ISSïïfet Binnenhof COU] ROTTERDAMSCH NIEUWSBLAD nairil, ilandsche O „jjpjjjjj Een uitgever die er niet omheen draait mmm termeersche Q BLAIHUID-HOLLANDI HAAGSCHF 'laardinas Daal LI//ELewLEK BLAD VOOR DE ALBL euwe Waterweg estlandsche Schoonhovende brant ~W W A A ^v, "dü^de^be, .977-no.30,28 dagdl.d. Coo,sing,, 07. Tel.1010)144144. Postbus 959. Giro 11000. Losse nummers 1 165** Schoonhovende krant Met een receptie voor de medewerkers heeft vanmiddag in het Haagse Congres gebouw één van de belangrijkste dagblad uitgevers van Nederland een punt ach ter zijn loopbaan gezet A G. Sijthoff, de man die als oudste kleinzoon van de stichter van de Haagsche Courant, Al- bert Sijthoff, mede leiding gaf aan de uitbouw van dit kran ten bedrijf tot een omvangrijke onderneming, die nu de naam Sijthoff Pers B.V. draagt. Een B.V. die naast de Haagsche Courant onder meer ook het Rotterdams Nieuwsblad, de Goudse Courant en het Economisch Dag blad op straat brengt. En binnen die B.V. zijn de activiteiten gebundeld van afzon derlijke werkmaatschappijen, waarvan er één uitgeefster is van 31 huis-aan-huisbla- den. Een andere werkmaatschappij, Wes terpers B.V., is uitgeefster van onze eigen dagbladen Het Binnenhof en de Leidse Courant die, met volledig behoud van de journalistieke onafhankelijkheid, in 1971 tot het concern toetraden. De vorig jaar 65 geworden A. G. Sijthoff is de achterkleinzoon van de in 1829 geboren A.W. Sijthoffdie in 1851 in Leiden een boek- en kantoordrukkerij opende en de stamvader werd van een geslacht uit gevers dat meerdere, financieel van el kaar onafhankelijke takken omvat. De oprichting van de Haagsche Courant door A. G.'s grootvader en A. W.'s oudste zoon Albert, geschiedde in 1883. A. G. trad tot het bedrijf toe in 1937. Hij werd directeur bij het overlijden van zijn vader Zijn broer F. W. Sijthoff maakt samen met mr. J. J. Nouwen deel uit van de directie, die per 1 april wordt uitgebreid met de heer H. A. M. Hoefnagels. De aandelen van Sijthoff Pers B. V. zijn in handen van de familie. Ter gelegenheid van zijn af scheid gaf roeneer A. G.zoals de cou rantier binnen het bedrijf niet zonder eerbied wordt aangeduid, één van onze verslaggevers de gelegenheid in alle vrij moedigheid een portret van hem te schil deren. (Van een onzer verslaggevers) Den Haag Geldelijk gewin is nooit de grote drijfveer geweest van A. G. Sijthoff. Ook niet uitsluitend een onversneden idealisme om een opti male bijdrage aan de nieuwsvoorziening in ons land te leveren. De werkelijke krachtbron in zijn 41-jarige loopbaan als dagbladuitgever is geweest een intense liefde voor en verbondenheid met „Het Erfgoed der Vaderen". Behoud van dat erfgoed een abstract idee en tegelijkertijd iets concreets dat je in je hand kan houden en wat bij de mensen in de bus glijdt heeft hem een leven lang gepassioneerd. Het is tegen de achtergrond van die hartstocht dat zijn activiteiten als krantendirec teur moeten worden gezien en het is in dat licht dat de formidabele expansie van zijn bedrijf dient te worden geplaatst. De stoffelijke en ogenschijnlijk ook ietwat stoffige uitdrukking van A. G. Sijthoffs historisch besef is wat in het bedrijf bekend staat als: de Pluche Kamer. Het directeursverblijf op de eerste etage van het gebouw aan de Wagenstraat, dat sinds 1971 behalve de Haagsche Courant ook Het Binnenhof en de Haagse redactie van de Leidse Courant huisvest De ruimte is ingericht door A. G.'s vader Albert, zoon van de oprichter van de Haagsche Courant en sindsdien volkomen onveranderd geble ven. De leren stoelen om de lange, eikehouten vergadertafel zijn aan de randen mogelijk wat schraal geworden. En de foto's (Prins Hendrik op bezoek in de drukkerij; het voltallige personeel in 1933) zijn wat verkleurd. Maar voor het overige is alles letterlijk bij het oude gebleven. Aanvankelijk verloopt de kennismaking stroever dan bij het doorsnee vraaggesprek. De uitgever is bepaald niet onwelwillend, maar zegt niet zo best te begrijpen wat er nou eigenlijk interessant aan hem is. Dat zich in de afgelopen veertig jaar nogal wat veranderingen hebben voltrokken, kan hij wel bevestigen, ja. „Toen ik hier in 1937 als rechterhand van mijn vader binnenkwam", vertelt hij gezeten tegenover het bijna levensgrote schilderij van groot vader Albert Sijthoff, „telde het bedrijf 150 werkne mers en verbruikte per jaar 3 miljoen kilo papier. Nu heeft de onderneming 1500 werknemers in dienst, gaat er 30 miljoen kilo papier per jaar doorheen en worden er 200.000 kranten per uur gedrukt. Of dat zijn eigen werk mogelijk onaantrekkelijker heeft gemaakt? „Ach, wat zal ik zeggen, in mijn ibegintijd was ik zelf natuurlijk zo'n beetje chef van alles. Om maar wat te noemen, vroeger nam ik zelf de mensen voor de administratie aan. Dat gaat nu helemaal buiten mij om. Voor de inkoop waarmee ik me destijds ook tot in alle details bemoeide, is nu een hele aparte afdeling. De verantwoordelijk heid voor het reilen en zeiler! van het bedrijf is in de loop van de tijd sterk gedecentraliseerd." Ook over zijn jeugd is hij terughoudend. Dat hij zijn vader zou opvolgen in het bedrijf heeft inder daad altijd vastgestaan. Al op jonge leeftijd toog hij naar het buitenland om in een tijdsbestek van acht jaar alle, maar dan ook echt alle kneepjes van het uitgeversvak te leren. Volgde een handelsschool in Zwitserland en werkte onder meer als monteur bij een rotatiepersfabriek in Augsburg en als jour nalist bij het persbureau Reuter in Londen. Erg veel meer wil A. G. die middag niet kwijt Behalve nog dat hij voorstander is van het vrije ondernemer schap. De volgende dag bij hem thuis ondergaat dit beeld van een oudere, wat gesloten man een drastische wijziging. Daar, in een zeer fraai gelegen maar overigens vrij onopvallende huurwoning, aan de rand van de koninklijke domeinen in Voorschoten, ontpopt hij zich als een niet overmatig spontaan, maar wel heel oprecht man. Gezeten aan de open haard, temidden van fraai meubilair dat kennelijk al vele decennia in gebruik is en mede daardoor gezelligheid en warmte uitstraalt, neemt de bedaar de uitgever alle tijd van de wereld. Meer en meer gaat hij zich interesseren voor het gesprek, denkt lang na en zegt dan in klare taal wat hij ervan vindt Geeft ook informatie over financiële en financieel- juridische aspecten van de bedrijfsvoering. Weliswaar onder voorwaarde dat dat niet in de krant komt. Niet zo'n verschrikkelijke ramp, omdat vanuit welk politiek standpunt je de zaak ook bekijkt op het financieel beheer, dat door A. G. en zijn familie is uitgeoefend, geen wezenlijke kritiek mogelijk lijkt. Continuïteit van het bedrijf op langere termijn heeft men altijd vóór laten gaan boven persoonlijke belangen op korte termijn. Divi denden zijn altijd laag gehouden en ook in moeilijke tijden is men altijd bereid geweest desnoods grote en niet van risico ontblote investeringen te doen. Een voorbeeld daarvan dit terzijde was inder tijd de verhuizing van het bedrijf uit het centrum van Den Haag naar de Plas poelpolder in Rijswijk. Een idee van A. G. waarmee hij al zijn collega-dag- bladuitgevers, die ook in het centrum van een stad gesitueerd waren, voor was en waarmee hij zijn bedrijf een enorme groei-impuls heeft gegeven. Een liberaal man, niet alleen in economisch opzicht, maar in heel zijn visie op mens en maatschappij. Nippend aan zijn Spa-water, een heel voorzichtige lach in de ogen, formuleert hij: „Ja, ik geloof in het vrije spel van de maatschappelijke krachten. Ik denk dat elk streven zijn tegenstreven oproept, elke maatschappelijke stroming zijn tegenstroom, elk idee zijn tegen-idee. Dat samenspel van krachten is altijd op weg naar evenwicht en ik meen dat je die beweging zo min mogelijk van bovenaf moet reguleren. Natuurlijk blijft een bepaald minimum aan overheidsingrijpen nodig, maar ik ben er een sterk voorstander van dat ingrijpen dan ook tot het noodzakelijke minimum te beperken" Waar we met een krantenuitgever praten, lijkt hier de kanttekening op zijn plaats dat het overlaten van de nieuwsvoorziening aan het vrije spel van de economische krachten in een aantal gevallen toch wel degelijk leidt tot ongewenste ontwikkelingen. Eind zestiger, begin zeventiger jaren zijn nogal wat dagbladen het slachtoffer geworden van dat spel van vrije krachten. Verdedigd kan worden dat dit de diversiteit van de nieuwsvoorziening nadelig heeft beïnvloed. Een ander negatief aspect van massa-communicatie als product van een vrije markteconomie is dat er ook bladen met moreel verwerpelijke lectuur worden uitgegeven. Is de heer Sijthoff het met die stellingname eens? „Wat de afname van het aantal krante-titels in Nederland betreft", zo reageert hij, „ik betreur het natuurlijk dat bladen als De Tijd, de Maasbode en het Vrije Volk als landelijke krant, zijn verdwenen. Dat de sanering van het dagbladwezen uiteindelijk tot een ernstige verschraling heeft geleid, geloof ik niet. Op de eerste plaats moet je je in dit verband afvragen of er werkelijk sprake is van een zinvolle bijdrage aan de diversiteit van de nieuwsvoorzie ning, als we het hebben over kleine, noodlijdende bladen, die financieel niet genoeg armslag hebben om voldoende goede journalisten aan te trekken. Ik denk van niet. Ik denk dat dergelijke bladen wel bijdragen aan de diversiteit van het aantal krante-ti tels, maar niet aan een wezenlijke differentiatie in de- nieuwsverstrekking. Gewoon omdat daarvoor de financiële middelen ontbreken. In die situatie kan samenvoeging van verschillende bladen de kwaliteit van de nieuwsvoorziening juist verhogen^-Verster king van het financiële draagvlak schept dan de mogelijkheid het redactionele niveau te verbeteren. Die redenering kan je natuurlijk niet onbeperkt doortrekken in die zin dat elke fusie een journalis tieke kwaliteitsverhoging tot gevolg heeft, maar binnen de grenzen van minimaal noodzakelijke concurrentieverhoudingen gaat ze op. Verder wil ik erop wijzen dat de oplage van de opinieweekbladen de afgelopen jaren met sprongen omhoog is gegaan. En de belangrijkste factor in dit verband is mis schien wel dat we er na de oorlog de televisie als nieuwsvoorziener bij hebben gekregen. Alles bijeen geloof ik dat we in ons land een redelijk scala van kwalitatief goede nieuwsbronnen hebben." „Dan de kwestie van de flut-bladen", gaat Sijthoff verder terwijl hij maar eens naar het raam ijsbeert „Je moet wat dit aangaat een onderscheid maken tussen verstrooiende en perfide nieuwsbladen. Waarbij ik met perfide bladen doel op organen die gedreven door commerciële of andere motieven de werkelijkheid bewust verdraaien. Die laatste catego rie kranten en tijdschriften kennen we naar mijn oordeel niet of nauwelijks in Nederland. In de ons omringende landen zijn daarvan misschien wel voorbeelden te geven. Ik denk aan een Bild Zeitung. Goed, dat zijn dan uitwassen van een vrije-markte- conomie, dat erken ik. Maar ik zie niet hoe je dat op een verstandige wijze zou kunnen voorkomen. Een overheidslichaam in het leven roepen dat de inhoud van kranten gaat toetsen op zijn maatschap pelijke waarde? Dan breng je de persvrijheid in het geding en ben je nog veel verder van huis. Nee. ik geloof dat je je door dit soort uitwassen niet in paniek moet laten brengen.Je moet er van uitgaan dat ook kwalijke krachten hun eigen tegengif oproe pen. Wat de categorie verstrooiingsbladen betreft, daar heb ik geen enkel bezwaar tegen. Het is natuurlijk onzin om te stellen dat alles wat je als journalist schrijft en wat je als uitgever op de markt brengt tot doel moet hebben de wereld te verbeteren. Een amusant verhaal over de zieke knie van een voetbal ler of over de wijze waarop premier Van Agt zijn haar kapt, dat mag. Waarom niet? En als een uitgever brood ziet in een dagblad dat louter gevuld is met dat soort verhalen, dan moet hij zo'n krant vooral op de markt brengen. Als ik daarvoor moge lijkheden zag, zou ik dat zelf ook best willen doen". Die opmerking snijdt de vraag aan of en in hoeverre Sijthoff zich bij zijn optreden als uitgever door idealistische overwegingen heeft laten leiden. Het antwoord kan je alleen vinden als je de vraag plaatst in het licht van zijn liberale levensopvatting. Hij is er rotsvast van overtuigd dat het spel van vraag en aanbod op een vrije markt de beste regulator is van de productie van goederen en diensten in een samenleving. Ook van de dienstver lening die „nieuws" heet Bevordering van een optimale nieuwsvoorziening en bescherming van de commerciële belangen van zijn bedrijf vallen in zijn opvatting daarom samen. Een treffend voorbeeld daarvan is zijn uitnodiging- aan de in Westerpers BV verenigde dagbladen Het Binnenhof en de Leidse Courant geweest om tot het Sijthoff concern toe te treden met volledig behoud van de journalis tieke onafhankelijkheid. Door toetreding onder deze voorwaarde mogelijk te maken hield hij een geva rieerde nieuwsvoorziening in de Haags/Leidse regio in stand, terwijl hij tegelijkertijd de positje van zijn bedrijf versterkte. Door die redactionele onafhanke lijkheid te waarborgen bond hij immers een lezers kring aan zich die voorkeur heeft voor een krant met een evangelisch geinspireerde identiteit De omstandigheid dat Het Binnenhof en zijn eigen Haagsche Courant in ongeveer hetzelfde versprei dingsgebied uitkomen, maakte een constructie mo gelijk waarbij de twee bladen met dezelfde adver tenties verschijnen. Als gevolg daarvan nam hun aantrekkelijkheid voor de adverteerders toe en zodoende kwam het samen gaan de positie van zijn eigen Sijthoff Pers ten goede. Zo is het toch, meneer Sijthoff? „Zo kunt u dat wel stellen, ja. Ik zou er nog aan toe kunnen voegen dat het instandhouden van redactionele con currentie tussen Het Binnenhof en de Haagsche Courant mij ook niet onwelgevallig is. De wedijver tusseh die twee redacties bevordert het kwaliteitsni veau van beide kranten. Daar vaar ik als uitgever die moet concurreren met andere kranten wèl bij, maar een goede nieuwsvoorziening wordt er natuur lijk evenzeer door gestimuleerd". Laatste vraag aan de scheidende uitgever: Vindt hij, die zo gesteld is op traditie, het niet verschrikkelijk jammer dat zijn zoon niet de leeftijd en ambitie heeft om hem in de directie op te volgen? „Ach, weet u, het bedrijf is zó groot geworden dat je de vat op het geheel voor een deel kwijt bent Je houdt je alleen nog met de grote lijnen bezig. Vroeger bemoeide ik me bijna overal mee. Bij het verschij nen van de krant was ik elke middag in de gieterij en bij de expeditie te vinden. Natuurlijk heeft de groei van het bedrijf me grote voldoening geschon ken, maar door de expansie is de charme van het werk voor een deel toch wel verloren gegaan....."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 15