(Wit1 Chinese kunst uit Zweden in Haags Gemeentemuseum Onwaarschijnlijk kraaltjesmoord leest heerlijk weg Jeugdzonden van Simenon KONINKLIJKE HOBBY BEOEFEND ALS WETENSCHAP Schotel met motief van wijnranken, vroege Ming-dynastie. In 1603 werd in Amsterdam een buitgemaakt Portugees schip, een zogenaamde „kraak", binnengebracht en met zijn inhoud geveild. Die inhoud was Chinees porselein, een product dat hier niet eer der was verhandeld en voor dat „kraak"-porselein bleek zo'n grote belangstelling te bestaan dat Amsterdamse re ders weldra zelf him schepen zouden uitzenden om dat kos telijke product te importeren. Er werden goede zaken mee gedaan met tal van Europese landen, onder meer met Zwe den waar men in de archieven nog de rekeningen bewaart van Nederlandse handelshui zen voor geleverd Chinees porselein uit de 17de en begin van de 18de eeuw. Het was dure handelswaar en wat de Zweden kochten was dan ook hoofdzakelijk voor het hof bestemd. Porselein verzamelen werd een konin klijke traditie die tot in onze dagen werd voortgezet. Maar de vorige koning Gustaaf Adolf VI, in 1973 op 91-jarige leeftijd overleden, was méér dan een verzamelaar. Hij stu deerde archeologie en kon gel den als een expert op het ge bied van de Oosterse kunst die alles af wist van het door hem verzamelde en naar wie met gezag werd geluisterd als hij uitspraken deed over daterin gen en plaatsen van herkomst De vader van de koningg ten nisspeler van wereldklasse, be reikte evenals zijn zoon een zeer hoge leeftijd en dat bete kende dat Gustaaf Adolf VI heel lang kroonprins is geble ven. Hij had dus lange jaren de beschikking over veel vrije tijd en die heeft hij bepaald nuttig besteed door zijn hob by, het verzamelen van Chine se kunst, op streng weten schappelijke wijze te beoefe nen. Toen hij begon te verza melen zijn eerste aankoop deed hij in 1907 stond de studie van de Chinese kunst in Europa nog in haar kinder schoenen. De kroonprins maakte de gehele ontwikke ling ervan mee en leverde aan die studie een geheel eigen aandeel. Aanvankelijk richtte hij zijn aandacht, geheel in de traditie van het Zweedse hof, op de keramiek. Maar in 1926 bracht hij zijn (enige) bezoek aan Chi na en hij verwierf toen ca. 700 bronzen voorwerpen, die in het dal van Huai bij de spoor wegaanleg aangetroffen wer den. Later zou hij zijn verza melgebied nog naar andere takken van kunstnijverheid uitbreiden. Toen de koning overleed had hij een ontzagwekkende col lectie aangelegd. Het was nooit zijn bedoeling geweest die za ken voor zichzelf of voor zijn familie te behouden. Hij wilde de gehele wereld laten profite ren van de dingen die hemzelf zoveel vreugde hadden gege ven. Nog tijdens zijn leven had hij tentoonstellingen georgani seerd en tien jaar voor zijn dood kon hij de opening ver richten van een Oost-Aziatisch Museum in Stockholm dat na zijn dood al zijn oosterse schatten zou verwerven. Met de wens van Gustaaf Adolf voor ogen, dat zijn ver zameling voor de gehele we reld bestemd moest zijn, orga niseert Zweden een reeks ten toonstellingen van een keuze uit de koninklijke collectie. De eerste daarvan is tot en met 7 augustus te zien in het Haags Gemeentemuseum. Ze is opge steld in het Berlage-gebouw, dicht bij de belangrijke eigen collectie oosterse kunst, die wat de keramiek betreft van grotere kwaliteit is dan de Zweedse verzameling, maar die vormt er een waardevolle aanvulling op wat de bronzen en andere voorwerpen betreft. Even terzijde: er zijn landen waar men met lede ogen kijkt naar de voorwerpen van eigen cultuur die door archeologen naar den vreemde zijn overge bracht. Griekenland wil zijn Elgin-marmer terug van Enge land en Egypte treurt nog al tijd een beetje om zijn Neferti- te-kop in Berlijn om maar en kele voorbeelden te noemen. Voor China geldt dit bepaald niet In het land zelf zijn on danks de enorme export door de eeuwen heen de beste stuk ken van een rijke cultuurge schiedenis in groten getale achtergebleven en men beseft, ook in de huidige Volksrepu bliek, dat de wereldwijde lief de voor de Chinese kunst al leen maar goed kan zijn voor de betrekkingen met andere landen. Ook voor China was de Zweedse koning een geacht expert en zijn rijke bezit werd hem graag gegund. De Haagse tentoonstelling opent met de bronzen collec tie. Geen alzijdige collectie, maar er zijn uit de vroegste dynastieën zo tussen 1500 en 200 v. Chr. fraaie stuk ken bij: fijn bewerkte ceremo niële vazen op drie poten, een offerkan met een klimmende tijger als handvat en een vogel als versiering van het deksel, spiegels met prachtig drijf werk en een aantal kleinere voorwerpen, gordelhaken on der meer, die van een groot en kunstzinnig vakmanschap ge tuigen. Er is slechts één voor werp uit de rijke boedhistische cultuur van China, een ver guld beeldje van een zittende bodhisattva. Maar dat is echt een voortreffelijk stuk. Van jade, de edelsteen die in China tot de prachtigste voor werpen werd verwerkt, is er een kleine collectie waarvan de vroegste, een ronde schijf met een cirkelvormig gat als symbool van de hemel, uit voorhistorische tijd dateert Ook van jade zijn enkele be wonderenswaardige gebruiks voorwerpen als handvatten en er zijn een paar dier-figuurtjes van een grote charme. Wat de keramiek betreft kan men, als gezegd, elders in het museum beter aan zijn trek- 'V Vaas met decor in turkoois, lichtgeel en blauwpaars, Ming-dynastie. ken komen. Maar er zijn toch wel mooie stukken te zien van voorhistorische urnen af tot het prachtige Ming-porselein (1368-1644) en enkele latere stukken. Erg mooi bij voor beeld is een vroege Ming-scho- tel met een wijnrank-motief en een vaas met een decor van bloemen, vlinders en zwam men in turkoois en lichtgeel op een donker blauwviolet gla- Van de oude grafplastiek zijn alleen wat kleinere figuren aanwezig in tegenstelling tot de eigen Haagse collectie, maar zo'n jong meisje met een wijnkan bij voorbeeld kan toch wel voorbeeldig heten voor dit type aardewerk. Erg mooi zijn enkele voorwer pen die gesneden zijn uit rino ceroshoorn. Aan dat materiaal kende men geneeskundige en stimulerende krachten toe en het drinken van wijn uit de hier getoonde kopjes en be kers werd derhalve als een gezonde aangelegenheid erva ren. Het zijn schitterende stuk ken die getuigen van een door vele eeuwen gevoede kunst vaardigheid. Merkwaardig is dat de vormen van die rinoceroshoorn-bekers terug te vinden zijn in zilver. In de Zweedse collectie is zo'n exemplaar waarvan men mag aannemen dat de gunstige ei genschappen van het originele materiaal ook hier enigszins aanwezig werden geacht. Dan zijn er natuurlijk enkele voorwerpen van dat „Chinees- te" aller materialen, het lak werk, ondermeer een .doos met deksel die een compleet „schil derijtje" bevat met huizen in een landschap met figuren van deftige bewoners, reizigers en een mannetje dat een last tor st. Zo'n tafereel maakt het spijtig dat ér uit Stockholm geen van de daar wel aanwezi ge rolschilderingen zijn over gekomen. Dat doet overigens aan de waardering die we voor de tentoonstelling hebben niet af. De getoonde stukken hebben allemaal kwaliteit, bij sommi ge ervan is die zelfs uitzonder lijk. Men moet er geen com pleet overzicht verwachten Daarvoor lijkt bij de samen stelling van de collectie het toeval teveel te hebben meege speeld. Het is duidelijk een verzameling die op een per soonlijke smaak is gericht, een smaak overigens die grote kennis verraadt. In de catalogus worden alle voorwerpen summier beschre ven en er zijn flink wat afbeel dingen. Voor de leek op dit terrein geeft ze wat te weinig van de achtergronden van de Chinese cultuur. Die moet men zich op andere wijze ei gen maken. Men behoeft daar voor bepaald niet een boekerij door te werken als die van de koning zelf. Die was een van de grootste op dit gebied bui ten China en maakt nu deel uit van het Stockholmse mu seum dat ons laat profiteren van het werk van een ko ninklijke hobbvist. Vg. Meisje met wijnkan, grafplastiek plm. 7de eeuw. Janwillem van de Wetering deugt helemaal niet als detective^ schrijver. Dat maakt hem juist zo aantrekkelijk als detective schrijver. Zijn „Amsterdamse politieromans" hebben behalve het verplichte lijk weinig gemeen met de doorsnee-speurdersro mans. Wel wordt er naar een dader gezocht, omdat dat nu eenmaal schijnt te moeten, maar voor Van de Wetering is dat allemaal maar bijzaak en aanleiding tot het aangenaam keuve len over allerhande typetjes in een trefzeker opgeroepen sfeer. Zijn vierde politieroman „De dood van een marktkoopman" met de inmiddels al aardig vertrouwd rakende uitzoekfunctionaris- sen Grijpstra, De Gier en de naamloze commissaris, vormt geen uitzondering op deze aardige traditie. Het lijk wordt deze keer gevonden in de buurt van de Amsterdamse Nieuwmarkt, als daar de metro-rellen in hun volle hevigheid worden gespeeld. Slachtoffer is een marktkoopman, die op de Albert Cuyp kralen en ander alternatief handwerkspul aan de man brengt, waarmee het vooruitstrevende deel van de stad in de leefkuil naar de langverbeide revolutie toe breit en haakt. Ondanks hun jicht, echtelijke ruzies en hun liefde voor katten, bloemen en muziekmaken (drummen op het hoofdbureau), concluderen de drie opsporingsambtenaren dat de marktkoop man op een vreemde wijze naar de Eeuwige Kraaltjeskamers is verwezen. Dus richt ach het onderzoek, zoals dat heet, op het moordwapen. Dat alles onder het motto „Vriendschap en Liefde", want de commissaris neemt contact op met een vreemd gebouwde vriendin, Grijpstra met een voor professionele doe leinden gebouwde vriendin en De Gier.ja, De Gier wordt nu eindelijk eens echt verliefd en wel op een van de verdachten, de zuster van het lijk. Vreemd, maar Janwillem van de Wetering heeft nu eenmaal een oprechte voorliefde voor vreemde dingen. Dat blijkt vooral, als na een tweede lijk en nadat het speurvolk tijdelijk de kralenhandel fyeeft overgenomen, uiteindelijk plotse ling ook nog een dader wordt gevonden. Die heb je nu eenmaal nodig om ergens te kunnen stoppen. Maar het misdadige type wordt niet eenvoudig ingerekend, noch simpelweg overhoop geschoten, zoals dat in ordentelijke boeken en films gaat. Neen, Janwillem van de Wetering heeft iets veel aardigers bedacht. Hoogst onwaarschijnlijk, maar zoals geconstateerd: hij deugt nu eenmaal niet als detectiveschrijver. En daarom lezen zijn detectives zo heerlijk weg. JAN NIES Janwillem van de Wetering: De dood van een marktkoopman. Uitgave: Brana, Utrecht Prijs: 14^0. Nu Georges Simenon het literaire leven van Mai- gret niet wenst te verlen gen moeten de liefheb bers van de Franse detec tive-grossier hun leeshon ger stillen met de krui mels die naast de dikke Maigret-koek zijn geval len. Het is niet de favo- riete kost, maar omdat de naam van de Meester eraan is verbonden kaai het er mee door als hap klaar surrogaat Zoals „Dertien mysteries", een jeugdwerk van Simenon, dat waarschijnlijk nooit op ruime schaal zou zijn verspreid als de schrijver later niet tot de oppergo den van het speurwezen was gaan behoren. De dertien schriftelijke jeugdzonden van Sime non zijn even simpel als onoorspronkelijk van op zet: de zonderlinge hyper intellectueel Joseh Le- borgne lost vanuit zijn stoel bij de haard de meest ingewikkelde mis daden in een mum van tijd op aan de hand van kr an te-artikelen, platte gronden, een paar foto's en meer van dat soort tweedehands speurmate- riaal. Om zijn eigen ster beter te kunnen laten schitteren bedient hij zich van een hulpje (de ik-per- soon in het boek), dat zich uiteraard geen raad weet met de aangedragen raad selen, waarna Leborgne even de oplossing uit zijn duim zuigt. De verhaaltjes ontwikke len zich volgens een vast procédé: het hulpje neemt een dossier, leest de kran testukken, stelt een serie vragen, zucht een tijdje en krijgt ten slotte het instant-antwoord van de Sherlock Holmes-achtige meester-ontrafelaar. De oplossingen worden vrij wel uit het niets tevoor schijn getoverd, omdat de psychologische verklarin gen nauwelijks zijn ge stoeld op de aangedragen feiten. Daardoor krijgt de lezer ook geen gelegen heid tot „meedenken", want hij heeft te weinig materiaal in handen om een verantwoordde gooi naar de dader te doen. Het enige vermakelijke is, te zien hoe de journalis tiek sinds Simenons jeugd is veranderd. De geciteer de krante-artikelen zijn van een degelijk ouder wetse aanpak, waardoor de lezer eerst een hele pagina moest doorkau wen voordat hij wist wat er aan de hand was. Dus niet een bericht, waarvan in de kop en aanhef alle belangrijke dingen staan, maar een kabbelend leu terverhaal, zoals dit over een diefstal: „Een schan dalige affaire dreigt de re putatie van ons lyceum te vernietigen", luidt de nietszeggende kop, waar van de ik-persoon in het verhaal overigens zegt te moeten huiveren Het arti kel begint met: „De politie houdt zich op het ogen blik bezig met een ernsti ge affaire die men met het oog op de goede naam van onze stad een week lang gemeend heeft ge heim te moeten houden. In het lyceum is een dief stal gepleegd, niets meer en niets minder, nog wel in de studeerkamer van de rector, de heer Gros- claude, een man die alom geacht wordt en die nog onlangs vanwege zijn bui tengewone kwaliteiten door de regering met het legioen van eer is onder scheiden" etc. De tijden zijn grondig veranderd en dat is in dit geval maar goed ook, want uit deze dertien ver haaltjes valt nauwelijks op te maken dat zich uit deze vingeroefeningen een respectabel schrijver schap zou ontwikkelen. Sfeer en karakterteke ning, om twee sterke ei genschappen van het late re werk te noemen, ont breken nog volkomen. Al leen het laatste verhaal, waarin de ware identiteit van de hoofdpersoon wordt onthuld, heeft iets verrassends, maar de meeste lezers zullen uit verveling al lang daar voor hebben afgehaakt. Neen, nu Simenon geen nieuwe Maigrets meer maakt, zullen zijn fans toch naar een andere meester moeten gaan om zien, want het kruimel werk is té lichtverteer- baar. Of voor de zoveelste maal weer al die Maigrets gaan herlezen. Aanbevo len. JAN NIES Georges Simenon: Der tien mysteries. Uitgave: Bruna, Utrecht (Zwarte Beertjes-reeks). Prijs: 4,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 14