Minimum eisen aan apparatuur Hagenaar experimenteert Autodiefstal: elk jaar nieuw record beveiligd maximaal „stil-alarm" WEGWIJS sÉl] ties. Dat zijn de Rijksdienst voor het Wegverkeer: RAI: BOVAG (garagehou ders): NOB (beroepsgoederenvervoer), FOCWA (carrosseriebouwers) en TBBS (verzekeraars). Het goede nieuws is afkomstig van het Technisch Bureau voor Beveiliging en Schadepreventie (TBBS), een club van assuradeuren, die zich in beveiligingsap paratuur heeft gespecialiseerd. Dit bureau is het eens met de stelling van de Intergemeentelijke commissie voor Crime Prevention, dat de verzekeringsmaat schappijen in ons land compensatie moeten bieden aan automobilisten, die hun wagen voldoende beveiligen, Uit onderzoeken is namelijk gebleken, dat de "gelegenheidsdief" al snel omziet naar een makkelijk toegankelijke wagen. De Nederlandse yereniging van Automobielassuradeuren verwerpt deze suggestie wat betreft compensatie niet, maar wil eerst zekerheid over het bestaan van een voldoende effectief beveiligings systeem. In het beroepsgoederenvervoer bestaat al enige tijd wèl een compensatieregeling. Bij voldoende beveiliging van vrachtwa gens wordt de helft van het eigen risico over de lading kwijtgescholden. Omdat in de cascoverzekeringen bij personenauto's geen eigen risico bestaat wordt verlaging van de cascopremie als een mogelijkheid genoemd. In ons land is men het er overigens allang over eens, dat welke beveiliging dan pok niet of nauwelijks helpt tegen de voornemens van de professionele autodief. Een kwart van het aantal gestolen wagens verdwijnt in het niets en juist hier gaat het doorgaans om auto's in de duurdere prijsklasse, het doelwit bij uitstek van de beroepsdief. De ongeveer 7500 auto's, die na diefstal wel worden teruggevonden, zijn vaak in handen gevallen van de gelegenheidsdief of joy-rider. Het zijn juist deze dieven, tegen wie de adviezen zijn gericht. Zo raadt de politie nadrukkelijk aan de auto af te sluiten met veiligheidssloten. In 1976 bleek uit een onderzoek, dat van alle gestolen auto's in dat jaar 13,5 procent niet was afgesloten. Dat ook de overheid zich hierover zorgen maakt, mag blijken uit de recente televisiespots, die het ministerie van justitie verzorgt om de autobezitter op het afsluiten van de wagen te attenderen. Het aantal autodiefstallen in ons land stijgt met het jaar. Het zijn er nu al meer dan 10.000, tegen net een vijfde daarvan 10 jaar geleden. Des ondanks staat de belangstelling voor de beveiliging van auto's op het laagst denkbare pitje. Dat is voornamelijk te wijten aan de hou ding van de doorsnee-automobilist, die er bij diefstal van zijn wagen kennelijk vanuit gaat „dat de verze kering de schade wel dekt". Autorij dend Nederland besteedt zijn geld blijkbaar liever aan allerlei luxe accessoires als radio's, cassette-re corders, hoofdsteunen en stoffen be kleding e.d. Over de wenselijkheid c.q. noodzaak van autobeveiliging meer op deze pagina. De gemiddelde Nederlandse automobilist kan voor een redelijk effectieve beveiliging van zijn wagen uitkomen met een bedrag dat varieert van twee- tot vijfhonderd gulden. Bij deze raming is uitgegaan van de autobezitter, die technisch niet genoeg is onderlegd om de installatie zelf in te bouwen. De doe-het-zelver kan volstaan met maximaal driehonderd gulden. Voor dit bedrag zijn installaties verkrijg baar, die o.m. bestaan /uit een centrale, die op de accu moet worden aangesloten. Als onraadmelders zijn vaak contacten toegevoegd, die worden aangesloten op portieren en kofferdeksel of trilcontacten, die het schokken van de auto verraden. Sporadisch bevat een basisset een stroom- of benzineonderbreker. De sets zijn voorzien van bedradingen voor aansluitin gen naar de claxon als alarm. Uitbreiding van de installatie werkt vaak fors prijsverhogend. Experts schatten dat de hobbyist een weekeinde nodig heeft voor het aanbren gen van de installatie. De vrijdagavond moet dan dienen voor de bestudering van de electrische installatie van de auto en de mogelijkheden van aansluiten. Nadrukkelijk wijst men op het gevaar voor vernieling van de installatie door een verkeerde aansluiting op de accu. Het installeren van de beveiligingsapparatuur vergt minstens één dag. Bejaarden en minder validen, die nog meer dan anderen afhankelijk zijn van hun automobiel, zullen in de toekomst een minder kwetsbare groep voor gauwdieven gaan vormen, althans als het ligt aan Harry Mastop uit Den Haag. In zijn eenmanszaakje aan het Westeinde 66 experimenteert hij namelijk al zo'n twee maanden met apparatuur om auto's te kunnen voorzien van èen draadloos stil-alarm. In de huiskamer wordt de autobezitter door een ontvanger gealarmeerd, zodat hij de politie kan waarschuwen als hij zelf niet snel naar zijn auto kan gaan. Het draadloze alarm vormt ook een uitkomst voor de jongere en gezonde automobilist, want Harry is ervan overtuigd, dat niet veel mensen in geval van onraad zelf naar buiten zullen gaan en daarmee het gevaar riskeren van een klap of een messteek. Nog dit voorjaar wordt het voor de Nederlandse automobilist mogelijk om duidelijke adviezen in te winnen over het enorme assortiment aan beveiligingsappa ratuur voor auto's. De Adviesgroep Diefstalbeveiliging Automobielen (ADA), een samenwerkende groep instellingen op het gebied van wegverkeer en auto, legt momenteel de laatste hand aan een onderling akkoord, waarin een aantal minimumeisen voor beveiligingsappara tuur zijn neergelegd. Het is het eerste initiatief in ons land om een duidelijke waardering te vinden voor de vele soorten installaties. De ADA ging enkele jaren geleden aan het werk om een gedegen advies te ontwikkelen voor zowel particuliere autobezitters als deelnemers aan het beroepsgoederenver voer. Als belangrijkste bases voor de waardering gelden de slagvastheid en de (on)gevoeligheid van de apparatuur in de wagen. De minimumeisen hebben betrekking op alle mogelijke veiligheidssloten, appara tuur voor de blokkering of onderbreking van vitale auto-onderdelen en elektroni sche alarminstallaties* De eisen zijn 1 afgestemd op alle deelnemende organisa- Oe. „gelegenheidsdief" zoekt een makkelijk toegankelijke wagen. Het draadloze alarm bestaat uit een zendertje op het formaat van een pakje sigaretten (makkelijk in de wagen weg te moffelen) en een ontvanger. De zender moet volgens de plannen van Harry (25) een bereik van een kilometer krijgen, omdat door het veelvuldig autogebruik de wagen niet altijd in de directe omgeving kan worden geparkeerd. De ontvanger van Harry is nu nog vrij groot, maar hij is in onderhandeling met een fabriek over de produktie van zakontvangertjes. Het zijn niet in de eerste plaats sociale motieven die zakenman Harry op de ontwikkeling van dit alarm hebben gebracht. „Ik probeer gewoon een gat in de markt te vullen, omdat deze appara tuur niet verkrijgbaar is. Je kunt zo'n installatie natuurlijk altijd in opdracht laten maken, maar dat kost minstens achthonderd gulden. Ik heb het vaste voornemen om de mensen niet meer dan de helft te laten neertellen, zodat iedereen het zich met een beetje goede-wil kan permitteren, "aldus Harry. Het voordeel van een stil-alarm is duidelijk. De installatie in de wagen geeft geen kik, zodat de autodieven ook geen argwaan krijgen, dat de diefstal wordt gemeld. De ontvanger op zak of in de huiskamer gaat wel over en zelfs al ontdekt de autodief de inmiddels in werking getreden zender in de auto. de ontvanger heeft aan de eerste impuls genoeg om ook na het onklaar maken van de zender door te gaan. Het gebruik van een zender brengt met zich mee, dat de PTT een vergunning zal moeten afgeven voor het gebruik van de installatie. Harry Mastop verwacht echter geen problemen, ómdat de zender hopelijk niet vaak zal werken. Harry Mastop met zender (rechts) en ontvanger (links). Nog altijd zie je met mist auto's die óf helemaal geen licht voeren of de parkeerlampjes aan hebben. Om de „accu te sparen" vermoedelijk. Of misschien gewoon omdat de bestuurders niet op de hoogte zijn van de regels. Speciaal voor hen nog eens een uiteenzetting: hoe het precies moet met dat licht, mist of geen mist In het algemeen: bij duisternis en slecht zicht overdag minstens dimlicht zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Slechts in twee gevallen in plaats van dimlicht groot lioht: als men buiten de bebouwde kom op wegen rijdt die niet voorzien zijn van een doorlopende straatverlichting en als men tegenliggers niet kan verblinden.. En niet alleen tegenliggers, ook vóór u rijdende automobilisten, want dat grote licht schijnt via de achteruitkijkspiegel regelrecht in de ogen van die andere ongelukkige weggebruiker. Als er dichte mist is mag men overdag naar keuze groot licht of dimlicht voeren. Verder altijd dimlicht bij slecht weer en duisternis. En mocht niet duidelijk zijn wanneer het (wettelijk) duister is: van een half uur voor zonsondergang tot een half uur na zonsopgang. Het verschil tussen mist en dichte mist, is dat dichte mist zo dicht is dat er"een zicht is van minder dan tweehonderd meter. Maar er kunnen zich méér lampen op een auto bevinden. Het rood uitstralende mistachterlicht bijvoorbeeld. Men mag er één hebben, links achter, tenminste 10 centimeter uit het linker stoplicht en maximaal 80 centimeter boven de grond. Dat licht mag alleen gebnuikt worden bij dichte mist, sneeuwval of andere atmosferische situaties die het zicht beperken tot minder dan 50 meter. Uitsluitend buiten de bebouwde kom. En in de auto moet dan een verklikkerlichtje branden. Mistlichten bestaan ook. Ze stralen wit of geel licht uit, zitten aan de voorkant van de auto en moeten omlaag worden gericht. Maximaal 40 centimeter uit de uiterste linker- en rechterzijde van de auto, symmetrisch aangebracht en maximaal 120 cm. boven het wegdek. Van die mistlampen mag men twee stuks hebben en gebruiken bij dichte mist en sneeuwval (minder zicht dan 200 .meter), overal maar met in combinatie met groot licht of dimlicht. Tenslotte kan de auto ook nog opgesierd of extra beveiligd zijn, met bermlicht, dat wit of geel licht uitstraalt. Daarvan is er één toegestaan, aan de voorkant, met een scherp geconcentreerde bundel, duidelijk omlaag gericht én sterk naar rechts en tenslotte maximaal 120 centimeter boven het wegdek.. In alle omstandigheden te gebruiken, ook in combinatie met dimlicht, mits niet kort achter een ander voertuig. Voor wie zich nog afvragen waarom er eigenlijk nog parkeerlichten op de auto zitten: Dit zgn stadslicht mag inderdaad alléén worden gebruikt tijdens parkeren. Zodra men rijdt moet ook het dimlicht aan. Sommige voertuigen, zoals land bouwvoertuigen, mogen voorlopig rog wel stadslicht voeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 21