Op de grote Drentse heide
dwaalt nog steeds de herder rond
Uitzendbureaus
voor
ontwikkelingshulp
DE TUINEN VAN EDEN (2)
RVAAT
Particuliere
deskundigheid
in dienst van
Derde Wereld
NIETS BESCHADIGEN
OF VERONTRUSTEN
HOOGEVEEN De weg die van
Lhee via Eursinge in de richting
Hoogeveen loopt, doorkruist het
grote heideveld. Rechts ligt de
Dwingeloseheide van .natuurmo
numenten", links het Kralose-
veld, dat Staatsbosbeheer onder
zijn hoede heeft genomen. De
Dwingeloseheide, dat wist ik van
eerdere bezoeken, kun je het be
ste via Ruinen benaderen, maar
in het voorjaar schiet je daar
niet veel mee op, want in de
broedtijd mag je er toch niet
wandelen. Daarvoor moet je
wachten tot na 15 juni Wel is het
hele jaar door te zien, hoe de
scheper uit Ruinen 's morgens
met zijn kudde uittrekt, de wijde
vlakte op, waar alleen hij met
hond en siapen mag lopen zoals
hem dat het beste uitkomt.
Met die scheper ben ik eens mee
gewandeld. Er is een aparte stich
ting, die zijn kudde in stand
houdt en die hem zijn loon uitbe
taalt. De eigenaren van het reser
vaat mogen hun handen dicht
knijpen, dat ze over zo'n goedko
pe „graasmachine" beschikken.
Het is immers niet zo, dat een
schaap de hei kaal vreet, integen
deel: schapen houden de heide
jong. En bovendien zorgen zij dat
de vlakte open blijft. Zonder gra
zende schapen krijgt op een hei
develd de opslag van jonge berke
boompjes al gauw de overhand.
Het enige alternatef is: ze met
mankracht verwijderen. Dat ge
beurt dan ook in heel wat reser
vaten, dank zij vrijwilligers: leden
van het I.V.N. (Instituut Voor Na
tuurbeschermingseducatie) en ver
wante groeperingen, en ook door
deelnemers aan speciale werk
kampen.
Zij doen, wat vroeger de schapen
deden: de heidevelden in stand
houden. Dat was de voornaamste
reden, waarom er schapen gehou
den werden. De opbrengst van de
wol was meegenomen en ook de
schapemest was niet te versma
den. Daarom moesten de dieren
elke avond terug in de schaaps
kooi, anders zou alle mest verlo
ren gaan. Maar hun belangrijkste
functie was toch: zorgen dat de
heide open bleef. Want zonder
„veld" (heidegrond) konden de
boeren van de zandkant toen er
nog geen kunstmest was niet le
ven. Het akkerland, waarop het
broodgraan verbouwd werd
(melkvee was bijzaak) moest met
dierlijke mest vruchtbaar ge
maakt en gehouden worden.
Daarvan had men te weinig,
maar door de mest uit de potstal
len te gebruiken, vermengd met
strooisel, kon de zandboer net het
hoofd boven water houden. Als
strooisel dienden heideplaggen.
Dus moesten er heidevelden zijn:
tachtig hectare heide tegenover
tien hectare bouwland.
De scheper van Ruinen weet dat
allemaal precies, al heeft hij zelf
de oude tijd niet meegemaakt.
Hoewel van middelbare leeftijd,
zou hij model kunnen staan voor
het „museumstuk" dat de Drentse
boer-auteur Harm Tiesing uit
Borger in zijn kort geleden her
drukte boek „Landbouw en
volksleven in Drenthe" beschrijft
De oud-Drentse scheper, zegt Tie
sing, was een der eersten van het
dorp. Hij kende middeltjes tegen
veeziekten, die hij desgevraagd
ook wel óp mensen toepaste. Hij
was een weerprofeet, een natuur
kenner (meestal vond hij het eer
ste kievitsei) en een denker. In
het veld zong hij de oude volkslie
deren en bij het open vuur vertel
de hij de oude sagen. „Als men
een scheper van de oude stempel
als opzichter in het. Drents mu
seum van oudheden zou kunnen
plaatsen, dan zou hijzelf het eer
ste en belangrijkste object zijn
van de inventaris".
Ik kan me van de scheper uit
Ruinen niet herinneren, dat hij
volksdiedjes zingt of sagen ver
telt, maar wel verbaas ik me nog
altijd over zijn enorme kennis
van de natuur en herinner ik me
van het gesprek dat we toen, met
de schapen oplopend, gevoerd
hebben en zijn filosofische inslag.
Hij heeft me laten zien, dat de
Dwingeloseheide allerminst wild
en woest en ledig is.
Heidevelden vind je maar in eefi
klein stukje van de wereld, name
lijk in de Noordeuropes'e laag
vlakte en dan nog alleen daar
waar het klimaat onder invloed
staat van de oceaan. Merkwaar
dig genoeg, maar de luchtvochtig
heid in ons land is nergens groter
en vooral nergens constanter dan
in Drenthe.
Er bestaat een soort heide, die
daar erg gevoelig voor is, met
name de kraaiheide. De zuidgrens
van haar verspreidingsgebied
loopt van de noord-Veluwe over
Markelo naar de graafschap
Bentheim. Maar nergens zag ik
zulke grote donkergroene tapijten
als op de Dwingelose hei. De
struiken worden er enorm hoog,
wel meer dan een meter. In mei
staan ze in bloei, met onopvallen
de rose bloempjes. Daar komen
bessen van, bijna zwart van
kleur, die de kraaien graag lus
ten, maar ook wulpen en kor
hoenders.
Een wulp valt gauw genoeg op in
en vooral boven de hei, waar je
hem al van ver kimt horen jode
len. Om korhoenders te zien - ze
zitten hier - zou je erg vroeg
moeten opstaan. Maar het is wel
mogelijk om hun mest te vinden
en dan te constateren, dat ze er
zijn. Ze hebben hoge hei nodig,
om zich schuil te houden. Maar
ook naaldhout en berken, want ze
kunnen van kraaiheidebessen al
leen niet leven. Ook naaldhout
knoppen en jonge berkeloten
staan op hun menu.
Kraaiheide zorgt dus voor een
goed „biotoop" (woongebied) voor
het korhoen, maar ook met de
gewone struikhei is hij tevreden.
Beide soorten zijn er meer dan
voldoende op de Dwingelose-Kra-
loseheide. Er groeien daar nog
twee heidesoorten. Een ervan is
de zeldzame Lavendelheide, een
plant van voedselarme heideven-
nen en van de weinig overgeble
ven hoogvenen, die ook niet veel
anders dan regenwater te bieden
hebben. De vierde, hier algemene
soort is de Erica, dé Dophei, die
al in juni het veld rose kleurt. De
schapen vinden Dophei te bitter
en eten er dus niet van, maar een
berkje, dat tussen de erica is
opgeschoten, versmaden zij ge
lukkig niet. Zo blijven ook de
dopheidevelden open.
Dophei werd vroeger gebruikt om
bezems te binden. Maar vooral de
struikheidevelden waren voor de
boer van de zandgronden onmis
baar. Hij haalde er zijn plaggen
voor de potstal of zodden, die als
brandstof dienden voor het open
vuur. Zodden waren plaggen van
afgebrande hei. Ook kon je een
lange mat van zodden steken, die,
op slieten (dunne, naast elkaar
gelegde boomstammetjes) ge
legd, een zoldertje boven varkens-
of kippenhok waterdicht maakte.
De lange heidestengels dienden
zonodig als voer voor de koeien,
als het hooi op was. Ook om er
boenders van te maken, bakovens
mee te stoken en daken of wan
den mee te bedekken. Een bosje
heide is duurzamer dan een stro-
dek om er de gaten tussen de
dakpannen mee op te vullen en
een heidevorst op een dak gaat
lang mee. Beide kun je nog wel
eens zien op een oude boerderij.
Maar voor al die dingen hebben
we geen hei meer nodig. Wat dat
betreft, is het zo erg niet, dat er
zoveel Drentse hei in staatsbos
veranderd is. Die bossen hadden
economisch rendement moeten
opleveren. Dat is nauwelijks ge
lukt, maar wel dragen ze nu bij
aan de recreatie van vermoeide
stadsmensen, die in toenemend
getal in Drenthe op verhaal trach
ten te komen. Die functie vervult
echter ook de overgebleven heide
volop. En wie oog voor details in
de natuur heeft, vindt op de hei
veel meer levende kleinoden dan
in het aangeplante naaldhoutbos.
De plakkaten Kraaiheide, hoewel
aan arme zandgrond gewend (op
kalk gedijen ze niet), zijn bruin
aangelopen door de droogte, van
vorig jaar, maar vormen toch
weer frisse jonge scheuten. Het is
merkwaardig, wat er in dor zand
toch nog wil groeien. De grond-
ster, de schijnspurrie, korstmos
sen en rendiermos, stijve blauwe
grasjes, gele kruip- en stekelbrem
en dat vriendelijke hondsviooltje.
Veel rijker is de vochtige hei,
zoals ik ze op de wandeling met
de scheper gezien heb en zoals
ik ze me van vroeger herinner.
Met twee soorten zonnedauw
(vliegjes etende planten), met
oranjegele, margrietachtige Arni
ca, witrose Lavendelheide en ooit
nog het nu bijna uitgestorven
viooltjesblauwe vetblad, ook al
een vleeseter. Op deze Dwingelo
se heide moet het nog groeien. De
ontginningsziekte en de ontwate
ring (in Drenthe kwam het grond
waterpeil binnen een halve eeuw
een meter lager te staan) hebben
het hier niet te pakken kunnen
krijgen. ADR1AAN BUTER
ARNHEM Ontwikkelingssa
menwerking is al lang niet meer
een zaak van regeringen alleen.
Ruwweg de helft van de projec
ten die het Nederlandse ministe
rie van Ontwikkelingssamen
werking voor zijn rekening
neemt, wordt uitbesteed aan par
ticuliere maatschappijen en ge
specialiseerde rijksdiensten. Uit
besteding in de zin van een nade
re uitwerking en begeleiding van
de plannen die eerder door dit
ministerie zijn goedgekeurd. De
maatschappijen welke ingescha
keld worden zijn ingenieursbu
reaus, landbouworganisaties en
zovoort. Ze hebben stuk voor
stuk een specifieke deskundig
heid opgebouwd in eigen land en
blijken die ook te kunnen aan
wenden in ontwikkelingslanden.
Omdat ze zich meestal tot advi
sering en begeleiding beperken
worden ze consultantsbureau's
genoemd. De laatste vijftien jaar
is hun aantal en diversiteit sterk
toegenomen.
De meeste consultants zijn of wa
ren oorspronkelijk op de binnen
landse markt werkzaam, enkele
richten zich echter sterk of geheel
op de ontwikkelingslanden. Dat
geldt bijvoorbeeld voor de in ci-
vieltechniek gespecialiseerde bu
reaus van Dwars Heederik en
Verheij in Amersfoort en Hasselt
De Koning in Nijmegen. De
grootste en meest veelzijdige con
sultant die zich volledig op de
buitenlandse markt richt is'het in
Arnhem gevestigde Euroconsult.
Deskundigheid op zo'n veelom
vattend terrein als landontwikke-
ling komt niet zomaar uit de lucht
vallen. In het geval van Eurocon
sult is daar dan ook een lange
geschiedenis aan vooraf gegaan.
Het bureau is een dochteronder
neming van twee maatschappijen
die hun sporen op het gebied van
de landinrichting hebben ver
diend, Grontmij. en de Neder
landse Heidemaatschappij. Deze
laatste hield zich al voor de oor
log bezig met landontginning in
het voormalige Nederlands Indië.
Na de oorlog toen Indië als win-
gebied wegviel, lag het voor de
hand dat verworven kennis van
zaken zou worden gebruikt voor
landontwikkelingsprojecten el
ders in de wereld.
Deze projecten omvatten langza
merhand niet alleen meer strikte
bemoeienis met de productiviteit
van de grond en het water - de
traditionele deskundigheid van de
Nederlandse Heidemaatschappij
in de groene sfeer - maar ook
stadsontwikkeling, incluis de aan
leg van wegen, kanalen, vliegvel
den. In opdracht van de betref
fende landen leidde Euroconsult
de aanleg van een haven in Malei
sië, was het betrokken bij de
bouw van suikerfabrieken in
te willen maken van dergelijke
consultantsbureau's als ze in het
beleidsstraatje van het ministerie
passen.
Door hun deskundigheid zijn de
consultantsbureau's in feite een
ideaal middel voor de uitvoering
van het ministeriële program.
Men hoeft zelf geen eigen perso
neel aan te nemen voor specifieke
projecten die voor een niet on
aanzienlijk gedeelte van het jaar
werkeloos zouden zitten toe te
kijken. Het aantal bureau's is bo
vendien zo groot dat men een
kwalitatief goede keus kan ma
ken tegen een concurrerende
prijs. Tegelijkertijd zorgt het mi
nisterie er wel voor advisering en
uitvoering van 'n ontwikkelings
project niet in handen van een
en dezelfde maatschappij te ge
ven. Tegenover het ontwikke
lingsland dat bij de opzet van een
project uiteraard een grote stem
heeft in het kapittel wil men in
ieder geval de indruk vermijden
dat de consultant een entree heeft
voor zijn eigen producten. In het
verleden gebeurde dit wel.
Uiteraard wil dit niet zeggen dat
het Nederlands bedrijfsleven nu
wordt uitgesloten van de uitvoe
ring van projecten.
Sinds de komst van minister
Pronk op het ministerie van Ont
wikkelingssamenwerking is de
nadruk in het beleid komen te
liggen op hulp voor de allerarm
sten. Deze ontwikkeling gaat ten
koste van het bevorderen van de
economische groei door uitvoe
ring van grootschalige projecten
in die landen; steeds weer bleek
namelijk dat slechts een kleine
minderheid van de bevolking
daar wijzer van wordt
Het spreekt van zelf dat bij een
dergelijke beleidsombuiging de
projecten moeten worden aange
past Het technisch kaliber daar
van is vaak gering, omdat men
nu eenmaal wil aansluiten bij de
meest directe noden van de bevol
king. Wat daarentegen van groot
belang blijkt te zijn is de benade
ring van de mensen zelf, het so
ciale aspect Bij de opzet van elk
ontwikkelingsproject moet welis
waar in meer of mindere mate
rekening worden gehouden met
de mensen voor wie het is be
stemd; hier geldt echter dat de
betrokkenheid van de mensen op
het project juist onderdeel ervan
is en wezenlijk is voor het welsla
gen ervan. Projecten van dit type
staan bekend onder de naam van
Geïntegreerde plattelandsontwik
keling. Men geeft de mensen niet
alleen het gereedschap, men pro
beert ze ook te overtuigen van het
nut ervan.
Een consultantsbureau als Euro-
consult weet ook op deze ontwik
keling in te spelen. Het bedrijf
heeft zeven sociologen in dienst
die voor deze integrale aanpak
worden uitgezonden. Het sociale
aspect dat zo kenmerkend is voor
de Geintegreerde plattelandsont
wikkeling in de Derde Wereld
moet de argeloze toeschouwer
echter niet blind maken voor het
feit dat zo'n aanpassing keiharde
noodzaak is voor de consultants
om hun marktpositie te behou
den. Deze positie is van veel con
sultants betrekkelijk zwak. Het
Arnhemse bedrijf is een van de
weinige consultants die met de
ontwikkeling blijken mee te kun
nen komen.
PAUL VAN VELTHOVEN
stellen dat de technische directie
van het ministerie van Ontwikke
lingssamenwerking dat nog maar
nauwelijks goed en wel op eigen
benen staat, lang niet altijd op
kan tegen zo'n groot opgezette
onderneming als Euroconsult-
Heidemaatschappij. Bij Ontwik
kelingssamenwerking zegt men
dan ook maar al te graag gebruik
Het hoofdkantoor van Euroconsult in
Tanzania en maakte het onlangs
regionale ontwikkelingsstudies
van Egypte en Saoedi-Arabië.
Voor de aanpak van dergelijke
projecten heeft het Arnhemse bu
reau een indrukwekkende staf
van deskundigen in dienst, voor
het merendeel academici, varië
rend van civieltechnici tot land
bouwdeskundigen, en van econo
men tot ingenieurs. Zij worden
naar de meest uiteenlopende
plaatsen in de wereld uitgezonden
om praktisch gerichte projecten
van de grond te krijgen en te
begeleiden. Daarmee lijkt Euro-
consult op een gespecialiseerd
uitzendbureau voor ontwikke
lingsdeskundigen.
Het ligt voor de hand te veronder