„Ik ben bezeten van theater" JOOP VAN DEN ENDE terreinl Died oortvloi standsi Jislaan Hoe groot de bijdrage van de zogenaamde „vrije produkties is aan de theatervoorziening in ons land, is een niet zo bekend feit. Veertien producenten van ongesubsidieerde theatervoorsstellingen, sinds kort verenigd in de V.T.P. (Vereniging van Theater- en Televisieproducenten in Nederland) brengen in het lopende seizoen 74 theaterprodukties, in het totaal 6087 voorstellingen, en 65 teievisieprodukties. Dat gebeurt met 882 medewerkers op het toneel (acteurs, cabaretiers, dansers, zangers en musici) en 324 achter de schermen (auteurs, komponisten, kantoomiedewerkers, regisseurs, choreografen, technisch personeel, zakelijk leiders, enzovoorts). Daarbij zijn niet meegerekend de freelance-medewerkers en de dienstverlenende bedrijven zoals fotografen, dekorontwerpers, ateliers, transportbedrijven en wat dies meer zij. Toneel zonder subsidie met zaal bezetting van 99 procent Hannah de Leeuwe. Gerard Cox en Hanny Vree in „Niemand weet, niemand weet. dat ik Repelsteeltje heet" pupillen onder je hoede, en die be scherm je te allen tijde. Je geeft ze adviezen wat ze moeten doen, wat voor reclame, welke TV-rollen. Als producent ben jij uiteindelijk verant woordelijk voor wat er gebeurt. Jij kiest acteurs, decorontwerpers, tech nische mensen, tot en met de vracht wagens voor het vervoer. En als er 'ergens een samenwerking, tussen re gisseur en acteurs bijvoorbeeld, mis lukt, is dat jouw schuld Want dan heb jij' de verkeerde mensen samen gebracht. Aan de andere kant werkt die betrokkenheid van de acteurs zelf ook door: Ze blijven aan het stuk werken, ze praten erover tot de laatste voorstelling en zelfs als er al een serie voorstellingen achter de rug zijn wordt de regisseur weer opgebeld van: Kom alsjeblieft nog eens een keertje kijken. Hier zijn acteurs minder ambtenaar dan bij vaste gezelschappen". Wie Joop van den Endes programma voor volgend seizoen bekijkt, ziet dat het allemaal niet zo voor de hand liggend en makkelijk is als wel wordt beweerd. Anne-Wil Blankers, Jeroen Krabbé en Bram van der Vlugt gaan „Verdomde Loewietje" spelen, een stuk van Peter Nichols over een echtpaar met een geestelijk gehandicapte dochter dat tien jaar geleden door Toneelgroep Centrum werd gebracht en er staat zelfs een nieuw Nederlands stuk op de lijst. Lipstick van Dimitri Frenkel Frank dat door Pleuni Touw, Hugo Met sers, Jules Rooyaards op de planken gezet gaat worden. Joop van den Ende: „We proberen wat verder te gaan dan het pure entertainment Mijn held Tsjitsjikow (een bewerk ing van Gogols Dode Zielen) dat Henk van Ulsen nu speelt, is bijvoor beeld duidelijk een prestige-object Trouwens, we zijn' een bedrijf, maar als je hier commerciële heren bij de boeken neer zou zetten en ze zouden je winstpercentage zien, dan zouden ze je wat meewarig lachend aankij ken. Dat is niet interessant voor ze". BERTJANSMA Mary Dresselhuys en Ko van Dijk in „Herfst in Riga" haalt een krant tevoorschijn waarin hij als vrije theaterproducent zo'n beetje vergeleken wordt met de pa- tatboer van de hoek. Van den Ende: „Ik ben bezeten van theater en iets minder van televisie. Wij brengen een produkt dat niet onderdoet voor het gesubsidieerde toneel. Goed, we richten ons bij voorbaat op een wat groter publiek. Je bent dan ook gau wer geneigd het wat lichtere reper toire te spelen. Maar je hoeft je toch niet te schamen voor een blijspel? Dat is trouwens het moeilijkste om goed te spelen. Maar we brengen ook ander werk. Wat dacht je van Cyra no de Bergerac? Dat was een droom van een voorstelling, maar wel een ontzettend grote gok. Die produktie kostte acht ton en ik heb er vier en een half ton op verloren. Weliswaar heb ik daar achteraf via een subsidie het grootste deel van teruggekregen, maar ik daag je uit een andere producent te vinden die dat risico durft te nemen en die bereid is dat verlies, dat je van te voren kon incalculeren, uit z'n eigen zak te betalen". „Je zou hier een week moeten wer ken om te begrijpen wat voor bedrijf dit is. Vergis je niet wat je moet investeren om de zaak draaiende te houden. Ik heb ruim honderd men sen in vaste dienst. Artiesten, musici, technische mensen en zo voort. Die hebben contracten van negen of tien maanden. Daarnaast werken we met ontzettend veel free-lancers. Al met al betekent dat dat we meer dan elf honderd man in onze loonadmini stratie hebben staan. In feite is zo'n bedrijf met veel anders dan welk groot bedrijf dan ook. En bedrijfs voering op zichzelf is nooit leuk. Maar daarnaast staat dat ik in prin cipe iedere dag zelf beslis wat ik ga doen.. Ik zou nooit alleen toneel wil len brengen. Daar ben je bij de opzet natuurlijk helemaal bij betrokken, maar op een gegeven moment geef je het uit handen aan een regisseur. En zo moet het ook. Maar bij show, bij de revue is dat anders. Daar Ko van Dijk liet z'n grote waarde ring voor producent Van den Ende ook al de vrije loop: „Joop weet hoe er gewerkt wordt, hij is tussen de coulissen opgegroeid en hij is zéér in zijn mensen geïnteresseerd". Joop van den Ende zelf: „Je bent eigenlijk meer persoonlijk adviseur dan ma nager. Dat is toch al zo'n eng, Ameri kaans beorip. Je hebt een aantal __-'OEVEDORP Producers en ■lagers lopen in ons land nog 3d rond met het odium van de Supers van het amusement: Si- en rokende, welgedane heren die geheide klucht bij de horens in, vervolgens van enkele pas sterren voorzien en het geheel •loos de boer op sturen om Ie zalen te laten dijenkletsen en ij te laten dragen aan de wei van de betrokkenen. Mannen de pure commercie en bijgevolg zeer dreigend gevaar voor het jngaloèe goed der cultuur. Joop van den a 18.( Ie is een van de meest succesvol- •roducers van de laatste jaren op atergebied. Hij zette de Moun- U na -revue op de planken, de André rag or Duin-shows, maar ook „vrije", udorr i ongesubsidieerde theaterpro- ervia tties, waarvan Cyrano de Berge- 23934 de meest ambitieuze was, maar aronder eveneens Moordspel met Hermus en Jeroen Krabbé en fst in Riga met Ko van Dijk en Dresselhuys. Een bar bezig dus, die Joop van den Ende. ar in hoeverre klopt zijn produ- ;e vak schap met het beeld dat er zo n. Allé T'g van zijn stiel wordt opgehan- sn oc 9 «hole zog 1. Dp van den Ende theaterproduk- B.V. huist in een keurig Badhoe- lorps kantoorpand, de wanden [en vol theaterfoto's en affiches, van den Ende zelf, een zwaar- iwde, grote 35-er, zit achter een ,B nt bureau, rookt géén sigaren en It: „Ik wil best met je praten, OQTjy far ik ben eigenlijk niet zo happig interviews. Ik heb uiteraard lie- publiciteit voor mijn produkten. bovendien wordt er soms nogal jenuanceerd over „vrije produk- irspo i" geschreven. Kijk, jij mag me «Vllgai rdig vinden of niet, dat is jouw 00! ik. Maar als je de voorstellingen TSEI ik breng ziet, kan je niet om een gezei ntal dingen heen. Ik sta volledig anda hter wat ik doe. Ik wil iets goeds iken. Ik kan je bezweren dat er p oit in de eerste plaats aan geld 0SVdt gedacht als we iets opzetten. ik het geluk, dat ik kantoor wél weer za- Anders zou ik het niet Maar als je zulke opmerkin- ;t...". Joop van den Ende erijtji ,eb; ss" met Pleuni Touw en Hugo Metsers. „Mijn held Tsjitsjikow" met Henk van Ulsen begin je met een compleet blanco papier. En dan ga je zitten brainstor men. Teksten zoeken, ideeën opwer pen. En dat wil ik graag. Anders was ik wel boekhouder geworden. Ik kom niet uit een artistieke familie, maar op m'n twaalfde zat ik al in een toneelclub. Ik wilde artiest wor den. Ik heb vijf jaar bij de Neder landse Opera gewerkt, ik heb zelf opgetreden met kinderprogramma's, maar ik zag dat ik daar te weinig talent voor had. Maar je weet wél wat je sterke kanten zijn en die ben ik gaan gebruiken. Ik ben op m'n 22ste voor mezelf begonnen, dus ik ben al dertien jaar bezig. Ik geloof dat door die vrije produkties het theaterbezoek gegroeid is. Een stuk gaat bij ons zo'n 150 keer. En de zaalbezetting is zo'n 99 procent. Dat is uniek. Vrije produkties hebben duidelijk een functie gekregen. Ik geloof helemaal niet dat ze het ge subsidieerde toneel in gevaar bren gen. Het gesubsidieerde toneel kan alleen maar een gevaar voor zichzelf zijn, als het 't niet goed doet. Denk erom, ik ben een voorstander van subsidie. Ons hele kunstbeleid is daarop gebaseerd en het principe van subsidie maakt allerlei dingen mogelijk die anders niet zouden kun nen. Toneelgezelschappen hoeven niet, zoals wij, voor volle zalen te spelen. Dat is toch fantastisch? Zon der subsidie zou onze cultuur verar- „Een ander verwijt dat je krijgt is dat we de grote acteurs voor veel geld zouden wegkopen van de to neelgezelschappen. Dat is niet waar. Een acteur van kaliber verdient bij ons niet meer dan bij een gezel schap. Jongeren vaak wel, omdat ze bij het toneel laag beginnen door dat .verfoeilijke systeem van beloning naar dienstjaren. Wat er hier wel tegenover staat, is dat men in princi pe overdag vrij is. Acteurs kunnen er dus bijvoorbeeld televisie bij doen. Op die manier heb ik ook met Ko van Dijk Marius voor de TV kunnen brengen. Wel anders is de manier waarop de acteurs betrokken zijn bij wat ze doen. Zij" komen meestal met iets aandragen, dat lees je, je zegt ja of nee, geeft adviezen en je begint er aan te werken. Ik ben de producent, maar de acteurs en actrices vormen samen een BV waarvan zij de eigenaren zijn. Zo voelen ze het ook. We lopen met elkaar risico, er wordt niet maar raak gekocht aan kleding, en er is inspraak. Er komt geen affiche of we hebben er over gepraat. Zelfs teksten van persberichten worden nog even voorgelezen voor ze de deur uit gaan. Daarom zei Mary Dresselhuys in een interview ook: „Je hoeft bij Joop van den Ende niet op je Qui-vive te zijn". Daar ben ik trots op".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 13