden" Kruispunten de meeste slachtoffers verkeer Stringentere maatregelen overheid alleen zinvol wanneer die geloofwaardig zijn WEGWIJS VEILIG VERKEER NEDERLAND: FRITS DE GOEDE OUDSTE AUTOMOBILIST VAN NEDERLAND Frits de Goede: ..Er zijn mensen die zeggen, dat .k de oudste automobilist ben van Europa, maar of dat zo is. Wanneer we enkele dagen na onze ontmoeting hem nog even bellen voor wat aanvullende informatie, herinnert hij voor de zoveelste keer aan de gemaakte afspraak. „Zet er alsjeblieft geen adres bij. Toen er een paar jaar geleden over mij werd geschreven, kreeg ik hele vrachten post. Het merendeel was afkomstig van oudere vrouwen. Ze wilden stuk voor stuk een ritje met me maken. En zeg nou eerlijk; daar kan ik toch niet meer aan beginnen. Een verzorgingsflat, pal achter de duinenrij van Noord-Holland. Een gang naar links, één door het midden en een aftakking naar rechts. „Die moet u hebben", zegt de receptioniste, „en dan de allerlaatste deur". We zijn een kwartier later dan was afgesproken. Op herhaaldelijk bellen wordt niet gereageerd Weer terug naar de receptie. Er gaat iemand mee met een bos sleutels. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, wordt de deur van het appartement open gemaakt. „Bezoek voor u", roept onze gids met danig opgeschroefd volume. En daar zit hij dan aan een tafeltje voor het raam. Frits de Goede, met zijn zevenennegentig jaar onbetwist de oudste automobilist van Nederland. Hij is een beetje hardhorend, dat wel, maar voor de rest zijn er geen klachten. „Er zijn mensen", gniffelt hij, „die zeggen, dat ik de oudste chaffeur ben van Europa, maar of dat zo is.Ik kom wel eens bij de dokter, voor een verkoudheidje of zo, en die wil me dan iedere keer voor de televisie hebben Maar waarom zeg ik hem dan, ik kan er toch niets aan doen, dat ik nog auto kan rijden, dat ik zo gezond ben als een vis. Sterker, ik weet niet eens wat ziek zijn betekent". Reserveband Éénenzestig jaar geleden bestuurde hij voor de eerste maal een vierwielig motorvoertuig. „Je kon toen zo instappen", herinnert hij zich. „De allereerste auto, waarin ik reed, was een vrachtwagen. Ik woonde in het Zuidlimburgse Blerick en werkte bij een Engelse rijwielfabrikant". „Maar helaas moest ik naar een andere baan uitkijken, omdat er door de Eerste Wereldoorlog geen scheepvaartverkeer meer mogelijk was tussen Engeland en Nederland. Mijn eerste personenauto kocht ik in 1922. Een Chevrolet, ik betaalde vierduizend gulden en honderd gulden extra voor een reserveband. Die auto sprak me toen meer aan dan de in die tijd erg populaire T-Ford. Heb ik nooit een mooie wagen gevonden. Die stond te hoog op z'n Hij noemt onze belangstelling voor zijn persoon „onbegrijpelijk". Maar laat toch met enige trots een knipsel zien uit het Noordhollands Dagblad, dat in geuren en kleuren gewag maakt van het feit, dat hij in het éénennegentigste levensjaar zijn auto eigenhandig naar Scandinavië stuurde. De heer De Goede: „Vorig jaar januari heb ik een nieuwe Fiat 128 gekocht en de kilometerteller staat nu op bijna twaalf duizend. Als je ouder wordt, ga je toch minder rijden. Ik heb een boel neven en nichten, die steeds maar vragen of ik eens wil langs komen, maar ik blijf tegenwoordig toch liever thuis. Niet dat ik nou zoveel last heb van die drukte op de wegen. Daaraan ben ik helemaal gewend. Je moet wat beter opletten dan vroeger, vooral voor vrachtauto's. Die rijden zo vlak achter je en dan ga je zelf toch automatisch wat harder rijden. Trouwens, iedereen gaat je voorbij als je consequent honderd blijft rijden. Ik stop altijd bij honderdtwintig en dan nog passeren ze je één voor eén". Autorijschool Na vele omzwervingen en diverse banen en baantjes begon Frits de Goede in 1928 op de Amsterdamse Ceintuurbaan een eigen zaak. Zijn oudste zoon (71) zit nog m de directie van de firma, die zoals de oprichter zegt „door heel het land bekendheid geniet onder de naam De Goede V-snaar". Aan het begin van de dertiger jaren opent hij in de hoofdstad een autorijschool annex handel in accessoires voor de vierwielers. Een herinnering: „De auto was toen nog iets heel bijzonders. Het leerlingenbestand bestond uit de dominee, de advocaat, de professor en de dokter. Per lesuur betaalde men een riksdaalder". Uit de tijd dateert ook zijn boekje „Hoe word ik rijvaardig", dat hij schreef aan de hand van de vele vragen, die dagelijks op hem werden afgevuurd. De ondertitel van het werkje, dat een elfde druk haalde: „Theorie van het autorijden en elementaire motorkennis en verkeersvoorschriften". In die dagen betekende zijn publicatie een stukje belangwekkende informatie zeker gezien het feit, dat de ANWB en de KNAC het toen nog heten afweten. Frits de Goede stuurde zijn boekje naar prinses Juliana. Uit de kast haalt hij een kopie van het begeleidend schrijven. Hij deed de brief op de post, „omdat Uwe Koninklijke Hoogheid van de rijweg gebruik maakt als ieder ander". Enige tijd later ontving hij van de Kamerheer van de prinses een dankbetuiging. „In opdracht van Hare Koninklijke Hoogheid prinses Juliana heb ik de eer de heer F. de Goede te Amsterdam haren dank over te brengen voor de zeer gewaardeerde aanbieding van eenige populaire werkjes op verkeersgebied, welke Hare Koninklijke Hoogheid met erkentelijkheid heeft aanvaard". ongeluk Over aanrijdingen. Hij aarzelt. Een korte stilte en dan: „Er is weieens iemand bij me achterop gereden, maar de schade viel mee. Dat schilderde je dan zelf een beetje bij". Lachend: „Ik leef nog steeds. Twee jaar geleden een zware aanrijding gehad in de Vogezen. Het was mijn schuld; de eerste keer in al die tijd. Ik werd afgeleid door een passagier en sinds dat ongeluk, waaraan ikzelf een gebroken arm overhield, neem ik niemand meer mee". Omdat de boekhouder van de firma, die zijn naam draagt, ziek was, reed Frits de Goede eind vorig jaar gedurende zes weken dagelijks op en neer naar Amsterdam. Niks bijzonders, vindt hij. Zegt auto te willen blijven rijden tot hij er zelf achter komt, dat het niet meer gaat. Maar dat moment lijkt vooralsnog niet te zijn aangebroken. De jaarlijkse medische keuring noodzakelijk voor het behoudman het rijbewijs doorstaat hij moeiteloos. Over autoraces op Zandvoort: „Dat is gekkenwerk. De mensen zitten met z'n allen te kijken tot er bij één van de deelnemers een wiel van de wagen ontspanning „Het leren rijden is een hele inspanning", weet de voormalige rij instructeur, „maar goed rijden is een ontspanning. Wij waren destijds knecht van de automobiel, omdat er nogal eens wat Z"-mankeerde en dat moest je dan zelf maar zien op te lossen. Tegenwoordig, kijk maar om je heen, rijdt toch iedereen moeiteloos auto. De één in een nog mooiere dan de ander. Het liefst zou ik weer een open wagen hebben. Zoals m het begin van de jaren vijftig, toen ik in Spanje veel bekijks had met mijn blauwe auto met rode leren bekleding, 's Avonds was je doodmoe, omdat het gaspedaal zo zwaar ging. Maar ach, wie interesseert zich nou voor al die verhalen, Weet u wat, kom maar terug over drie jaar als ik honderd ben. Rij ik dan nog, dan is het misschien wel een aardig stukje voor de krant Verkeer. Het is het samenspel van automobielen, motoren, brommers, fietsers, voetgangers gebonden aan stringente regels, verkeersregels, die er voor moeten zorgen dat alles als op rolletjes loopt. Dat wil zeggen: als iedereen het spelletje wil meespelen precies volgens die regels, en als nog aan twee andere voorwaarden is voldaan, namelijk dat ook de weg en het voertuig veilig is. Drie onzekere factoren: de mens, de weg, het vervoermiddel. Houdt de mens zich precies aan de regels, maar is de weg of het vervoermiddel onveilig, dan gaat het fout. Zijn weg en vervoer middel optimaal, maar faalt de mens, dan gaat het ook fout. En zo zipi er nog enkele combinaties van factoren te maken, die alle een uitkomst geven die tot ongelukken moeten leiden. Theore tisch althans. Gelukkig is de praktijk minder erg, al zitten we toch jaarlijks tegen zo,n kleine 60.000 verkeersongeval- flen in Nederland aan te kijken. Verkeersongevallen. Behalve dat ze veel •eed, lichamelijke, geestelijke en materiële l schade berokkenen, bezorgen ze ook voer v voor statistici, die met nijver rekenwerk tot interessante uitslagen komen. Zo verhoudt zich bijvoorbeeld het aantal ongevallen binnen de bebouwde kom tot dat buiten de bebouwde kom als bijna 3:1. Tegen één ongeval buiten de bebouwde kom gebeuren er dus drie binnen de bebouwde kom. De meeste ongelukken zowel binnen als buiten de bebouwde kom gebeuren op kruispunten. Al is het aantal binnen de bebouwde kom aanmerkelijk groter. Goede tweede in de ongevalsstatistiek zijn binnen de bebouwde kom de botsingen tussen voertuigen die op dezeifde weg in tegengestelde richting rijden en waarbij één of meer voertuigen afslaan en buiten de bebouwde kom de botsingen met voorwerpen langs de weg, bonen, lichtmasten, palen, en met dieren op de weg die weer binnen de bebouwde kom op de derde plaats komen. Om nu meteen maar vier. vijf en zes te noemen binnen de bebouwde kom: (vier) slippen zonder dat een botsing volgt; (vijf) frontale botsingen. Pas op de zesde plaats komen de botsingen door geen voorrang te geven aan rechts. Buiten de bebouwde kom ligt de volgorde iets anders. Op de vierde en vijfde plaats komen het slippen met van de weg af raken en zonder er vanaf te raken. Op de zesde plaats de kettingbotsingen of in elk geval het achter op een voor rijdend voertuig rijden. Ongevallen, waarbij de statistiek geen uitsluitsel geeft aan wie of wat de schuld moet worden gegeven. Slippen duidt op een gladde weg, maar ook op een onvoorzichtig rijdende bestuurder. Een kettingbotsing op een te hard (mist) rijdende bestuurder, of een slechte staat van de remmen van het voertuig misschien. Zonder de diepere oorzaak van deze ongevallen te weten, is er toch een generale conclusie te trekken. We vroegen die aan de heer J. van Paasschen van Veilig Verkeer Nederland. Moeten er misschien stringentere maatregelen genomen worden door de overheid, moet er soms iets gedaan worden aan de maximum snelheid? Hiernaast zijn relaas. VVN-voorzitter Van Paasschen ..Het verordonneren van de kant van de wetgever uit, doe dit an laat dat. heeft geen enkele zin als de weggebruiker niet het gevoel heeft dat de maatregelen zinvol zijn. „Kijk", zegt voorzitter Van Paasschen van Veilig Verkeer Nederland „er is een tijd geweest dat er teveel het accent op de verkeersdeelnemers viel, er is ook een periode geweest, dat teveel het accent werd gelegd op de veiligheid van de weg en een tijd lang kreeg de veiligheid van het voertuig alle aandacht. Als Veilig Verkeer Nederland richten wij ons in de eerste plaats op de verkeers deelnemers. Wij erkennen wel dat het voor bestuurders van belang is een veilige auto te hebben en op een veilige weg te rijden, maar onze taak is de weggebrui kers te leren van die veilige weg en dat veilige voertuig een zo optimaal mogelijk gebruik te maken. Men kan zich" natuurlijk afvragen of we niet teveel het accent leggen op de mens in het verkeer maar het is onze eerste taak. Het voorlichting geven aan de weggebruikers is al zo'n gigantische taak, dat voorlich ting geven over veilige wegen en veilige voertuigen een taak zou zijn die we nooit zouden aankunnen. Natuurlijk is het wel zo. dat wij vanuit Veilig Verkeer Nederland ervoor pleiten technische voorzieningen te verbeteren. Denk maar aan de autogordels bijvoorbeeld. Aan onderzoek op het gebied van veiligheid van voertuigen en van wegen wordt gelukkig al zeer veel gedaan door anderen. Stringentere maatregelen van de overheid hebben alleen zin als die maatregelen op zich geloofwaardig zijn. Het verordonne ren van de kant van de wetgever uit, doe dit en laat dat, heeft geen enkele zin als de weggebruiker niet het gevoel heeft dat de maatregelen zinvol zijn. Heeft hij dat gevoel niet, dan volgt hij de maatregelen ook niet op. We hebben een periode gehad dat de maatregel van de honderd kilometer maximum snelheid werd opgevolgd. Dat was tijdens de energiecri sis, toen iedereen die maatregel als zinvol zag. Nu gaat men weer boven die honderd kilometer uit. Niemand ziet immers nog de zin in van die honderd kilometer per uur. Nu acht ik uniforme snelheidsbepalingen honderd kilometer hier. tachtig daar, vijftig daar, weinig zinvol omdat de ene weg niet op de andere lijkt. Op de ene weg kun je wel tachtig rijden, op de andere niet. Waar vraagt die weggebrui ker, die dat ook weet, nu om? om aangepaste snelheidsmaatregelen Natuurlijk hebben wij een duidelijk standpunt inzake het overheidsingrijpen in het verkeer. Wij vonden het bijvoor beeld een goede zaak dat de draagplicht van de valhelm werd ingevoerd. Wij vonden het een even goede zaak, dat de autogordeldraagplicht is ingevoerd, ook dat er een nieuwe alcoholwetgeving is gekomen. Waarom? Puur wetenschappe lijk is aangetoond, dat je door deze maatregelen mensenlevens kunt redden. Maar de bemoeienis van een overheid mag niet zover gaan, dat bijvoorbeeld brandblussers in auto's verplicht worden. Waarom niet? Omdat niet is aan te tonen dat je daar mensenlevens mee redt. Wij zijn het er natuurlijk van harte mee eens, als een automobilist er één in zijn auto heeft, maar het moet niet van bovenaf komen. Van de spatlappen en de gevarendriehoeken zou ik zeggen, dat zijn maatregelen geweest die wel op een bijzonder slecht tijdstip zijn genomen. Ik zou nu, achteraf, zeggen: nee, toch maar niet. Maar dat gebeurt nu ook niet meer. Ik ben ervan overtuigd, dat deze overheid, in deze tijd. pas wettelijke maatregelen afkondigt op het moment dat vaststaat, dat daarrhee vele, vele slachtoffers zijn te voorkomen. Het effect van een maatregel wordt immers teniet gedaan als de weggebruiker het gevoel heeft: och je, dat is de zoveelste maatregel, die niets uithaalt. Nog even over over hogere snelheden gesproken. Als je je boerenverstand gebruikt begrijp je, dat, zodra je een hogere snelheid gaat gebruiken, de kracht van een botsing dan ook groter zal zijn. Elke snelheidsvermeerdering levert meer gevaar op. Vandaar dat ik aan die honderd kilometergrens grote waarde hecht. Niet om die honderd kilometer zelf, maar wel omdat de snelheid beperkt is. Het gevaar van een verhoging van de snelheid is dat je daarmee de beperking eigenlijk prijsgeeft. De honderd kilome tergrens is als het ware een psychologi sche barrière, die inderdaad nu herhaal delijk wordt overschreden, maar waarbij toch iets blijft hangen van dat magische getal honderd. Zodra je in de richting gaat van zeg maar. honderdtwintig als maximumgrens, dan krijg je eenzelfde situatie als in Duitsland. Dan kun je net zo goed de snelheidsbeperking helemaal opheffen. Voor men hier in Nederland overweegt die maximum snelheid van honderd kilometer naar honderdtwintig te brengen, waar op het ogenblik sprake van is, moet men eerst eens deugdelijk weten wat men doet. Onze vraag blijft: draag je hiermee bij tot een veiliger verkeer"?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 25