Levendig voorspel op boek Yehudi Menuhin Zwitserse Uster elke drie jaar Mekka der blaasmuziek Rita Törnqvist: ,,Ik kreeg eindelijk iets te verteUen,, VIOLIST IN ROTTERDAMSE DOELEN KLM weer naar Londen Warme humor in „Wat je zegt ben je" Na talloze vertalingen KUNST LEIDSE COURANT, WOENSDAG 26 OKTOBER 1977 PAGlftPC ROTTERDAM „Aan mijn oefeningen yo ga heb ik onder meer overgehouden, dat ik op mijn hoofd kan staan". Ongeloof over heerste gistermiddag in de vrijwel volle Kleine Zaal van de Rotterdamse Doelen waar Yehudi Menuhin drie boeken zou ko men presenteren en een vraaggesprek zou hebben met Rien Fröhlich, perschef van De Doelen. Een woordvoerder nam het voor de zaal krachtig op: „En laat ons dat dan ook maar eens zien". Menuhin hoorde dit ver zoek onbewogen aan. Zijn gezicht, toch meestal snel tot glimlachen bereid, reageer de niet Maar de 61-jarige violist trok col bert en schoenen uit, zocht een gunstige plek op een haastig door Fröhlich aange reikt kleedje en begon zonder enige haast met daden zijn woorden te onderstrepen. Het duurde even. Maar de lichaamsbewe ging van deze meesterviolist was perfect en even onberispelijk staken even later zijn benen recht de lucht in, de tenen fier de zaal toegekeerd. „Dit kan ik tien minuten volhouden", zei Menuhin monter. Iets gesmoord: „En nu zou ik nog willen, dat ik met de voeten kon dirigeren". De show was in meer dan één opzicht volmaakt. Niet alleen demonstreerde Menu hin dat hij zijn lichaam op deze leeftijd meester is in zijn boek „Onvoltooide reis" gaat hij daar nader op in hij bewees consequent te zijn in al zijn woorden en wat bij velen grote indruk moet hebben ge maakt: Yehudi Menuhin heeft geen seconde de oudere man uitgehangen die ook wel grappig kan zijn. Daarvoor was zijn demon stratie te onberispelijk. Een detail overigens in zijn bezoek aan Rotterdam, dat werd gekenmerkt door hape- ringeh in aankomst- en vertrektijden, maar waarin de hoofdzaken overeind bleven. Theo Olof en Daniël Wayenberg gaven een uitvoering van de vioolsonate in A van César Franck en de vioolsonate in G van Debussy; voor Olof moet het een belevenis zijn geweest van Menuhin op de eerste rij applaus te krijgen. Wayenberg gaf goed partij, vermoedelijk met een half oog op Menuhin. Deze Nederlandse pianist: „Nee, ik heb nog nooit met Menuhin mogen samen spelen. Jammer om twee redenen; Yehudi is natuurlijk een geweldig goed vakman en het zou op zichzelf al een sensatie zijn". Beminnelijk Yehudi Menuhin had uit voorzorg zijn viool maar niet mee naar De Doelen genomen op weg van een uitvoering in Parijs naar Het signeren van zijn boeken deed Menuhin onvermoeibaar; op deze foto de concertmeester van het Residentie Orkest, Jaring Walta, die eindelijk óók aan de beurt kwam. zijn huis in Londen want spelen zou hij niet. Wel toonde hij zich, moe of niet, de beminnelijke mens, waarvan in zijn boek „Onvoltooide reis" Herinneringen, spra ke is. Goed, Menuhin zou eerst met het vliegtuig komen, later per trein, maar hij kwam uiteindelijk toch maar per vliegtuig „en of men erg had moeten wachten" maar aan zulke dingen moest men maar wennen. De vele belangstellenden namen veel voor lief, te meer omdat Menuhin na afloop van het korte recital van Olof en Wayenberg onvermoeibaar bleek bij het signeren van „Onvoltooide reis", „Viool en altviool" en „Piano". Deze laatste uitgegeven door Strengholt. Hij stopte pas toen er geen te signeren boeken meer waren en alleen uit het handschrift dat steeds groter werd, kon men enige vermoeidheid afleiden. Elke vraag echter werd tot het laatste moment met precisie beantwoord en niemand kon weten of een vraag voor de eerste of voor de achthonderdste keer werd gesteld. Demonstratie In „Onvoltooide reis", uitgegeven door Ad. Donker, vertelt Menuhin over de vele erva ringen die in zijn leven indruk hebben gemaakt en over zijn Menuhin-school. „Nee, geen systeem. Ik heb een hekel aan sys teem". Wel bepleit Menuhin bepaalde vor men van lesgeven, zoals een leerling laten beginnen in de derde positie, waarbij de linker hand wel rechtop moet staan en de palm van de hand licht tegen de zijkant van de viool rust. „Zo leert een kind op jonge leeftijd de functie van de linkerhand", aldus Menuhin, die grote waarde hecht aan doelbewust ge bruik van de spieren. Zijn yoga-demonstra- tie was er een voorbeeld van, in het groot. In het klein wilde Menuhin, op weg naar Schiphol een persoonlijke werkwijze prijsge ven. „Ik zocht thuis naar iets, waarmee ik zowel de linker- als de rechterhand kon oefenen. Ik vond daarvoor een stok, die Pandit Nehroe me destijds heeft gegeven". Deze stok, van ruim een halve meter, kon Menuhin uit zijn vioolkist halen om er een kleine demonstratie mee te geven. De ruimte in de auto die hem naar Schiphol bracht was niet groot, maar de violist kon exact demonstreren wat hij bedoelde: geen lastige of zware oefeningen met de viool en strijk stok, maar lichte oefeningen waarbij alle spieren en spiertjes die door de violist ge bruikt worden, heel bewust kunnen worden geoefend. „Het is maar een stok", lichtte Menuhin toe. „Maar toch als viool én strijk stok te gebruiken". Van het echtpaar Donker, uitgever in Rotterdam, kreeg Menuhin het eerste exemplaar van zijn boek „Onvoltooide reis". Hoe kort Menuhin ook in Nederland was, de woorden „wie Menuhin éénmaal heeft ontmoet, komt onder de indruk van zijn beminnelijke persoonlijkheid", werden spoedig bevestigd. Zijn ogen kunnen steken en glimlachen en weinig ontgaat Menuhin; heel vaak moet deze violist de zelfde vra gen zijn voorgelegd, maar geestelijk vol maakt in balans zal hij niet snel tot een knorrig antwoord te verleiden zijn. Menuhin's grote interesse voor de individue le cultuur van India zal daarmee te maken hebben, een levenshouding die een rol speelt in de wijze waarop hij viool speelt en warm te in de muziek legt. Ook stille bescheiden heid: balancerend met een bord vol sla en in de andere hand een bord waarmee hij niet goed raad weet, is er voor hem maar één oplossing mogelijk. Het ehe bord dat te veel is gewoon wegbrengen naar een ober. Weinigen zullen hebben gemerkt dat Menu hin even in verlegenheid was. „Het was een interessant leven", vertelt hij over zijn boek met herinneringen „Onvol tooide reis". Maar wel een onrustig, waarvan de woelingen kennelijk zijn verwerkt. Mogelijk alle vioolconcerten heeft Menuhin wel gespeeld. .Maar niet die schitterende vioolsolo in Beethovens Missa Solemnis in D en ook te weinig kamermuziek. Naar Israël? Voorgoed? Niet onder de huidige omstandigheden. Viool leren spelen moet je vóór je veertiende, zolang de spieren nog in ontwikkeling zijn". Veel vragen kunnen deze violist worden voorgelegd, steeds zal hij, in welk land ook, nauwelijks tijd hebben er een antwoord op te geven. „Daarom heb ik geen hobby's. Ik heb de uitvoeringen, de dagelijk se studie, mijn school. Ik heb geen vrije tijd". Niettemin wel oordelen: „De muziek die ik vanmorgen in de taxi hoorde zo leeg, zo lelijk. De jeugd? Ik weet het niet. Er komt van alles steeds meer; veel slechts, maar ook veel goeds. Precies: zwart en wit worden steeds sterker ontwikkeld". En toch ook steeds nieuwe invloeden, zoals de weg tussen Den Haag en Schiphol, inge bed tussen mistige weilanden, verre land schappen met een bijna volle maan. Heel erg Hollands; dermate, dat Menuhin wat afwezig naar buiten ging kijken en het stille landschap aan zich voorbij liet glij den. „Mooi", zei hij. „Heel mooi". F. J. BROMBERG SCHIPHOL De KLM vliegt sinds vanmorgen weer op Londen. De staking van het KLM-grondpersoneel op Heathrow 'is achter de rug. Vannacht bereikte men overeenstemming over een nieuw werkrooster. De KLM heeft vanaf zondagmorgen geen vluchten van Schiphol en Zestienhoven naar Londen uitge voerd. Het aantal vluchten blijft voorlopig lager dan normaal door een nog voortdurende staking van Engelse assistent-verkeersleiders. Vinvisbaby terug naar moeder NlMES (AFP) Een vinvisjong van zeven meter lengte zondag was aangespoeld op het strand van Grau-du-Roi in ¥1 zuiden van Frankrijk, is gistermiddag „vlotgetrokken" en aa: zee en moeder teruggegeven. De twee ton wegende en tussen de vier en vijf maanden o de baby, was tijdens een zware storm in de richting van het stil (Fl gedreven. Begaan met het op land volledig hulpeloze dier, hiel vier sloepen en tien kikvorsmannen het jong weer zee te bereil fis Daar werd de hele operatie gadegeslagen door een volwassen vij ka van twintig meter, volgens kenners de bezorgde moeder. De Wie enigszins in de wereld der blaasmuziek thuis is, en dat zijn er tegenwoordig velen, zal het bekend zijn dat daarvoor in Zwitserland veel belangstelling bestaat en dat deze muziek daar ook intensief beoefend wordt. Evenals bij ons kan op dit gebied van een bloeiend verenigingsle ven gesproken worden. Er zijn momenteel 1870 korpsen met meer dan 70.000 actieve blaasmu- zikanten aangesloten bij de „Eid- genössische Musikverein"; een overkoepelende organisatie, die evenals bij ons de federaties, de algemene belangen behartigt, on derscheidingen uitreikt (soms vergezeld gaande van een geld prijs), activiteiten stimuleert en. ook wel, tot op zekere hoogte, financiële bijstand wil verlenen. Het is dus niet verwonderlijk dat in dit land om de drie jaar een forum der eigentijdse blaasmu ziek wordt gehouden. Deze mani festatie heeft reeds meer dan twintig jaar plaats in de gemeente Uster (23.000 inw.) op 10 kilome ter afstand, als het ware in de schaduw, van Ztlrich. Daar wer den op initiatief van componist en dirigent Albert Haberling (geb. 1919) de „Festliche Musiktage" aanvankelijk nog simpel „Arbeit- sagungen für Blasmusik" geheten in het leven geroepen. Het ging er bij de initiatiefnemer niet om een muziekfeest te organiseren dat misschien enige regionale of landelijke bekendheid zou weten te verwerven. Zijn doel reikte veel verder! Niet tevreden met het bestaande blaasmuziekreper- toire, was het zijn bedoeling daar in verandering en verbetering te brengen. Ook Hëberling had evenals vele dirigenten in wezen een afkeer van arrangementen, al moest ook hij als leider van de harmonie Uster (nu Stadtmusik Uster) dergelijke bewerkingen ter hand nemen, omdat er weinig anders was. Vanaf het Degin der Festliche Musiktage was het Haberlings op zet te trachten binnenlandse en buitenlandse componisten te sti muleren tot het schrijven van ori ginele werken voor blaasorkest. Dat is hem gelukt en daarin ligt het wezenlijk verschil met andere muziekfeesten. Tot op de dag van heden worden uitsluitend origine le werken gespeeld, die op ver zoek van het comité werden ge componeerd en in Uster hun pre mière beleven. De muzikale sub stantie is van een andere samen stelling en dat geeft deze muziek dagen een geheel eigen karakter en sfeer. Hierdoor heeft deze ma nifestatie zich in de loop der ja ren een internationaal aanzien verworven bij componisten, uit voerenden en toehoorders. Dit dank zij de nooit aflatende activi teit van Albert HSberling en met hem de president van het comité Ernst Brassel. Wat zij beiden met een relatief zeer kleine groep me- dewerkers(sters) tot stand brach ten dwingt respect en grote er kentelijkheid af. Ter gelegenheid van deze muziek dagen, voor de tiende maal in successie gehouden, werd Albert Haberling onderscheiden met het erelidmaatschap en de daaraan verbonden medaille in goud van de „Eidgenössische Musikverein", welke hem door de voorzitter werd overhandigd, die deze on derscheiding deed vergezellen met een geldprijs van Zw. frs. 2000,-. I Resultaten Overzien we de resultaten tot en met dit tiende muziekfeest dan blijken deze niet gering te zijn. Er beleefden maar liefst 94 nieuwe composities van 60 componisten uit 16 landen hun wereldpremière in Uster. De scheppers van deze werken, vertegenwoordigden de volgende naties: België, Bulgarije, Engeland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Japan, Luxemburg, Neder land, Oostenrijk, Polen, Spanje, Tsjechoslowakije, U.S.A., West- Duitsland en ten slotte Zwitser land. Geheel tegengesteld daaraan wa ren de „Canadian Impressions" van Jan Seghers (België), een spe- rituele op de Noord-Amerikaanse folkloristische melodie en ritme geënte muziek. Ook de „Szenen aus Sofia' van de Bulgaar Lilt- scho Borissov bleek een kleurrij ke en nationaal getinte muziek te zijn waarvan soms de muzikale vonken afspetterden. Een vir tuoos en briljant muziekstuk dat wij wel eens graag door één van onze militaire korpsen of topor kesten uit onze amateursector zouden willen horen vertolken. Men zou er een éclatant succes mee kunnen behalen. Op dit tiende forum der heden daagse blaasmuziek, deze maand gehouden, werden niet minder dan 16 werken van 16 componis ten uit tien landen voor het eerst uitgevoerd. In feite werden hier door Schumanns woorden: „Wir sollten nicht jahrhunderdtelang dasselbe wiederholen, sondern auch auf Neues bedacht sein", daadwerkelijk gerealiseerd. Van de ten gehore gebrachte composities bleek een vijftal van bijzondere kwaliteit te zijn, met name eerst en vooral de aangrij pende en indrukwekkende „Ele gy" van de Japanner Masaru Ka wasaki, die het leed om Hiroshi ma klinkend voelbaar maakte. Hetzelfde geldt ook voor „Trans- formationen" van Albert Benz (Zwitserland). Deze op de be roemde Galop van G. Bizet geïn spireerde muziek bleek een koste lijke parafrase te zijn. Humor, inventiviteit, een kleurrijke orke stratie en verrassende wendingen waren de kenmerkende eigen schappen van deze enthousiasme rende muziek. We zouden wat de componeer- trant van uit werk betreft, Albert Benz de „Peter van Anrooy van Zwitserland" willen noemen. Evenals laatstgenoemde zal Benz zich met deze „Transformatio- nen" grote populariteit verwer ven. Onze actieve uitgever Jan Molenaar, hier ook aanwezig, heeft dan ook geen moment geaarzeld om te trachten met de componist tot een overeenkomst betreffende de uitgave van deze hartverwarmende en blijmakende compositie te komen. Ook de „Spielarten" van initia- sen) aan de hooggespannen ver- tiefnemer en inspirator van de wachtingen heeft voldaan, kun- muziekdagen A. HSberling, bevat- nen we moeilijk onderschrijven, te leuke vondsten. Vooral door Het is een zeer goed orkest dat het contrapuntisch uitspelen van bij vlagen zelfs virtuoos kan mu- de verschillende speelmanieren siceren. Maar er gebeurden voor en de verrassende tempowijzigin- de scherp luisterende toehoorder gen, alsmede de fraaie melodi-* toch te veel dingen, die bij een sche lijnen voor de basinstrumen- dergelijk gekwalificeerd ensem- ten. Mozaïekvormige muziek, die ble en dan nog wel professioneel, de aandacht tot het einde gespan- niet mogen voorkomen. In de nen wist te houden. amateuristische sector kennen we bij ons toporkesten die zeker niet Van de op 29 september jl. plotse- minder, zo niet beter zouden mu- ling overleden componist Alexan- siceren dan deze Sofiotenü der Tcherepnin, die als het ware klaar stond om naar Uster af te w ,1 reizen, werden diens „Russische MCKKfl Weissen" uitgevoerd. De struc- TT tuur van dit werk is apart, terwijl N'et ten onrechte is Uster het polyritmische en andere gecom- Mekka der aasm g - pliceerde ritmisch-metrische figu- "oemd' een ren de intrinsieke waarde van nof ee"s ,na 1 deze muziek verhogen. onderstreept door het feit dat ge- durende deze feestelijke muziek dagen hier ook het tweede con- De overige werken waren zeer gres van het internationale ge- aanvaardbaar, maar konden niet nootschap „zur Erforschung und altijd boeien door een zekere Förderung der Blasmusik" ge- breedsprakigheid. Onze Henk van houden werd. Zestien referaten Lijnschooten maakte daarop ze- over evenzoveel onderwerpen be ker een gunstige uitzondering, treffende de blaasmuziek waren in dit relatief korte tijdsbestek Zijn „Three Caprices foor Band" toch wel wat te veel van het zijn voor harmonie-orkesten met goede, enige technische bekwaamheid zeker aantrekkelijk om te spelen. Wat we op dit congres wèl misten Het „Choral" is fraai van klank- was de benadering en bespreking koloriet en melos. van de praktische problemen in de blaasmuziek, waarover nog De blaasorkesten (naar rangorde vee' gezegd zou kunnen en had van kwaliteit genoemd) van Lu- moeten worden, zern, Speicher, Uster en Zurich leverden over het algemeen goede tot zeer goede prestaties, waar- door men in staat was de compo- Contacten sities op hun muzikale merites te kunnen beoordelen. Wat deze Festliche Musiktage Us ter 1977 muzikaal en muziekwe- Henk van Lijnschooten, wiens aantrekkelijke „Three Caprices for Banl tenschappelijk te bieden had, was de aandacht trok. Der traditie getrouw had de lei- bevredigend en interessant. Alle ding van dit muziekfeest ook nu componisten waren bij de muzi- weer een gastorkest gecontrac- kale doop van hun geesteskinde- teerd, namelijk het uit 80 musici ren aanwezig, alsmede vele geïn- De vele contacten die hieruit ont- wereld der blaasmuziek de int» bestaande symfonische blaasor- teresseerde deskundigen (dirigen- staan zijn en de vele onderlinge nationale samenwerking steq kest „Sofia" (Bulgarije) o.l.v. Sa- ten en muzikanten), musicologen, discussies en uitwisseling van er- hechter en daardoor vruchtbal scho Michailov. Dat dit omvang- uitgevers en recensenten, onder varingen en gedachten zullen er der zal worden, rijke orkest (n.b. met 5 contrabas- wie vele buitenlanders. zeker toe leiden dat ook in de COR BACKEi Naarmate Rita Törnqvist met haar pen vertrouwder raakt, groeit haar vermogen emoties op papier te zet ten die zij bij kinderen observeert. In hoeverre deze schrijfster, na twintig jaar intensief vertalen, kan putten uit eigen jeugdervaringen, valt uiteraard niet te beoordelen en doet ook nauwelijks ter zake. Ver moedelijk heeft zij een mengsel op papier gezet in „Wat je zegt ben je zelf', een afgerond vervolg op „Ze snappen er niets van" waarin de schrijfster het meisje Heieen (Plu- ria, zoals ze zichzelf noemt) op haar ranke meisjesbenen volgt. Ongeremde fantasie, op het onmoge lijke af, maar voor wie graag wil heel goed te volgen, mengt 1 Tömqvist met warme humor, langrijk element daarin is haar mogen om de argeloosheid van i .w deren op de juiste wijze weei .1 geven: overdrijvingen, wensdror 1 en onbedorven kinderlogica rru dit laatste boek van Rita fris onbekommerd. Haar spot met j blemen van ernstige volwasse: draagt daar opgewekt toe bij. kinderen en volwassenen is dit b waarin moeder en dochter een sti dichter bij elkaar komen. Volg jaar verschijnt deel drie rond He n/Pluria. Om naar uit te kijken. Rita Törnqvist: „Wat je zegt be zelf." Uitg. Ploegsma. Prijs 11 „Uit het Zweeds (of Noors) ver taald door Rita Tornqvist-Ver- schuur: „twintig jaar lang stond dit in de meeste boeken van Astrid Lindgren tot August Strindberg en andere auteurs toe. Rita Törnqvist moest geen vertaalster zijn, maar een grijs instituut, een éénpersoons ver taalbureau van Scandinavische talen. Zo zou bet moeten zijn; de werkelijkheid is echter an ders. Rita Törnqvist is een op merkelijk levendige moeder van drie kinderen, met een blik in de ogen die soms op naden kend staat, soms op stout. Een niet zo heel grote mevrouw die drie jaar geleden onder een Zweedse pereboom ging zitten, met papier en schrijfmachien en niet anders wist dan dat ze voor zichzelf zou beginnen. Van dat moment af was de eigen woordenstroom niet meer te stuiten. Vorig jaar verscheen van haar bij Ploegsma „Ze snappen er niets van", gevolgd door „Wat je zegt ben je zelf' dat deze maand verschijnt Volgend jaar moet verschijnen deel 3 en slot „Kin deren en gekkenEerder dit jaar kon men kennis nemen van Rita's briefwisseling met haar dochtertje Marit: „Wie is hier eigenlijk de baas". En met dit alles op de hoogte wordt de rode draad duidelijk: Rita Tömqvist heeft er niet langer plezier in werk van anderen in goed Nederlands om te zetten. Ze rebelleert haar eigen weg, heel vriendelijk, maar ook heel doortastend en wie afgaat op een stel bruine, prettige prie- moogjes, zich voorts laat mislei den door een vriendelijke letter op blauw papier waarmee „Wie is hier eigenlijk de baas" is af gedrukt, kijkt vreemd op. Opvallend hoog is haar stem en een beetje panisch als Rita meer constateert dan vertelt: „Alle gaatjes zijn gevuld, ik bedoel, al m'n vertaalwerk is door ande ren overgenomen. Ik schrijf wat ik wil, denk niet aan uitgevers of een plaats op de markt Te lang heb ik compromissen ge sloten. Nu schrijf ik sprookjes, lange en korte, omdat ik daar zin in heb. O nee, ik heb nog niet het gevoel dat ik ben uitge schreven, in tegendeel, ik begin pas. Het is vergelijkbaar met moedermelk hebben: hoe meer gezogen wordt, hoe meer er komt" Nadenkend: „Nee, dèt ken jij natuurlijk niet Trilogie Zonder het zich te realiseren begon Rita Tömqvist aan een trilogie voor kinderen. „Ze snappen er niets van", was de titel van het eerste deel. Een spontaan werkstuk, dat zo maar een beetje begint, bespie gelend over straf en diefstal en een vijvertje. „Ik wist ook niet waar het over zou gaan. Ik begon maar wat" Een spontaan verhaal ontstond, over het meisje Pluria en haar vriend Waldemar, met op de achtergrond de levenskunste naar Cornelius. Moeder komt er wat bekaaid van af en vader lijkt geheel afwezig. Rita: „Toen ik het af had en het herlas, begreep ik dat het niet compleet, niet helemaal eerlijk was. Ik nam het op voor het kind. Goed, naar de mening van het kind wordt zelden gevraagd, hoewel het een eigen verhaal heeft te vertellen. Maar ook de moeder speelt een duidelijke rol en dat vergat ik. In het tweede deel „Wat je zegt ben je zelf' komen moeder en kind al iets dichter bij elkaar maar pas in het slotdeel is er sprake van een contact Dan is ook Cornelius verdwenen. Nee, die hoorde er toch niet meer bij, hoe sympa thiek hij verder ook was." In „Wie is hier eigenlijk de baas", raakte Rita haar ei hele maal kwijt Een korte, schrifte lijke gedachtenwisseling met haar dochter Marit die er duide lijk een heel andere mening op na hield, heeft zij aardig uitge werkt. Maar het vriendelijke blauwe papier werkt enigszins misleidend. Rita: „Het is hele maal niet zo vriendelijk. Het komt wellicht in handen van mensen die iets liefs zoeken, lieve gesprekjes tussen moeder en dochter. Nou. Dan zullen ze wel schrikken." Hoewel dat zal meevallen. Doch ter Mant reageert precies zoals een meisje van rond de tien behoort te reageren; een beetje wijsneuzig, maar verder heel goed te volgen. Toch stelt Rita Tömqvist het generatieverschil heel scherp, hoe krachtig zij moeder en dochter naar elkaar toe wil laten groeien. Ommezwaai Voor Rita Tömqvist is het schrijven voor kinderen een he le ommezwaai geweest; van strikt academisch werk naar meer kreatief en met een eigen, persoonlijke aanpak. Zij is niet het type geworden van de voor vechtster met spandoek en een dwarsgebakken eigen mening op het gezicht geprent. Toch gaan haar oogjes priemen en wordt de mond wat smaller als de titel van haar derde Plu- ria-boek ter sprake komt: „Kin deren en gekkenDie staat nog lang niet vast, l voor Rita wel. „Zó wil ik Alleen magische kracht haar op andere gedachte kunnen brengen. Rita Tömqvist vertaalde wat Lindgren's in het Ni lands, maar ook Jan Wolke Roel van Duyn in het Zwi „Pan", van de Noorse schil M Knut Hamsum gaf latei doorslag ermee op te hou H „Het was nogal taai Rita Tömqvist is zich Qi Zweeds gaan voelen, door m studie, door tien jaar won< Zweden en door haar huvu met de in Amsterdam werki ,n hoogleraar prof. Tömqvis^^ voelt zich in Zweden h«f^^ maar ook in Nederland, rw als verschil in landsaard! i sprake komt, geeft zij aaijx Nederlandse toch de voor» „In Zweden mogen ze tien j verder zijn, het is een welvaa^_ land; niet welzijns, met alle^T delen vandien. Maar misschien is Zweden I F directe invloed geweest op| beslissing van Rita TomaP* „voor zichzelf te beginnen.! leerde, dat kinderen stout» gen zijn, zolang zij redelijk F ven, dat een redelijk mens| h recht heeft zichzelf te verd «g- gen en zichzelf te zijn. 1 duidelijk, zonder veel omh van woorden, brengt zij dal vej kinderen over, al is Rita erke van bewust dat niet iedere n yo der haar zó dankbaar zal Qn Want voor déze moeder <je drie, al tamelijk grote kinde mogen kinderen best stout; en opkomen voor eigen ide< Ze moeten echter wel kuni uitleggen waaróm. *j. F.J. BROMBE gpc Rita Törnqvist: „Geen compromissen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 10