Harry Mulisch vijftig Wendbaarheid als de weg naar het succes :„De Nederlandse litteratuur bestaat uit maffia's, en dat is in orde..." De schrijver Harry Mulisch is een fenomeen. Hij is dat wellicht niet eens zozeer door de litteraire verdiensten van zijn boeken als wel door de intrigerende figuur die zich in dit werk uitleeft Gis teren is Mulisch, eens het enfant terrible van het Nederlandse lit teraire wereldje bij uitstek, vijf tig jaar geworden en dat zal menigeen verbazen want Mulisch lijkt nog net zo jong en heeft nog evenveel streken als toen hij vijfentwintig jaar geleden met „Archibald Strohalm" de Reina Prinsen Geerligsprijs in de wacht sleepte voor de neus van Jan Blokker. Een verklaring waarom Mulisch zo jong lijkt te zijn gebleven hoeft niet ver ge zocht te worden. Als geen andere naoorlogse auteur weet hij zich te vernieuwen door aansluiting te zoeken bij wat op dat ogenblik leeft. In zijn werk vind je de ontmaskering van het seksuele taboe (in verhalen uit de begin periode) evengoed als het te kijk zetten van de regenten in het Provo-avontuur (in „Bericht aan de Rattenkoning"), de intellectue len-voorkeur voor het Cuba van Castro (in „Het Woord bij de Daad") of, zuiver op het terrein van de litteratuur blijvend, de welbewuste toepassing van een sjabloon uit het genre van de keukenmeidenroman als nieuw ste vorm van „litteratuur" (in „Twee Vrouwen"). Mulisch heeft geen dwingende filosofie achter de hand. Integendeel, hij ontdoet zich soms van opvattingen als die niet langer „en vogue" zijn. De marktwaarde van sexuele openhartigheid in de litteratuur is door de massale toevloed van pornografie gekelderd of Mu lisch blijkt de respectabele op vatting aan te hangen dat erotiek liever gesuggereerd kan worden dan door het gebruik van drielet terwoorden benoemd. Een aantal jaren na het verschijnen van „Het Woord bij de Daad" (waar in Mulisch een lans brak voor de door Castro geleide revolutie op Cuba) meende hij dat de revolu tie helemaal in Russisch vaarwa ter gekomen was en de zaak verder voor hem was afgedaan. Meer dan al zijn opvattingen van het moment telt voor Mulisch bij het schrijven zijn schrijverschap zelf. De bekommernis over het schrijven, en hoe men zich be paalde onderwerpen eigen maakt, keren in gesprekken en boeken voortdurend terug. Ideaal schrijven formuleerde hij in „Voer voor Psychologen" met „geheel niets te worden wat ik altijd ben geweest". Zich te ont doen „van de dwaling dat ik besta". De schrijver als medium die zich vult met indrukken en ze zo onbelemmerd mogelijk vorm geeft. Hij heeft dan ook geen morele of intellectuele voorkeur. Die op vatting lijkt nog altijd recht over eind te staan en het woelige ge beuren in de jaren zestig dat voor zoveel nieuw elan in zijn carrière heeft gezorgd doet daar niets aan af. De vorm blijft het belangrijkste probleem; niet waarover hij zal schrijven, alleen hóe hij zal schrijven houdt hem werkelijk bezig. Men moet Mu lisch ook niet aanzien voor een man die tijdens het schrijven wordt gèinspireerd, niets daar van, want zoals hij herhaaldelijk verklaarde, „dan schrijf ik slecht wanneer ik mij laat leiden door mijn invallen". Schrijven is voor Mulisch een moeizaam verlopend proces, met een vak fragmenta risch en ingenieus resultaat dat weliswaar soepel aandoet maar nooit de indruk geeft in een adem geschreven te zijn. In Mulisch' boeken speelt de werkelijkheid van alledag geen overheersende rol. Ook de verha len in zijn nieuwste bundel „Ou de Lucht" vallen weer op door hun geconstrueerdheid en ver nuftige redenaties. De gechar- geerdheid van zijn uitspraken waarvan sommigen de humor in zien maar die velen ergert omdat ze slechts grootspraak en eigen waan betekenen. Toch ontkomt men niet aan de indruk dat de speelruimte voor de auteur sinds hij debuteerde kleiner is gewor den, ook zal hij ongetwijfeld na het provo-avontuur, de aandacht voor Cuba en de psycho-analyse 'van Reich (in „Het Seksuele Bol werk") en wat al niet, blijven doorgaan met het verslinden van gedurfde en modieuze thema's, want dat ligt in zijn aard. Een boek als „Voer voor Psycholo gen" van vijftien jaar terug is nou juist zo interessant door het contrast met de tijd. Daar is een schrijver aan het woord die het met zijn eigenzinnige en speelse redenaties „wil opnemen tegen de rest". Maar het alternatieve subcultuurtje dat hij twintig jaar geleden zo luidruchtig vertegen woordigde, is sindsdien zelf esta blishment geworden. Veel meer dan in de jaren vijftig of zestig zitten schrijver en lezer in dezelfde positie. Waarmee het aantal mogelijkheden beperkter is geworden. Mulisch ging expe rimenteren met de roman. Zijn voorliefde voor het doen van in gewikkelde scheikundige proe ven in zijn Haarlemse jaren vond een opmerkelijke parallel in een werk als De Verteller dat de meesten onbegrijpelijk voor kwam en zelfs zijn profeet en uitlegger Jan Hein Donner voor problemen plaatste. De voormalige bohemien Mu lisch (zijn ouders komen dan ook niet voor niets uit Bohemen) die zo onweerstaanbaar was voor zo veel Amsterdamse meisjes, ver anderde uiterlijk in een grand seigneur, getrouwd en vader van twee kinderen. De studentikoze behuizing aan de Amsterdamse Leidsegracht werd verruild voor een grachten huis en een kasteeltje in de pro vincie. De vader van Mulisch was een bankdirecteur. Volgens eigen zeggen had de schrijver het talent om een geslaagd zaken man te worden, net als zijn va der. Hij prefereerde echter een kleine zelfstandige in de kunst te blijven. Is zijn schrijverschap dan een maskerade? Volgens Mulisch komt het er bij het schrijven juist op aan het raadsel te vergroten. We laten hem maar zelf aan het woord. JN Barry Mulisch wil juist met een oude ■ode BMW wegrijden van het met laan tjes doorsneden grasland voor zijn (ge buurde) kasteel in Overijssel als hij ons ■ignaleert. Losjes gekleed in een denim- pak met bijpassend overhemd maakt hij jen sportieve, ongedwongen indruk. .Gemakkelijk gevonden vraagt hij, terwijl we toelopen op het slecht onder houden gebouw, een zeventiende-eeuwse burcht met het front van een op instor ten staand herenhuis. Het kapitale pand is voor een deel verla ten. Een vleugel wordt bewoond door de familie Mulisch. Naast de auteur zelf zijn gat zijn vrouw Sjoerdje en hun twee dochtertjes Anna en Mariëtte die in de Woonkamer aan het ravotten zijn. Via het balkon met uitzicht op de bossen en de 'slaapkamer komen we in zijn werkver trek, voorzien vap divan en een immense schrijftafel. Een prima onderduikadres voor de auteur, niet als in Amsterdam "gehinderd door nieuwsgierigen, jls er iets nieuws te melden j,,Wat bedoel je met nieuws Dat ik op houden met schrijven, dat zou een iwtje zijn. Dat kan ik niet melden vel sommige mensen daar heel blij zouden zijn". hebben daar dan belang bij i«Litteratuur, dat zijn allemaal kleine die elkaar bestrijden. Dat is ((altijd zo geweest en dat is ook in orde )zo. Litteratuur bestaat altijd uit maffia's. -Er is een maffia rond Van het Reve, (Hermans en dan heb je ook nog een i maffia rondom mij. Dat is precies zo als in Chicago in de twintiger jaren hè iDaar had je Al Capone, John Dillinger en Babyface Nelson en die lokten elkaar in garages en dan schoten ze elkaar overhoop. En zo is het in de litteratuur 'ook en dat is in orde. Want een schrijver 'die niet een maffia vertegenwoordigt, die (doet eigenlijk niet echt mee. Gezien wor- den als een algemeen geacht en aardig 'schrijver, nou dat is bij mij niet het "geval, Goddank. Ik word nou vijftig en ■dan stemt het mij tot tevredenheid dat |k niet algemeen geaccepteerd ben, dat jjk nog steeds in bepaalde kringen en in bepaalde opzichten een omstreden figuur En dat hoop ik de volgende keer, 'pis ik honderd word, nog steeds te zijn". Is het niet zo dat ze uw streken kennen, van „we weten hoe die is pJa maar dan zou er een zekere onrust pntstaan". Is er niet sprake van rust verzekerd dan daarvoor) „Ik Öenk het niet, ik lees nog altijd kribbige opmerkingen naast complimenten. Het is ftiet zo als bij een man als Vestdijk die PP een gegeven moment geaccepteerd Was. Zodra er een algemene overeen ontstaat zal ik gauw de neiging prijgen om iets te doen waardoor dat verstoord wordt Het is natuurlijk ook niet zo dat wat ik geschreven heb helemaal bepaald werd door de reactie die je verwachtte". Is het vervelend bekend te zijn „De voordelen zijn groter dan de nade len. Je hebt krediet, je wordt anders behandeld hè, je wordt niet afgebekt. Ik weet niet of je mijn verhaal De Grens gelezen hebt (uit de verhalenbundel Oude Lucht). Dat gaat over de houding van een meneer die in aanraking komt met het ambtenarenapparaat waarin die volstrekt tegen de muur loopt. Kijk, zo iets zou mij niet overkomen. Het nadeel is, je wordt herkend. Er zijn wel eens dingen die je zou willen doen waarvan je dan aanvoelt, dat kan net niet. Nou trek ik me daar niet zo veel van aan hoor. Het is zoals wanneer je een bochel hebt of liever eh... een beeldschone vrouw, daar wordt naar gekeken. Als ze niets anders is dan alleen maar beeldschoon, dan vindt ze dat pret tig. Maar als ze verder nog iemand is, dan vindt ze dat natuurlijk vervelend". „Het zou voor mezelf volstrekt onleef baar worden wanneer ik me met die rol van bekend schrijver die anderen me opdringen zou gaan vereenzelvigen, ja dan zou ik pas werkelijk onuitstaanbaar worden. Net zoals een vader die zich op de eerste plaats vader voelt tegenover zijn kinderen en geen medemens. Iets anders is dat ik dat arrogante schrijversmasker wel eens opzet om men sen op een afstand te houden. Er zijn mensen waar ik een vreselijke hekel aan heb. Ik ben vreselijk eenkennig. Het is voor mij ja of nee, iets daar tussen in ken ik eigenlijk niet". Met welke mensen ga je bij voorkeur om „Daar kan ik geen portret van geven. Uiteraard met de mensen die mijn vrien den zijn. Het wordt pas interessant met mensen als er een soort wisselwerking ontstaat Ik moet er iets van kunnen opsteken. Er moet een primitieve over eenkomst zijn, sympathie, dat eerst. En verder moet ik er iets aan hebben. Ik wil niet eh... dat ik alleen maar gééf. Dat zij iets aan mij hebben maar ik niks aan hun. Is het niet erg zakelijk ,Nee, want anders ga ik me vervelen, als ik les moet gaan geven. Ja, dan kan ik net zo goed een lezing gaan houden in Utrecht voor studenten. En dat moet dan ook betaald worden. Er moet een heen en weer zijn. Met sommige mensen heb je het, met anderen niet Ik heb geen kennissen. Ik heb vrienden, een stuk of vijf, zes. En verder niks. Sommige men sen hebben tachtig kennissen waar ze dan mee biljarten en noem maar op, maar dat verschijnsel ken ik absoluut niet. Dat had ik al voordat ik beroemd werd, toen ik nog achttien was. Kwestie van eenkennigheid. Ik ben wel beleefd, ook niet altijd trouwens. Zomaar in het café gaan zitten en een praatje maken met iemand aan de bar, dat is ondenk baar. Als ik daar dan toch eens zin in heb en iemand begint tegen me op te kletsen, dan ga ik ook weg. Dat kan ik niet hebben, dat is een beetje een radica le instelling. Ik ben niet zo'n algemeen prettig en aardig mens. Je hebt van die mensen, altijd vriendelijk tegen iedereen. (Lachend) Mischien moet je er dik voor rijp. Bij dikke mensen zie je dat vaak. Het is misschien een kwestie van eiwit ten". De vriendschap van schaker Jan Hein Donner en de bewonderende boeken die hij over U schrijft Is dat een spel of onderdeel van een maskerade „Nou nee, dat is niet zo. Die stijl van overdrijving, het brengt je natuurlijk in verwarring. Wat moet ik daarvan zeggen, die boeken zijn niet voor mij geschreven. Hein Donner is nou iemand, die is ge raakt door mijn boeken. Hij is vermoede lijk een ideale lezer. Het is precies die lezer die elke schrijver zich gewenst heeft. Iedere letter die je geschreven hebt kent hij uit zijn hoofd. Als morgen mijn oeuvre door een vreselijke ingreep uit een transcendente wereld vernietigd wordt zodat er geen boek overblijft, dan dicteert hij ze vlekkeloos. Dat is heel wat, vaak moet ik iets hebben, dan denk ik dat heb ik toch 'al eens gezegd. Maar wat, waar, hoe? En dan bel ik hem op, en dan zegt ie dat boek, daar en daar. Hij kent het beter dan ik. Hij leest mij zoals de ouderling de bijbel leest. Komt uit een calvinistisch milieu, waar kinderen met de bijbel zijn opgevoed. Dat hebben christelijke milieus gemeen met China, waar de kinderen met het Rode Boekje worden opgevoed. Die bijbel is voor hem niet langer een bron van waarheid en dat is nu mijn werk geworden. Hij heeft ook wel kritiek maar zal die uit tactische redenen vaak verzwijgen omdat die ook door anderen wordt uitgeoefend. Als schaker is hij een tacticus. Die boeken van hem zijn een uitvloeisel van een contact dat we gehad hebben. Een tijd lang heel intensief. Hij schrijft heel goed. Soms ziet hij dingen waar ik zelf nooit aan gedacht zou hebben, dat het er in zat". Toen ik hoorde dat U binnenkort vijftig zou worden dacht ik.... „Er is nog hoop Nou, je weet wat Shaw zei, die vroegen ze hetzelfde toen die overigens 90 werd of zo. Die antwoordde van, dat komt omdat ik nooit vlees gege ten heb en nooit gerookt heb en voor mijn achtste geen verhouding". Dat bedoel ik niet „Vind je mijn fysiek dan niet uitstekend? Ja, je hebt van die mensen, die zijn op hun vijfentwintigste al geeste lijk vastgekoekt Waardoor dat komt weet ik niet. Ik geloof dat iedereen een absolute leeftijd heeft, dat is een spelletje dat ik wel eens speel met m'n vrienden. Een leeftijd die iemand altijd al gehad heeft. We kwamen tot de conclusie dat Cees Nooteboom 74 was, daar was hij het trouwens zelf mee eens, Hein Donner twee maanden, nee twee jaar, en ikzelf zeventien. Daar zit veel waars in". PAUL VAN VELTHOVEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 15