5.ECH N
Hoofdcommies Gerhard Kienhuis ten
strijde tegen eminciperendi vrouwen
WERK
„Het wordt hoog tijd, dat de Kamertantes
door elkaar gerammeld worden..."
„Wat zijn dat
voor zachte
slagroomtaarten,
die hun eigen
sexe-genoten
de das omdoen?"
„De gemiddelde
vrouw heeft
slechts tachtig
procent van
de capaciteiten
van de man"
„Deze wereld is
door mannen
gemaakt, daar
helpt geen
moedertje
lief aan".
„Alleen Huppelepuilen dulden een vrouw als chef".
Voorburg De 57-jarige Gerhard Kien
huis, hoofdcommies bij Rijkswaterstaat
ontsteekt spontaan in toorn na lezing
van een bericht in „De Centrale", over-,
koepelend orgaan voor ambtenaren te
land, ter zee en in de lucht. De regels,
die „mij de gal deden overlopen", zoals
hij later nader verduidelijkt, zijn gewijd
aan de motie Kosto (PvdA) over het
benoemingsbeleid bij gelijkwaardig aan
bod van mannelijke en vrouwelijke solli
citanten voor rijksfuncties. In deze mo
tie, die inmiddels door de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal is aangenomen,
stelt de geachte afgevaardigde Kosto
vast, dat vrouwen nog steeds worden
afgehouden van hapklare brokken uit de
staatsruif en dat het nou maar eens „uit"
moet zijn met dat discriminerende ge
doe. De leus voor een stralende toekomst
is: evenveel vrouwen als mannen op
departementale zetels.
Hoofdcommies Gerhard Kienhuis leest
dit verhaal met stijgende ergernis en
besluit daarna, dat nu het moment is
gekomen om tot krachtige tegenactie
over te gaan. Hij pakt zijn typemachine
en tikt met één vinger twee stencils vol,
die hij de volgende ochtend op de baga
gedrager van zijn fiets meeneemt naar
kantoor.
Enkele dagen later worden de redacties
van enkele Nederlandse kranten verrast
met een ingezonden brief, waarover
hoofdcommies Kienhui§ nu glimlachend
kan melden: „Mijn voornaam is Gerhard.
Dat betekent „speer". Ik hoop, dat ik
hiermee het vlees getroffen heb".
In zijn brief trekt hij met verbijsterende
voortvarendheid van leer: „De motie-Kos-
to", schrijft hij, „geeft duidelijk aan,
hoezeer de tegenwoordige maatschappij
al vergiftigd is door het gedram van een
stel wilde wijven. Men kan zich terecht
afvragen, wat het voor een soort „manne-
lijke" kamerleden is, dat voor zo'n ver
derfelijke motie heeft gestemd. Wat zijn
dat voor zachte slagroomtaarten, die hun
eigen sexe-genoten de das omdoen? Ter
zijde: hulde aan die paar KVP'ers, de
meeste CHU-leden, dat ene ARP-lid, al
smede de leden van de BP-, SGP- en
GPV-fracties, die er wèl blijk van hebben
gegeven gezond verstand te bezitten. Het
begint langzamerhand hoog tijd te wor
den dat de Kamer-tantes, die zo duideijk
voor de chaos pleiten eens flink door
elkaar gerammeld worden en aldus tot
de werkelijkheid worden teruggeroepen".
Eenmaal tot die hoogte van gramschap
gestegen gooit hoofdcommies Kienhuis
vervolgens alle remmen los en poneert
hij zijn dodelijke stelling: „mannen en
vrouwen zijn nu eenmaal niet gelijk, zelfs
niet gelijkwaardig. Lichamelijk en ver
standelijk zijn de capaciteiten van de
gemiddelde vrouw ten hoogste 80 procent
van die van de man. Dat is reeds sedert
het begin van de mensheid het geval en
zal altijd zo blijven, ook al rukken be
paalde vrouwen dan nóg zo hard aan die
ketenen! De natuur zelf heeft voor die
rolverdeling gezorgd en alles wat daar
aan veranderd wordt is onnatuurlijk.
Slechts een zieke en decadente maat
schappij laat een andere dan de natuur
lijke rolverdeling tussen mannen en vrou
wen toe. Een dergelijke maatschappij is
daarom ten ondergang gedoemd. De on
dergang van het Avondland'"
Grote woede
Zeg nu zelf: dergelijke krasse, zelden
gehoorde taal vraagt dringend om een
hij: „Vergis je niet. Wat ik heb geschre
ven denken de meeste mannen. Maar ze
durven er niet hardop voor uit te komen.
Ze zijn bang voor hun vrouw, hun fami
lie, de buurt. Ze weten duivels goed, dat
wij mannen aan handen en voeten gebon
den zijn. Maar ik vertik het om het brood
uit mijn mond te laten stoten. Jazeker,
bij ons op Waterstaat werken ook vrou
wen. Er zijn er zelfs bij, die ik goed kan
hebben, waar ik redelijk mee overweg
kan. Maar ze moeten geen vrouw als
afdelingschef boven me zetten, want dat
is tegen de natuur. Dat is gênant. Straks
benoemen ze ook nog een vrouw tot
directeur-generaal van de dienst. Dat zit
er dik in, want ze hebben nu de hefboom
in handen. Dit is maar het begin. „Vrou
wen hebben een achterstand", schreeu
wen ze om het hardst „Maar hoe komt
dat?", vraag ik me af.
„En wie zegt, dat we een natuurlijke
situatie moeten gaan veranderen? Deze
wereld is door mannen gemaakt, daar
helpt geen moedertje lief aan. Daar kun
je niet onderuit. Dat is nooit anders
geweest. Dat was al zo in de 12e eeuw,
in de 17e eeuw".
Zwart op wit
Akkoord. We weten dus nu, dat hoofd
commies Kienhuis behoort tot de catego
rie mannen, die zegt: „Toen moeder in
de keuken stond, heb ik ondertussen de
stoommachine uitgevonden". Daar hou
den we dan rekening mee. Maar waar
haalt hij de bewering vandaan, dat de
capaciteiten van de gemiddelde vrouw
ten hoogste 80 procent bedragen van die
van de man?
„Ja, ja", zegt hoofdcommies Kienhuis
glimlachend, „dat zou u wel willen weten,
maar dat zeg ik u niet. Neem maar van
mij aan, dat het zwart op wit bewezen
is. Daar valt echt niet onderuit te komen.
Let wel: ik heb het over de gemiddelde
vrouw. Er zijn ook uitzonderingen. Er
zitten ook goeie tussen".
Terzijde zijn vrouw: „Hoor ik misschien
bij de goeie, pap?" Hoofdcommies Kien
huis knikt grootmoedig en zegt: „Natuur
lijk, anders had ik het niet 26 jaar met
je uitgehouden".
Even terug naar de brief. Hij schrijft
daarin: „Een vrouw, die het bevel voert
over 200 politie-agenten vormt een aan
fluiting voor de geordende maatschappij.
Dat zijn toch geen mannen meer, die
onder dergelijke omstandigheden dienst
doen. Voor een echte man - ja, met een
hoofdletter M - is de vernedering om
daarin te berusten tè groot. Wat een
zielige mannetjes. Huppelepullen kan
men ze beter noemen".
„Nou, dat vind ik beledigend", meent
mevrouw Kienhuis, hierin bijgestaan
door haar mokkende dochter Annelies,
die vandaag haar examen voor het Athe
neum voltooid heeft en desgevraagd ont
hult, dat ze haar vader als een onverbe
terlijke recidivist beschouwt. „Het heeft
geen zin om met hem over die dingen
te praten", zegt ze schouderophalend,
„we weten zo langzamerhand wel, hoe hij
er over denkt. Ik vind het alleen verve
lend voor de buurt. Die kijken ons er op
aan".
„Nee, nee", meent hoofdcommies Kien
huis, „het gaat om de feiten. Iedereen
weet, over wie ik het heb als ik schrijf:
„een vrouw die het bevel voert over 200
politieagenten". Ze bestaat, ze werkt in
Den Haag. En wat schrijven de slappelin
gen in de kranten: „Onze charmante
Stemt de man blijmoedig in met de emancipatie
van de vrouw of durft hij zijn stem niet te verheffen
tegen de gelijkstelling en mort hij in het geniep,
bang te worden uitgekreten voor reactionair? Het
lijkt er veel op. Wie zijn oor in een willekeurig
mannelijk gezelschap te luisteren legt hoort al
gauw denigrerende opmerkingen, maar zo gauw
een vrouw zich bij dat gezelschap voegt, blijven
deze achterwege. Veelzeggend is misschien ook
dat Paula Wassen, de voorzitster van de Emancipa
tie Commissie niet of nauwelijks geconfronteerd
wordt met openlijke negatieve reacties. Wel kampt
ze met heimelijke tegenwerking wanneer het er om
gaat de vrouw dezelfde rechten (en plichten) te
verschaffen als de man. Een Nederlander die van
zijn hart geen moordkuil maakt is hoofdcommies
Gerhard Kienhuis. Onze verslaggever Leo Thuring
liet hem ruimschoots aan het woord in de overtui
ging dat vele mannen er zo over denken.
nadere uitleg en daarom fluks deze pro
feet gebeld, voordat hij achter de horizon
van zijn Avondland is ondergegaan.
„Met mevrouw Kienhuis. Nee, mijn man
is momenteel niet thuis. Die zit op Water
staat. Wat zegt u? Of ik iets weet ovër
een brief, die hij naar de krant heeft
gestuurd. Nee, daar heeft hij me niets
over verteld. Ik heb hem wel zien tikken
en ik kreeg de indruk, dat hij zich onge
looflijk kwaad maakte. Af en toe sloeg
hij zelfs met zijn vuist op tafel. Maar dat
doet hij vaker, daar zijn we zo langza
merhand wel aan gewend. Wat zegt u?
Of ik een vermoeden heb, wat er in die
brief staat. Nou ja, hij zal het wel weer
niet eens zijn met het één of ander. Wat
zegt u? Schrijft hij over vrouwen, die
voortaan dezelfde kansen krijgen bij het
solliciteren naar rijksbetrekkingen. Och
gunst, dat is net wat voor hem. Ja, daar
maakt mijn man zich vreselijk druk over.
Dat kan hij niet uitstaan. De vrouw hoort
volgens hem in het huishouden. Die moet
zorgen, dat het eten op tafel staat, als
de man thuis komt van zijn werk. Zo ziet
hij dat. Ik zit al 26 jaar thuis".
Vervolgens hoofdcommies Kienhuis zelf
gebeld in het hol van Rijkswaterstaat.
„Ja met Kienhuis, daar spreekt u mee.
Juist, u heeft mijn brief zojuist ontvan
gen en u vindt het een curieus episteL
Dat doet me dan deugd". Hij zendt ons
via de telefoonhoorn een opgeruimde
schaterlach en roept: „Het moest maar
eens gezegd worden, vindt u niet. En nu
wilt u met mij over die brief komen
praten, zegt u. Juist. U wilt dus, als ik
het goed begrijp, niet volstaan met het
publiceren van het stuk. Nou, dan moet
het maar. Laten we zeggen, vanavond om
acht uur bij mij thuis",,
Als wij zijn gedurfde ééngezinswoning in
de Voorburgse wijk Essesteyn naderen
staat hoofdcommies Kienhuis ons al op
te wachten achter de glazen voordeur.
Zijn vrouw roept vanuit de keuken: „Hoe
gebruikt u de koffie?".
Iets bijzonders
Hoofdcommies Kienhuis gaat ons voor
naar de salon, een opgewekte vijftiger in
herfstkleurig pak met bijpassende ver
drietige stropdas. Hij wijst er met nadruk
op, dat er sigaretten voorhanden zijn en
dat hij voor de liefhebbers van een geu
rig sigaartje iets heel bijzonders onder de
deksel heeft. Zijn vrouw gaat ondertus
sen weldoende rond met brosse sprits en
kano's.
Weet ze nu, waar de brief over gaat? Ze
knikt besmuikt en wijzend naar hoofd
commies Kienhuis, die op de groene drie
zitsbank heeft plaatsgenomen onthult ze:
„Vlak voordat u kwam heeft hij hem aan
tafel voorgelezen. Ik had net mijn eten
op. Maar ik moet wel bekennen, dat ik
niet precies gehoord heb, wat hij heeft
geschreven. Daar was ik te kwaad voor.
Ik stikte van woede. Dat kun je toch zo
maar niet schrijven".
„Kom, kom mams", zegt hoofdcommies
Kienhuis bemoedigend, „trek je er niks
van aan. Ik heb het alleen over de gemid
delde vrouw. Wie de schoen past trekke
hem aan".
Zijn vrouw schudt het hoofd, denkt even
na en vraagt dan: „Is de koffie zo goed
of had ik hem sterker moeten maken?".
Als ze zich in de keuken heeft terugge
trokken om een tweede koffieronde te
bereiden buigt hoofdcommies Kienhuis
zich discreet over de salontafel en roept
hoofdinspectrice". Maar ze schrijven niet
over de konsekwenties van zo'n benoe
ming. Nou hebben ze het alweer over
man en vrouw, die samen de huishouding
moeten doen. Een man moet maar een
baantje voor halve dagen nemen. Dat
kan toch niet.
Hij glimlacht nog steeds. Zijn vrouw zegt
zacht: „Wat heb ik nou vooi kansen
gehad in mijn leven? Toen ik jong was
kon je als vrouw niet in je eigen levens
onderhoud voorzien. Je werd gewoon ge
dwongen om te trouwen. Of je kon het
klooster in. Zo is het toch zeker. En wat
heb ik nou helemaal gedaan (hier wijst
ze betraffend naar rechts) ik heb 26 jaar
het dressoir in de boenwas gezet. Voor
mij mag het nu in puin vallen".
Vol ironie
Tijd weer voor een stukje tekstbehande
ling. Hoofdcommies Kienhuis schrijft:
„Mannen broeders. Het is vijf voor 12.
Richt je in volle lengte op en dien de
manwijven van repliek. Laat je natuur
niet langer krenken en beledigen. De
wereld is door mannen gemaakt en dat
feit wast al het water van de zee niet
af. Waren tot vandaag de vrouwen de
baas geweest, dan zou de maatschappij
beslist nog in de kinderschoenen hebben
gestaan, ongeveer overeenkomend met
het stenen tijdperk".
Kom, kom, heer Kienhuis, draaft u nu
niet een weinig door? Hij knikt gretig
geamuseerd: „Natuurlijk", beaamt hij",
„ik overdrijf met opzet. Deze brief zit vol
ironie, want anders bereik je je doel Dat
dat van het stenen tijdperk is ook over
dreven. Laten we zeggen, dat we onder
de heerschappij van vrouwen nu in de
16e eeuw zouden leven. Dan zitten we
dichter bij de waarheid".
Overdrijft hij wellicht ook, als hij
schrijft: „De motie Kosto is een ten he
mel schreiend onrecht?".
„Nee, dan overdrijf ik niet. Stelt u zich
voor, dat een getrouwde man met kinde
ren bij de sollicitatie wordt achtergesteld
bij een ongetrouwde vrj\uw. Of erger
nog, bij een getrouwde vrouw, van wie
de man een goed betaalde betrekking
heeft. Die twee slepen een dubbel salaris
mee naar huis. En wij maar krokodillen
tranen plengen over de groeiende werk
loosheid, over de jongeren, die geen baan
kunnen krijgen. In mijn eigen mooie
Voorburg hebben we een vrouwelijke
burgemeester, die getrouwd is met een
geneesheer-directeur. Waarom heeft men
haar benoemd? Ze is een zeer charmante
vrouw, daar wil ik niets aan afdoen.
Maar hoe moet zo'n man zich voelen
naast zo'n dame?1'
Akkoord heer Kienhuis, laten we aanne
men, dat het u een doorn in het oog is,
dat vrouwen de mooie baantjes wegpik
ken voor de neus van de mannen. Maar
waarom rijgt u in vredesnaam allerlei
hele en halve manwijven aan uw degen
om het gevecht in uw voordeel te beslis
sen.
Hoofdcommies Kienhuis zwijgt verkwikt
„Laat hem maar", zegt zijn vrouw, „het
zit hem al lang hoog. Hij moest het
gewoon even kwijt".
Ze kijkt de kring rond en vervolgt: „Je
weet niet, wat je met die brief overhoop
hebt gehaald, pap. Straks komen er hier
in de tuin allerlei vrouwenorganisaties
demonstreren tegen je. Heb je dan soms
je zin?"
Hoofdcommies Kienhuis haalt de schou
ders op.
„We hebben een uitstekende glasverzeke
ring", zegt hij.
P.S.-l: Bij de deur onthult hij nog, dat
er plannen waren om de brief ook naar
de Tweede Kamer te sturen. „Maar wat
heeft het voor zin? Die Tweede Kamer
is toch zo rood als een Overijsselse koe.
Met een éénmansactie haal je daar niks
uit".
P.S.-2: We zijn al halverwege het tuinpad
gevorderd als hoofdcommies Kienhuis
ons nog naroept: „En over 50 jaar komen
de Chinezen over onze grenzen. Dan is
het helemaal met onze mooie samenle
ving gebeurd. God, wat ben ik blij, dat
ik over acht jaar met pensioen ga".
Ttt,™ r siö»-
kSL*,. 1 -