Geneeskunst: de kunde groeide door de eeuwen heen ifi 'n beetje beter 'n beetje beter CeidaeSomant Den Haag Er gaat vrijwel geen dag voorbij of onze aandacht wordt op de een of andere wijze getrokken door iets dat met gezondheidszorg heeft te maken. Om maar eens heel dicht bij huis te blijven: er wordt een kind geboren; er is een familielid ziek; er wordt iemand in het zieken huis opgenomen; we gaan met een of ander pijntje naar de huisarts; komen bij de specialist terecht en ga zo maar even door. Er zijn weinigen onder ons die niet zo af en toe eens een pil voor of tegen het een of ander slikken. En als er niets met ons is of met iemand uit onze omgeving dan lezen we toch in de krant of horen we via radio en tv over het nieuws uit de sector van de ge zondheidszorg. We zijn er kortom met zijn allen bijna dag-in- dag-uit mee bezig. Dit heeft de redactie op de gedachte gebracht de lezer een serie over gezondheidszorg te presenteren. Er wordt geen volledigheid gepreten deerd, wel wordt gepoogd de lezer een indruk te verschaffen over wat er zoal aan gezondheidszorg vastzit. Enerzijds gebeurt dit in informe rende artikelen, anderzijds is de weg gevolgd van het praten met mensen die, „het" doen in onze gezondheidszorg. Vandaag ter opening een paar grepen uit de geschiedenis van de geneeskunst. angzaam maar zeker is, vooral in de laatste 75 jaar, de geschiede nis van de geneeskunst aan het verleden ontrukt. Daarbij zijn za ken aan het licht gekomen met betrekking tot bepaalde medi sche opvattingen, behandelme thoden, gebruik van genees krachtige stoffen, die, geplaatst tegen de achtergrond van de ken nis die we nu hebben, in een aantal opzichten verrassend zijn te noemen. Daarover willen we het hier hebben. Met grote stap pen proberen we door de geschie denis der geneeskunst te lopen. Achtereenvolgens komen aan de orde: Egypte, Mesopotamie, Indië, China, Mexico en Peru, Griekenland en summier de ontwikkeling naar de moderne geneeskunst toe. De neiging heeft eeuwenlang bestaan de geschiede nis van de geneeskunst te laten beginnen bij de Griek Hippocrates (geb. 460 v. Chr.) en alles dat daarvoor lag te vergeten. Totdat bij de ontcijfering van millennia oude geschriften bleek dat ziektebeel den die we nu ook nog kennen in vroeger tijden reeds haarfijn werden beschreven en soms zelfs behandeld op een dusdanig doeltreffende wijze, dat men moest vaststellen dat men de oude methoden alleen maar verbeterd had. Zulke constateringen kunnen vooral gemaakt worden ten aanzien van ziekten waarbij de bestrijding plaats had (en heeft) met behulp van bijvoorbeeld bepaalde geneeskrach tige stoffen. oorbeelden kunnen we uit de ge hele geschiedenis van de oude geneeskunst halen. Een van de meest betekenisvolle Egyptische medische getuigenissen is de zo genaamde Smith-papyrus (ge noemd naar de ontdekker), een document dat in een periode rond 2000 jaar v. Chr. ontstaan moet zijn. Na een titanenarbeid van tien jaar kwam Henry James Beasted in 1930 gereed met de vertaling ervan, voor zover nog mogelijk. De Smith-papyrus had alras de bijnaam te pakken van .chirur gisch handboek uit de allervroegste tijd' (het werd in 1862 bij Thebe gevonden.) In dit en andere documenten trof men gedetailleer de aanwijzingen op medisch gebied aan. Er werden botbreuken beschreven, wonden; hartonderzoek en enige kennis van bloedvaten werd aangeduid. Ken nis omtrent de bloedsomloop zelf bleek niet aanwe zig. De oude Egyptische artsen leken zich er wel van bewust te zijn dat hart en pompbeweging elders in het lichaam iets met elkaar te maken hadden. Men concludeerde tot het bestaan van .kanalen en strengen die van het hart uit naar alle delen van het lichaam voerden'. Uit de gevonden geschriften blijkt, dat de kennis van de werking van kruiden fabelachtig genoemd mocht worden. Voorbeelden: men kende de stimulerende werking van de sappen van de papaver; men kende het alruin voor verdo vende werking, evenals de werking op dat punt van het bilzenkruid (scopolamine). Misschien louter toe vallig, zoals ook met moderne wetenschappelijke ontdekkingen nog wel gebeurt, kwam men vaak tot verrassende oplossingen. Het is tegenwoordig ook nog bekend, dat in bepaalde soorten aarde in schimmels anti-biotica voorkomen. In het oude Egypte had men daarvan weet, zo blijkt uit de documenten. In urine worden soms stoffen aange troffen die bepaalde ziekten kunnen bestrijden. Ook dat was tot de Egyptenaren doorgedrongen. Vastge steld kon worden dat bijvoorbeeld de pyramidebou- wers (slaven veelal) rammenas kregen. Daarin wordt rafamine aangetroffen, een stof die bepaalde ziekteverwekkers (coccen) bestrijdt. Het allicine en allistatine uit uien en knoflook bleek te worden toegepast tegen dysenterie, tyfus en cholera. Ver branding van wierook levert fenol en karbolzuren op die een antiseptische werking hebben. Het is in Egyptische documenten beschreven. as eeuwen nadat de proef door de Egyptenaren werd beschreven, konden moderne onderzoekers het bewijs leveren, dat een oude zwangerschapsproef wellicht he lemaal niet zo fantastisch was als hij leek: beschreven werd ergens, dat wanneer men urine van een vrouw uitsprenkelde over respec tievelijk een bakje met tarwezaai- goed en een met gerstzaaigoed ontdekt kon worden of de vrouw een jongen of een meisje zou krijgen. Als de tarwe ontkiemde, zou het een meisje worden, in het tweede geval een jongen. Uit het feit alleen al dat men experimenteerde met anti-con ceptie /nag worden afgeleid dat de Egyptenaren met hun geneeskunst ver gingen. Gebruikt werden de opgeloste fijngewreven acaciatoppen. Het gom daar van vormt in waterige vloeistoffen melkzuren die inderdaad een anti-conceptische werking hebben. Uit de beschrijvingen die we in diverse papyrusrol len aantreffen, blijkt heel duidelijke kennis omtrent b.v. migraine (Ziekte van het halve hoofd'), spatade ren, blindedarmontsteking. Een nog heel wat ouder geneeskundig handschrift we moeten daarvoor een sprong maken treffen gezondheidszorg om ons heen een ee we aan in Mesopotamie, van Sumerische origine. Het is een kleitablet die rond 2400 jaar v. Chr. moet zijn beschreven. Gevonden door een Amerikaan in 1956. Op de kleitablet lezen we een twaalftal recep ten. Het is echter de beroemde zwarte zuil van Hammurabi (1728-1686 v. Chr.) die de eerste duide lijke aanwijzingen omtrent het medisch handelen in het oude Mesopotamië verstrekt Uit de beschrijvingen die langzamerhand ontcijferd zijn blijkt, dat men in dat deel van de wereld meer ziekten kende dan de oude Egyptenaren. Enerzijds mo^t dit uit het ongunstige klimaat worden ver klaard, anderzijds ook uit de .opener' maatschappij: de bewoners van Mesopotamië hadden het drukker met reizen en trekken en .importeerden' op die manier vele ziekten. Religie speelde overigens in de oude culturen een belangrijke rol bij de .bestrijding' van ziekten. Bij Ninivé werden chirurgische in strumenten gevonden, maar over het gebruik ervan werd zo goed als niets aangetroffen. Van de vele boeiende vondsten in dit ge bied één zeer sprekend voor beeld: een geslepen bergkristal dat heel goed gediend kan heb ben als lens voor een slecht-ogige koning of een ander hoog heer schap. Geslachtsziekten kwamen ook in Mesopotamië en Egypte voor en ze werden beschreven, evenals (in Mesopotamië) kathe ters zeer dunne buisjes waarmee geneesmiddelen in de urinewegen-werden gebracht In dit deel van de wereld bestond een grote kennis omtrent de werking van zeer vele kruiden. De oudste hygiënische installaties zijn in Indië aangetroffen, althans zij overtroffen in effectiviteit en uitvoering verre die welke in Egypte en Mesopo tamië werden gevonden. Afwateringssystemen, rio len, toevoerkanalen voor water, pijpsystemen ston den op hoog peil in de hoofdstad van het oude India, Mohendsho-Daro. De oude medische teksten die we in dit gebied aantreffen, gaan niet zo ver terug als in Egypte en het Tweestromenland, maar er moet toch een zeer oude medische traditie heb ben bestaan, want bepaalde in India aangetroffen kruiden werden in Egypte al gebruikt Waarom zou men in India niet de kennis hebben gehad van de werking van deze kruiden? Twee belangrijke medi sche werken kunnen worden genoemd in dit deel van de wereld: de Tsjareka-samhita (Tsjareka-ver- zameling) waarin zo'n 500 kruiden worden beschre ven met hun werking, en de Susruta-samhita, die voor ons zeer interessant is vanwege de beschreven chirurgische opvattingen. In de Susruta ook een heel anatomiecollege. Ook de beschrijvingen van b.v. een staaroperatie (vermoedelijk stammend uit de eerste helft van het tweede millennium v. Chr.), een plastische neusoperatie en de verwijdering van blaasstenen. In India gebruikte men zwarte mieren voor het „dichtnaaien' van inwendige wonden na operaties. Men zette de mieren zodanig neer, dat zij met hun klauwtjes de randen van de wond omvatten en scheidde dan het lichaam van het diertje van deze klauwtjes. Bij het dichtnaaien van de buikwand werd gewoon dierepees of katoen gebruikt In de Susruta-verzameling wordt ook de keizersnede be schreven (waarmee volgens de overlevering de grote Ceasar ter wereld werd geholpen in het oude Rome, vandaar sectio Caesarea het woord keizer komt van Caesar). Voor we weer een stap verder naar het oosten maken, nog dit: in 1558 ontdekte de Duitse dr. Leonhard Rauwolf de werking van een bepaald kruid dat tegen hoge bloeddruk en als kalmerings middel in gebruik werd genomen; de Rauwolfia Serpentina. Het bleek een kruid dat in de Tsjareka- verzameling al beschreven werd als .kruid voor treurige mensen'. Wij zouden zeggen: anüe-depres- siuum (tegen depressies). De Shen-nung Pen Tsao is vermoedelijk het oudste Chinese geschrift over de geneeskunst Het bevatte in oorspronkelijke versie uit de Chou-periode (1122- 221 v. Chr.) de beschrijving van 365 geneesmiddelen. Shen-nung was de goddelijke landman' die tussen 2838 en 2698 v. Chr. China de vruchtbaarheid van zijn bodem zou hebben bijgebracht Ook weer uit de Chou-tijd stamt het op één na oudste werk, de Huang Ti Nei-tsjing (.leer van het inwendige'). De hierin beschreven zaken zijn zo uitgebreid, dat we wel tot de conclusie moeten komen dat men bij het totstandkomen van dit werk al een rijke mpdisrhp historie achter de rug moest hebbeiu Er is ons veel overgeleverd uit China, niet in de laatste plaats omdat ook de Chinezen zelf druk bezig zijn geweest met het classi ficeren van de oude kennis. We weten uit de beschrijvingen b.v. dat men ver voor onze jaartelling behoorlijke kennis had omtrent malaria, tbc, lepra, pokken, tyfus, cholera en pest. Aandoeningen van keel, ogen, tanden, neus, be nen, spijsvertering, blaas en nie ren worden vaak beschreven op zogenaamde orakel-beenderen, hetgeen er op duidt, dat de religie een belangrijke rol speelde, ook hier dus. Niettemin hebben de Chinezen toch wel voor verwarring bij de onderzoekers gezorgd om trent hun beeld van het functioneren van de mens. Zoals later in deze serie (het artikel over alternatie ve geneeswijzen) ook nog even aan de orde zal komen, was het gehele Chinese denken en handelen opgebouwd rond de wereldgeest Tao, die aanwezig was in alle worden en vergaan. Deze wereldgeest manifesteerde zich in twee polaire krachten: Yang (creatief, stevig, mannelijk) en Yin (vrouwelijk, zacht, ontvangend). Alle leven in de kosmos en de mens ontwikkelde zich onder invloed van de span ningen tussen die krachten. Men kende voorts vijf elementen (hout, vuur, aarde, metaal, water); vijf windrichtingen; vijf planeten; vijf jaar- en dagperio den; vijf kleuren en geuren; vijf soorten smaak en vijf soorten menselijke betrekkingen enz. enz. De vijf-elementen-theorie leidde er natuurlijk ook toe dat men vijf voornaamste organen benoemde: hart, long, nier, lever en milt en vijf hulporganen: dikke darm, dunne darm, galblaas, maag en blaas. De nier was een orgaan van het element water en als zodanig weer vijand van het hart als orgaan van het vuur enz. enz. Werd Tao verstoord door kosmologische verande ringen dan kwamen ook de functies van het mense lijk lichaam in de war. Als voornaamste oorzaak van alle ziekten werden dus aangewezen de stoor nissen in de wisselwerking tussen Yang en Yin. Ook voor de oude Chinese artsen speelde de polsslag al een centra le rol in de geneeskunst. Voorts werden vaak nogal fantasti sche verbanden gelegd tussen b.v. verschijnselen die op de tong of in het oog werden waargeno men en (verborgen) ziekten. Niet helemaal fantastisch natuurlijk, want ook nu kunnen dergelijke verschijnselen op die plaatsen wel aanduidingen zijn van dieper in het lichaam gelegen ziekten (denk b.v. ook aan de iriscopie waarbij nauwkeurige bestudering van de iris van het oog aanwijzin gen voor ziekten zou kunnen geven overigens als diagnotisch hulpmiddel niet officieel erkend maar wel toegepast). Als echter de Chinese artsen zwart- kleuring van de ogen herleidden tot nierziekten en witkleuring tot longaanduidelingen dan was er toch meer sprake van systematiseren om het systematise ren, dan van enige rationele aanpak. Ook in China speelde het kruidenarsenaal een belangrijke rol. Vermoedelijk waren Chinezen de eersten die kwik bij de behandeling van zweren gebruikten. Tweeduizend jaar later kwamen in Eu ropa kwikverbindingen aan bod bij de behandeling van bijvoorbeeld syfilis. Nog een paar interessante voorbeelden van medische gebruiken in het oude China mogen we de lezer niet onthouden. Zoals het gebruik van varkensbloed en varkenslever bij bloe- •darmoedeC»). Een der grote vindingen van de mo derne geneeskunst was het gebruik van leverextrac ten bij de bestrijding van bloedarmoede. De huidaf scheiding van bepaalde padden bevat adrenaline, bufagine en bufotaline, waarvan de stimulerende werking op het hart vaststaat. Werd door de Chine zen toegepast .Pokkenvaccinatie' bestond in het oude China: men wreef pokkenkorsten van mensen die in een lichte graad aan de ziekte leden fijn en bracht ze in de neus van gezonde mensen. Geen enkele oude cultuur heeft zo'n kennis gehad van en een overvloed aan kruiden die bedwelming veroorzaakten of gevoelloosheid of beide als de Azteken. De vernieting door de Spanjaarden van het Aztekenrijk (in 1525) en van de Mayacultuur heeft zeer veel verloren doen gaan van datgene wat wellicht de oudste gegevens in de geschiedenis van de geneeskunst had kunnen opleveren. Kunstenaars in culturen van vóór de Olmeken, welke zelf weer vóór de Maya's en Azteken leefden, hebben ons beeldjes van zieke mensen overgeleverd die een frappant waarnemingsvermogen openbaarden. Uit datgene wat ons bewaard is gebleven uit het oude Mexico en Peru, waar genoemde bevolkings groepen leefden, een enkele greep. Afbeeldingen van zieken en medische ingrepen treffen we vooral aan op keramiek. Een van de bekendste protestliede ren die de laatste jaren op gram mofoonplaat vanuit Peru tot ons kwam, beschrijft het kauwen van het cocablad. Dit bevordert de bloedsomloop, ademhaling en spierkracht en stofwisseling en kalmeert door verdoving van de slijmvliezen van de maag het hon gergevoel. Het middel werd zeer lang geleden al in het oude Peru toegepast voor de slaven die grote gebouwen moesten bouwen en aan wie men niet meer dan een minimumlevensstandaard toe stond. Betrekkelijk veel chirurgie moet in het oude Peru zijn bedreven. Er zijn ons beschrijvingen over am putaties overgeleverd. Vanaf 1865 werden op diver se plaatsen getrepaneerde (opengemaakte) schedels aangetroffen. De schedelopening bleek vaak te zijn verricht om zware verwondingen van de schedel te restaureren. Aan resten van (hernieuwde) beengroei aan de randen van gevonden openingen in schedels konden moderne onderzoekers vaststellen, dat som migen na de ingrijpende operaties nog jaren geleefd moeten hebben. Een overigens zeer goed afgelopen medische stunt haalde in 1962 de befaamde Peruaanse hersenchi- rurg Francisco Grana uit: hij opende de schedel van een 31-jarige landgenoot die door een bloeding na een ongeval aan de rechterzijde verlamd was geraakt met behulp van de 1500 tot 2500 jaar oude instrumenten waarmee de Mochica's hun trepana- ties moeten hebben verricht Bij de ingreep door Grana werd van alle andere moderne antiseptische en verdovende middelen gebruik gemaakt. De oude instrumenten bleken goed genoeg om de ingreep te doen slagen. Van Latijns-Amerika naar het ou de Europa, de bakermat van de moderne geneeskunst. Belangrijk punt in de Hippocratische genees kunst is dat het ziek-zijn en ge zond-zijn geheel vanuit een strikt naturalistisch gezichtspunt wordt benaderd. Nergens treffen we toespelingen aan op goden die een ziekte kunnen verwekken of genezen. Er bestaat een vrij groot inzicht, een goede symptoombe strijding maar aanvankelijk zeer weinig anatomische kennis. Deze komt pas opzetten met de zoge naamde Alexandrijnse School. In het begin van de derde eeuw v. Chr. beleven we het hoogtepunt van de Griekse medische weten schap - Vele stromingen: zij die zich met Hippocra tes baseerden op een leer omtrent de lichaamsvloei stoffen; de pneumatisten, die alle ziekten herleidden tot stoornissen en verstoppingen die de verspreiding van de lucht door een .veneus' stelsel in de weg stonden; de methodisten, die leerden dat het orga nisme is samengesteld uit een systeem van sterke vezels met inwendige poriën en die voorts leerden dat ziekten het gevolg waren van spanning of overmatige ontspanning in deze vezels. De grote medici van Rome waren Grieken, zoals Asclepiades. Galenus van Pergamum deed anatomi sche en chirurgische ervaring op in gladiatorenscho- len en in het leger. Deze lijfarts van Marcus Aure- lius richtte een medische school op en schreef een omvangrijk werk. Belangrijk was zijn theorie over de dyscrasieën (verkeerde samenstelling van de lichaamsvochten: bloed, flegma, gal en melancholie zwarte gal die in de milt zou voorkomen). Deze vloeistoffen moesten vermengd zijn tot een gelijk matig temperament Ook moesten koude, warmte, droogte en vochtigheid in juiste verhoudingen over het lichaam verdeeld zijn. Aan de Arabieren danken we on dertussen de formulering van de theorie der vier temperamenten, die toch min of meer aansloot op Galenus' leer: melancholisch, san guinisch,cholerisch en flegmatisch. Er zijn beroemde medische ver zamelwerken van Rhazes, Avi- cenna, Abulcasis en Averroes. Medische centra ontstonden in de late Middeleeuwen in Bologna (1156), Montpellier (1181), Padua en Parijs. In de eerste twee cen tra waren chirurgieopleidingen. De Kerk begon zich met de ge neeskunst te bemoeien en dat bracht de chirurgie in diskrediet (Ecclesia abhorreta sanguine de Kerk verafschuwt bloed). De Zeer veel opzien baarde de vondst van dit beeldje van een vrouw na een keizersnede, •ergens in het oude West-Mexico vervaar digd. De gezwollen oogleden en andere zichtbare symptomen duiden er volgens de gynaecoloog Weisman op, dat de vrouw kan hebben geleden aan vergiftigingsver schijnselen met oedeem van de oogleden. Grote invloed op de veranderingen in de medische wetenschap had Andreas Vesalius (1514-1564), die met zijn boek "De Humani Corporis Fabrica" de basis voor de anatomische studie legde. Vesalius had zijn kennis vergaard door op jeugdige leeftijd dode honden en katten te ontleden en later mensenlichamen. barbiers en andere standwerkers namen het vaan del even over. De eenmaal begonnen ontwikkeling was evenwel niet meer tegen te houden. Grote namen schitterden aan het medische firmament. Onder hen Mondino dei Luzzi van Bologna en Leonardo da Vinei op anatomisch terrein; Vesalius op het gebied van de systematiek; Ambroise Paré (1510-1590), een chirurg die de weg terug ging naar de helende kracht van de natuur zelf; Paracelsus (1493-1541), die grote invloed had op schei- en geneeskunde; de systemati sche indeling die Jean Francois Femel bracht in de zestiende eeuw; fysiologie (de leer der functies), de pathologie (ziekteleer) en behandeling. De eerste besmettingstheorieën kwamen van Fra- castore (rond 1546). William Harvey (1578-1657) toon de het bestaan van een bloedsomloop aan; hij deed ook aan onderzoek van het menselijke en andere vruchtbeginselen. Malpighi ontdekte een paar jaar na de dood van Harvey de haarvaten; ook bestu deerde hij het beginstadium van het embryo. In dit rijtje passen nog Kirchner (die vermoedelijk voor het eerst de rode bloedlichaampjes beschreef). Van Leeuwenhoek (overigens geen arts) die de mannelij ke zaadcelletjes, dwarsstreping van sommige spie ren en bepaalde mondbacterieën ontdekte. Robert Hooke die in 1665 de term ,cel' invoerde. Vele niet-medici hebben de ontwik keling van de geneeskunst beïn vloed door hun vindingen. Elke goede encyclopedie heeft hen ver eeuwigd: Boyle, Lavoisier, Reau mur, Spallanzani, Boerhave, Von Haller, Galvani, Volta (zeventien de en achttiende eeuw). In de negentiende eeuw horen in dit rijtje onder andefe Louis Pasteur en Claude Bernard. In de negentiende eeuw zien we de definitieve opkomst van de chirurgie dank zij de asepsis en de narcose. Er ontstonden grote laboratoria en het klinisch onder zoek nam een enorme vlucht. De Fransman Pinel gaf de stoot tot het begin van de psychiatrie door de krankzinnige als zieke te gaan beschouwen (en niet bezeten of iets dergelijks). Hij bevrijdde in Bicetre en Salpetrière de geesteszieken van hun ketenen. Belangrijk kenmerk van de negentiende eeuw was ook de vooruitgang op het terrein van de fysiologie. De bestudering van de levensverschijnselen leidde tot grotere kennis omtrent de natuur. Cellen ont staan uit cellen, zo stelden Virchow en Remak vast. Evolutie en erfelijkheid werden bestudeerd; het zenuwstelsel werd onderzocht Meer en meer specia lismen ontstonden, zoals psychiatrie, dermatologie (huid- en geslachtsziekten), kindergeneeskunde, oog heelkunde, oor- en strottenhoofdziekten. Dankzij de bacteriologische ontdekkingen van mannen als Pasteur, Koch en Semmelweis kreeg men meer greep op steeds meer ziektebeelden. Men kan de opsomming van uitvindingen en grote namen nog enige tijd voortzetten, maar het zal de lezer duizelen. We zijn echter, omdat we nu eenmaal toch grote sprongen moesten nemen, snel in de moderne tijd. Röntgen ontdekte de naar hem ge noemde straling in 1895. De opkomst van de electro- nica opende weer nieuwe wegen: b.v. electrocardio gram, electroencephalogram; bloedgroepen werden in 1900 ontdekt; de biochemie ontwikkelde zich mede onder invloed van de ontdekking van hormo nen en vitaminen; immunologie ontwikkelde zich op basis van de in de bacteriologie opgedane kennis; Van Pirquet was een grote naam op het terrein van de allergie: opkomst van de antihistaminica. Een uitvinding van Whipple, Minot, Murphy en Castle was in 1934 goed voor de Nobelprijs: gebruik van een leverextract tegen bloedarmoede. Misschien denken we bij dit feit nog even terug aan de oude Chinezen, die kennelijk toch mede aan de wieg van de moderne geneeskunst hebben gestaan PETER CRAGHS gezondheidszorg om ons heen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 13