Hulp
aan Sahel:
We doen
maar
Generaties zullen/
nog hongeren
Broekhuijse: „Zelfs wanneer we er met z'n allen
heel, heel hard en deskundig tegenaan gaan, zullen
we er nog gauw 50 tot 75 jaar mee bezig zijn. En
dat is een optimistische schatting. Dan praat je
vanuit de meest gunstige voorwaarden".
Voor de westerse wereld begon de Sahel te
bestaan in 1973 toen er berichten doordruppelden
over zeven West Afrikaanse landen die geteisterd
werden door een catastrofale hongersnood ten
gevolge van een jarenlange droogte in het gebied
ten zuiden van de (met 1200 ton zand per
vierkante kilometer per jaar) oprukkende Sahara.
Pas in maart 1973 vroegen de regeringen van de
getroffen naties (Opper Vola, Mali, Mauretanië,
Niger, Senegal, Tchad en Soedan) om
internationale hulp. De Wereld Voedsel Organisatie
berekende dat er 320.000 ton graan nodig was
omdat 6 miljoen mensen bedreigd werden met de
hongerdood. Het Rode Kruis maakte in augustus
bekend dat toen al 12 miljoen mensen (waarvan de
helft jonger dan zestien jaar) gevaar liepen en eind
november kwam het bericht dat er per dag
ongeveer duizend Sahel-bewoners stierven van
honger en dorst. Eén van de grootste problemen
vormde afgezien van onvoldoende
daadwerkelijke internationale steun het
transport van voedsel, zaden, medicijnen en
andere hulpgoederen van de havens naar de
distributiecentra in het binnenland. Na veel
aandringen stelde de NAVO met 31 vliegtuigen en
240 vrachtwagens een luchtbrug in, maar het bleek
niet genoeg. Behalve de miljoenen slachtoffers
onder de mensen (juiste aantal onbekend) eisten
droogte en honger 50 tot 80 percent van de
veestapel.
Qua omvang is de ramp met deze cijfers wel
geschetst, maar de datum klopt niet. Broekhuijse
althans: „1973 aan te wijzen als het begin, is
nonsens. De droogte is veel ouder. Ik herinner me
dat ik in 1969 door het gebied reisde en overal
velden met witte karkassen zag. Toen was de
ramp al in volle gang. We hebben het in het
Westen domweg niet geweten.
„Vanwaar dan die onwetendheid? Volgens
Broekhuijse zijn de plaatselijke overheden er
gedeeltelijk de schuld van. Men verzette zich tegen
bekendmaking van de feiten. Men redeneerde:
droogte en hongersnood hebben we altijd al
gekend. Men had er moeite mee de eilende toe te
geven, want dan riskeerde men het verwijt: jullie
zijn een achtergebleven gebied. Een klap in het
gezicht van het jonge nationale bewustzijn.
Broekhuijse: „Het ligt allemaal in de aard van de
zaak. De oorspronkelijke bevolking van de Sahel
is gewend aan calamiteiten en vertoont weinig
neiging erover te praten. Het gaat ginds om zeer
besloten gemeenschappen die niet gauw naar
buiten klagen. Ik heb in de jaren zestig zelf in zo'n
streek gezeten. Gemeten naar mijn normen heerste
er voedseltekort. Ik ben naar de sousperfect
gegaan en heb gezegd: jullie staan er slecht voor:
jullie kunnen de soudure (de droogteperiode tussen
twee oogsten) niet overleven. Zal ik eens kijken of
we hulp kunnen krijgen uit Europa? Die
onderprefect weigerde. O nee, want hij zou het
moeten melden aan zijn minister van Binnenlandse
Zaken. Dat zou maar politieke moeilijkheden
geven. Niemand had er behoefte aan als achterlijk
afgeschilderd te worden. Onze bezorgdheid m het
westen is beduidend groter dan de hunne. Dat
geldt nog steeds en we moeten er rekening mee
houden. Hun betrokkenheid is heel erg jong,
hetgeen gewoon betekent dat wij tot op de dag
van vandaag met veel kunnen doen. Ik herinner
me het voorbeeld van een Witte Pater die zijn
kardinaal vroeg of hij in de kathedraal van
Ouagadougou mocht preken over de nood van de
broeders in het noorden die toch duidelijk aan het
creperen waren. Nou, dat werd helemaal niet leuk
gevonden, terwijl het in die landen toch vaak de
kerken zijn Christendom/Islam die het
ethisch bewustzijn dragen.
De Sahel is bevolkt met honderden verschillende
stammen en het dragen van verantwoordelijkheid
voor iemand die een andere taal spreekt en een
totaal verschillende cultuur heeft, geldt er als iets
heel nieuws, iets wezensvreemds. In veel gevallen
overstijgt die verantwoordelijkheid de rand van
het dorp niet eens. Broekhuijse: „ik herinner me
een groep berooide Toearegs die met hun laatste
vee in een plaatsje aankwamen. Ze kregen
onderdak, maar toen hun uitgehongerde koeien
's nachts losbraken en gingen grazen op de
meelvelden, zette het dorpshoofd de mensen
zonder pardon gevangen en nam hij de dieren in
beslag. Ze waren groepsvreemd, zie je, en voor
groepsvreemden draag je geen
verantwoordelijkheid. Ik denk wel eens aan de
Bijbel. Hebt uw naaste lief. Dat was indertijd een
zeer actuele boodschap omdat naastenliefde een
zeer beperkt karakter had. En opeens werd er
over de grenzen van de kleine groep heen
Hetzelfde begint nu, 2000 jaar later, een beetje i
de Sabel te groeien. Je komt het tegen, maar he
zal generaties duren voordat het vorm heeft
gekregen. Bij het ontwikkelingswerk verliest mei
de morele groei van een bevolking vaak uit het
oog ten koste van de economische groei. Men
vergeet dat een natie ook onderbouwd moet
worden met verantwoordelijkheidsgevoel en
ethische normen. Tot nu toe hebben we de Sahe
gezien als een probleem dat we kunnen oplossen
met de natuurlijke hulpbronnen die er voorhand
zijn. Als we maar 2 of 3 miljard in zo'n verdorc
regio pompen. Daar is het Westen een groot
meester in in het beheersen van de natuur.
Teveel water zoals in Nederland of te weinig wi
zoals in de Sahel, het maakt niet uit. Maar van
factor mens hebben we geen kaas gegeten. Hoe
groot is zijn arbeidscapaciteit? Op welk
technologisch niveau staat hij? Hoe ziet zijn
sociale milieu eruit? Welke economische aspiratk
bezielen hem? Vier kernvragen en we bonken ei
op onze klompen doorheen. Als we nadenken ov
wat we met de mensen in de Sahel kunnen doer
kiezen we ons vertrekpunt in de westerse
samenleving en dat zouden we dienen af te lerei
Je kunt ginds niet op je vingers fluiten en roepe
ga op die tractor zitten. Je kunt er geen grote
infrastructurele veranderingen aanbrengen.
Werken voor iets anders dan de onmiddellijke
behoefte van de groep is in de Sahel onbekend
daarmee worden nieuwe produktiewijzen per
definitie onmogelijk. Wij hebben niet ingeschat v
het voor een neger betekent van hakbouwniveau
over te schakelen op het mechanisch niveau van
ploeg en os zoals wij dat 2000 jaar geleden in
Italië al kenden. Terwijl het ons na de oorlog
dertig jaar heeft gekost om van de mechanische
naar de gemotoriseerde akkerbouw te komen
iets wat veel eenvoudiger lag".
Welke kant wil Broekhuijse uit met bovenstaand
betoog? Duidelijk niet in de richting van alsmaa
meer guldens die als manna neerregenen op de
uitgemergelde bodem van de Sahel en zijn even
uitgemergelde bevolking. „Laat ze precies zoveel
produceren", zegt hij, „dat er geen hongersnood
meer heerst. Wat daarna komt, zien we wel weei
Haal ze over dè grens van de absolute armoede
heen. Dat kan. En heb oog voor de sociale
veranderingen die met zo'n proces gepa
Iets van je oogst bewaren voor magere jaren,
investeren in je nieuwe oogst, samenspel bij de
arbeid, herkaveling van de grond allemaal
zaken die langzaam geleerd moeten worden. Nu
ligt het inkomen in de Sahel beneden de 100
gulden per jaar. Mijn planning zou zijn: probeer
eens te krijgen op 250 gulden. Als je hier zo'i
bedrag noemt gaan de schouders omhoog, maar
voor ginds zou'het een geweldige sprong
betekenen. Nou, wat moet je dan doen? Het
allerbelangrijkste is dat je de mensen leert het
weinige water vast te houden. Dat kan door de
grond beter te bewerken, hem open te trekken,
hem rul te maken zodat de verdamping aanzienli
minder wordt. Kortom: ploegen.
Maar zelfs de overgang van hakbouw op
mechanische bouw met ploeg en os
ogenschijnlijk een eenvoudige greep heeft
enorme gevolgen. Neem Opper Volta met zijn
500.000 boeren. Je hebt twee ossen per boer nodi
Dat zijn dus een miljoen ossen extra, terwijl de
hele veestapel in het land niet groter is dan 2,5
miljoen stuks. Of reken eens uit hoeveel tijd je
nodig hebt om 500.000 boeren van het hakje naar
het ploegje te brengen, vertrouwd te maken met
een nieuw soort economie, met andere sociale
verhoudingen. Het duurt per boer bij een goede
begeleiding 5 tot 8 jaar en dan heb je ze niet
eens leren lezen of schrijven. Vijf tot acht jaar
maal 500.000 boeren in een land dat nauwelijks
onderwijs kent. Daar praat je over. Het vinden
van een oplossing voor de Sahel zal akelig veel
langer duren dan wij denken. Wij overschatten W
voortduring de opzuig- en aanpassingscapaciteit
van die landen. Wij doen maar".
Broekhuijse wil de moraal van het gesprek als
volgt samenvatten: „In de Sahel moet de mens
zeer veel centraler komen te staan. Anders is de
hulp zinloos. Maar als we deze fundamentele reg^
hanteren, als we kleinschalig willen denken en de-
zaak in kleine organisatorische eenheden durven
aanpakken, als we bovendien nog bereid zijn te
denken in termen van generaties, van 50 tot 75
jaar dan zeg ik: ja, je kunt de honger in de
Sahel uitbannen en de bevolking over de streep i
van haar verschrikkelijke ellende en armoede he«|
trekken".
lv
AMSTERDAM De eerste noodkreten
over een rampzalige droogte die ook dit
jaar de Sahel-landen weer zal teisteren,
hebben al weerklonken. Naarmate meer
gebleekte karkassen de lijdensweg van
de bevolking gaan afbakenen en de
media meer beelden tonen van
zuigelingen aan verwelkte borsten
zullen de hulpaeties, inclusief een
beroep op uw fris blauwe girokaart
hernieuwd loskomen. Dat mag en moet
vindt dr. J. Th. Broekhuijse.
„Schitterend. Het is uiterst belangrijk
's mensen goedheid in stand te houden
en de stroom van gaven aan te
moedigen. Maar het lost natuurlijk
niets op en met ontwikkelingshulp
heeft het niets te maken. Het is net als
vroeger - Haagse dames die broekjes
breien voor de arme sloebers in
Twente".
Dr. Broekhuijse is ais niet-westers
socioloog verbonden aan het Koninklijk
Instituut voor de Tropen en heeft lang
in de Sahel (Arabisch voor „grensland")
gewoond en gewerkt, met name in
Opper Volta. Vanuit de aldus vergaarde
ervaring komt hij tot uitspraken als:
„Elke Europese olifant die Afrika
binnenstormt met de gedachte dat hij er
binnen twee jaar wel even resultaat uit
de grond zal stampen, begrijpt er
helemaal niets van".
En: „Zo'n mentaliteit verraadt een ergerlijke
nonchalance".
'En: „Als we niet snel anders gaan denken, zullen
we in Afrika nog veel verschrikkelijke fouten
maken".
En: „Het gevaar voor de Sahel is niet dat er geen
wolk van regen boven hangt, maar dat er een
wolk van geld overheen drijft.
De donors willen het geld kwijt - liefst aan heel
grote projecten want die kietelen de ijdelheid het
meest. Dat Afrikanen geen grote projecten
aankunnen, wordt botweg over het hoofd gezien.
Dan zeggen ze: „Afrikanen zijn dom". Nee, wij
zijn dom. Wij overschrijden stelselmatig de
Afrikaanse menselijke maat. Daar zit de oorzaak
van het mislukken van veel ontwikkelingswerk".
Maar als we het nou eens helemaal goed zouden
gaan doen, hoe lang blijft het dan nog tobben met
de Sahel?