Nog steeds slachtoffers naar zoeken Executies individuele acties van Menten" Residentie-Orkest krijgt tien procent salarisverhoging Nederlands redelijk hier en daar tijdnood GETUIGE MANJA PISTYNER: Hans Knoop verwijderd MXXMimd LEIDSE COURANT DINSDAG 10 MEI 1977 PAGINA 9 (Van een onzer verslaggevers) Accent-hoofdredacteur Hans Knoop heeft gisteren tijdens de zaak-Menten de rechtszaal moeten verlaten en werd later ook uit de televisiezaal voor journalisten verwijderd. Mr. L. van Heijningen had dit geëist omdat hij Knoop op zijn lijst van getuigen décharge heeft staan en omdat ge tuigen nu eenmaal niet de zitting mogen bijwonen alvorens te zijn ge hoord. Knoop vroeg daarna rechtbankpresi dent mr. Schroder of hij vervroegd mocht worden verhoord zodat hij het proces zou kunnen volgen. Mr. Schro der stemde hierin toe, maar mr. Van Heijningen protesteerde opnieuw. Hij betoogde dat het in zijn strategie past Knoop als laatste getuige te horen. „Ik acht hem wezenlijk schuldig aan leu gens in Accent, maar als iemand nu een voorkeursbehandeling wil, is hij het" geraakt. Hij kwam vaak met zijn broer Dirk of alleen bij ons over de vloer. Ze gingen samen op jacht, ze dansten met eikaars vrouwen. Menten sprak mijn moeder en de kinderen met de voornaam aan. Mevrouw Menten heeft bij ons gelogeerd. Ik weet ook dat hij veel op pad ging met Kanaan, die toen Krumholz heette en die ik Bibi noemde. Vader Krumholz was de administrateur van Pistyner en kende als zodanig Menten ook goed. De vriendschappen werden door zake lijke ruzies en processen abrupt verbroken. Maar ik vond Menten een gentleman. De bevolking keek erg tegen hem op. Hij was geliefd om de vriendelijke manier waarop hij overal binnen kwam wippen. Hij had evenveel autoriteit als mijn vader. Het wa ren allebei landheren." Menten reageerde op zijn karakteristieke manier: stram overeind in zijn duur streep jespak, druk gebarend met zijn leesbril, door zijn verdediger met schouderklopjes of rukjes aan de elleboog tot kalmte gemaand, maar door niets of niemand te stuiten. „Ik ken deze vrouw helemaal niet Haar verhaal blijft maar groeien. Het wordt met de dag mooier. Hoe komt dat? Ze weet overal van, maar het faillissement van haar vader kan ze zich niet herinneren. Dat zegt ze zelf. Is dat niet vreemd?" Hetgeen de president van de rechtbank verleidde tot één van zijn uiterst schaarse subjectieve opmerkingen. „Misschien zijn er belangrijkere dingen in het leven dan failliet gaan, meneerMenten." rijden. Aanvankelijk heerste er grote verwarring over het aantal slachtoffers dat deze brand had geëist Gistermiddag om half vier pas werd het vierde slachtoffer ge vonden, tussen de puinhopen van het hotel aan de Kalverstraat-kant. In totaal logeerden er 105 mensen in het pas nog op brandveiligheid gecontroleerde hotel: Zweden, Argentijnen, Australiërs, Engel sen, Spanjaarden en Canadezen. Zestig van hen zijn gisteren naar een ziekenhuis vervoerd, 26 zijn opgenomen, de rest kon naar huis toe. Drie bleken overleden. Er is hier en daar nogal wat kritiek uitgeoefend op politie en brandweer. Brandweercommandant R. Baay ontken de dat de brandweer te laat ter plekke zou zijn geweest: „De eerste melding kwam bij ons binnen om 06.39 uur. Van wie die melding kwam is niet bekend. Nog geen tien minuten daarna waren we met groot materieel ter plaatse". Op de vraag hoe het kwam dat het vuur zo snel om zich heen heeft gegrepen, zei hij: „Het is voor ons telkens weer een raadsel hoe het vuur zich gedraagt. De ene keer doet het niks, de andere keer alles". De directeur van bouw- en woningtoe zicht in de hoofdstad, de heer J. Nieu- wenweg beaamde dat het pand, ook voor zijn dienst, aan alle eisen voldeed. In het zogeheten crisis-centrum, ingericht in een zaal van hotel Krasnapolsky aan de Dam, was ook de heer A. Zanders. Hij was gistermorgen vroeg op weg naar zijn werk. „Ik moest een collega ophalen en kwam van de Munt afrijden. Toen zag ik rook uit de bovenste etage van Polen komen. Brand! dacht ik. Ik zag mensen gekleed en bloot in de vensterbanken staan, klaar om naar beneden te sprin gen. En die portier maar roepen: No jump! No Jump! Het leek wel of het uren duurde voor die vangzeilen van de brand weer er waren. En dan had je ook nog van die mensen die eerst hun koffers in het vangzeil gooiden, voordat ze zelf naar beneden sprongen. Je kunt wel nagaan dat die verkeerd terecht kwamen". Met flanellen slippers aan zijn voeten, een soort bedsokken, liep in Krasnapols ky ook ongeschokt, de heer A. Parijono, Indonesiër en wonend in Aken. Hij was alles kwijt en had zich op kosten van Krasnapolsky, de exploitante van het ver brande hotel Polen, in het nieuw mogen steken. Alleen aan het kopen van schoe nen was hij nog niet toegekomen. „Ik had het geluk dat ik op de eerste verdieping sliep", vertelde hij, „ik werd wakker ik was al een béétje wakker door de rook. Ik rende mijn kamer uit, naar beneden, de straat op. Achter me schoot ineens alles in brand". Een Japanner liep op dat moment onver stoorbaar met zijn bagage en jas over de arm, keurig gekleed in de richting van hotel Krasnapolsky. Maar er stond ook een vrouw roepend en gebarend naar de brandweerlieden die een ladder uitschoven, in een vensterope ning. Ze hield de top van de ladder vast en sprong naar beneden. Van zeven me ter hoog. Een van haar schoenen lag als een tragisch brok getuigenis op de gevel richel, boven naast de ingang. Daar lag hij gisteravond laat nóg. Zijzelf ligt zwaargewond in een van de Amsterdam se ziekenhuizen. Van een van de oude en gerenommeerde hotels in Amsterdam rest nog slechts een geblakerd skelet En spoedig zelfs dt niet meer. AMSTERDAM Even leek het gistermiddag alsof Pieter Menten verzaligd wegdroomde in het ver leden. Met half geloken ogen, een vage glimlach om de mond, luister de hij naar Chaviv Kanaan, en het was een idylle die deze Israëlische I journalist schilderde. Hij was de belangrijkste getuige die gisteren i in het proces tegen de van oorlogs misdaden verdachte Blaricumse miljonair gehoord werd de man ook die de hele zaak ook aan het rollen heeft gebracht. Toen hij nog kind was, Lieber Krumholz heette en in het Poolse Lemberg woonde, had hij „Onkel Pieter" goed ge kend, vertelde hij. „Ik heb fijne, gelukkige herinneringen aan die tijd. We gingen samen vissen, ja gen, wandelen. Ik kreeg ijsjes van hem. Hij sprak veel over Neder land. Ik vroeg hem waarom hij zo'n prachtig land had verruild voor een Poolse negorij. Hij zei: jij I bent nog te jong om dat te begrij pen, maar Nederland is een monar- I chie en ik ben republikein. Na mijn emigratie in 1935 naar Israël heb ik hem nog kaarten gestuurd." Even later echter zou Pieter Menten, uit zijn I dommel geschud, woedend opspringen en roepen: „Ik heb deze man nooit gekend. Zijn familie en ook die van zijn oom Pistyner waren van te laag allooi voor mij. Met zulke mensen kon ik me in het feodale Polen van toen niet inlaten. Dat was uitgesloten. En hoe kan hij zeggen dat ik tegen de monar chie zou zijn geweest? Ik heb in 1936 zelfs kennis gemaakt met Juliana en Bernhard toen die in Polen waren. Ik heb Bernhard nog uitgenodigd voor de jacht, maar hij kon helaas niet. Deze man liegt. Hij weet niets Getuige Chaviv Kanaan in gesprek met officier van justitie mr. Habermehl. uit eigen ervaring. En daar hebben we nu drie uur naar moeten luisteren." Inderdaad was Kanaan langdurig aan het woord. En voortdurend viel, zoals in het hele proces zal blijven gebeuren, de naam van zijn oom, Izak Pistyner. Aanvankelijk zou den Pistyner en Menten een hartelijke ver standhouding hebben gehad, maar in de dertiger jaren hadden ze zakelijk ruzie ge kregen. Óm zich op zijn voormalige relatie te wreken zou „Onkel Pieter" de massa moorden hebben begaan. Menten, tijdens een van zijn vele door rechtbankpresident mr. Schroder lijdelijk toegestane interrup ties: „Waanzin. Ik had niets te vrezen, want ik heb in 1935 in hoogste instantie het proces tegen Pistyner gewonnen en dat hij als gevolg daarvan failliet is gegaan, kan ik ook niet helpen. Dat is zijn eigen schuld. Dat kan ik allemaal bewijzen. De zaak wordt omgedraaid, ze willen zich wreken op mij. Daarom zit ik hier." „Tot 1944", aldus hoofdgetuige Kanaan, „heb ik niets van het oorlogsverleden van Menten geweten. Maar toen ontmoette ik toevallig de juist naar Israël geëmigreerde Jacob Loebel, een vriend van onze familie. Ik vroeg hem hoe het met mijn familie ging. Hij zei: „Niemand leeft meer. Je moet „kad- disj" voor hen zeggen (het joodse rouwge- bed). En weet je wie dat gedaan heeft, dat heeft Pieter Menten gedaan." Loebel vertel de, dat Menten kort na de bezetting door de Duitsers met een paar SS-ers naar het huis van Pistyner in Lemberg was gegaan. Het slachtoffer dat hij zocht, was afwezig. Wel trof hij zijn twee zonen Albert en Hersch en zijn schoonzoon Thadeus aan. Ze kregen nekschoten. Alleen Hersch overleef de het, hoewel zwaar gewond, en kon het navertellen. Van mijn ouders of van de rest van mijn familie is sindsdien niets meer vernomen. Loebel gaf me te verstaan, dat ook dit verband hield met het verschijnen van Menten in bezet Lemberg." De inmiddels 64-jarige Kanaan, die een ui terst overtuigende indruk maakte, ook toen verdediger mr. L. van Heijningen suggereer de dat hij Pieter Menten verwarde met diens broer Dirk, vervolgde op steeds hogere toon: „Later hoorde ik het ook van andere Joodse emigranten uit Polen. Menten, Menten, Men ten. Een zekere Schieff, voormalig houthan delaar, vertelde me dat er op het landgoed van Pistyner in Podhoroce op 7 juli 1941 een Duitse auto kwam voorrijden. Er zaten twee mannen in, een met een machinege weer en een met een pistooL Schieff herken de, tot zijn verbazing, in de man met het pistool, Pieter Menten. Hij kreeg het bevel naar huis te gaan. Terwijl hij wegrende, hoorde hij schoten. Later kwamen enkele vrouwen jammerend bij hem met het nieuws dat hun mannen waren geëxecuteerd. Enke le dagen daarna werden de vrouwen opge roepen en op dezelfde plaats doodgeschoten. Omdat Menten zijn rivaal Pistyner weer niet had gevonden en omdat een tip dat hij zich in het naburige Urycz schuilhield, ook on waar bleek, speelde zich daar op 27 augus tus hetzelfde drama af. Menten liet alle joden verzamelen en executeren. Schieff zelf ontkwam omdat hij met vrouw en kinderen de bossen was ingevlucht De ongrijpbare Pistyner is later in het ghetto van Lemberg aan vlektyfus overleden." Een andere belangrijke getuige kwam gister avond langdurig aan het woord: Manja pis- tyner-Cygielstrejch, 69 jaar, juriste, evenals Kanaan naar Israël geëmigreerd. Haar ver Mevrouw Meta Menten arriveert bij het gebouw van het Amsterdamse kantonge recht, waar het proces tegen haar man wordt gehouden. klaring was zo mogelijk nog meer belastend voor Menten. „Op de dag dat hij mijn vader kwam zoeken en mijn twee broers en zwager neerschoot, heeft hij het 1-jarig dochtertje van mijn zus uit het raam en over het balkon gegooid en een kogel nagezonden. Maar hij miste, het meisje werd door buren opgevangen en ze wopnt nu in Canada." Zelf bevond ze zich ten tijde van het drama niet in Lemberg. Ze was in 1941 achter de terugtrekkende Russen weggevlucht voor de Duitsers, eerst naar Kiev, later naar Kasakstan. In mei 1945 keerde ze naar Lemberg terug om naar eventuele overlevende familieleden te zoe ken. „Ik kwam op straat een oude buur vrouw tegen. Ze vroeg: waar ga je heen? Ik zei: mijn ouders zoeken. Ze zei: dan hoef je niet ver te gaan, ze leven niet meer. Van haar hoorde ik wat er gebeurd was, maar later van nog veel meer mensen. De hele straat heeft er indertijd over gesproken en vervolgens de hele stad. Allerlei kennissen hebben me verzekerd dat het geen georgani seerde actie van de Duitsers was, maar een individuele actie van Menten. Zijn naam was er in Lemberg onverbrekelijk mee verbon den. Later heb ik van Schieff over de executies in Podhoroce vernomen." Menten hoorde deze beschuldigingen hoofd schuddend en met een smalend lachje aan, maar het lachen verging hem toen Manja Pistyner zijn relatie tot haar vader be schreef, die hij beweerd had slechts opper vlakkig en louter zakelijk te hebben gekend. „Eerst was het contact inderdaad zakelijk, maar later zijn ze vertrouwd en bevriend (Van een onzer verslaggevers) AMSTERDAM Onder het schijnsel van tientallen sterke schijnwerpers wa ren de mannen vannacht bezig op de puinhopen tussen Kalverstraat en Ro- kin: brandweerlieden, mensen van de GGD en werkers van bouw- en woning toezicht De nog rokende overblijfselen van het hoofdstedelijke hotel Polen, dat gistermorgen vroeg in vlammen op ging, borgen nog stoffelijke resten in zich. Daar werd haastig maar discreet naar gezocht. Het publiek was verdwenen. Een enkele nieuwsgierige had de plaats ingenomen van de vele duizenden die gisteren deze massale brand in het hart van Amsterdam hadden bekeken. Toen om half tien gistermorgen het aloude sein: „Brand meester" had geklonken, zei een van de blussers: „Het duurt nog zeker twee dagen, voordat alles is nage blust". Voor de Amsterdamse bevolking houdt dat in dat er waarschijnlijk nog veel langer omleidingen van trams en bussen het spitsverkeer in de war zullen sturen. Werklieden van het gemeentelijk gas- en electriciteitsbedrijf hebben de hele omge ving afgesloten. Geen tram kan er meer TIENTALLEN SCHIJNWERPERS OP ROKIN: Het trieste van hotel Polen enkele uren na de verwoestende brand: hopen puin en bluswater. GEMEENTERAAD MET MOEITE AKKOORD De leden van het Haagse Resi dentie-Orkest krijgen een sala risverhoging van 10 procent Die verhoging geldt met ingang van 1 januari van dit jaar. Bo vendien krijgt het orkest een uitkering ter grootte van 10 procent van de salarislasten in 1976. Dat geld zal gebruikt wor den voor enkele voorzieningen op het sociale vlak. Zo zullen bestaande achterstanden in pensioenvoorzieningen ermee weggewerkt worden. De Haagse gemeenteraad heeft hiertoe gis teren in meerderheid, maar be paald niet zonder moeite, beslo ten. De fracties van PvdA en j CDA standen zelfs verdeeld, terwijl de PPR tegen de salaris verhoging en het geven van de uitkering was. i De mening van de meerderheid in de raad werd duidelijk ver tolkt door CDA-raadslid dr. C. I Blankestijn. Deze stelde voorop, dat het artistieke beleid van het Residentie-Orkest voortreffelijk past in het gemeentelijk beleid, j dat erop gericht is de kunst I naar de bevolking toe te bren gen. In een door de hele raad ondersteunde motie bracht hij dat tot uitdrukking. Wat de „tien procentskwestie" betrof, wees de CDA-er erop dat Rotterdam en Den Haag in de honorering van hun musici al tijd in de pas hebben gelopen, „totdat Rotterdam het even wicht eenzijdig verstoorde. Rot terdam drijft de salarissen op. Dat verwerpen wij. Maar we zijn wel voor het blok gezet, wij kunnen nu niet onder een ver hoging van de salarissen van ons orkest uit. Het Residentie- Orkest staat er in de concurren tiestrijd met de orkesten in de andere grote steden toch al be roerd voor door de mindere ac commodatie en repetitieruimte". Hij werd bijgevallen door me vrouw drs. F.A.G. Vooys-Bosma (PvdA), die aanvoerde dat er binnenkort van rijkswege duide lijkheid zal worden geschapen over de salarisverhoudingen tussen de orkestmusici van Am sterdam, Rotterdam en Den Haag. „We moeten nu een korte periode overbruggen", meende zij. WD-woordvoerster me vrouw M. Sicman-Hardeman voegde daaraan nog toe, dat ze bang was voor een achteruit gang van het muzikale niveau van het orkest, als het financieel achterop zou raken; De tegenstanders van de verho ging, van wie PvdA-er W. Meij- burg, CDA-er Chr. Lampe en PPR-raadslid A.J.A. Verduyn Lunel de woordvoerders waren, betoogden dat het niet aanging dat Den Haag zich door Rotter dam op onnodige kosten liet jagen, en dat diverse andere Haagse kunstinstellingen het geld harder nodig hebben. CDA-er Lampe beklemtoonde bovendien, dat hij de salarisver hoging in strijd achtte met het streven naar een rechtvaardiger inkomensverdeling. Wethouder P. Vink van kunstza ken kreeg uiteindelijk de meer derheid van de raad achter zich toen hij opriep tot „solidariteit met ons eigen orkest", waarbij hij aantekende dat hij twee jaar lang heeft geprobeerd om het opdrijven van de salarissen te voorkomen. Nu dat niet gelukt is moet het ministerie van CRM volgens hem meebetalen aan de salarisverhoging. Van onze onderwijsredacteor DEN HAAG Een redelijk examen, lnidde de algemene conclusie van de door ons gevraagde leraren en kandida ten bij het algemeen voortgezet en lager beroepsonderwijs, die gisteren met het vak Nederlands zijn begonnen aan de centrale schriftelijke examens 1977. En dat waren alle sectoren, behalve het HAVO, dat vandaag pas hoeft aan te treden. Een niet te moeilijke start dus, hoewel bij het VWO, LTO, LHNO en LLO vrij algemeen de klacht werd gehoord dat velen in tijdnood zijn geraakt MAVO-4 MAVO-4 had een tekst inder de titel „Sneller lezen eis van deze tijd". Het was een vrij gemakkelijke, wat droge en mid delmatig lange tekst met weinig moeilijke woorden, aldus onze zegsman. De tekst had een doorzichtige structuur, het aan tal vragen bleef beperkt tot dertien, maar de leerlingen hadden met die vragen wel wat moeite. Wederom volgens onze zegs man, leverde vraag drie nogal wat moei lijkheden op vanwege haar weinig con crete karakter. Vraag 13 zal hier en daar aanleiding hebben gegeven tot misver standen vanwege haar wat onduidelijke opdracht. ren de meeste leerlingen om drie uur al klaar met hun werk. De leraar vond de vragen niet zo moeilijk, met uitzondering van vraag 6a wellicht, waarop vele ant- moesten vragen beantwoorden over twee teksten: een over de toenemende vraag naar politie-en andere waakhonden uit het Nieuwsblad van het Noorden en een woorden mogelijk waren en van vraag over de jacht op vogeltjes in Zuid-Fran- 10. De betrokken leraar was van oordeel, dat de kandidaten te veel alleen maar met trefwoorden moesten antwoorden en te weinig met zinnen. VWO De VWO-kandidaten kregen een artikel „Het verloren perspectief. Europa en de wereldvrede" van prof. jhr. dr. F. A. M. Alting von Geusau uit „Streven" voorge schoteld, waarin het vraagstuk van de machtsverhoudingen in de wereld ten opzichte van de Derde Wereld aan de orde werd gesteld. De tekst was volgens leraren en kandida ten zeer aanvaardbaar, maar aan de op dracht om het betoog waarvoor de hoog leraar 2100 woorden nodig had, in 500 woorden samen te vatten, hebben de meesten de handen meer dan vol gehad. Op de twee scholen die wij hierover LHNO-LLO krijk van Brusse onder de titel „Qui mal y pense". Van de twee grote technische scholen kwam het commentaar: interessante en actuele teksten, niet te moeilijk. Maar beide scholen maakten wel een kritische kanttekening over het grote aantal vra gen, vooral bij de eerste tekst: 18 stuks. „Vrij veel zoekwerk", zei de ene school, „veel te veel voor twee uur", zei de andere. De vragen bij de tweede tekst 15 in getal waren wel gemakkelijker en directer. Ze vertoonde een zetfoutje. Maar ondanks het vele schrijfwerk sprak men toch algemeen van „redelijk werk". Dat laatste zei men ook op de scholen voor LHNO en LLO, die wij raadpleeg- was voldoende en het onderwerp sloot duidelijk aan bij de interesse van de leerlingen. Er kwamen gelukkig weinig vreemde woorden in de tekst voor, wel nogal wat pittige werkwoordsvormen, die sommigen voor problemen zullen hebben gesteld. Voor het opstel was de tijd ruim voldoen de en vormde de lengte geen probleem. Elke leerling had voldoende keuzemoge lijkheid. Twee fantasie-onderwerpen en twee zakelijke: „Sportverruwing", en „Werkloosheid". En dan kon men ook nog zijn fantasie botvieren in een brief over het organiseren van een „discobal" na het examen. Actueler kon het niet benaderden, waren meer dan 20 van de den. Maar ook hier werd geldaagd* over LATIJN 74, respectievelijk 5 van de 60 kandidaten tijdnood bij een beduidend aantal kandi- klaar toen het eindsignaal klonk. Een kandidaat maakte de opmerking: de ge schiedenisklanten waren duidelijk in het voordeel. MAVO-3 MAVO-3 kreeg de tekst „Sahel: niet wachten tot het te laat is". Een gemakke lijke tekst, die veel interessanter voor de kandidaten was dan die van MAVO-4. Op de school, die wij hierover vroegen, wa- LBO Bij het lager beroepsonderwijs stonden het LTO Gager technisch onderwijs), het LHNO (huishoud- en nijverheidsonder wijs) en het LLO Gandbouw) voor dezelf- daten. Ze moesten lang zoeken voordat ze de antwoorden in de tekst konden vinden. Bij het LHNO vond men de tekst over de politiehonden leuker dan die over de vogeltjes jacht: hij stond dichter bij de leefwereld van de leerlingen. LEAO De LEAO-kandidaten moesten een dictee maken en een opstel. Wat het dictee de opgaven Nederlands. De kandidaten betreft meldde een LEAO-school: de tijd Bij het VWO stond gisteren ook nog Latijn op het programma. De opgaven bestonden uit de vertaling van vragen over 18 regels Tacitus. Het was een zeer eenvoudig examen volgens een docent die wij hierover benaderden. Volgens hem was deze gemakkelijkheidsgraad kennelijk een reactie op het examen van verleden jaar, dat zeer pittig was. Dit jaar dus een „ovum suaviter coctum", oftewel een zacht gekookt ei. JAN HOOYMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 9