BOB HEEFT COELIAKIE DONDERDAG 28 JULI 1977 LE1DSE COURANT De tweejarige Bob uit Zaandam heeft coeliakie, een zeldzame darm ziekte. Zijn moeder, de 29-jarige Fie- ke Schlösser-Van Heeks schreef een boek over de ziekte van haar zoon tje. In het werk dat de titel „Bob heeft coeliakie" kreeg tekent ze de manier waarop zij en haar man en hun achtjarige dochtertje Karen de ziekte van Bob verwerken. Want Bob heeft het leven in huize Schlos- ser danig veranderd. Hij mag onder geen beding iets naar binnen krij gen dat tarwe, rogge, gerst of haver bevat. Gebeurt dat wel dan ft Bob onherroepelijk zes weken lang ziek. Het boek verschijnt binnenkort en is alleen nog maar in twee tijd schriften aangekondigd. Toch wordt Fieke nu al overstelpt met telefoon tjes en brieven van mensen die op het werk zaten te wachten. Want over de ziekte waaraan een paar honderd Nederlanders lijden was door een leek nooit iets geschreven. Coeliakie (spreek uit als seuliakie) of spruw is een darnfeiekte die wordt veroorzaakt door gevoeligheid voor gluten. De gluten beschadigen bij de coeliakiepatiënt de wand van de dunne darm. Gluten komen voor in tarwe, rogge, gerst en haver en in alle levensmiddelen waarin deze pro- dukten zijn verwerkt. Een spoortje gluten veroorzaakt al een beschadi ging van de darmwand en heeft een hevige diarree tot gevolg die enkele weken aan kan houden. Het dieet dat elutengevoelige mensen hun hele leven moeten volgen heet glutengeël- imineerd dieet. Bindmiddelen die wel zijn toegestaan zijn: rijst, mais, boekweit, aardappelmeel, sago en so jameel cornflakes. Bij een baby tre den de eerste verschijnselen op bij een leeftijd van drie a vier maanden als aan de zuigelingenvoeding pap en dergelijke wordt toegevoegd. De diagnose wordt vaak pas op de leef tijd van een jaar of nog later gesteld. Meestal zijn de kinderen achter in lengte en gewicht en opvallend is dat ze vaak slecht gehumeurd zijn. Bobby is gek op maïs- en boekweit- pannekoeken. Hij mag ze eten omdat ze, dankzij het maïs en de boekweit glutenvrij zijn. Éénmaal in de week is het in huize Schlösser pannekoe- kendag en dan deinst de kleine Bob er niet voor terug drie exemplaren naar binnen te werken. Hier volgt het recept van Bob's lievelingskost die ook voor hen die niet aan een gluienvrij dieet gewend zijn heerlijk is. Ingrediënten: Twee eieren, een kopje melk, twee goed gevulde lepels mais- of boek- weitmeel, wat dieetmargarine en eventueel wat kaas, tomaten of vlees. Werkwijze: Kluts de eieren en voeg er langzaam de melk en al roerend het maïs- of boekweitmeel aan toe. Voor een pan- nekoek van boekweitmeel is iets meer melk nodig. Bak de pannekoek in dieetmargarine en geef er suiker bij. Ter afwisseling kan ze ook ge bakken worden met kaas, groente of vlees. De koek kan ook koud, opge rold. worden meegenomen naar school of het werk. Bob komt beneden, op de arm van z'n moeder, met slaap nog in de oogjes. Het is een mooi jochie met donkere kijkers en ronde wangetjes. Terwijl hij in een hoekje van de kamer gaat zitten spelen en op z'n eigen koekjes knabbelt vertelt z'n moeder dat hij zelf nooit moeite met z'n ziekte heeft. Tarwekoekjes en boterhammen, hij raakt ze met geen vinger aan, als het hem voorgehouden wordt zegt hij: „Dat doet au in de buik". Fieke: „Onze eisen zijn door Bobbie verlegd. We hechten niet-meer zo aan het materiële. Toen ik over de eerste klap heen was dacht ik, misschien zit er in Bobby wel een soort opdracht, misschien is er voor ons wel een taak weggelegd. Daarom heb ik ook dat boekje uitgegeven. Een van de nadelen is alleen dat er straks een paar duizend mensen zijn die mij van haver tot gort kennen. Al is dat", voegt ze er met een brede lach aan toe, „in dit verband wel een wat merkwaardige uitdrukking". Adressen Voor hen die meer willen weten over coeliakie en de coeliakievereniging volgen hier een paar adressen: Mevrouw Fieke Schlösser-van Heeks, Schepen laan 14, Zaandam, tel. 075178429. De Nederlandse Coeliakie Vereniging, secreta riaat Baljuwstraat 20, Montfoort (Utr.). Ledenad ministratie: mevrouw Janssen, Wulverhorst 10, Montfoort. De vereniging geeft drie a vier keer per jaar een blad uit en verstrekt adressen en recepten en organiseert congressen. ts, n raunne oroeKema Kleine Bod is verstandig genoeg, om gewoon zijn gangetje te gaan. Foto's: h. Schlösser Peinzend over het nu, maar gelukkig nog niet over dat, wat later gaat komen. Toen Bobbie Schlösser werd geboren was hij een baby als alle anderen. Een klein hoopje mens, niet mooi en niet lelijk. Hij was met z'n moeder een paar dagen in het ziekenhuis, ging naar huis en stond daar tijdens de kraambezoe ken in het middelpunt van de belangstelling. Tot zo ver was Bob net als andere baby's, tot het op het groeien aankwam. Het was aan het jochie om groter te worden, om de steeds terug kerende momenten op de weegschaal tot een feestelijk ritueel te maken. Maar, groeiden ande re baby's, Bob liet het afweten. De voeding kwam terug en op veranderingen van het eten reageerde de peuter niet. Bob bleef spugen, verzwakte en werd ter observatie in het zieken huis opgenomen. Er volgden angstige maanden, die gevuld werden met pijnlijke onderzoeken die uiteindelijk resultaat hadden toen ze aan het licht brachten dat Bobbie aan coeliakie leed, een zeldzame darmziekte. De ziekte zou het hem onmogelijk maken ooit levensmiddelen te ge bruiken waar tarwe, rogge, haver of gerst in verwerkt zijn. De coeliakie zou niet alleen Bob's verdere levensloop bepalen maar ook voor een groot deel die van zijn ouders. Fieke Schlösser zit in de woonkamer van haar ruime nieuwbouwhuis in Zaandam. Ze heeft op haar schoot een drukproef van het boek en houdt in haar hand een stapël reakties die ze nu al ontving. Ze is klein, vriendelijk en erg levenslus tig, lijkt niet op de teneergeslagen vrouw die ze in haar boek beschrijft en weet eigenlijk nog niet goed waar ze, door dat ene boek, is ingerold. „Ik "neb het eigenlijk voor mezelf geschreven", vertelt ze, „toen Bob terugkwam uit het zieken huis hadden we eer. vreselijke tijd achter de rug. Al die maanden dat hij er lag hadden we ontzet tend in angst gezeten. We hebben een periode gedacht dat we hem kwijt zouden raken. De dokter heeft eens tegen mij gezegd: „we weten niet wat het is, neemt u hem maar weer mee". Toen vroeg ik. „Wat dan?" „Dan", was zijn antwoord, „is het over een paar dagen afgelo pen". We zijn zo reuze blij dat we hebben doorgezet. Dat we zijn blijven hopen. Want, toen we eindelijk wisten wat het was viel er zo veel van ons af'. Uitlaatklep „Ik ben heel veel bij hem geweest in het zieken huis. Ik zag alle ellende, maar huilen kon ik niet. En toen hij thuis was kwam plotseling alles op me af. Ik sliep niet meer, was bang dat ik hem toch nog zou verliezen en stapte m'n bed uit om te kijken of hij nog wel leefde. M'n moeder zei toen, potverdorrie, je kunt toch schrijven, schrijf het dan op, dan ben je het kwijt. Dat heb ik gedaan en plotseling had ik een uitlaatklep, ik kon het wat van me afzetten". Heel minutieus geeft ze in haar boek vooral een verslag van de gevoelens die ze tijdens de ziekte van haar zoontje had. Ze begint het verhaal met te vertellen van haar zwangerschap die viel in een periode dat zij en haar man zich al bijna hadden verzoend met het feit geen kinderen meer te kunnen krijgen. Dan tekent ze de vreug de rond de geboorte en de kraamdagen samen met haar baby in het ziekenhuis. Uitvoeriger wordt ze als ze vertelt van de eerste, angstaanja gende, ziekteverschijnselen die het hele feest rond het nieuwe kindje vertroebelden, de zware tijd die ze grotendeels met Bob samen in het ziekenhuis doorbracht, het gevoel van absolute machteloosheid dat haar en haar man overviel, het verdriet "om de pijn die het jochie moest ondergaan en het plotselinge vonnis dat als een gedeeltelijke bevrijding kwam. „Toen het verhaal af was heb ik het in een kast gelegd en ik was eigenlijk van plan het weg te gooien. Mijn beste vriendin heeft het op een goede dag gelezen en die drong er op aan het uit te laten geven omdat anderen er mogelijk ook iets aan konden hebben. Toen ben ik er mee gaan leuren, maar de twee uitgeverijen die ik aanschreef wilden het niet hebben. Daarna kwam ik in contact met Verkade en die gaat het in samenwerking met IBM uitgeven. Er worden vijfduizend exemplaren gemaakt. Er gaat een deel naar de ziekenhuizen, een deel naar de Coeliakie-vereniging en er zijn er wat voor men sen die het aanvroegen. Ik ga het binnenkort in het Engels vertalen omdat een Amerikaans tijd schrift er wellicht iets mee wil doen." Aandacht Toen Bobbie terug uit het ziekenhuis was ston den de Schlössers voor de taak hun leven anders in te richten. Ze hadden er een zoon bijgekregen die ze nooit mee uit eten zouden kunnen nemen, nooit aan de zorgen van een oppas zouden kunnen overlaten, een jochie dat meer aandacht zou vragen. Fieke over de verandering die ze toen ondergin gen: „Ik had altijd erg beschermd geleefd. Ik was gewend geweest dat alles voor me werd geregeld. Op het materiële vlak maar ook in geestelijk opzicht. Waren er problemen, dan losten mijn ouders die op, en ook toen ik trouwde verliep alles op rolletjes. Ik ben door Bobbie's ziekte enorm veranderd, dat zien veel mensen. We leven nu anders, geld bijvoorbeeld, dat is niet meer belangrijk voor ons". Het eerste dat het echtpaar zich voornam was Bobbie als een normaal kind te behandelen. Zolang hij de glutenhoudende levensmiddelen niet binnenkrijgt is het een gezond kind, zo redeneren ze. „Het ene kind fantaseert veel, het ander jokt vaak en 'er zijn er die geregeld in hun bed plassen. Bobbie kan niet tegen bepaalde granen. De eerste groep kinderen ervaart de buitenwereld als normaal en Bobbie als ziek. Dat vinden wij niet, Bob is gewoon, gezond. Als je hem ziet dan zou je niet zeggen dat hij iets mankeert, bolle wangetjes heeft ie, terwijl z'n zus die geen coeliakie heeft, een iel meisje is. Zo lang je de mensen niet zegt dat hij iets heeft is er niets aan de hand, maar weten ze het dan wordt het anders. We zijn op vakantie naar een recreatiepark geweest. In een huisje. Bobbie had een bordje om z'n hals-met „Geef mij niets". De mensen verstaan erg weinig onder „niets" is ons toen gebleken. Ik kon ze de spullen wel uit de handen slaan! Toen hebben we het laten omroepen en merkten we dat er mensen waren die ons gewoon meden. Die, als we in de rekreatieruimte kwa men, ergens anders gingen zitten. Met vrienden hebben we het ook gemérkt. Er waren er die anders de deur plat liepen maar die we nu nooit meer zien. Laatst was ik met Karen en Bob bij een slager. Bob mag geen worst hebben en toen de slager vroeg: „Mogen ze een stukje worst, zei ik zij wel, maar hij met. Ik wil Karen niet de dupe van Bob's ziekte laten worden. Maar dan moet je die mensen zien kijken. Wat een gek mens denken ze, geef die jongen toch ook een stukje. En, ik heb dan geen zin om weer eens het hele verhaal af te draaien". Dieetspullen Geen publiciteit Ze krijgt dagelijks telefoontjes van mensen die van haar boekje hoorden en vertellen hoe blij ze zijn dat er iets door een leek over coeliakie is geschreven. Fieke heeft toch besloten om nooit zitting in het bestuur van de Nederlandse Coelia- Ikie Vereniging te nemen. „Dan zeggen de mensen :toch, die verdient aan de ziekte van haar zoon. :Ik wil ook niet op een foto, ook niet op de «televisie. Ik ben al genoeg naar buiten getreden". Bob heeft in de keuken, boven het aanrecht, z'n eigen kastje. Daar staan zijn dure dieetspullen: maïsmeel, boekweit, speciaal paneermeel en een pak toast van negen gulden. Fieke laat de pak ken een voor een zien en zegt: „Hij mag veel meer niet hebben dan je zo op het eerste gezicht zou denken. Tomatenketchup bijvoorbeeld, ver boden. Sommige soorten chocolade, verboden. Hij heeft z'n eigen kuipje margarine, z'n eigen potje pindakaas omdat het kan zijn dat we een kruimeltje brood aan ons mes in de botervloot brengen. Patat, zo uit de automatiek, mag ie niet hebben. Want, de patat is gebakken in het vet waar ook kroketten in werden gefrituurd en die kroketten zijn gepaneerd". Om te illustreren hoe kwetsbaar Bob kan zijn vertelt ze het verhaal van de plotselinge terugslag die haar zoontje verleden jaar doormaakte. „Hij was doodziek maar ik wist zeker dat hij niets verkeerds had gehad. We hebben gezocht en gezocht tot ik een stukje behang in z'n bedje vond. Het bleek, dat behang met een tarwepapje aan de muur was geplakt. Van zo'n piepklein korreltje van die pap was hij ziek geworden". Het dieet is kostbaar en de Schlössers weten dat er vooral later veel geld voor Bob nodig zal zijn. Ze houden daar nu al rekening mee, net zoals ze met andere dingen rekening zijn gaan houden. Een avondje uit is er tegenwoordig niet meer bij omdat Bob nog niet aan een oppas overgelaten' kan worden, een etentje staat nooit meer op het programma omdat Bob niet meer mee kan. Maar, daarvoor in de plaats zijn andere genoe gens gekomen die Fieke en haar man met steeds meer pleeier bedenken. Er worden pannekoek- feesten gehouden, er komen veel meer kinderen spelen dan vroeger het geval was, opa en oma vragen de kleindochter eens wat vaker te logeren om haar niet het idee te geven dat alle aandacht naar haar broertje gaat. Als Fieke moeite met de coeliakie heeft, dan is het alleen als ze over de toekomst van haar zoon denkt. „Ik heb er nog steeds moeite mee, maar ik kan er nu tenminste over praten. Boodschap pen doen bijvoorbeeld, da's nog steeds moeilijk. In het begin heb ik mijn karretje midden in Albert Heijn laten staan en ben weer naar buiten eelopen. Dan liep ik langs die rekken en dacht; dat kan hij nooit eten, en dat zal hij nooit proeven. Ik heb me er toe gezet om het wel te kunnen. Om het onder ogen te zien dat er ook beroepen zijn die hij nooit kan uitoefenen. Piloot kan hij nooit worden, maar denk ik dan, een jongen die erg klein is kan ook niet bij de politie. Ik maak me wel zorgen als ik aan later denk en me af vraag of hij ooit een vrouw zal vinden die het aankan. Die zal kunnen accepteren dat ze anders voor hem moet koken, anders moet leven". Daarnaast leeft de moeder van Bob een eigen bedrijfje opgericht in glutenvrije artikelen. Dit speciaal ook voor de toekomst van Bob.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 10