5CHEVENINGEN DICK VAN BOMMEL „Den Haag is duidelijk alleen gemaakt voor oude mensen" to .fiidens een eerste, voorzichtige ver kenning van Den Haag de stad van zijn jeoed is pick van Bommel het spoor selijk ster geraakt. „Wat hebben ze in vre desnaam met dat centrum uitge voerd?", informeert hij ongerust, Haar klopt geen fluit meer van. Je "^^toch aannemen, dat ik als oud- verslaggever Den Haag als mijn pak zou moeten kennen niet- Dat moet voor mij geen enkel Juut zijn. Maar ik zweer je: ik zoek joe ongelukkig naar alle dierbare ^plekken van vroeger. Ik dacht, dat ik ijuc oude kroegen met mijn ogen jebt kon vinden, maar ik rijd als- jaar rondjes en kom steeds op het- elfde punt uit. Dat is toch te gek om js te lopen. Ik, de razende reporter, ie jaren lang alle feestzalen heb [gelopen. Die honderden vergaderin- 5n, uitslaande branden en voetbal wedstrijden heb verslagen, ben peens een vreemde in mijn eigen uuzalem. Dat noem ik nog eens een rustrerende ontdekking." Sn toch is het wel degelijk allemaal deze stad begonnen. Ik zie me nog i de eerste dag met mijn bloknootje j mijn scherp geslepen potlood de dactie van de Haagsche Courant nnenstappen. De dacht: nou begint »or mij het echte leven. Ik had gesol deerd bij alle kranten en eindelijk as het gelukt: vanaf vandaag hield an Bommel de vinger attent op de als van het wereldgebeuren". (lijn vader had liever gezien, dat ik n eerbaar dienstverband bij het oor was aangegaan, want dat was gewoonte in onze familie. Alle man lijke leden hadden een baan met istigheid bij het spoor gehad." k was in feite de eerste, die met deze jlledig bij nobele aditie brak. Ik oest en ik zou urnalist worden, advocaat. Meer laken kende ik rt. Ik zat als jon- n van zes, zeven tegen een stofzui- jslang te praten dan verbeeldde me, dat ik Han tllander was. irdop praten id ik het moois- wat een mens in doen". ben jij onze Van Bommel op vertrouwd terrein. Een deel van het werkterrein van verslaggever Van Bommel lag vroeger in Scheveningen. zegt de redac- ief, „hier heb je krijtje. Ga jij eens mooi en lidelij k het weer- richt op het ilbord bij de gang schrijven". )rie minuten later ond ik op een lad- de Wagen raat te bidden, it mijn vrienden toevallig langs mden komen. schaamde me rot en was het liefst et ladder en krijtje onder het weg- ek verdwenen". radio te maken had, fascineerde me. We stomen dus op een donderdag naar de Steravond in Hilversum en vragen aan Bodegraven, waar we over moeten praten". „Dat wordt pas vijf minuten vóór de uitzending bekendgemaakt", zegt ie, „zo zijn de regels van het spel". „Ja, luister nou eens meneer Bodegra ven. Kunt u voor ons geen uitzonder ing maken? Per slot van rekening zijn we collega's nietwaar. En als we straks met een mond vol tanden staan en door die klaaglijke saxofoon wor den weggeblazen, kunnen we gelijk wel ons ontslag nemen. Dat zou een afgang voor de krant betekenen". ira, „Maar Bodegraven ijzereheinig zijn mond houden en het onderwerp inder daad pas vijf minuten vóór de Spraak waterval bekendmaken. Ik werd geacht twee minuten vol te praten over het bezoek van de Koningin aan Parijs. Ik wist niet eens, dat ze in Parijs was geweest, want ik kwam net van vakantie terug. Maar toch weet ik met groot lef mijn tijd te vullen met een handvol Oranje Boven. En ik win ook nog: vijftien gulden, schoon in het handje." „Nu was het bij de Spraakwaterval een ongeschreven wet, dat de winnaar zijn prijs spontaan schonk aan een «tartmaanden later werden vier liefdadig doel. Bodegraven riep dam fesjse journalisten door de NCRV ;.Die mene1f °p d? voorstó "°g ÏOMÜgd om mee te doen aan de lets aeggen En dan stamelde je. dat ï/sakwaterval. Dat was in die dagen 1* «Jft>en POP dolgraag wilde ge- razend populair radioprogramma, ^en aan Haagse bleekneusjes of het de mensen voor thuis bleven. Als Rampenfonds. „Nou verdiende een journalist m die dagen het zout in de pap niet en vijftien gulden betekenden jaar een grote Nederlandse produktie uitbrengt. Maar als de AVRO „Hol lands Glorie" verfilmt drukken de kosten zo zwaar op het budget, dat ze over drie jaar moeten worden uitges meerd. Datzelfde hebben wij gehad met „De Kleine Waarheid". Daar is zoveel geld ingestopt, dat op alle ande re programma's zwaar beknibbeld moest worden". „Daarom zeg ik: verdubbel het kijk geld en zorg zo, dat de omroepen financieel weer voldoende lucht krij gen. En kom nou niet aandragen met het verhaal, dat de mensen niet zoveel voor hun televisie over hebben. Want als ze naar Holland—België gaan zijn ze met zijn tweeën ook honderd gul den kwijt. En voor dat geld zijn ze dan maar één avond onder de pan- „Het zou trouwens een zegen voor het land zijn, als het televisie-bestel voor de komende jaren bevroren wordt. We zitten nu al met 36 zendgemachtigden, die elkaar op leven en dood beconcur reren en met allerlei krampachtige stunts moeten proberen boven de fata le rode streep te blijven. Daarom zeg ik: bevriezen die hap en over pakweg vijftien jaar een referendum houden. Eerst moet er rust op het front komen, eerst moet die loopgravenoorlog beëindigd worden. Daarna mag Ne derland beslissen, wat er verder moet gebeuren met de televisie". Opa Groen ian Bodegraven in de ether kwam Iden de bioscopen geen fluit te ïpflaten". Als aankomend journalist ging Van Bommel op een zomerdag als ijscoman vermomd de Haagse boer op. „Ik heb nog redelijk verkocht ook", herinnert hij zich. p het laatste moment wordt één van vieren dan "bok een fortuin. „Hij kan kandidaten ziek en omdat ik inmid- doodvallen met zijn liefdadige doe- s bewezen had, dat ik een gave len" zeiden de collega's, „voor dat ibel had, zeiden ze: „Ga jij maar 6eld zetten we het vanavond mooi op rijn plaats mee, Bommel". Ik vond een zuipen. We komen hier toch nooit allang best, want alles, wat met meer terug." „Op dat moment kon ik uiteraard niet weten, dat ik drie maanden later als free-lancer mijn eerste radio-verslag voor de NCRV zou maken. Dat was een ijshockey-wedstrijd in de Haagse 1 oude, vertrouwde beeld: zo fietste Van Bommel als jongste verslaggever ook vlijtig zijn kilometers 2lin schamele declaraties bij elkaar. HOKIJ. Herman Kuiphof, die toen chef op de sportredactie van de krant was, gaf me een paar boekjes over ijshockey. Want ik had nog nooit een wedstrijd gezien. Ik kwam niet verder dan de velden van VUC en HBS en dat radio-avontuur was dus voor mij een heilloze sprong in het diepe." „De halve redactie ging die avond mee naar de HOKIJ, want als ze een colle ga op zijn bek konden zien vallen, was geen moeite hun te veel. Ze hadden me 's middags al meegenomen naar de kroeg om mijn debuut nat te maken. „Nou Bommel, op de goeie afloop, zullen we maar denken". „Een paar uur later strompel ik naar een enorme, grijze wagen van de Ne derlandse Radio Unie en meld ik me bij de technicus van dienst „Ik doe dit werk voor het eerst", zeg ik. „Dat ruik ik", roept die technicus". „Toch voorspelde Kuiphof in die tijd al: „Bommel, er komt nog eens een dag, dat je naast me zit op de perstri bune van het Wembley-stadion in Lon den". En dat kwam nog uit ook. Een jaar later versloeg ik voor de radio de wedstrijd Engeland—Hongarije vanuit de tempel van Wembley". „Ik probeerde zulke sportklussen al tijd te doen op de manier van Han Hollander. De kletste aan één stuk door en probeerde zo de sfeer in het stadion over te brengen op de luiste raars. Je mocht van mij ook nooit een afgewogen analyse verwachten, want daar had ik geen tijd voor. Ik had al de grootste moeite om die 22 spelers uit elkaar te houden. Weet je, waar ik ze aan herkende? Aan hun benen. Ik maakte vóór de wedstrijd een uitge breide analyse van de spelers en wist precies, hoe ze liepen, of ze korte, dikke of lange benen hadden. Om ze uit elkaar te kunnen houden maakte ik karikaturen van ze." Hoofdstuk apart „Later is die eigenschap me goed van pas gekomen bij het maken van televi sie-programma's. Ook dat is weer een hoofdstuk apart De zag namelijk niks in televisie. Ik stond wel eens voor een etalage van een radiozaak, die een televisieprogramma uitzond en dan dacht ik: flauwekul. Dat haalt het niet bij radio". „Toch sprak ik in 1952 al het commen taar bij de eerste buiten-reportage van de N.T.S. Dat was op Bevrijdingsdag en de kranten schreven opgetogen: Regisseur Eric de Vries bracht giste ren boeiende, heldere en goed afge werkte beelden in onze huiskamer." „En wat zagen de kijkers dan wel? Een doorkijkje op het Binnenhof en Teddy Scholten op de transen van de Mauritstoren. En ik met gedragen stem zeggen: „Waar eens gracieuze gravinnen en prinsessen voor zich uit tuurden, staat nu een zomers geklede televisie-omroepster in een wat warri ge wind". De volgende dag las ik een krant: „De beelden uit Den Haag wer den toegelicht door één mannenstem". Tel uit je winst" Aansmoezenier Dick van Bommel bleek achteraf overigens een televisio- naire duivelskunstenaar te zijn, die in dienst van de NCRV als regisseur, commentator en redacteur op alle beeldbuisfronten opereerde. Hij voor zag als razende reporter vele interna tionale wedstrijden van smeuiig com mentaar (waaronder FeyenoordBen- fica en diverse Engelse Cup-Finals), maakte heet-van-de-naald reportages over de Watersnoodramp van 1953, regisseerde kinderprogramma's en was de geestelijke vader van de legen darische Tele Disco Parade, waarin hij politieke kopstukken als Luns en De Quay opzadelde met de stemmen van Snip en Snap en Wim Kan. Als getalenteerde doe-het-zelver werd Dick van Bommel in 1963 gepromo veerd tot de grote smaakmaker van het christelijk televisie-amusement. De NCRV benoemde hem tot hoofd van de afdeling Gevarieerde Programma's en vanaf dat moment was hij de drifti ge motor achter „Zeskamp", „Spel zonder grenzen", „Studio Anno", „Farce Majeur'J, „Tweekamp", „Geven voor leven", „Toi Toi Toi bij Ted", de „NCRV Springtrofee" en de onver woestbare Mini-voetbalshow. „Ik blijf nog hooguit vijf jaar op die stoel zitten", voorspelt hij, „en dan moet een ander mijn taak maar eens overnemen. Daarmee zal ik de NCRV en de heer Van Bommel een grote dienst bewijzen. Waarom wordt een brandweerman wél op zijn 55e gepen sioneerd en een televisieman niet? Dat is ongerijmd, want dit vak sloopt je ook volledig. Vooral in die begintijd hebben we tropenjaren gemaakt, uit het niets van alles opgebouwd en tien klussen tegelijk aangepakt. Op den duur wreekt zich dat onherroepelijk. Je zit nu te vergaderen en je denkt: dat heb ik al eens gezegd, ik heb alles al gehoord en meegemaakt Als je dat merkt wordt het hoog tijd, dat je je weer als soldaat bij de troep meldt en zelf programma's gaat maken. Ik denk nu ai aan een soort Tele Disco Parade, maar dan met de middelen van van daag." Aldus spreekt Dick van Bomipel, die aan het einde van zijn pelgrimstocht door de stad van zijn jeugd het spoor nog steeds bijster is. „Ergens hier in de buurt moet Opa Groen gewoond hebben", zegt hij aarzelend, „Opa Groen was in de vijftiger jaren de oudste inwoner van Nederland. 104, was ie. En als jongste verslaggever mocht ik uiteraard de grijsaard sche-- ren. Ik zie hem nog in zijn leunstoel in de voorkamer zitten mummelen. „Vader zingt nog heel mooi", deelde de dochter bereidwillig mee, „zijn lie velingsgezang is Psalm 103. Thuis heb ik meteen opgezocht, wat er in die psalm staat en de volgende dag had ik een kop boven mijn verslag: Gelijk het gras is ons kortstondig leven: Opa Groen 104". „Gek, nu ik zelf aardig op weg ben om de oudste inwoner van Nederland te worden ga ik steeds meer naar Den Haag terug verlangen. Het is hier al tijd herfst, er hangt tussen de huizen een sfeer van melancholie. Alles is statig ingehouden en voornaam". „Eigenlijk onbegrijpelijk, dat ik uitge rekend in Den Haag jong ben ge weest". „Want deze stad is toch duidelijk al leen gemaakt voor oude mensen". LEO THURING foto's: SIMON E. SMIT Herinneringen zweven altijd tussen heimwee en haat, tussen licht en donker. Jaren die verdampt zijn, het gesloten boek van ieders verleden heeft in elk geval altijd onverwachte hoofdstukken, een elders plot en vaak een open einde. Een aantal hoofdstukken in het leven van vele Nederlanders is gesitueerd in Den Haag. Daar hebben ze de bagage verzameld,waarmee ze later naar elders vertrokken om hun carrière te maken of voort te zetten. Wat lieten ze nu precies achter? Een stad van hun hart of een toevallige startplaats, die hun achteraf niets meer te zeggen heeft Op onze uitnodiging pelgrimeerde een aantal ontheemde Hagenaars voor één dag naar hun versteende jeugdjaren om antwoorden op die vraag te zoeken. Hobbyist „Overigens blijft het frustrerend, dat je te weinig zendtijd hebt om alle minderheden aan hun trekken te laten komen. Ons hele pakket zit tussen zeven uur en tien voor elf en in die paar uur lukt het nooit om alle wen sen te vervullen. Daarbij komt nog, dat je als televisiemaker bewust moet streven naar zoveel mogelijk ontspan ning voor de kijker. Dat staat zelfs in de wet Je bent nu eenmaal geen wereldvreemde hobbyist die lak heeft aan kijk- en luistercijfers. Als je pu bliek te klein wordt, moet je niet op de buis gaan zitten, want daar is het medium te duur en te ingewikkeld voor. Dan moet je dat opmerkelijke filmpje maar tussen de schuifdeuren thuis draaien en de buren uitnodigen". „Wat ik ook jammer blijf vinden is het feit dat er na 26 jaar televisie nog steeds niet genoeg geld is voor regel matige Nederlandse series. Het zou de gewoonste zaak van de wereld moeten DicK V3H BomfDGl toruQ ifl dö St3d V3TI "Zijn |6UQd. „D6H H33Q zijn, dat elke omroepvereniging per is duidelijk slleen gemddkt voor oude mensen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 17