danste ik
vederlicht over
het toneel,
erna kon ik niet
meer spelen"
Kerstmis
is heilige ernst in
Ts j echoslowaki j e
Bob de Lange: „Ik had geen idee wat toneel
spelen was en ik ben er trouwens nooit achter
gekomen ook".
Het traditionele kerstdi-
nerin Tsjechoslowakije
bestaat uit karper, een
vis die in december
niet meer levend te
koop is. Vishandelaren
bieden hun waar dan
ook geruime tijd tevo
ren te koop aan.
tmis in Tsjechoslowakije is een fami-
est zoals er geen ander bestaat. Een
ïhorigheidsfeest waar de tijd de
Diste kanten heeft afgeslepen. Een Ts-
in het buitenland begint zo'n beetje
ovember al de kriebels in het lijf te
en. Het thpisland roept, de boom, de
sjes, het kindeke Jezus met z'n ca-
is, de traditionele kerstmaaltijd en de
!dy", de eeuwenoude kerstliedjes:
rders ontwaakt
toe wat genaakt,
donker wordt licht
nieuws is verricht
an de engelen horen:
is is geboren"
Tsjechoslowaak die de mogelijkheid
met Kerst naar zijn geboorteland te
zal dit doen. De vliegtuigen naar
'g, uit welk gedeelte van de wereld ook
end, zitten vol met mensenvrachten
iwee dat op verlossing wacht. Want op
lecember moet iedereen „thuis" zijn.
wordt de boom opgetuigd, een bijna
le daad die je niet vroeger moet ver
aten anders verliest hij z'n kracht. Die
zelfde avond is het „giftenavond": Onder
de boom liggen de meestal niet geringe
cadeaus, terwijl na het uitpakken van de
geschenken de maaltijd volgt waarbij nog
vaak traditiegetrouw een plaats wordt vrij
gehouden voor de symbolistische onver
wachte vreemdeling.
„Naar Bethlehem leidt het pad,
een engel wijst ons dat.
Hajdom, hajdom, tydhdom."
Jezisek
Tex-wijl in Nederland het huisfront nog
wordt verdeeld over Sinterklaas en Kerst,
is in Tsjechoslowakije duidelijk waar de
prioritieten liggen. „Mikulas" is er alleen
voor de kleine kinderen die hij, begeleid
door zijn „eert" (duivel), bang en blij tege
lijk maakt. Het is een grapje dat mag.
Maar Kerstmis is heilige ernst. De cadeaus
komen dan van niemand meer of minder
dan van „Jezisèk" (kleine Jezus) die op een
door vader of moeder mysterieus te hou
den manier z'n gaven onder de boom
deponeert. Elke familie heeft zo z'n oplos-
te worden maar dat ik ook tegenover
mezelf deed alsof ik die stukken alleen
maar uit de meest integere artistieke be
doelingen benaderde. En erger dan ande
ren voor de gek houden is het als je jezelf
voor de gek houdt"
Koppelbaas
Eerlijk is troef dus. Zo gaat tussen de
anecdotes en de toneelverhalen Bob de
Lange voortdurend met de billen bloot
snijdt in een vlot, soms wat slordig ge
schreven relaas (de corrector van uitgeve
rij In den Toren laat het er af en toe ook
bij zitten), wezenlijke dingen uit een men
senleven aan en schrijft wat hij zelf
„knaagproblemen" noemt van zich ai. Het
begint gek genoeg: „Door bemiddeling van
opa Manuel kwam ik in kontakt met de
koppelbaas die voor de toelevering van
lansknechten, monniken, slaven of negers,
wat trouwens hetzelfde was, of bedienden
zorgde voor Aida, Madame Butterfly, De
Kracht van het Noodlot, of hoe die spekta
kelstukken nog meer heetten. Voor één
gulden werd je dan met andere liefhebbers
voor dat werk - stukadoors, handelsreizi
gers, slagers, kantoorbedienden - door
mannen van Michels geel geschminkt en
van strepen voorzien, en uit een kist van
Serné in wambuis, maliënkolder, harnas,
tricot en/of mantel gehesen, kleren die
onveranderlijk naar zweet en urine van
achttien eeuwen her stonken. Het was bij
een van die gelegenheden dat ik, voorzien
van monnikspij en tonsuur, met oude trek
ken op het gelaat, na afloop van de Gijs-
breght Defresne aansprak en hem vroeg
of ik niet echt mee mocht doen. Maar die
zei me, dat ik maar een briefje moest
schrijven, wat ik toen ook met wekelijkse
regelmaat ben gaan doen". Geld voor de
toneelschool in Amsterdam was er niet, er
volgden lessen bij voorname mensen als
Paul Huf, die met de telefoon aan het oor
Gezelle's „Krinklende, winklende water-
ding" instudeerde en als honorarium aan
de jonge De Lange vroeg: „Wat je kan
missen". Het waren voornamelijk kwartjes
en dubbeltjes. Een engagement, het begin
van een carrière zelfs, volgt wanneer hij
een rol van Ben Rooyaards mag overne
men en het gaat hogerop met Bob de
Lange. Dan komt de oorlog en dat is een
breekpunt in het leven van de acteur en
de mens De Lange. „Zo stil als de straten
waren de mensen" voor de oorlog en daar
na is het nooit meer hetzelfde geworden.
Bob de Lange weet door z'n niet zo joodse
uiterlijk, z'n onderduiken bij de familie
Van der Poel (inderdaad: de zoon heette
Frits) samen met Alexander Pola, aan de
Duitsers te ontkomen. Maar zijn boek
draagt hij op „Aan mijn moeder en mijn
zusje Hetty, doodgemaakt in het kamp
Auschwitz in 1943". Hij doet, samen met
Max Croiset, nog een poging in leven te
blijven door de Nederlandse nazi's voor te
stellen hen betalend lid te maken van de
kuituurkamer „uitgaande van de gedachte
dat zo'n instelling met jóódse leden een
allicht geiniger aspect zou hebben dan
alleen maar met gojiem maar daar trapten
ze niet in". Na de oorlog volgde daarvoor,
opgelegd door een „klein tribunaaltje", een
schorsing tot verontwaardiging van De
Lange („We hadden toch niet gevraagd of
we lid van de NSB mochten worden, van
Zwart Front, of de N.S.D.A.P.?") Bob de
Lange gaat er uitgebreid op in: „Die schor
sing na de oorlog, die als een angel mijn
vlees inging, is er nooit meer uitgegaan.
Ik haal hem er nu uit".
Zo haalt Bob de Lange meer angels uit
vlees, verleden en carrière. „Voor de oor
log danste ik vederlicht over het toneel, na
de oorlog kon ik niets meer; ik kon niet
meer spelen". Hij voelt zich bedreigd door
mede-acteurs, gaat zichzelf overschreeu
wen, maar z'n carrière gaat door, succesvol
naar buiten met veel „downs" aan de
binnenkant. De ineenstorting vlak voor de
actie-Tomaat volgt, sessies bij de psychia
ter, Podium komt en gaat, en dan de film.
Bob de Lange: „Zo verschrikkelijk wezen
lijk is film bezig met de mens en wat in
hem omgaat dat je je mag afvragen of
naast film toneel nog wel een functie
heeft". Vandaar dat we hem daar niet
meer zien. En dt is jammer. Hoe jammer
besef je juist na zo'n boek, dat anders is
dan de gebruikelijke acteurs-biografieën.
Verhelderend over het joodse milieu voor
de oorlog en de haat er na. Openhartig,
komisch en irritant. Een mensenleven. En
dat is wat waard.
BERT JANSMA
nuel was portier van de
dus eigenlijk de achter-
was ook een schlemiel",
geladen notitie die in feite
voor het
Bob de Lange
begin van een carrière, die
het achtereind van bet theater,
boek van
schroomt
en bloot te geven en dat doet
ms ijzingwekkend scherpe zelf-
een verademende dosis zelfspot
is een van die acteurs die
>aars hadden. Interviews
nooit van hem, maar hij
oneel wel achter elkaar
van volkomen verschillende plui-
Ik zie hem in m'n herinnering in
toneelseizoen voor me als
komische causeur in een stuk
Guitry en vlak daarna als Sha-
wat gebochelde, manke Richard
misschien niet ideale vertol-
wel een waarnaar je blééf kij-
peningsregels „Nu werd de win-
wreevle stemming..." klonken
nog in m'n oren. Dat was bij
Comedie. Bob de Lange zwierf
groot aantal gezelschappen in al
rollen, maar steejis met dat
jnshoofd en steeds dat merk-
itemgeluid. Veel later, onder re
ik Vos, was hij een weer onver
gelijkbare Spaanse Brabander Jerolimo bij
de Nederlandse Comedie. Na de tomaten-
malaise in Amsterdam was hij even ver
dwenen, later begon hij met Podium, o.a.
samen met Paul Melton, een eigen gezel
schap dat op z'n minst één komedie brijant
speelde, maar na een kort bestaan door
financiële moeilijkheden en weinig steun
moest opdoeken. Daarna was het uit met
Bob de Lange op de planken. Wat er
precies aan de hand was wist je niet, af
en toe zag je hem op de televisie of op
de film, maar missen deed je hem wel. En
diezelfde Bob de Lange schrijft dan opeens
een boek met onthutsende kreten als: „Ik
had geen idee wat toneelspelen was en ik
ben er trouwens nooit achter gekomen ook.
Ik wist alleen dat ik toneelspeler wilde
worden". En: „Ik heb altijd de pest gehad
aan regisseurs, toneelregisseurs dan; ik
geloof dat ze de natuurlijke vijanden van
de acteurs zijn, en een noodzakelijk
kwaad. Toen ik later zelf regisseur was,
kwam diezelfde indruk van mijn collega's
op mij over. Ik heb nooit iets van regis
seurs begrepen terwijl ik geloof dat begrip
één van hun grootste noden is. Toen ik
begon en Van Dalsum of Defresne daar
hoog toornend of miserabel in mekaar
gezakt zaten, hadden ze iets van god en
zijn woord, even onverstaanbaar en net zo
moeilijk te realiseren". En over zijn eigen
regies: „Ik trok mijzelf als regisseur voort
durend in twijfel. Toch was dat niet nodig
geweest als ik déér gebleven was waar
mijn krachten lagen, bij de comedie, bij
het stuk dat een vakkundige benadering
vraagt, het blijspel, de klucht. Maar ik
moest en zou hogerop en dat was een
onzuiver uitgangspunt. Het onzuivere zat
namelijk niet in het feit dat ik de „grote"
regies wilde gebruiken om er groter van
ok Tsjechoslowakije heeft een witte kerst boven-
an het verlanglijstje voor december staan. Het
and waar het officiële evangelie van de hand van
arl Marx komt, toont aan het eind van het jaar
en ander gezicht. Een bekend gezicht, waaraan je
lie verlangens kunt aflezen die elders in de Chris-
elijke wereld rond deze tijd opgang doen. Met op
achtergrond het beeld van de Bethlehemse
eboorte, yiert de Tsjechoslowaak z'n Kerstmis
ïuis. Een heilig feest waaraan de dogma's van zijn
noderne samenleving geen letter kunnen verande-
en. Een levensgroot, maar levend anachronisme
at heden en verleden van het Tsjechische land
motioneel samensmeedt.
sing. Nadat de boom van gekleurde glazen
ballen (een groot exportartikel van Tsje
choslowakije), echte of electrische kaarsjes
en een overdadige hoeveelheid zoetigheid
is voorzien, sluipen vader, moeder en kin
deren één voor een de zijkamer in met
geschenken. De deur gaat dicht, als er een
piano is gaat vader erachter zitten, in
minder muzikale gezinnen wordt er alléén
maar gezongen:
„Suja, suja, Jezuskindje,
we geven je een laken,
we zullen je wiegen
zodat je kunt slapen.
Suja, suja, suja,
zoon van Maria.
En dan gebeurt het familie-wonder. Vanuit
de zijkamer gaat de wekker die vader bij
gebrek aan kerkklokken heeft gezet, en de
deur mag open. De „ooh's en „aah's zijn
ons bekend van Sinterklaas.
Graten
Uithuizig zijn is er voor de doorsnee Ts
jech niet bij op Kerstmis. Wie een sfeervol
etentje in de stad suggereert, wordt onder
zoekend aangekeken of er iets mis is in
z'n bovenkamer. Naar Kerstmis is tenslotte
al maanden toegeleefd. Vaak in september
beginnen de gezinnen al hun vele cadeaus
in te slaan voor de Kerst. Want wie dat
niet doet, en pas half december de tocht
langs de winkels begint, ziet dat er zo goed
als niets meer te koop is. Het lijkt of één
geweldige hand de warenhuizen geplun
derd heeft. En dan is er natuurlijk de
kerstmaaltijd die uitgebreide voorzorgen
vraagt. Het traditionele kerstdiner bestaat
uit karper, een vis die in december niet
meer- levend te krijgen is. Dus telt de
aanblik van Tsjechische steden en dorpen
door de tijden heen een veelvoud aan
emmers en teiltjes vóór de deur of in huis,
waarin de kerstkarper ronddarrend al
maar vetter wordt.
Een paar dagen vóór Kerst verhuist de
karper naar de badkamer, met als gevolg
dat de familie zich die dagen vaak moei
zaam onder keuken- of andere kranen
moet verfrissen. Er zit niets anders op.
Maar dat is het ergste niet. In z'n riante
badverblijf krijgt de karper alle aandacht
van de kleintjes des huizes die het beest
als speelkameraadjes gaan zien. Een vrede
lievend gebeuren dat in volmaakte tegen
stelling is met wat er straks met het dier
dient te geschieden. Gevolg: na Kerst
zwemt broer Karper nog steeds vrijelijk
rond. Het is er niet van gekomen. Aange
zien de huidige stads-Tsjech ook het wre
dere landleven heeft verleerd, valt het hier
en daar zwaar de karper de slag met het
stompe voorwerp toe te dienen die hem
bereidingsklaar moet maken. Vandaar dat
ook de Tsjechische huisvrouw er steeds
meer toe overgaat zich een karper in diep
vries aan te schaffen. Nog steeds een
kleine zonde, die maar niet aan de buren
verteld moet worden. Omdat er miljoenen
karpers voor die ene kerst nodig zijn, kent
vooral het Boheemse land in vijvers en
meren een uitgebreide karpercultuur. Want
ondanks uit het Angelsaksische overge
waaid kerstvoedsel als kalkoen en fazant
houdt de karper al eeuwen stand op de
Tsjechische kerstkaart. Ondanks ook het
feit dat de veelgratige karper een enigszins
gevaarlijk hapje is voor veel kerstdiner-
gangers. Borelverhalen willen dat de am
bulances met Kerstmis in Tsjechoslowakije
overwerk maken en dat er ettelijke Tsje
chen gestorven zijn aan een kerstgraat-in-
fectie in de keel.
Tsjechoslowakije was altijd een overheer
send katholiek land. Maar de kerk neemt
er niet als in Polen een sterke, van de staat
onafhankelijke positie in. Met Kerstmis
leeft echter de religie op. zij het op de
achtergrond verscholen onder het officieel
gewettigde motto van „feest van de vrede".
De rijke muzikale historie van het land
heeft heel wat kerstmissen opgeleverd. Een
van de oudste, van componist Jan Jakub
Ryba (zijn naam betekent .trouwens: Vis),
kan je de meeste Tsjechen woord voor
woord horen meezingen. En de kerken zijn
met kerst weer even vol, zij het met men
sen die er vaak normaliter niet meer ko
men. Ook modernere componisten hebben
zich „Pastorales" voor de kerst veroor
loofd, zoals het „herderstuk voor kinde
ren" van Ilja Hurnik uit 1965, waarin zeer
jonge herdertjes het Jezuskindje allerhan
de nogal komische gaven komen aanbie
den.
„Christus Heer is geboren,
laat ons blijdschap horen.
Uit een maagdelijk leven,
uit een koninklijke stam
is hij geboren,
geboren voor ons al".
Een Tsjechische kerst is een feest dat wat
vreemd lijkt ingeklemd tussen de a-reli
gieuze beginselen van het communisme.
Misschien dat bij partijleiders thuis „Jezi-
sèk" niet verschijnt want tenslotte heeft de
kleine Jezus geen officiële status. Mis
schien dat hij vervangen wordt door de
Russische pendant, „Vadertje Vorst". Maar
het valt nauwelijks te geloven. Want een
Tsjechische Kerst is een oeroud samenspel
van karper en Jezuskind, van talloze kerst
zangen en de huiselijke zegen:
„Zullen we samen naar Bethlehem gaan,
dujdaj, dujdaj, da.
Het kindeke Jezus wiegen gaan,
dujdaj, dujdaj, da.
Jij, Kubo speelt de doedelzak
dujdaj, dujdaj, da.
Jij, Janku, speel de fluit
dudli, tudli, da
Jij Miksi, je viool,
hudli, tydli, da
En Vévro, jij je bas
rum, dum, rum, dum, da
JOHAN PRUYSSERS