BURLEY WIL DE BAAS NOG
NIET UIT HET OOG
Oud-Leidse specialist Kostelijk
vond ideaal van restauratie in
Achterhoeks „naoberschap"
Noordwijkerhoutse Strand Lopers
presteren nu binnen KNAU-verband
STAD/REGIO
LEIDSE COURANT
ZATERDAG 14 JANUARI 1978
PAGINA 5
Op mijn omwegen door stad en land kom
ik graag mensen tegen. Elke morgen tussen
tien en elf uur kunt u mij" telefonisch vertel
len.wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Het nummer van mijn geduldi
ge telefoon-is 071-122244;u kunt dan naar
toestel 18 vragen.
Dokter Kostelijk: „Het naoberschap heeft z'n langste tijd
gehad"
Mevrouw Kostelijk verlaat de „Foezelaorend"
Dit is het verhaal van een oud-Leidse
medische specialist en zijn vrouw die in
een oost-Nederlands paradijs de „buren
hulp" hebben ontdekt. „Burgers onder de
boeren", die sinds oktober 1973 weten wat
„naoberschap" betekent. Het zijn de neus-,
keel- en oorarts dr. P. J. Kostelijk en
mevrouw Kostelijk, die ruim vier jaar gele
den in het Achterhoekse Barchem terecht
kwamen, omdat beiden het tijd vonden dat
het ideaal van de dokter eens werd ver
vuld. Dat ideaal was „iets te restaureren"
en het werd botgevierd op een oude boer
derij aan de Barchemse Vrochterdijk, te
midden van buitensteedselieden die iedere
binnendringende westerse „burger" met
taxerende blikken beoordelen. Het dokter
sechtpaar heeft inmiddels dit vorsende
„examen" glansrijk doorstaan en ze zijn
„buren" in optima forma geworden.
Dr. Kostelijk bedankte voor het overvolle
westen en koos een praktijk in het Lo-
chemse ziekenhuis. In de omtrek betrok hij
een oude boerderij waarop hij zich hele
maal kon uitleven. Bovendien ontdekten de
specialist en zijn vrouw hun beider tweede
liefde: de teelt van bloemen en planten, een
liefde die beschenen werd door Barchemse
warmte. Van Leidense arts zijn de Koste
lijks omgevormd tot plattelanders, enkelin
gen temidden van mensen die saamhorig
heid kennen. Anoniem kun je op die zwak-
glooiende dreven van een nog vrijwel on
bedorven landschap niet zijn. Als ze je niet
kennen, dan gaat dat toch wel gauw gebeu
ren. Dr. Kostelijk heeft inmiddels zijn er
varing: „De gemeenschap hier is in balans,
zit goed in haar voegen. Daar moet je niet
plompverloren tussenin vallen. Zowel je
verhouding tot de natuur, tot de gemeen
schap moet groeien, net zogoed als tot wat
je opricht om in te wonen. We hebben nu
een milieu gekregen waarin je kunt leven".
Ik weet niet vanwie de term afkomstig is,
maar er is sprake van de „dokter-boer" in
Barchem. In Leiden was dat even anders.
In het oosten beseft men, dat de Kostelijks
een huis bewoonden, dat eruit zag zoals
luizenden andere huizen. In het interieur
lad deze specialist zich kunnen uitleven,
lat wel; in een laat-Gothische stijl, met een
waardevol bezit aan oude, mooie dingen.
Het was dan ook nauwelijks toeval dat de
aandacht van het echtpaar getrokken werd
toen de gemeente Leiden, na een besluit
tot sanering van het Zijlsingelkwartier, de
slopers aan het werk zette in de oude
huisjes van de Oranjegracht, de Kijf-
gracht, de Waardgracht. Dat waren
zoals dr. Kostelijk nu getuigt vervallen
17e eeuwse woninkjes die de vaart van de
stadsgroei niet hadden kunnen bijbenen en
tegen de grond moesten. Dat er een paar
jaar later een stadsdeel herrees, dat zo
goed als alle toetsen der kritiek kon door
staan, een sociale hergeboorte die in Lei
den vaak niet denkbaar is, kon dr. Koste
lijk toen ook niet bevroeden. Maar hij
profiteerde wel van de verdere devaluatie
van de grachten-misère: deurkozijnen en
deuren van prachtig eiken, juweeltjes van
geglazuurde plavuizen uit de 17e en 18e
eeuw en tienduizenden stenen, zogenoemde
Drielingen (Rijn-formaat) lagen er voor het
oprapen en tussen de puinhopen liep dok
ter Kostelijk die inderdaad al dat koste
lijks voor het oprapen had.
„Men keek wel naar me, als ik daar zo
rondliep. En men dacht wellicht ook, dat
die dokter niet goed bij z'n hoofd was,
maar geleidelijk aan kon me dat alles
helemaal niet meer schelen. Het wat té
mooi om te laten liggen. Ik zei weieens
tegen die mensen met hun vragende blik
ken: heus, dit heeft waarde, dit is geen
rotzooi. Maar niemand vond het de moeite
lonen een steen op te rapen en die te
bekijken. Terwijl men sloopte, laadde ik
stenen, plavuizen en oude deuren in mijn
auto en bracht ze naar huis. Ik moest er
niet aan denken, dat dat alles via een
container in een stortput terecht zou ko
men". In die tijd al hadden de Kostelijks
hun boerderij in Barchem gekocht en elk'
vrij uurtje werden daar stenen gebikt.
Kostelijke stenen, mogen we wel zeggen,
die in massa tot een ambachtelijke heer
lijkheid uitgroeiden: zestig- tot zeventigdui
zend stenen gingen door de handen van
de Kostelijks. Dat liep van bikken tot
schoonmaken, in de mooiste handvorm die
men zich kon voorstellen. Kostelijks spree
kuur en operaties in Lochem werden on
middellijk afgewisseld met de stenenbe
handeling: „je kon zelfs zien, waar ze een
paar honderd jaar geleden nog in de oven
hadden geleven - vooraan, achteraan.
Metselwerk
De Barchemse boerderij moest vrijwel ge
heel afgebroken worden, maar groeide
daarna weer op zoals ze eeuwenlang in
deze contreien had gestaan. Op maatwerk
kreeg alles z'n juiste plaats terug, tot in
de kleinste originele onderdelen. De metse
laars moeten er erg veel plezier aan heb
ben beleefd, want geef ze het maar eens
te doen, al die muizentandjes metselen.
Eeuwenoud was de bouwval, maar als een
vogel Phoenix verrees ze uit de brokken
(als je die met as mag vergelijken). En de
dorpelingen en boeren bleven toekijken.
Na ruim 150 jaar werden de oude hoeve
„Foezelaorend" wat een foezel-arend
helemaal is, weet ik nog steeds niet weer
als nieuw opgebouwd door de Kostelijks.
De enige „vervalsing" was, dat de boerde
rij gedeeltelijk opnieuw werd gebouwd met
nog oudere stenen.
De Barchemers kregen er van lieverlee
plezier in. Lang voordat de Kostelijks zich
hadden geïnstalleerd en het brandewientje
geserveerd kon worden waren ze al toege
stroomd. „Soms leek het hier wel mobilisa
tie", vertelt dr. Kostelijk. „Bijvoorbeeld
toen de pannen op het dak moesten. Ze
stonden er plotseling zowat allemaal en de
pannen gingen van hand tot hand. Toen
maakten we kennis met de ongeschreven
wetten van de buurtschap: de dienst van
de één aan de ander". De burger onder
de boeren was geaccepteerd. Dat is in feite
het verhaal, dat tot nogtoe niet is geschre
ven. Leiden was afgedaan, Lochem en
Barchem kwamen ervoor in de plaats. Met
een heel nieuw leven. Met ruimte waarin
je kunt ademen. Waarschijnlijk omdat je
niet boven op elkaar jezelf moet zien te
kunnen blijven. Ruimtelijke afstand lijkt
psychologisch een binding te kunnen
scheppen.
„Dat we hier in Barchem maar dat kan
ook elders het geval zijn bij elkaar
horen, vinden wij een voorrecht. Er komt
een stedeling, misschien de eerste sinds
eeuwen. Dat betekent wat in een gemeen
schap die op elkaar is ingesteld". Zelf wil
ik hierbij aantekenen, dat in de westerse
randstad deze „interne" opbouw van een
dorpsgemeenschap nog moeite heeft met
de „inbreng" vanuit een stedelijk milieu.
Ook in het westen kunnen wat meer ruim
te zoekende stedelingen nog geconfron
teerd worden met de „stugheid" die
soms als onvriendelijk overkomt van de
oorspronkelijke bevolking. Maar het „ge
val" van di-. Kostelijk is zeker sprekender.
Toen hij op een avond uit Leiden thuis-
Kwam en even een kopje koffie bij de
buren dronk zei hij: „kom, ik ga maar naar
bed, want ik voel me niet zo lekker". De
volgende morgen stond een (andere) buur
vrouw bij de boerderij-in-opbouw om te
vragen „hoe het was". Ook de anderen
hadden toen al gehoord, dat „de dokter
niet zo goed was". Dat noemt de arts:
weten van elkaar, omzien naar elkaar,
elkaar dienen.
Naobers
Zo wordt je eikaars „naobers", met het
leven in balans. Ook na de dood, want je
hebt er „liek-naobers", die de leiding heb
ben bij de begrafenissen, en de „nood-nao-
bers", meestal de dichtstbij wonende buur
man, die dat blijft, ook al is-ie verhuisd.
Dan heb je nog de 1ste, 2e en 3de naobers.
Dr. Kostelijk: „op elkaar kunnen rekenen
is niet een vorm van solidariteit, maar een
oud recht en een oude plicht. In die sfeer
zijn we ons gaan thuisvoelen en het zou,
geloof ik, goed zijn als méér mensen die
zich buiten vestigen die ervaring zouden
krijgen".
Toch gelooft dr. Kostelijk ondanks zijn
„zalige lot des landmans" dat het „nao
berschap" zijn langste tijd gehad heeft.
„Omdat wij niet zoveel meer praten. Prao-
t'n, zeg men hier. De televisie praat voor
ons. De jeugd praat niet meer, luistert
alleen maar en kijkt Sociale wetten nemen
een heel stuk van de burenplicht over, of
je wil of niet. De begrafenisondernemer is
de concurrent geworden van de „lieknao-
ber". Overigens zijn het hier nog fijne
mensen, met een heel aparte stijl. Vraag
een zieke eens, hoe het gaat en het ant
woord is heel vaak: och, het wordt niet
slechter. Dat betekent dan: het gaat beter.
Het zijn mensen zonder pose: vreugde en
verdriet in gepastheid, men heeft een zeke
re discretie". --
De Kostelijks hebben vier jaar geleden
komend vanuit het ontwikkelde Holland
het gevoel, dat ze nu pas met een prachtige
vorm van beschaving hebben kennis ge
maakt. Men komt bij de Kostelijks op
bezoek, drinkt een bak koffie en praat over
keetjes en kalfjes. Maar juist daarom kan
het gaan. Zoals die ene vrouw die na een
ongedwongen ogenblik opeens komt met
een „loutere mededeling": „O, onze koe is
vannacht doodgegaan en het kalf ook".
Dat wilde die vrouw even kwijt, zonder
sentimenteel te zijn. Maar voor een kleine
boer is zoiets een grote slag. Maar zoiets
vertel je aan iemand die er over nadenkt,
meedenkt en meeleeft. Dat zegt dr. Koste
lijk: „Kijk, zoiets noem ik nu pas bescha
ving. Soms denk ik: daar ben ik nog niet
aan toe". Het echtpaar, dat een paar jaar
geleden de voorzieningen rond de Sleutel
stad ontvluchtte, wacht nu alweer op het
dikker worden van de knoppen. Nog een
paar maanden en het leven schatert alweer
alsof er geen dood bestond, daar aan de
voorkant van die opgepepte „Foezelao
rend", met zeëen van lelies, geraniums,
floxen, rozen en fuchsia's als tierend decor.
En dan heb ik het nog niet eens gehad
over al die oren, neuzen en kelen die ook
in de Achterhoek problemen met zich mee
brengen. Als tegenwicht zijn daar altijd
nog de oude linde met een kruin als een
weldadige fontein en twee majestueuze
notebomen en de verdere vrijetijdszorgen
van de Kostelijks, met hun laatste, bijna
ingevreten hobby: 't naoberschap.
Hoewel Burley niet het genoe
gen mag smaken een stam
boom te bezitten, mag hij zich
toch op rasechtheid laten
voorstaan. Niet dat Burley dat
doet, want net zoals alle ande
re jonge honden is hij vrolijk
en speels en maakt zich geen
zorgen over het niveau van
zijn afkomst. Laat staan dat
hij zich aristocratisch ge
draagt, zoals dat van een echte
Duitse Staander, ten onrechte,
wordt verwacht. De duur klin
kende Engelse naam doet dat
eigenlijk ook wel vermoeden.
Toegegeven, men noemt een
Duitse Staander nu ook niet
direct Heinrich, Friedrich of
Franz-Jozeph. Maar zo'n
schijnbaar hoog gekwalificeer
de naam als „Burley" drukt
meteen een verkeerd stempel
op het dier. Het beste bewijs
daarvan is Burley. Een gewo
ne, maar mooie hond met zijn
eigen merkwaardigheden.
Geen technisch volmaakt lo-
pendeband produkt dat volau
tomatisch aan de wensen van
de consument voldoet. Burley
heeft erg veel aandacht nodig
en die vraagt hij*vaak op de
meest ongelegen momenten.
Wekelijks verschijnt in de Leidse Courant de rubriek „Hond
zoekt huis". In deze rubriek wordt een hond beschreven die
in het asiel verblijft om daar een zekere dood tegemoet te
gaan.... tenzij het dier een goedis vindt. De in de rubriek
beschreven honden zijn alle door hondenbezitters naar het asiel
gebracht. Om Uiteenlopende redenen, vaak begrijpelijk maar
soms ook volslagen onzinnig. De in „hond zoekt huis" beschre
ven dieren zijn alle goed gezond, hebben een wormkuur
ondergaan en zijn volledig ingeënt. Tegen betaling van ca. 60
gulden ten bate van zwerfdieren zijn ze af te halen. Adres:
Nieuw Leids Dierenasiel, Besjeslaan 6b, Leiden. Tel.: 131670.
Geopend di. t/m vr. 10.00—12.00 en 14.00—17.00 uur. Zaterdag
van 10.00—12.00 en 14.00—16.00 uur. Zondag en maandag geslo
ten.
geen bezwaar tegen' autorij
den.
Dit kan een groot voordeel
zijn als de nieuwe baas niet m
de buurt van het strand of een
bos woont om Burley flink af
te draven. Want de Duitse
Staander behoort tot de jacht
honden en heeft dus veel be
weging nodig.
Een beschrijving van het uiter
lijk, voor zover dat van dit ras
nog niet bekend is: de kleuren
zijn bruin-grijs gevlekt. Hij is
kortharig en heeft mooie han
goren en een vrij spitse snuit
Zijn staart is gecoupeerd.
Tasja
Met Tasja, de Spaniel van de
vorige week gaat het nog niet
zo goed. Ze heeft nog geen
nieuwe baas mogen begroeten
terwijl ze dat toch wel heeft
verdiend. Er is een klein knas-
je dat er vandaag (zaterdag)
nog iemand naar haar komt
kijken, maar zeker is dat niet,
aangezien deze persoon afgelo
pen maandag al heeft gebeld.
Erg groot was het enthousias
me dus niet. Voor Tasja begint
de tijd echter te dringen dus
alle reacties zijn van harte
welkom. BART SPIJKER
Neerlands allereerste atletiekvereniging
die gespecialiseerd is in de lange af-
standloperij is KNAU-lid geworden. We
hebben hier niet te maken met één of
andere mysterieuze sekte, het wil alleen
maar zeggen, dat de Noordwijkerhoutse
Strand Lopers (NSL) bij het begin van
het nieuwe jaar officieel zijn onderge-
bracht bij de Kon. Ned. Atletiek Unie.
Verheugend feit, want nu mag NSL
meedoen aan alle KNAU-wedstrijden,
wat de status van de vereniging zeer
ten goede komt en de leden in staat stelt
uit te komen op het betere tot beste
niveau. Tien jaar geleden kwamen in
Noordwijkerhout schaatsers, wielren
ners en andere sportbeoefenaars bijeen
om een lange afstand-hardloopgroep te
vormen. In die jaren was het besef om
gezond te blijven, de fitheidsrage, het
ideaal „weg met de buik", erg levendig.
Het was het bloeitijdperk van strand
en trimlopen. Kortere afstanden waren
erg populair. Hele groepen waren vrij
wel elk weekeinde te vinden tussen
Hoek van Holland en Bergen aan Zee
om een aantal kilometertjes in de benen
te krijgen.
Langzaamaan echter veranderde de
trimloperij in een liefhebberij die meer
op prestatie was gericht. Twee vliegen
in één klap: sporten ten bate van de
lichamelijke gesteldheid en tegelijk een
ander de loef proberen af te steken en
prestatie-„omzét" te maken. De afstan
den werden langer en zwaarder. Acht
kilometer was niet$ meer, het werden
twaalf, vijftien kilometer en men begon
ook de „halve marathon" te lopen. De
NSL beschikt bijvoorbeeld op het mo
ment over een stuk of vijftien atleten
die de marathon (42 km en 190 m.) in
ongeveer drie uur afleggen. Dat is lang
niet mis, op een ledenbestand van ruim
50. Tien jaar terug was het nog een
groep van rond de 15 man, die trainden
in het duinengebied van Staatsbosbe
heer en op het terrein van de Amster
damse Waterleiding. Deze machtige
trainingsgronden zijn nooit verlaten,
nog vandaag de dag kan men daar de
NSL-ers aantreffen.
De heren trainen op twee vaste avonden
in de week en de wedstrijdloze week
einden worden gebruikt voor superlan-
ge duurlopen of ontspannende tripjes
op zondagmorgen langs het strand. Zo
worden heel wat uurtjes zoetgebracht.
De mensen van de NSL deinzen niet
terug voor nog groter werk: op een
monsterstrandloop van 50 km. (1973) en
in de ronde van de Haarlemmermeer
(62 km., vorig jaar) hield men de eer
van de vereniging hoog. Het zat er
duidelijk in, dat men moest komen tot
aansluiting bij de KNAU; het besluit
werd op 1 januari een feit. Volwaardig
gaat de NSL voort op de ingeslagen
weg. In mei doet men mee aan dé 24
■uurs-estafette in Apeldoorn en in juli
zullen de Strand Lopers van Noordwij
kerhout massaal aan de start komen
voor de Bollenstreekmarathon. In okto
ber van het vorig jaar zijn de leden
begonnen met wedstrijden die tellen
voor voor het clubkampioenschap. Vo
lop werk aan de winkel, zoals onder
andere de 100 km-koppelrace in Ba-
rendrecht, augustus van dit jaar, waar
men in 1977 ook al zo succesvol, was.
Op 27 maart, tweede Paasdag, wordt de
5e NSL-halve Marathon en de 5 km.-
prestatieloop georganiseerd, waarbij
enorm veel deelnemers uit de regio
worden verwacht. Omdat voor niets
slechts de zon opgaat en omdat tegen
woordig sport bedrijven handen vol
geld schijnt te moeten kosten, heeft ook
de NSL haar eigen sponsor: Vink's
Mode Magazijnen, die de mannen in
gele trainingspakken heeft gestoken,
dat is ook de kleur van het clubtenue.
Floor Vink deed toch al heel wat voor
de vereniging, in het verleden. Vink en
NSL horen bij elkaar, dat is wel duide
lijk geworden.
Leden van de Noordwijkerhoutse Strand Lopers (NSL) in het gelid.
32
hem oefenen. Door bijvoor
beeld eerst heel even de kamer
te verlaten, dan wat langer en
tenslotte helemaal het huis uit
te gaan terwijl de hond in de
kamer is. De duur van uw
afwezigheid moet door Burley
zelf bepaald worden, maar dat
maakt hij wel kenbaar! Zo
went de hond eraan dat de
baas altijd weer terug komt.
Dit is eigenlijk het enige be
langrijke nadeel bij Burley
tenzij men er zwaar aan tilt
dat Burley geen katten kan
verdragen. Hij kan goed met
kinderen overweg en heeft
Dan moet er met hem ge
speeld worden, hij wil wanelen
of hij heeft opeens een ver
schrikkelijke honger en wil
per se eten. Dit gebeurt altijd
als men net de deur uit wil
gaan. Met welk doel dan ook.
Maar Burley vreest dan dat
zijn baas niet meer terug zal
komen en probeert op die ma
nier zijn baas bij zich te hou
den.
Burley is echter nog jong ge
noeg om dit af te leren, want
hij is pas twee jaar oud. Men
moet dan wel intensief met