Het zit goed fout met communicatie in ziekenhuis Ligtijd zou met anderhalve dag bekort kunnen worden »Ze zeggen pas iets als je vragen stelt if* ï+v Rotterdam nog steeds dankbaar voor herbouwde Laurenskerk TILBURGS ONDERZOEK: vv TILBURG Als artsen en verpleegsters meer met de patiënt praten, kan die gemiddeld anderhalve dag eerder het ziekenhuis uit. Een klein rekensommetje: Vorig Jaar kwamen bijna anderhalf miljoen Nederlanders in aanmerking voor opname. Bij een „kale" verpleegprijs van driehonderd gulden per dag, zou dat bij optima le communicatie een besparing van zo'n 675 miljoen gulden opleveren. Een bedragje waar mee staatssecretaris Hendriks van Volksgezond heid danig in zijn sas zou zijn. En aan die communicatie schort het nu in onze ziekenhuizen wel degelijk. Dat blijkt ook weer uit het pas verschenen rapport „Hoe was het in het ziekenhuis" een landelijk onderzoek naar zieken huiservaringen van de hand van dr. J. Bergsma. Hij is lid van de vakgroep klinische psychologie en psychotherapie van de Katholieke Hogeschool in Tilburg. Die „anderhalve dag eerder naar huis" is de uitkomst van een onderzoek dat hij enige tijd geleden instelde in een zieken huis in Alkmaar. Zijn medewerkster me vrouw M. Elshout: „Als daar een afdeling zogenaamd werd „opengegooid" kon je dat direct merken aan de gemiddelde verpleegduur. Een gebrek aan communi catie op alle niveaus veroorzaakt bij de patiënt erg veel angst, bevordert de onrust en vergroot dus de pijn. Verbeter je die communicatie, dan is het logisch dat de patiënt eerder geneest en dus eerder naar huis kan. En dat be spaart geld. Van de gemeenschap. Van de ziekenfondsen. En werkt dus zieken fondspremie-verlagend". In oktober vorig jaar illustreerde de Con sumentengids nog dat het met die com municatie wel eens bar en boos gesteld is. Uitspraken van enkele patiënten: ,Jk zou onder narcose worden gebracht voor een onderzoek. Wakker geworden bleek ik geopereerd. Vooraf was mij niet op die mogelijkheid gewezen". „De arts verschool zich achter Latijnse medische termen". „Ik weet nog steeds niet wat er mis met me was". De Consumentengids (oktober 76) ver bond daar de zeer mild gestelde conclusie aan: „Aan het recht van de patiënt op informatie kan nog wel het een en ander verbeterd worden. Vooral als het gaat om informatie over de ontwikkeling van de ziekte. Het stellen van vragen blijkt een noodzakelijke voorwaarde te zijn voor het verkrijgen van informatie". Het tekort aan voorlichting door huisarts of specialist vóór de opname in het zie kenhuis, komt uit het onderzoek van dr. Bergsma erg duidelijk naar voren in het antwoord op de stelling „Als ik alles van tevoren had geweten, was ik niet bang geweest voor opname". Ruim 35 procent van de ondervraagden bevestigde dit met „Helemaal waar". En op de stelling „Het ergste in het ziekenhuis is de voortduren de onzekerheid" zei ruim twintig procent* „Helemaal waar", en een even groot per centage antwoordde: „Beetje waar". Een groot aantal patiënten ervaart het als grievend dat de behandelend arts geen overleg met de familie pleegt Dat bleek ook uit het onderzoek van de Consumen tengids. Dr. Bergsma: Ruim 57 procent van de oud-patiënten ontkende dat de arts verschillende keren met de familie gepraat had. En de volgende opmerking luidde: Be vind het belangrijk dat de dokter en de verpleegkundigen ook eens met de familie praten. Van de onder vraagden zei 72.4 procent het daar hele maal mee eens te zijn. De psychologe mevrouw M. Elshout: „Als er één ding uit dit onderzoek duidelijk is geworden, is het wel dat er aan de communicatie een en ander valt te verbe teren. Het beroerde is echter, dat je met zo'n rapport en met de uitkomsten ervan juist niet de mensen bereikt dit je zou moeten bereiken: de artsen en specia listen. Die zijn door hun ervaringen al lang vastgeroest en daar valt dus niets meer aan te verbeteren". Het verplegend personeel dan? Mevrouw Elshout: „Dat is als het zijn opleiding achter de rug heeft, helemaal ingekap seld, begint al te lijden aan beroepsdefor matie. Als van de vijfhonderd verpleeg kundigen in opleiding er tien dit rapport zelf lezen, mogen we in onze handen wrijven. We werken eigenlijk aan de verkeerde kant van de lijn. We proberen het topje van de ijsberg bij te schaven, maar we kunnen niet onder water wer ken, waar nog veel meer te doen valt". Mevrouw Elshout is van mening dat er met het vak communicatie in de ver pleegkundige opleiding nog heel wat te doen valt „Als zo'n jongen of meisje na het behalen van het diploma min of meer zelfstandig de boer opgaat, zit er een dikke angst voor de arts ingebakken. Als een patiënt iets vraagt is het antwoord: ,,'t Mag niet van de dokter". En daar moet je het als zieke dan maar mee doen. Ik heb wel eens het idee, dat ik als docente een beetje meewarig word aan gekeken door de ziekenhuis-staf. Zo van: Daar heb je onze psychologe die de .leerlingen óók nog wat komt vertellen. En dat terwijl je juist hun wat zou moeten zeggen. Maar, zoals gezegd, daar kom je niet doorheen". Uit het rapport van dr. Bergsma blijkt dat het gegeven „informatie" een belang rijke centrale rol speelt. Een aantal ande re problemen kan vaak beschouwd wor den als daarvan afgeleid. Bijna iedere ondervraagde stelde dat het wel degelijk mogelijk is informatie te krijgen over het eigen ziekteverloop en de eigen situatie. Maar daar moet dan wel bewust moeite voor worden gedaan, door het stellen van vragen niet één keer, maar bij voort during aan de arts of het verpleegkun dig personeel. Het is een vrijwel algeme ne ervaring dat informatie zelden spon taan wordt verstrekt, maar ook dat men als patiënt wel degelijk invloed kan uitoe fenen op het verkrijgen van die informa tie. Zo blijkt bijvoorbeeld overduidelijk dat wanneer het gaat om de eerste introduc tie op een afdeling, er weinig moeite wordt gedaan om de nieuwe patiënt echt te introduceren. Meestal beperkt men zich tot wat eenvoudige informatie, die wordt ervaren als veel te beperkt en te weinig persoonlijk. Hetzelfde geldt vol gens het rapport ten aanzien van onder zoeken en ingrepen. Meer dan de helft van de ondervraagden geeft aan op grond van onwetendheid nerveus en ge spannen te raken, om vervolgens op grond daarvan weer de moed te missen, op het geëigende moment om inlichtingen te vragen. En evenzeer weet de helft niet of nauwelijks wat men na het ontslag uit het ziekenhuis, nu wel of niet mag. wat de geldende leefregels zijn. De aWej re helft van de geënquêteerden is j( j0u wel tevreden over dit punt. Toch wel i gei, indicatie dat het hier ook fout zit wa^r voorlichting betreft. e Vaak wordt bij onzekerheid vaakjjijoi huisarts ingeschakeld. Dat helpt ook altijd, want slechts in zeven gevallen (yeep de ruim zevenhonderd die bij het on(^cce; zoek waren betrokken) was de huis^echt van het tijdstip van ontslag op de hoo^ y Het praten met de verpleegkundig heeft men over het algemeen ervaren^ng „wel gezellig", maar de echte inform^en over het ziektebeeld wordt toch wel tLw de arts zelf verwacht Als dit contact qgn de arts niet goed verloopt om wat vLaac reden dan ook voelt men zich gal^n een nummer en klaagt men over onaamfc soonlijke behandeling. t( Voor het merendeel van de patiënt^ blijkt het contact met de mede-zieken^^ met name de onderlinge hulpverlenL^ een belangrijk hulpmiddel te zijn geweid om de onvermijdelijke ziekenhuisven^, ling te verdrijven. In een aantal geval was dit cóntact ook een duidelijke ci^n pensatie voor een als slecht ervaren i „p^ kenhuisorganisatie en voor een gebrek n0^ ge of onvoldoende begeleiding. Maar yvoor patiënten steken onverhuld de loftromfcp over de juist zeer persoonlijke aanda^erf; van de arts en de voortreffelijke bege^a tijd Als zeer positief wordt in dit verbs^at ervaren het bezoek van de huisarts in l^ied ziekenhuis. Als het contact met de arU^an goed is zo concludeert dr. Bergsmaeen wordt ook ervaren dat die niet onduicvooi lijk is met zijn uitleg Want vooral viak gesprekken met deze deskundige veel wat onduidelijk is voor de patiëi^jd worden verhelderd. ^ou' Hoewel de uitslagen van het onderzode c in een rapport zijn neergelegd, is <jop c rapport nog geen eindstation. Medeweke] ster mevrouw Elshout: „Het rapport .Eim een puur verslag, een verslag van e*Hee onderzoek dat gezien de uitkomsten 'i00f zeker moet worden voortgezet Er valt Ifcocl het ziekenhuis nog heel wat aan de conbeei m unica tie te verbeteren. En als dit ral^ port en verdere onderzoeken daaraa^ kunnen meewerken, mogen we al ha tevreden zijn". LEO VAN DER MEI™ Rotterdam Een van de vele stedebonw- kundige problemen van de Rotterdamse binnenstad is, hoe vreemd dat op zichzelf ook moge klinken, de situering van de majestueuze Grote- of Sint Larenskerk. In het stadsbeeld van vóór de tweede werel doorlog was dit gotische kerkgebouw be paald géén probleem. Net als in andere steden was de kerk als het ware één met het stadsgezicht Dat stadsgezicht werd echter op 14 mei 1940 als gevolg van het Duitse bombardement zeer zwaar ge schonden. Ook de kerk kreeg zware klap pen te verwerken. De houten kappen, het meubilair, de kansel, bet orgel etc. ver brandden geheel. In feite konden alleen de muren van kerk en toren behouden worden. Dat de Rotterdamse binnenstad na de oor log herbouwd moest worden was duidelijk. Maar zou ook de Laurens opnieuw moeten verrijzen? Waren er dan geen andere prio riteiten, zoals de opbouw van de stad en het herstel van de leeggeroofde haven? Maar het silhouet van de kerk wós er nog, als een soort uitdaging voor kerk- en stads bestuurders. Vrij snel werd de beslissing genomen om de kerk te herbouwen, een gigantisch karwei, zeker als men bedenkt met hoeveel liefde en gevoel voor precisie de oorspronkelijke bouwers van de Lau rens de kerk hadden gesticht Tientallen jaren was men er toen (15de en 16de eeuw) mee bezig geweest In 1947 begon men met het herstel van de befaamde massieve toren en vijf jaar later legde koningin Juliana de eerste steen voor de wederopbouw van de kerk. Dit werk geschiedde in fasen: eerst het transept (het „dwarsstuk") dat in 1958 gereed kwam, daarna het koor dat in 1962 weer in ge bruik werd genomen en ten slotte het schip van de ,kerk. Eind 1968 werd de geheel nieuwe, maar historisch ten volle verant woord gebouwde, Grote Kerk in een feeste lijke bijeenkomst in gebruik genomen. Toen ontbrak nog één element: het hoofd orgel. De herstelde kerk telde op dat mo ment al twee fraaie orgels, één in het transept en één in het koor, maar het grootste van de twee zou niet bestand zijn tegen de opgave de begeleiding van de gemeentezang in een volle kerk op zich te nemen. Bovendien: bij zo'n groot kerkge bouw hóórt een groot orgel. En daarom bouwde de Deense firma Marcussen Sön ook het derde orgel. Dat werd in 1973 in gebruik genomen. Het is met zijn 85 stem men het grootste orgel van Nederland. Eerste organist van de kerk en dus weke lijkse bespeler van de vier manualen en het pedaal is Johann Th. Lemckert. Toen de Laurens nog lang niet herbouwd was waren rondom moderne panden ge bouwd, zodat de gotische kerk thans hgt ingeklemd tussen eigentijdse bebouwing. Uiteraard wordt dat betreurd evenals het feit dat nog steeds het viaduct van de spoorlijn Rotterdam-Dordrecht langs de kerk (koorzijde) gehandhaafd is. Op den duur zal die storende spoorlijn wel verdwijnen (er bestaan plannen voor een ondergrondse verbinding), maar de gebou wen rond de kerk staan er en zullen er blijven. Het enige dat men heeft kunnen doen om de directe omgeving van de kerk een aanzien te geven dat niet zó in tegen spraak is met de gotische kathedraal is het plein vóór de kerk, de Sint Laurensplaats. Daarvan heeft de gemeente wel wat aar digs gemaakt zonder het geheel gered te hebben. Voor de kerk zélf niets dan lof en bewon dering. Deze zomer en dat is ook de directe aanleiding tot dit artikel wordt in de wandelgangen rond het koor van de kerk een kleine expositie gehouden die deze maand nog voortduurt Dat gebeurt ter gelegenheid van het feit dat een kwart eeuw geleden de wederopbouw van de kerk begon. Het is geen alledaagse exposi tie. Veel aandacht heeft men geschonken aan een vergelijking tussen de vooroorlog se situatie in de Rotterdamse binnenstad en de toestand van nu. Indertijd stonden er heel wat kerken in een straal van 500 meter van de Laurens. Ze hebben alle plaatsgemaakt voor andere bouwsels of helemaal geen gebouw. Op de plaats waar men vroeger de r.k. Sint Laurentius vond is nu een kruispunt aangelegd. Een aardige geste is dat ook aan de nieuwe kerken (een fractie van het vroegere aan tal) in de binnenstad aandacht wordt be steed. Voor de echte Rotterdammers was het herstel van de Sint Laurens een gebeurte nis van de eerste orde waarmee zij van harte hebben meegeleefd. Zonder de actie ve steun van hen, het bedrijfsleven en de overheid zou de hervormde gemeente van Rotterdam-Centrum er nooit in geslaagd zijn deze unieke wederopbouw te realise ren. Om nogmaals even stil te staan bij deze wederopbouw is deze bescheiden ex positie opgezet Terecht! Overigens is deze expositie mogelijk een welkome aanleiding voor veel Nederlan ders en buitenlanders om deze in eerste instantie tussen 1450 en 1525 gebouwde kerk te bezoeken. Niet alleen van buiten maar ook van binnen is dit kerkgebouw zeer imposant, waarbij ik met name denk aan het werkelijk schitterende koor en het liturgisch centrum, het machtige front van het hoofdorgel, de grafmonumenten en de zg. zendingsramen. De kerk is dagelijks voor bezoek geopend van 10 tot 16 uur (op enkele uitzonderingen na). Het hoofdorgel kan men in de kerk diensten op zondag beluisteren maar ook tijdens de grote orgelconcerten die onge veer om de veertien dagen op maandag avond gegeven worden. Hoewel ook in Rotterdam de binnenstad nogal ontvolkt is wordt in de Laurens elke' zondag één of tweemaal dienst gehouden. Er is een citypastoraat met als pastor ds. A. J. Hoorn, er worden jongerendiensten gehouden en de cantatediensten trekken mensen uit de verre omgeving van Rotter dam. Dan zijn er de zang- en orgelavonden, eenmaal in de maand op donderdag, die steeds door enkele duizenden mensen be zocht worden; men komt, vertelden de •organisatoren, van verre afstand, waaron der uit de Betuwe, om erbij te zijn! Er is geen Rotterdammer die er spijt van heeft dat zoveel geld en zoveel energie besteed zijn om deze hoofdkerk te herbou wen. Of men tot een kerk wil behoren of niet, iedereen is trots op de Laurens, het Godshuis dat tussen de torenhoge flatge bouwen van de stad van de grootste haven van de wereld nog altijd mede het silhouet van Rotterdam bepaalt E. J. MATHIES

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 16