Krimpener waard fel gekant tegen herindeling ONGELIJKE STRIJD VAN TIEN KLEINE GEMEENTEN JAN LANSER PLEIT VOOR MEER OVERLEG TUSSEN FNV EN CNV provincie en Krimpenerwaardge- meenten het over eens zijn: de dor pen in de Krimpenerwaard met hun landelijk karakter moeten blijven zoals ze nu zijn. Dus geen verstedelij king die bij andere samenvoegingen van gemeenten vaak zo'n belangrijk gewicht in de schaal legde, maar behoud van het landschap en wie kan daar nu uitgerekend beter voor zorgen dan wij zelf?, zo vragen de Krunpenerwaardgemeenten. Gevraagd naar het waarom van die herindeling herhaalt gedeputeerde drs. J. Boone nog eens de argumen ten die de Zuidhollandse bestuurders al eerder in hun nota's hebben aange voerd. En ter geruststelling zegt hij „Die landelijkheid waarvoor men nu zo te hoop loopt, zal echt niet ver dwijnen hoor, maar ik begrijp die mensen daar wel. Ze zijn bang dat anderen hun gebied zullen aantas ten". Maar dan even later vastbera den, wanneer hem de argumenten van de gemeenten in kwestie zijn toegeschoven: „Het is ondoenlijk voor een dorp als Vlist, zonder secre tarie, zonder burgemeester" (Vlist en Haastrecht, twee van de felste tegen standers van de herindeling, delen dezelfde burgemeester en dezelfde secretarie. Efficiëntie valt aan dat gemeentebestuur zeker niet te ontzeg gen). „De herindeling geschiedt van uit de opvatting, hoe gemeenten zul len moeten functioneren in de toe komst Als ze worden uitgebreid ont staat er een minimaal vereist draag vlak. Men moet verder niet vergeten dat hier geen gemeenten van boven de dertigduizend inwoners ontstaan. Dat zou vanuit democratisch oogpunt inderdaad bezwaarlijk zijn. De nieuw te vormen gemeenten gaan ten hoog ste zeventienduizend inwoners tellen. Dat is toch werkelijk niet groot te noemen?" Maar zo wordt in de Krimpener waard, opgemerkt, de dorpen liggen ver uit elkaar, hoe kan daar dan een nieuw centrum functioneren, terwijl de meerderheid in afgelegen, dan onthoofde dorpskernen woont? Be- I stuur en bevolking staan in de Krim penerwaard nu nog dicht bij elkaar. Vervreemding tussen beide zoals in de grote stad is er onbekend De provincie stelt voor in de dorpen raden in te stellen die dan mogen beslissen over groenvoorzieningen, enz. Maar waarom dan niet de ge meenten laten voortbestaan in plaats van raden op te richten die toch geen werkelijke beslissingsmacht hebben en dus niet zullen aanslaan? In de Krimpenerwaard beluistert men de idee als bestuurlijke reorganisatie werkelijk nodig is, een gewest dan meer voor de hand zou liggen. In feite overleggen de gemeenten al veelvuldig met elkaar voor de meest uiteenlopende zaken die zij op hun eentje niet meer aan zouden kunnen. In ieder geval blijft dat overleg no dig, ook wanneer er van de tien gemeenten maar drie overblijven, zoals drs. Boone onmiddellijk toe geeft. De nieuwe gemeenten zouden dus weinig meer kunnen doen dan de huidige. Maar ze zullen opgeno men worden in een grootschalig ge heel waarvan de gevolgen niet uit zullen blijven. „Het wordt ons in feite opgedrongen, een groot bestuur en nieuwe behoeften", zeggen een aantal Vlistenaren. Men moet daarbij weer onwillekeurig denken aan dat rapport van het So ciaal-Cultureel Planbureau dat van uit Rijswijk voorzag dat een zo'n Krimpenerwaardgemeente, Vlist, de grootste sociale achterstand in Ne derland heeft. Maar wie de mensen in de streek zelf beluistert, hoort een heel andere taal. In de Krimpener waard zegt men; leggen onze mooie dorpen, ons goed functionerend be stuur met zijn directe contacten dan geen gewicht in de schaal. En mag zoiets als dat niet altijd even efficiënt is, dan zijn prijs hebben? Inderdaad, geen zaken die gewogen kunnen wor den door statistici of planners, maar zijn ze daarom niet minder de moeite van het instandhouden waard? PAUL VAN VELTHOVEN UTRECHT Na acht jaar voorzitterschap van het CNV begint Jan Lanser wat moe te worden. Hij wil graag meer tijd aan zijn gezin be steden en zoekt een andere baan. Wel iets leuks, natuur lijk. Geen kneuterige toe stand als bijvoorbeeld een wethouderschap in de ge meente Utrecht, dat hem on langs werd aangeboden en dat hij dan ook beleefd van de hand wees. Zelf kiest Lan ser ter verklaring van zijn afwijzing vanzelfsprekend een wat nettere formulering: „Een wethouderschap is te zeer gericht op een plaatselij ke situatie. Na al die jaren waarin ik me heb bezig ge houden met landelijke pro blemen zou me dat niet ge noeg voldoening schenken." Wat hij dan wèl wil staat hemzelf ook nog niet duide lijk voor ogen. Suggesties zijn, voorzover ze geen quasi grappige toespelingen op een functie bij de Ogem betref fen, van harte welkom. Overigens zijn de wonden die dit voorjaar in Lansers ziel werden ge slagen toen de Industriebond NVV hem als een soort verrader van de arbeidersklasse meende te kunnen afschilderen door zijn betaald advi seursschap bij de Ogem bekend te maken, inmiddels alweer goeddeels geheeld. In ieder geval verhindert de herinnering aan dat duidelijke blijk van wantrouwen uit FNV-kring hem niet om aan de vooravond van zijn afscheid een dringend verzoek om intensiever overleg tot de federatie van NKV en NW te richten. „Sinds de totstandkoming van de FNV op 1 januari 1976 hebben NKV en NW contact en samenwerking met ons steeds geweigerd. Dat heeft met na me tijdens de stakingen van dit voor jaar tot allerlei wrijfpunten geleid. Die wrijfpunten kunnen zich in de toekomst weer voordoen. Zeker in een situatie waarin het erom spant, is het van belang om dat waar moge lijk, te vermijden. Daarom moet er meer vooroverleg meer contact ko men." De tegenwerping dat een intensieve samenwerking tussen FNV en CNV niet goed mogelijk is gezien het fun damenteel verschil in karakter tussen de twee vakcentrales (het CNV heeft tenslotte niet voor niets van toetre ding tot de FNV afgezien) wordt door Lanser als volgt genuanceerd: „Na tuurlijk zijn er belangrijke verschil len tussen ons als christelijk-sociale en de FNV als socialistische vakcen trale. Maar je moet die verschillen ook weer niet overdrijven. Vóórdat de federatie FNV tot stand kwam hebben we jarenlang samengewerkt in het toenmalige overlegorgaan van NKV, NW en CNV. In veruit de meeste gevallen konden we gezamen lijk optrekken. Als dat toen kon, kan dat nu ook. In de praktijk gebeurt het trouwens ook vandaag de dag heel vaak. In de Sociaal-Economische Raad (adviesorgaan van de regering) zie je dat de vakbeweging doorgaans als één blok stemt. Je moet de ver schillen niet gaan zoeken. En overi gens is het mij er niet om te doen dat overleg met de FNV via allerlei ingewikkelde procedures te laten ver lopen. Dat contact kan gewoon langs informele kanalen lopen, via per soonlijke contacten. Als we maar voeling met elkaar houden. Signalen dat de FNV daartoe bereid is zijn tot nu toe nog niet tot mij doorgedron gen. Maar ik hoop en denk dat we toch allebei >vel van de opgedane ervaringen leren." Als Jan Lanser het CNV straks vaar wel zegt laat hij een vakcentrale ach ter die veel meer leden telt dan toen hij er zijn loopbaan begon. Sinds de totstandkoming van de FNV steeg het aantal aangesloten werknemers van 230.000 tot 290.000. Een verster king van de invloed die het CNV kan aanwenden heeft die groei volgens Lanser niet gehad: „Ik geloof niet dat we daardoor meer macht hebben ge kregen, nee. Doorslaggevend voor de invloed die wij op het gebeuren kun nen uitoefenen blijft toch de kwaliteit van onze argumentatie. Dat kan je ook waarnemen in de Sociaal-Econo mische Raad waar onze opvattingen over de ondernemingsraad en de Vermogens Aanwas Deling bijvoor beeld nogal wat steun hebben gekre gen van socialistische kroonleden als de hoogleraren De Gal an en Van den Doel." Ook op het door het CNV gevoerde beleid heeft de groei naar het oordeel van Lanser geen invloed gehad, „wel op onze identiteit in die zin dat we door de aansluiting van katholieke vakorganisaties als de politiebond St Michaël en de ambtenarenbond Arka zijn uitgegroeid tot een algemeen christelijke vakbeweging die zowel reformatorische als katholieke chris tenen omvat Maar ons beleid is door de nieuw aangeslotenen zonder voor behoud geacccepteerd. Overigens is de komende tijd nog wel een verdere groei te verwachten. Zo mogen we aannemen dat ook de vakorganisatie voor katholieke militairen St. Marti- nus op niet al te lange termijn zal toetreden. De Katholieke Onderwijs Vereniging heeft eveneens laten we ten wel voor aansluiting te voelen." Het beleid van het CNV mag dan niet veranderd zijn, het image van de christelijke vakcentrale heeft de af gelopen twee jaar wel degelijk een versterking ondergaan. Steeds duide lijker is het CNV de maatschappelij ke tegenhanger geworden van wat in de politiek door het CDA wordt beli chaamd. „Qua maatschappijvisie," reageert Lanser daarop, „staan wij inderdaad veel dichter bij het CDA dan bijvoorbeeld bij de PvdA. Een CNV-lid dat op de PvdA stemt han delt, waar het de sociaal-economische problematiek betreft onlogisch, zou je kunnen zeggen. Maar naast so ciaal-economische aangelegenheden zijn er nog een heleboel andere zaken waar de politieke partijen een stand punt over moeten innemen. En dat kan CNV-leden er heel wel toe bren gen toch op een andere partij te stemmen. Een nauwer aanhalen van de banden tussen CDA en CNV, een meer structureren van het overleg, lijkt me dan ook niet wenselijk. De informele contacten die er nu be staan, zijn toereikend. We moeten rekening blijven houden met de ge schakeerdheid van de achterban van het CNV". WIM SCHEER De provincie en niet minder het mi nisterie van Binnenlandse Zaken vin den het daarentegen maar knap las tig te moeten werken met die kleine gemeenten. „Ze leveren geen goed tegenspel met ons en ze kunnen som mige wetten niet goed uitvoeren". Daarom wil de provincie, daartoe gestimuleerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken, „de bestuurs kracht" van die kleine gemeenten vergroten en dat kan volgens hen alleen door ze te bundelen. De be- stuursaanpak moet dus noodzakelij kerwijs grootschalig zijn, want alleen zo levert ze voordelen op voor pro vincie en rijk. Er wordt bij de herin deling dan ook primair gedacht aan de belangen van het provinciale en ministeriële apparaat. De gemeenten met hun specifieke belangen komt men in de overwegingen van de pro vinciale nota's daarentegen nauwe lijks tegen. De benadering van de provincie spiegelt zich ook in de nor men waarmee men de nieuwe ge meenten op maat wil snijden. Het inwoneraantal moet minstens tien duizend zijn en elke gemeente moet een centraal verzorgingspunt krijgen met een breed functionerend ambte lijk apparaat. De Krimpenerwaard Voorzitter Jan Lanser van het CNV: meer contact met FNV noodzakelijk. Krimpenerwaard Nog deze maand maakt de provincie Zuid-Holland de voorlopige balans op van twee jaar rede kavelen over herindelen, sa menvoegen, maar in laatste, instantie toch opheffen van tien gemeenten in de Krim penerwaard. Zij brengt dan advies uit aan de minister waarmee de wettelijke proce dure tot opheffing officieel begint. De gemeenten in de Krimpenerwaard kunnen mo del staan voor het lot dat vele kleine gemeenten in den lande wacht wanneer de pro vincies hun zin krijgen. Is die wens tot schaalvergroting ge rechtvaardigd. De gemeenten vinden van niet. Aanbeland in de laatste fase van het overleg over de herindeling blijkt de rede vervangen door de redeloos heid. Provincie en gemeenten slinge ren elkaar emotionele verwijten naar het hoofd. „De heren voegen met de natte vinger een paar ge- meenten bij elkaar", aldus Haa strechts burgemeester Van der Lin den. „De inspraak is een farce", roept een andere bestuurder uit. „Zonder meer een streven naar een t autoritair regime", gaat raadslid Kok van Ammerstol nog verder. Ge- ij deputeerde Staten van Zuid-Holland, hevig op hun beleid aangevallen ga- ven Haastrecht en Vlist een veeg uit de pan. En drs. J. Boone, als gedepu- teerde in feite opgezadeld met die weinig benijdenswaardige taak van de herindeling en daarom de voor- I naamste tegenspeler van de gemeen ten, verklaarde na het horen van die laatste reactie grimmig: „Zulke men sen hebben hun recht op overleg verbeurd". Alleen wie tot 1975 terugblikt in de correspondentie tussen de gemeenten van de Krimpenerwaard en de pro vincie Zuid-Holland begrijpt hoe het zover heeft kunnen komen. Want toen de gemeenten na hun eerste, sterk afwijzende reacties begin 1976 de provinciale samenvoegingsplan nen afwezen, schreef de provincie in een nieuwe nota doodleuk terug „dat de voorprocedure niet in gang was gezet om te discussiëren over het waarom van de herindeling, maar alleen om tot een betere afweging te komen van de voor- en nadelen van de voorgestelde (samenvoegings)mo- dellen. Formeel was de provincie trouwens aan alles toegekomen wat maar voorgeschreven was: aan in spraakprocedures, (volgens de woe- Het landelijke Ammerstol De gemeenten werpen tegen dat ze zo'n duur apparaat niet nodig heb ben; „Wij draaien toeh goed en zijn ingesteld op onze bescheiden taken. Waarom zou men hier dure voorzie ningen bouwen als die behoefte niet is aangetoond?" In hun argumentatie leggen de gemeentebesturen de na druk uiteraard niet op een groot, alomvattend en op alle eventualitei ten berekend en dus duur bestuurs apparaat, zoals de provincie, maar op een kwalitatief all-round stelsel, aan gepast aan de taken van de streek zelf. Dat laatste sluit trouwens goed aan op zo ongeveer het enige waar dende gemeentebesturen die naam niet waard), aan hoor en wederhoor in de vorm van gezagsinboezemende bezoeken van de hoge heren aan de dorpen, kortom aan elke eis en elke fase van het overleg werd voldaan. Alleen, de plannen bleven zoals ze waren. Ammerstol, Bergambacht, Berkenwoude, Gouderak, Haastrecht, Krimpen aan de Lek, Ouderkerk aan den IJssel, Stolwijk en Vlist, zullen van de kaart moeten verdwijnen, daarmee het lot gaan delend van ruim tweehonderd andere Neder landse gemeenten die in de afgelopen honderd jaar wegkwijnden als buurt gemeenschappen en hun oorspronke lijk karakter verloren. Hier en daar is in de plannen van de Krimpener waard wat verschoven en de provin cie zegt dat ook nu nog allerlei wijzi gingen mogelijk zijn. Maar wat de kern van de zaak aan gaat, de opheffing van tien ge meenten is het standpunt van Gedeputeerde Staten onwrikbaar ge bleven. Want wat de gemeenten ook, met uitzondering van twee die bij de opheffing van hun buren zijde den ken te spinnen, naar voren hebben gebracht, tegen de onzichtbare muur van het provinciale apparaat bleek geen argument hoe sterk ook opge wassen. Waaraan de gemeenten in hun be zwaren tegen de herindeling het zwaarst tillen is dat de provincies de komende tijd zelf aan grote (ruimte lijke) veranderingen zullen bloot staan. Er wordt gewerkt aan de in stelling van mini-provincies maar ook is het idee om op grotere schaal gewesten te vormen nog niet hele maal verlaten. Wat de taken van die nieuwe instellingen zullen zijn is evenmin duidelijk, maar de taakafba kening van die nieuwe organen zou de noodzaak tot vergroting van ge meenten wel eens in een heel ander licht kunnen stellen. Daarover moet eerst duidelijkheid komen, zegt men bij de gemeenten. „Laat men eerst maar eens schoon schip maken aan de top, anders is de kans groot dat we voor een tweede keer moeten gaan herindelen", zo redeneren de Krimpenerwaardgemeenten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 15