Geneeskunst:
de kunde groeide
door
de eeuwen
heen
ifi
'n beetje beter
'n beetje beter
CeidaeSomant
Den Haag Er gaat vrijwel geen dag voorbij
of onze aandacht wordt op de een of andere wijze
getrokken door iets dat met gezondheidszorg
heeft te maken. Om maar eens heel dicht bij huis
te blijven: er wordt een kind geboren; er is een
familielid ziek; er wordt iemand in het zieken
huis opgenomen; we gaan met een of ander
pijntje naar de huisarts; komen bij de specialist
terecht en ga zo maar even door. Er zijn weinigen
onder ons die niet zo af en toe eens een pil voor
of tegen het een of ander slikken. En als er niets
met ons is of met iemand uit onze omgeving dan
lezen we toch in de krant of horen we via radio
en tv over het nieuws uit de sector van de ge
zondheidszorg. We zijn er kortom met zijn allen bijna dag-in-
dag-uit mee bezig.
Dit heeft de redactie op de gedachte gebracht de lezer een serie over
gezondheidszorg te presenteren. Er wordt geen volledigheid gepreten
deerd, wel wordt gepoogd de lezer een indruk te verschaffen over wat
er zoal aan gezondheidszorg vastzit. Enerzijds gebeurt dit in informe
rende artikelen, anderzijds is de weg gevolgd van het praten met
mensen die, „het" doen in onze gezondheidszorg.
Vandaag ter opening een paar grepen uit de geschiedenis van de
geneeskunst.
angzaam maar zeker is, vooral in
de laatste 75 jaar, de geschiede
nis van de geneeskunst aan het
verleden ontrukt. Daarbij zijn za
ken aan het licht gekomen met
betrekking tot bepaalde medi
sche opvattingen, behandelme
thoden, gebruik van genees
krachtige stoffen, die, geplaatst
tegen de achtergrond van de ken
nis die we nu hebben, in een
aantal opzichten verrassend zijn
te noemen. Daarover willen we
het hier hebben. Met grote stap
pen proberen we door de geschie
denis der geneeskunst te lopen. Achtereenvolgens
komen aan de orde: Egypte, Mesopotamie, Indië,
China, Mexico en Peru, Griekenland en summier
de ontwikkeling naar de moderne geneeskunst
toe.
De neiging heeft eeuwenlang bestaan de geschiede
nis van de geneeskunst te laten beginnen bij de
Griek Hippocrates (geb. 460 v. Chr.) en alles dat
daarvoor lag te vergeten. Totdat bij de ontcijfering
van millennia oude geschriften bleek dat ziektebeel
den die we nu ook nog kennen in vroeger tijden
reeds haarfijn werden beschreven en soms zelfs
behandeld op een dusdanig doeltreffende wijze, dat
men moest vaststellen dat men de oude methoden
alleen maar verbeterd had. Zulke constateringen
kunnen vooral gemaakt worden ten aanzien van
ziekten waarbij de bestrijding plaats had (en heeft)
met behulp van bijvoorbeeld bepaalde geneeskrach
tige stoffen.
oorbeelden kunnen we uit de ge
hele geschiedenis van de oude
geneeskunst halen. Een van de
meest betekenisvolle Egyptische
medische getuigenissen is de zo
genaamde Smith-papyrus (ge
noemd naar de ontdekker), een
document dat in een periode rond
2000 jaar v. Chr. ontstaan moet
zijn. Na een titanenarbeid van
tien jaar kwam Henry James
Beasted in 1930 gereed met de
vertaling ervan, voor zover nog
mogelijk.
De Smith-papyrus had alras de
bijnaam te pakken van .chirur
gisch handboek uit de allervroegste tijd' (het werd
in 1862 bij Thebe gevonden.)
In dit en andere documenten trof men gedetailleer
de aanwijzingen op medisch gebied aan. Er werden
botbreuken beschreven, wonden; hartonderzoek en
enige kennis van bloedvaten werd aangeduid. Ken
nis omtrent de bloedsomloop zelf bleek niet aanwe
zig. De oude Egyptische artsen leken zich er wel
van bewust te zijn dat hart en pompbeweging elders
in het lichaam iets met elkaar te maken hadden.
Men concludeerde tot het bestaan van .kanalen en
strengen die van het hart uit naar alle delen van
het lichaam voerden'. Uit de gevonden geschriften
blijkt, dat de kennis van de werking van kruiden
fabelachtig genoemd mocht worden. Voorbeelden:
men kende de stimulerende werking van de sappen
van de papaver; men kende het alruin voor verdo
vende werking, evenals de werking op dat punt van
het bilzenkruid (scopolamine). Misschien louter toe
vallig, zoals ook met moderne wetenschappelijke
ontdekkingen nog wel gebeurt, kwam men vaak tot
verrassende oplossingen. Het is tegenwoordig ook
nog bekend, dat in bepaalde soorten aarde in
schimmels anti-biotica voorkomen. In het oude
Egypte had men daarvan weet, zo blijkt uit de
documenten. In urine worden soms stoffen aange
troffen die bepaalde ziekten kunnen bestrijden. Ook
dat was tot de Egyptenaren doorgedrongen. Vastge
steld kon worden dat bijvoorbeeld de pyramidebou-
wers (slaven veelal) rammenas kregen. Daarin
wordt rafamine aangetroffen, een stof die bepaalde
ziekteverwekkers (coccen) bestrijdt. Het allicine en
allistatine uit uien en knoflook bleek te worden
toegepast tegen dysenterie, tyfus en cholera. Ver
branding van wierook levert fenol en karbolzuren
op die een antiseptische werking hebben. Het is in
Egyptische documenten beschreven.
as eeuwen nadat de proef door
de Egyptenaren werd beschreven,
konden moderne onderzoekers
het bewijs leveren, dat een oude
zwangerschapsproef wellicht he
lemaal niet zo fantastisch was als
hij leek: beschreven werd ergens,
dat wanneer men urine van een
vrouw uitsprenkelde over respec
tievelijk een bakje met tarwezaai-
goed en een met gerstzaaigoed
ontdekt kon worden of de vrouw
een jongen of een meisje zou
krijgen. Als de tarwe ontkiemde,
zou het een meisje worden, in het
tweede geval een jongen. Uit het
feit alleen al dat men experimenteerde met anti-con
ceptie /nag worden afgeleid dat de Egyptenaren met
hun geneeskunst ver gingen. Gebruikt werden de
opgeloste fijngewreven acaciatoppen. Het gom daar
van vormt in waterige vloeistoffen melkzuren die
inderdaad een anti-conceptische werking hebben.
Uit de beschrijvingen die we in diverse papyrusrol
len aantreffen, blijkt heel duidelijke kennis omtrent
b.v. migraine (Ziekte van het halve hoofd'), spatade
ren, blindedarmontsteking.
Een nog heel wat ouder geneeskundig handschrift
we moeten daarvoor een sprong maken treffen
gezondheidszorg
om ons heen
een
ee
we aan in Mesopotamie, van Sumerische origine.
Het is een kleitablet die rond 2400 jaar v. Chr. moet
zijn beschreven. Gevonden door een Amerikaan in
1956. Op de kleitablet lezen we een twaalftal recep
ten. Het is echter de beroemde zwarte zuil van
Hammurabi (1728-1686 v. Chr.) die de eerste duide
lijke aanwijzingen omtrent het medisch handelen in
het oude Mesopotamië verstrekt
Uit de beschrijvingen die langzamerhand ontcijferd
zijn blijkt, dat men in dat deel van de wereld meer
ziekten kende dan de oude Egyptenaren. Enerzijds
mo^t dit uit het ongunstige klimaat worden ver
klaard, anderzijds ook uit de .opener' maatschappij:
de bewoners van Mesopotamië hadden het drukker
met reizen en trekken en .importeerden' op die
manier vele ziekten. Religie speelde overigens in de
oude culturen een belangrijke rol bij de .bestrijding'
van ziekten.
Bij Ninivé werden chirurgische in
strumenten gevonden, maar over
het gebruik ervan werd zo goed
als niets aangetroffen. Van de
vele boeiende vondsten in dit ge
bied één zeer sprekend voor
beeld: een geslepen bergkristal
dat heel goed gediend kan heb
ben als lens voor een slecht-ogige
koning of een ander hoog heer
schap. Geslachtsziekten kwamen
ook in Mesopotamië en Egypte
voor en ze werden beschreven,
evenals (in Mesopotamië) kathe
ters zeer dunne buisjes
waarmee geneesmiddelen in de
urinewegen-werden gebracht
In dit deel van de wereld bestond een grote kennis
omtrent de werking van zeer vele kruiden.
De oudste hygiënische installaties zijn in Indië
aangetroffen, althans zij overtroffen in effectiviteit
en uitvoering verre die welke in Egypte en Mesopo
tamië werden gevonden. Afwateringssystemen, rio
len, toevoerkanalen voor water, pijpsystemen ston
den op hoog peil in de hoofdstad van het oude
India, Mohendsho-Daro. De oude medische teksten
die we in dit gebied aantreffen, gaan niet zo ver
terug als in Egypte en het Tweestromenland, maar
er moet toch een zeer oude medische traditie heb
ben bestaan, want bepaalde in India aangetroffen
kruiden werden in Egypte al gebruikt Waarom zou
men in India niet de kennis hebben gehad van de
werking van deze kruiden? Twee belangrijke medi
sche werken kunnen worden genoemd in dit deel
van de wereld: de Tsjareka-samhita (Tsjareka-ver-
zameling) waarin zo'n 500 kruiden worden beschre
ven met hun werking, en de Susruta-samhita, die
voor ons zeer interessant is vanwege de beschreven
chirurgische opvattingen. In de Susruta ook een
heel anatomiecollege. Ook de beschrijvingen van
b.v. een staaroperatie (vermoedelijk stammend uit
de eerste helft van het tweede millennium v. Chr.),
een plastische neusoperatie en de verwijdering van
blaasstenen.
In India gebruikte men zwarte mieren voor het
„dichtnaaien' van inwendige wonden na operaties.
Men zette de mieren zodanig neer, dat zij met hun
klauwtjes de randen van de wond omvatten en
scheidde dan het lichaam van het diertje van deze
klauwtjes. Bij het dichtnaaien van de buikwand
werd gewoon dierepees of katoen gebruikt In de
Susruta-verzameling wordt ook de keizersnede be
schreven (waarmee volgens de overlevering de grote
Ceasar ter wereld werd geholpen in het oude Rome,
vandaar sectio Caesarea het woord keizer komt
van Caesar).
Voor we weer een stap verder naar het oosten
maken, nog dit: in 1558 ontdekte de Duitse dr.
Leonhard Rauwolf de werking van een bepaald
kruid dat tegen hoge bloeddruk en als kalmerings
middel in gebruik werd genomen; de Rauwolfia
Serpentina. Het bleek een kruid dat in de Tsjareka-
verzameling al beschreven werd als .kruid voor
treurige mensen'. Wij zouden zeggen: anüe-depres-
siuum (tegen depressies).
De Shen-nung Pen Tsao is vermoedelijk het oudste
Chinese geschrift over de geneeskunst Het bevatte
in oorspronkelijke versie uit de Chou-periode (1122-
221 v. Chr.) de beschrijving van 365 geneesmiddelen.
Shen-nung was de goddelijke landman' die tussen
2838 en 2698 v. Chr. China de vruchtbaarheid van
zijn bodem zou hebben bijgebracht Ook weer uit
de Chou-tijd stamt het op één na oudste werk, de
Huang Ti Nei-tsjing (.leer van het inwendige'). De
hierin beschreven zaken zijn zo uitgebreid, dat we
wel tot de conclusie moeten komen dat men bij het
totstandkomen van dit werk al een rijke mpdisrhp
historie achter de rug moest hebbeiu
Er is ons veel overgeleverd uit
China, niet in de laatste plaats
omdat ook de Chinezen zelf druk
bezig zijn geweest met het classi
ficeren van de oude kennis. We
weten uit de beschrijvingen b.v.
dat men ver voor onze jaartelling
behoorlijke kennis had omtrent
malaria, tbc, lepra, pokken, tyfus,
cholera en pest. Aandoeningen
van keel, ogen, tanden, neus, be
nen, spijsvertering, blaas en nie
ren worden vaak beschreven op
zogenaamde orakel-beenderen,
hetgeen er op duidt, dat de religie
een belangrijke rol speelde, ook
hier dus. Niettemin hebben de Chinezen toch wel
voor verwarring bij de onderzoekers gezorgd om
trent hun beeld van het functioneren van de mens.
Zoals later in deze serie (het artikel over alternatie
ve geneeswijzen) ook nog even aan de orde zal
komen, was het gehele Chinese denken en handelen
opgebouwd rond de wereldgeest Tao, die aanwezig
was in alle worden en vergaan. Deze wereldgeest
manifesteerde zich in twee polaire krachten: Yang
(creatief, stevig, mannelijk) en Yin (vrouwelijk,
zacht, ontvangend). Alle leven in de kosmos en de
mens ontwikkelde zich onder invloed van de span
ningen tussen die krachten. Men kende voorts vijf
elementen (hout, vuur, aarde, metaal, water); vijf
windrichtingen; vijf planeten; vijf jaar- en dagperio
den; vijf kleuren en geuren; vijf soorten smaak en
vijf soorten menselijke betrekkingen enz. enz.
De vijf-elementen-theorie leidde er natuurlijk ook
toe dat men vijf voornaamste organen benoemde:
hart, long, nier, lever en milt en vijf hulporganen:
dikke darm, dunne darm, galblaas, maag en blaas.
De nier was een orgaan van het element water en
als zodanig weer vijand van het hart als orgaan
van het vuur enz. enz.
Werd Tao verstoord door kosmologische verande
ringen dan kwamen ook de functies van het mense
lijk lichaam in de war. Als voornaamste oorzaak
van alle ziekten werden dus aangewezen de stoor
nissen in de wisselwerking tussen Yang en Yin.
Ook voor de oude Chinese artsen
speelde de polsslag al een centra
le rol in de geneeskunst. Voorts
werden vaak nogal fantasti
sche verbanden gelegd tussen
b.v. verschijnselen die op de tong
of in het oog werden waargeno
men en (verborgen) ziekten. Niet
helemaal fantastisch natuurlijk,
want ook nu kunnen dergelijke
verschijnselen op die plaatsen
wel aanduidingen zijn van dieper
in het lichaam gelegen ziekten
(denk b.v. ook aan de iriscopie
waarbij nauwkeurige bestudering
van de iris van het oog aanwijzin
gen voor ziekten zou kunnen geven overigens als
diagnotisch hulpmiddel niet officieel erkend maar
wel toegepast). Als echter de Chinese artsen zwart-
kleuring van de ogen herleidden tot nierziekten en
witkleuring tot longaanduidelingen dan was er toch
meer sprake van systematiseren om het systematise
ren, dan van enige rationele aanpak.
Ook in China speelde het kruidenarsenaal een
belangrijke rol. Vermoedelijk waren Chinezen de
eersten die kwik bij de behandeling van zweren
gebruikten. Tweeduizend jaar later kwamen in Eu
ropa kwikverbindingen aan bod bij de behandeling
van bijvoorbeeld syfilis. Nog een paar interessante
voorbeelden van medische gebruiken in het oude
China mogen we de lezer niet onthouden. Zoals het
gebruik van varkensbloed en varkenslever bij bloe-
•darmoedeC»). Een der grote vindingen van de mo
derne geneeskunst was het gebruik van leverextrac
ten bij de bestrijding van bloedarmoede. De huidaf
scheiding van bepaalde padden bevat adrenaline,
bufagine en bufotaline, waarvan de stimulerende
werking op het hart vaststaat. Werd door de Chine
zen toegepast .Pokkenvaccinatie' bestond in het
oude China: men wreef pokkenkorsten van mensen
die in een lichte graad aan de ziekte leden fijn en
bracht ze in de neus van gezonde mensen.
Geen enkele oude cultuur heeft zo'n kennis gehad
van en een overvloed aan kruiden die bedwelming
veroorzaakten of gevoelloosheid of beide als de
Azteken. De vernieting door de Spanjaarden van
het Aztekenrijk (in 1525) en van de Mayacultuur
heeft zeer veel verloren doen gaan van datgene wat
wellicht de oudste gegevens in de geschiedenis van
de geneeskunst had kunnen opleveren. Kunstenaars
in culturen van vóór de Olmeken, welke zelf weer
vóór de Maya's en Azteken leefden, hebben ons
beeldjes van zieke mensen overgeleverd die een
frappant waarnemingsvermogen openbaarden.
Uit datgene wat ons bewaard is gebleven uit het
oude Mexico en Peru, waar genoemde bevolkings
groepen leefden, een enkele greep. Afbeeldingen
van zieken en medische ingrepen treffen we vooral
aan op keramiek.
Een van de bekendste protestliede
ren die de laatste jaren op gram
mofoonplaat vanuit Peru tot ons
kwam, beschrijft het kauwen van
het cocablad. Dit bevordert de
bloedsomloop, ademhaling en
spierkracht en stofwisseling en
kalmeert door verdoving van de
slijmvliezen van de maag het hon
gergevoel. Het middel werd zeer
lang geleden al in het oude Peru
toegepast voor de slaven die grote
gebouwen moesten bouwen en
aan wie men niet meer dan een
minimumlevensstandaard toe
stond.
Betrekkelijk veel chirurgie moet in het oude Peru
zijn bedreven. Er zijn ons beschrijvingen over am
putaties overgeleverd. Vanaf 1865 werden op diver
se plaatsen getrepaneerde (opengemaakte) schedels
aangetroffen. De schedelopening bleek vaak te zijn
verricht om zware verwondingen van de schedel te
restaureren. Aan resten van (hernieuwde) beengroei
aan de randen van gevonden openingen in schedels
konden moderne onderzoekers vaststellen, dat som
migen na de ingrijpende operaties nog jaren geleefd
moeten hebben.
Een overigens zeer goed afgelopen medische stunt
haalde in 1962 de befaamde Peruaanse hersenchi-
rurg Francisco Grana uit: hij opende de schedel
van een 31-jarige landgenoot die door een bloeding
na een ongeval aan de rechterzijde verlamd was
geraakt met behulp van de 1500 tot 2500 jaar oude
instrumenten waarmee de Mochica's hun trepana-
ties moeten hebben verricht Bij de ingreep door
Grana werd van alle andere moderne antiseptische
en verdovende middelen gebruik gemaakt. De oude
instrumenten bleken goed genoeg om de ingreep te
doen slagen.
Van Latijns-Amerika naar het ou
de Europa, de bakermat van de
moderne geneeskunst. Belangrijk
punt in de Hippocratische genees
kunst is dat het ziek-zijn en ge
zond-zijn geheel vanuit een strikt
naturalistisch gezichtspunt wordt
benaderd. Nergens treffen we
toespelingen aan op goden die
een ziekte kunnen verwekken of
genezen. Er bestaat een vrij groot
inzicht, een goede symptoombe
strijding maar aanvankelijk zeer
weinig anatomische kennis. Deze
komt pas opzetten met de zoge
naamde Alexandrijnse School. In
het begin van de derde eeuw v. Chr. beleven we
het hoogtepunt van de Griekse medische weten
schap - Vele stromingen: zij die zich met Hippocra
tes baseerden op een leer omtrent de lichaamsvloei
stoffen; de pneumatisten, die alle ziekten herleidden
tot stoornissen en verstoppingen die de verspreiding
van de lucht door een .veneus' stelsel in de weg
stonden; de methodisten, die leerden dat het orga
nisme is samengesteld uit een systeem van sterke
vezels met inwendige poriën en die voorts leerden
dat ziekten het gevolg waren van spanning of
overmatige ontspanning in deze vezels.
De grote medici van Rome waren Grieken, zoals
Asclepiades. Galenus van Pergamum deed anatomi
sche en chirurgische ervaring op in gladiatorenscho-
len en in het leger. Deze lijfarts van Marcus Aure-
lius richtte een medische school op en schreef een
omvangrijk werk. Belangrijk was zijn theorie over
de dyscrasieën (verkeerde samenstelling van de
lichaamsvochten: bloed, flegma, gal en melancholie
zwarte gal die in de milt zou voorkomen). Deze
vloeistoffen moesten vermengd zijn tot een gelijk
matig temperament Ook moesten koude, warmte,
droogte en vochtigheid in juiste verhoudingen over
het lichaam verdeeld zijn.
Aan de Arabieren danken we on
dertussen de formulering van de
theorie der vier temperamenten,
die toch min of meer aansloot op
Galenus' leer: melancholisch, san
guinisch,cholerisch en flegmatisch.
Er zijn beroemde medische ver
zamelwerken van Rhazes, Avi-
cenna, Abulcasis en Averroes.
Medische centra ontstonden in de
late Middeleeuwen in Bologna
(1156), Montpellier (1181), Padua
en Parijs. In de eerste twee cen
tra waren chirurgieopleidingen.
De Kerk begon zich met de ge
neeskunst te bemoeien en dat
bracht de chirurgie in diskrediet (Ecclesia abhorreta
sanguine de Kerk verafschuwt bloed). De
Zeer veel opzien baarde de vondst van dit
beeldje van een vrouw na een keizersnede,
•ergens in het oude West-Mexico vervaar
digd. De gezwollen oogleden en andere
zichtbare symptomen duiden er volgens de
gynaecoloog Weisman op, dat de vrouw
kan hebben geleden aan vergiftigingsver
schijnselen met oedeem van de oogleden.
Grote invloed op de veranderingen in de medische
wetenschap had Andreas Vesalius (1514-1564), die met
zijn boek "De Humani Corporis Fabrica" de basis voor
de anatomische studie legde. Vesalius had zijn kennis
vergaard door op jeugdige leeftijd dode honden en
katten te ontleden en later mensenlichamen.
barbiers en andere standwerkers namen het vaan
del even over.
De eenmaal begonnen ontwikkeling was evenwel
niet meer tegen te houden. Grote namen schitterden
aan het medische firmament. Onder hen Mondino
dei Luzzi van Bologna en Leonardo da Vinei op
anatomisch terrein; Vesalius op het gebied van de
systematiek; Ambroise Paré (1510-1590), een chirurg
die de weg terug ging naar de helende kracht van
de natuur zelf; Paracelsus (1493-1541), die grote
invloed had op schei- en geneeskunde; de systemati
sche indeling die Jean Francois Femel bracht in
de zestiende eeuw; fysiologie (de leer der functies),
de pathologie (ziekteleer) en behandeling.
De eerste besmettingstheorieën kwamen van Fra-
castore (rond 1546). William Harvey (1578-1657) toon
de het bestaan van een bloedsomloop aan; hij deed
ook aan onderzoek van het menselijke en andere
vruchtbeginselen. Malpighi ontdekte een paar jaar
na de dood van Harvey de haarvaten; ook bestu
deerde hij het beginstadium van het embryo. In dit
rijtje passen nog Kirchner (die vermoedelijk voor
het eerst de rode bloedlichaampjes beschreef). Van
Leeuwenhoek (overigens geen arts) die de mannelij
ke zaadcelletjes, dwarsstreping van sommige spie
ren en bepaalde mondbacterieën ontdekte. Robert
Hooke die in 1665 de term ,cel' invoerde.
Vele niet-medici hebben de ontwik
keling van de geneeskunst beïn
vloed door hun vindingen. Elke
goede encyclopedie heeft hen ver
eeuwigd: Boyle, Lavoisier, Reau
mur, Spallanzani, Boerhave, Von
Haller, Galvani, Volta (zeventien
de en achttiende eeuw). In de
negentiende eeuw horen in dit
rijtje onder andefe Louis Pasteur
en Claude Bernard.
In de negentiende eeuw zien we
de definitieve opkomst van de
chirurgie dank zij de asepsis en
de narcose. Er ontstonden grote
laboratoria en het klinisch onder
zoek nam een enorme vlucht. De Fransman Pinel
gaf de stoot tot het begin van de psychiatrie door
de krankzinnige als zieke te gaan beschouwen (en
niet bezeten of iets dergelijks). Hij bevrijdde in
Bicetre en Salpetrière de geesteszieken van hun
ketenen.
Belangrijk kenmerk van de negentiende eeuw was
ook de vooruitgang op het terrein van de fysiologie.
De bestudering van de levensverschijnselen leidde
tot grotere kennis omtrent de natuur. Cellen ont
staan uit cellen, zo stelden Virchow en Remak vast.
Evolutie en erfelijkheid werden bestudeerd; het
zenuwstelsel werd onderzocht Meer en meer specia
lismen ontstonden, zoals psychiatrie, dermatologie
(huid- en geslachtsziekten), kindergeneeskunde, oog
heelkunde, oor- en strottenhoofdziekten. Dankzij
de bacteriologische ontdekkingen van mannen als
Pasteur, Koch en Semmelweis kreeg men meer
greep op steeds meer ziektebeelden.
Men kan de opsomming van uitvindingen en grote
namen nog enige tijd voortzetten, maar het zal de
lezer duizelen. We zijn echter, omdat we nu eenmaal
toch grote sprongen moesten nemen, snel in de
moderne tijd. Röntgen ontdekte de naar hem ge
noemde straling in 1895. De opkomst van de electro-
nica opende weer nieuwe wegen: b.v. electrocardio
gram, electroencephalogram; bloedgroepen werden
in 1900 ontdekt; de biochemie ontwikkelde zich
mede onder invloed van de ontdekking van hormo
nen en vitaminen; immunologie ontwikkelde zich op
basis van de in de bacteriologie opgedane kennis;
Van Pirquet was een grote naam op het terrein van
de allergie: opkomst van de antihistaminica.
Een uitvinding van Whipple, Minot, Murphy en
Castle was in 1934 goed voor de Nobelprijs: gebruik
van een leverextract tegen bloedarmoede. Misschien
denken we bij dit feit nog even terug aan de oude
Chinezen, die kennelijk toch mede aan de wieg van
de moderne geneeskunst hebben gestaan
PETER CRAGHS
gezondheidszorg
om ons heen