Nog steeds
slachtoffers
naar
zoeken
Executies individuele
acties van Menten"
Residentie-Orkest
krijgt tien procent
salarisverhoging
Nederlands redelijk
hier en daar tijdnood
GETUIGE MANJA PISTYNER:
Hans Knoop
verwijderd
MXXMimd
LEIDSE COURANT
DINSDAG 10 MEI 1977 PAGINA 9
(Van een onzer verslaggevers)
Accent-hoofdredacteur Hans Knoop
heeft gisteren tijdens de zaak-Menten
de rechtszaal moeten verlaten en
werd later ook uit de televisiezaal
voor journalisten verwijderd. Mr. L.
van Heijningen had dit geëist omdat
hij Knoop op zijn lijst van getuigen
décharge heeft staan en omdat ge
tuigen nu eenmaal niet de zitting
mogen bijwonen alvorens te zijn ge
hoord.
Knoop vroeg daarna rechtbankpresi
dent mr. Schroder of hij vervroegd
mocht worden verhoord zodat hij het
proces zou kunnen volgen. Mr. Schro
der stemde hierin toe, maar mr. Van
Heijningen protesteerde opnieuw. Hij
betoogde dat het in zijn strategie past
Knoop als laatste getuige te horen. „Ik
acht hem wezenlijk schuldig aan leu
gens in Accent, maar als iemand nu
een voorkeursbehandeling wil, is hij
het"
geraakt. Hij kwam vaak met zijn broer Dirk
of alleen bij ons over de vloer. Ze gingen
samen op jacht, ze dansten met eikaars
vrouwen. Menten sprak mijn moeder en de
kinderen met de voornaam aan. Mevrouw
Menten heeft bij ons gelogeerd. Ik weet ook
dat hij veel op pad ging met Kanaan, die
toen Krumholz heette en die ik Bibi noemde.
Vader Krumholz was de administrateur van
Pistyner en kende als zodanig Menten ook
goed. De vriendschappen werden door zake
lijke ruzies en processen abrupt verbroken.
Maar ik vond Menten een gentleman. De
bevolking keek erg tegen hem op. Hij was
geliefd om de vriendelijke manier waarop
hij overal binnen kwam wippen. Hij had
evenveel autoriteit als mijn vader. Het wa
ren allebei landheren."
Menten reageerde op zijn karakteristieke
manier: stram overeind in zijn duur streep
jespak, druk gebarend met zijn leesbril,
door zijn verdediger met schouderklopjes of
rukjes aan de elleboog tot kalmte gemaand,
maar door niets of niemand te stuiten. „Ik
ken deze vrouw helemaal niet Haar verhaal
blijft maar groeien. Het wordt met de dag
mooier. Hoe komt dat? Ze weet overal van,
maar het faillissement van haar vader kan
ze zich niet herinneren. Dat zegt ze zelf. Is
dat niet vreemd?" Hetgeen de president van
de rechtbank verleidde tot één van zijn
uiterst schaarse subjectieve opmerkingen.
„Misschien zijn er belangrijkere dingen in
het leven dan failliet gaan, meneerMenten."
rijden.
Aanvankelijk heerste er grote verwarring
over het aantal slachtoffers dat deze
brand had geëist Gistermiddag om half
vier pas werd het vierde slachtoffer ge
vonden, tussen de puinhopen van het
hotel aan de Kalverstraat-kant. In totaal
logeerden er 105 mensen in het pas nog
op brandveiligheid gecontroleerde hotel:
Zweden, Argentijnen, Australiërs, Engel
sen, Spanjaarden en Canadezen. Zestig
van hen zijn gisteren naar een ziekenhuis
vervoerd, 26 zijn opgenomen, de rest kon
naar huis toe. Drie bleken overleden.
Er is hier en daar nogal wat kritiek
uitgeoefend op politie en brandweer.
Brandweercommandant R. Baay ontken
de dat de brandweer te laat ter plekke
zou zijn geweest: „De eerste melding
kwam bij ons binnen om 06.39 uur. Van
wie die melding kwam is niet bekend.
Nog geen tien minuten daarna waren we
met groot materieel ter plaatse". Op de
vraag hoe het kwam dat het vuur zo snel
om zich heen heeft gegrepen, zei hij: „Het
is voor ons telkens weer een raadsel hoe
het vuur zich gedraagt. De ene keer doet
het niks, de andere keer alles".
De directeur van bouw- en woningtoe
zicht in de hoofdstad, de heer J. Nieu-
wenweg beaamde dat het pand, ook voor
zijn dienst, aan alle eisen voldeed.
In het zogeheten crisis-centrum, ingericht
in een zaal van hotel Krasnapolsky aan
de Dam, was ook de heer A. Zanders.
Hij was gistermorgen vroeg op weg naar
zijn werk. „Ik moest een collega ophalen
en kwam van de Munt afrijden. Toen zag
ik rook uit de bovenste etage van Polen
komen. Brand! dacht ik. Ik zag mensen
gekleed en bloot in de vensterbanken
staan, klaar om naar beneden te sprin
gen. En die portier maar roepen: No
jump! No Jump! Het leek wel of het uren
duurde voor die vangzeilen van de brand
weer er waren. En dan had je ook nog
van die mensen die eerst hun koffers in
het vangzeil gooiden, voordat ze zelf naar
beneden sprongen. Je kunt wel nagaan
dat die verkeerd terecht kwamen".
Met flanellen slippers aan zijn voeten,
een soort bedsokken, liep in Krasnapols
ky ook ongeschokt, de heer A. Parijono,
Indonesiër en wonend in Aken. Hij was
alles kwijt en had zich op kosten van
Krasnapolsky, de exploitante van het ver
brande hotel Polen, in het nieuw mogen
steken. Alleen aan het kopen van schoe
nen was hij nog niet toegekomen. „Ik had
het geluk dat ik op de eerste verdieping
sliep", vertelde hij, „ik werd wakker
ik was al een béétje wakker door de
rook. Ik rende mijn kamer uit, naar
beneden, de straat op. Achter me schoot
ineens alles in brand".
Een Japanner liep op dat moment onver
stoorbaar met zijn bagage en jas over de
arm, keurig gekleed in de richting van
hotel Krasnapolsky.
Maar er stond ook een vrouw roepend
en gebarend naar de brandweerlieden die
een ladder uitschoven, in een vensterope
ning. Ze hield de top van de ladder vast
en sprong naar beneden. Van zeven me
ter hoog. Een van haar schoenen lag als
een tragisch brok getuigenis op de gevel
richel, boven naast de ingang. Daar lag
hij gisteravond laat nóg. Zijzelf ligt
zwaargewond in een van de Amsterdam
se ziekenhuizen.
Van een van de oude en gerenommeerde
hotels in Amsterdam rest nog slechts een
geblakerd skelet En spoedig zelfs dt niet
meer.
AMSTERDAM Even leek het
gistermiddag alsof Pieter Menten
verzaligd wegdroomde in het ver
leden. Met half geloken ogen, een
vage glimlach om de mond, luister
de hij naar Chaviv Kanaan, en het
was een idylle die deze Israëlische
I journalist schilderde. Hij was de
belangrijkste getuige die gisteren
i in het proces tegen de van oorlogs
misdaden verdachte Blaricumse
miljonair gehoord werd de man
ook die de hele zaak ook aan het
rollen heeft gebracht. Toen hij nog
kind was, Lieber Krumholz heette
en in het Poolse Lemberg woonde,
had hij „Onkel Pieter" goed ge
kend, vertelde hij. „Ik heb fijne,
gelukkige herinneringen aan die
tijd. We gingen samen vissen, ja
gen, wandelen. Ik kreeg ijsjes van
hem. Hij sprak veel over Neder
land. Ik vroeg hem waarom hij
zo'n prachtig land had verruild
voor een Poolse negorij. Hij zei: jij
I bent nog te jong om dat te begrij
pen, maar Nederland is een monar-
I chie en ik ben republikein. Na
mijn emigratie in 1935 naar Israël
heb ik hem nog kaarten gestuurd."
Even later echter zou Pieter Menten, uit zijn
I dommel geschud, woedend opspringen en
roepen: „Ik heb deze man nooit gekend. Zijn
familie en ook die van zijn oom Pistyner
waren van te laag allooi voor mij. Met zulke
mensen kon ik me in het feodale Polen van
toen niet inlaten. Dat was uitgesloten. En
hoe kan hij zeggen dat ik tegen de monar
chie zou zijn geweest? Ik heb in 1936 zelfs
kennis gemaakt met Juliana en Bernhard
toen die in Polen waren. Ik heb Bernhard
nog uitgenodigd voor de jacht, maar hij kon
helaas niet. Deze man liegt. Hij weet niets
Getuige Chaviv Kanaan in gesprek met
officier van justitie mr. Habermehl.
uit eigen ervaring. En daar hebben we nu
drie uur naar moeten luisteren."
Inderdaad was Kanaan langdurig aan het
woord. En voortdurend viel, zoals in het hele
proces zal blijven gebeuren, de naam van
zijn oom, Izak Pistyner. Aanvankelijk zou
den Pistyner en Menten een hartelijke ver
standhouding hebben gehad, maar in de
dertiger jaren hadden ze zakelijk ruzie ge
kregen. Óm zich op zijn voormalige relatie
te wreken zou „Onkel Pieter" de massa
moorden hebben begaan. Menten, tijdens
een van zijn vele door rechtbankpresident
mr. Schroder lijdelijk toegestane interrup
ties: „Waanzin. Ik had niets te vrezen, want
ik heb in 1935 in hoogste instantie het proces
tegen Pistyner gewonnen en dat hij als
gevolg daarvan failliet is gegaan, kan ik ook
niet helpen. Dat is zijn eigen schuld. Dat
kan ik allemaal bewijzen. De zaak wordt
omgedraaid, ze willen zich wreken op mij.
Daarom zit ik hier."
„Tot 1944", aldus hoofdgetuige Kanaan,
„heb ik niets van het oorlogsverleden van
Menten geweten. Maar toen ontmoette ik
toevallig de juist naar Israël geëmigreerde
Jacob Loebel, een vriend van onze familie.
Ik vroeg hem hoe het met mijn familie ging.
Hij zei: „Niemand leeft meer. Je moet „kad-
disj" voor hen zeggen (het joodse rouwge-
bed). En weet je wie dat gedaan heeft, dat
heeft Pieter Menten gedaan." Loebel vertel
de, dat Menten kort na de bezetting door
de Duitsers met een paar SS-ers naar het
huis van Pistyner in Lemberg was gegaan.
Het slachtoffer dat hij zocht, was afwezig.
Wel trof hij zijn twee zonen Albert en
Hersch en zijn schoonzoon Thadeus aan. Ze
kregen nekschoten. Alleen Hersch overleef
de het, hoewel zwaar gewond, en kon het
navertellen. Van mijn ouders of van de rest
van mijn familie is sindsdien niets meer
vernomen. Loebel gaf me te verstaan, dat
ook dit verband hield met het verschijnen
van Menten in bezet Lemberg."
De inmiddels 64-jarige Kanaan, die een ui
terst overtuigende indruk maakte, ook toen
verdediger mr. L. van Heijningen suggereer
de dat hij Pieter Menten verwarde met diens
broer Dirk, vervolgde op steeds hogere toon:
„Later hoorde ik het ook van andere Joodse
emigranten uit Polen. Menten, Menten, Men
ten. Een zekere Schieff, voormalig houthan
delaar, vertelde me dat er op het landgoed
van Pistyner in Podhoroce op 7 juli 1941
een Duitse auto kwam voorrijden. Er zaten
twee mannen in, een met een machinege
weer en een met een pistooL Schieff herken
de, tot zijn verbazing, in de man met het
pistool, Pieter Menten. Hij kreeg het bevel
naar huis te gaan. Terwijl hij wegrende,
hoorde hij schoten. Later kwamen enkele
vrouwen jammerend bij hem met het nieuws
dat hun mannen waren geëxecuteerd. Enke
le dagen daarna werden de vrouwen opge
roepen en op dezelfde plaats doodgeschoten.
Omdat Menten zijn rivaal Pistyner weer niet
had gevonden en omdat een tip dat hij zich
in het naburige Urycz schuilhield, ook on
waar bleek, speelde zich daar op 27 augus
tus hetzelfde drama af. Menten liet alle
joden verzamelen en executeren. Schieff zelf
ontkwam omdat hij met vrouw en kinderen
de bossen was ingevlucht De ongrijpbare
Pistyner is later in het ghetto van Lemberg
aan vlektyfus overleden."
Een andere belangrijke getuige kwam gister
avond langdurig aan het woord: Manja pis-
tyner-Cygielstrejch, 69 jaar, juriste, evenals
Kanaan naar Israël geëmigreerd. Haar ver
Mevrouw Meta Menten arriveert bij het gebouw van het Amsterdamse kantonge
recht, waar het proces tegen haar man wordt gehouden.
klaring was zo mogelijk nog meer belastend
voor Menten.
„Op de dag dat hij mijn vader kwam zoeken
en mijn twee broers en zwager neerschoot,
heeft hij het 1-jarig dochtertje van mijn zus
uit het raam en over het balkon gegooid en
een kogel nagezonden. Maar hij miste, het
meisje werd door buren opgevangen en ze
wopnt nu in Canada." Zelf bevond ze zich
ten tijde van het drama niet in Lemberg.
Ze was in 1941 achter de terugtrekkende
Russen weggevlucht voor de Duitsers, eerst
naar Kiev, later naar Kasakstan. In mei 1945
keerde ze naar Lemberg terug om naar
eventuele overlevende familieleden te zoe
ken. „Ik kwam op straat een oude buur
vrouw tegen. Ze vroeg: waar ga je heen?
Ik zei: mijn ouders zoeken. Ze zei: dan hoef
je niet ver te gaan, ze leven niet meer. Van
haar hoorde ik wat er gebeurd was, maar
later van nog veel meer mensen. De hele
straat heeft er indertijd over gesproken en
vervolgens de hele stad. Allerlei kennissen
hebben me verzekerd dat het geen georgani
seerde actie van de Duitsers was, maar een
individuele actie van Menten. Zijn naam was
er in Lemberg onverbrekelijk mee verbon
den. Later heb ik van Schieff over de
executies in Podhoroce vernomen."
Menten hoorde deze beschuldigingen hoofd
schuddend en met een smalend lachje aan,
maar het lachen verging hem toen Manja
Pistyner zijn relatie tot haar vader be
schreef, die hij beweerd had slechts opper
vlakkig en louter zakelijk te hebben gekend.
„Eerst was het contact inderdaad zakelijk,
maar later zijn ze vertrouwd en bevriend
(Van een onzer verslaggevers)
AMSTERDAM Onder het schijnsel
van tientallen sterke schijnwerpers wa
ren de mannen vannacht bezig op de
puinhopen tussen Kalverstraat en Ro-
kin: brandweerlieden, mensen van de
GGD en werkers van bouw- en woning
toezicht De nog rokende overblijfselen
van het hoofdstedelijke hotel Polen, dat
gistermorgen vroeg in vlammen op ging,
borgen nog stoffelijke resten in zich.
Daar werd haastig maar discreet naar
gezocht. Het publiek was verdwenen.
Een enkele nieuwsgierige had de plaats
ingenomen van de vele duizenden die
gisteren deze massale brand in het hart
van Amsterdam hadden bekeken. Toen
om half tien gistermorgen het aloude
sein: „Brand meester" had geklonken,
zei een van de blussers: „Het duurt nog
zeker twee dagen, voordat alles is nage
blust".
Voor de Amsterdamse bevolking houdt
dat in dat er waarschijnlijk nog veel
langer omleidingen van trams en bussen
het spitsverkeer in de war zullen sturen.
Werklieden van het gemeentelijk gas- en
electriciteitsbedrijf hebben de hele omge
ving afgesloten. Geen tram kan er meer
TIENTALLEN SCHIJNWERPERS
OP ROKIN:
Het trieste van hotel Polen enkele uren na de verwoestende brand: hopen puin
en bluswater.
GEMEENTERAAD MET MOEITE AKKOORD
De leden van het Haagse Resi
dentie-Orkest krijgen een sala
risverhoging van 10 procent
Die verhoging geldt met ingang
van 1 januari van dit jaar. Bo
vendien krijgt het orkest een
uitkering ter grootte van 10
procent van de salarislasten in
1976. Dat geld zal gebruikt wor
den voor enkele voorzieningen
op het sociale vlak. Zo zullen
bestaande achterstanden in
pensioenvoorzieningen ermee
weggewerkt worden. De Haagse
gemeenteraad heeft hiertoe gis
teren in meerderheid, maar be
paald niet zonder moeite, beslo
ten. De fracties van PvdA en
j CDA standen zelfs verdeeld,
terwijl de PPR tegen de salaris
verhoging en het geven van de
uitkering was.
i De mening van de meerderheid
in de raad werd duidelijk ver
tolkt door CDA-raadslid dr. C.
I Blankestijn. Deze stelde voorop,
dat het artistieke beleid van het
Residentie-Orkest voortreffelijk
past in het gemeentelijk beleid,
j dat erop gericht is de kunst
I naar de bevolking toe te bren
gen. In een door de hele raad
ondersteunde motie bracht hij
dat tot uitdrukking.
Wat de „tien procentskwestie"
betrof, wees de CDA-er erop dat
Rotterdam en Den Haag in de
honorering van hun musici al
tijd in de pas hebben gelopen,
„totdat Rotterdam het even
wicht eenzijdig verstoorde. Rot
terdam drijft de salarissen op.
Dat verwerpen wij. Maar we
zijn wel voor het blok gezet, wij
kunnen nu niet onder een ver
hoging van de salarissen van
ons orkest uit. Het Residentie-
Orkest staat er in de concurren
tiestrijd met de orkesten in de
andere grote steden toch al be
roerd voor door de mindere ac
commodatie en repetitieruimte".
Hij werd bijgevallen door me
vrouw drs. F.A.G. Vooys-Bosma
(PvdA), die aanvoerde dat er
binnenkort van rijkswege duide
lijkheid zal worden geschapen
over de salarisverhoudingen
tussen de orkestmusici van Am
sterdam, Rotterdam en Den
Haag. „We moeten nu een korte
periode overbruggen", meende
zij. WD-woordvoerster me
vrouw M. Sicman-Hardeman
voegde daaraan nog toe, dat ze
bang was voor een achteruit
gang van het muzikale niveau
van het orkest, als het financieel
achterop zou raken;
De tegenstanders van de verho
ging, van wie PvdA-er W. Meij-
burg, CDA-er Chr. Lampe en
PPR-raadslid A.J.A. Verduyn
Lunel de woordvoerders waren,
betoogden dat het niet aanging
dat Den Haag zich door Rotter
dam op onnodige kosten liet
jagen, en dat diverse andere
Haagse kunstinstellingen het
geld harder nodig hebben.
CDA-er Lampe beklemtoonde
bovendien, dat hij de salarisver
hoging in strijd achtte met het
streven naar een rechtvaardiger
inkomensverdeling.
Wethouder P. Vink van kunstza
ken kreeg uiteindelijk de meer
derheid van de raad achter zich
toen hij opriep tot „solidariteit
met ons eigen orkest", waarbij
hij aantekende dat hij twee jaar
lang heeft geprobeerd om het
opdrijven van de salarissen te
voorkomen. Nu dat niet gelukt
is moet het ministerie van CRM
volgens hem meebetalen aan de
salarisverhoging.
Van onze onderwijsredacteor
DEN HAAG Een redelijk examen,
lnidde de algemene conclusie van de
door ons gevraagde leraren en kandida
ten bij het algemeen voortgezet en lager
beroepsonderwijs, die gisteren met het
vak Nederlands zijn begonnen aan de
centrale schriftelijke examens 1977. En
dat waren alle sectoren, behalve het
HAVO, dat vandaag pas hoeft aan te
treden.
Een niet te moeilijke start dus, hoewel
bij het VWO, LTO, LHNO en LLO vrij
algemeen de klacht werd gehoord dat
velen in tijdnood zijn geraakt
MAVO-4
MAVO-4 had een tekst inder de titel
„Sneller lezen eis van deze tijd". Het was
een vrij gemakkelijke, wat droge en mid
delmatig lange tekst met weinig moeilijke
woorden, aldus onze zegsman. De tekst
had een doorzichtige structuur, het aan
tal vragen bleef beperkt tot dertien, maar
de leerlingen hadden met die vragen wel
wat moeite. Wederom volgens onze zegs
man, leverde vraag drie nogal wat moei
lijkheden op vanwege haar weinig con
crete karakter. Vraag 13 zal hier en daar
aanleiding hebben gegeven tot misver
standen vanwege haar wat onduidelijke
opdracht.
ren de meeste leerlingen om drie uur al
klaar met hun werk. De leraar vond de
vragen niet zo moeilijk, met uitzondering
van vraag 6a wellicht, waarop vele ant-
moesten vragen beantwoorden over twee
teksten: een over de toenemende vraag
naar politie-en andere waakhonden uit
het Nieuwsblad van het Noorden en een
woorden mogelijk waren en van vraag over de jacht op vogeltjes in Zuid-Fran-
10. De betrokken leraar was van oordeel,
dat de kandidaten te veel alleen maar
met trefwoorden moesten antwoorden en
te weinig met zinnen.
VWO
De VWO-kandidaten kregen een artikel
„Het verloren perspectief. Europa en de
wereldvrede" van prof. jhr. dr. F. A. M.
Alting von Geusau uit „Streven" voorge
schoteld, waarin het vraagstuk van de
machtsverhoudingen in de wereld ten
opzichte van de Derde Wereld aan de
orde werd gesteld.
De tekst was volgens leraren en kandida
ten zeer aanvaardbaar, maar aan de op
dracht om het betoog waarvoor de hoog
leraar 2100 woorden nodig had, in 500
woorden samen te vatten, hebben de
meesten de handen meer dan vol gehad.
Op de twee scholen die wij hierover
LHNO-LLO
krijk van Brusse onder de titel „Qui mal
y pense".
Van de twee grote technische scholen
kwam het commentaar: interessante en
actuele teksten, niet te moeilijk. Maar
beide scholen maakten wel een kritische
kanttekening over het grote aantal vra
gen, vooral bij de eerste tekst: 18 stuks.
„Vrij veel zoekwerk", zei de ene school,
„veel te veel voor twee uur", zei de
andere.
De vragen bij de tweede tekst 15 in
getal waren wel gemakkelijker en
directer. Ze vertoonde een zetfoutje.
Maar ondanks het vele schrijfwerk sprak
men toch algemeen van „redelijk werk".
Dat laatste zei men ook op de scholen
voor LHNO en LLO, die wij raadpleeg-
was voldoende en het onderwerp sloot
duidelijk aan bij de interesse van de
leerlingen. Er kwamen gelukkig weinig
vreemde woorden in de tekst voor, wel
nogal wat pittige werkwoordsvormen, die
sommigen voor problemen zullen hebben
gesteld.
Voor het opstel was de tijd ruim voldoen
de en vormde de lengte geen probleem.
Elke leerling had voldoende keuzemoge
lijkheid. Twee fantasie-onderwerpen en
twee zakelijke: „Sportverruwing", en
„Werkloosheid". En dan kon men ook
nog zijn fantasie botvieren in een brief
over het organiseren van een „discobal"
na het examen. Actueler kon het niet
benaderden, waren meer dan 20 van de den. Maar ook hier werd geldaagd* over LATIJN
74, respectievelijk 5 van de 60 kandidaten tijdnood bij een beduidend aantal kandi-
klaar toen het eindsignaal klonk. Een
kandidaat maakte de opmerking: de ge
schiedenisklanten waren duidelijk in het
voordeel.
MAVO-3
MAVO-3 kreeg de tekst „Sahel: niet
wachten tot het te laat is". Een gemakke
lijke tekst, die veel interessanter voor de
kandidaten was dan die van MAVO-4. Op
de school, die wij hierover vroegen, wa-
LBO
Bij het lager beroepsonderwijs stonden
het LTO Gager technisch onderwijs), het
LHNO (huishoud- en nijverheidsonder
wijs) en het LLO Gandbouw) voor dezelf-
daten. Ze moesten lang zoeken voordat
ze de antwoorden in de tekst konden
vinden. Bij het LHNO vond men de tekst
over de politiehonden leuker dan die over
de vogeltjes jacht: hij stond dichter bij de
leefwereld van de leerlingen.
LEAO
De LEAO-kandidaten moesten een dictee
maken en een opstel. Wat het dictee
de opgaven Nederlands. De kandidaten betreft meldde een LEAO-school: de tijd
Bij het VWO stond gisteren ook nog
Latijn op het programma. De opgaven
bestonden uit de vertaling van vragen
over 18 regels Tacitus. Het was een zeer
eenvoudig examen volgens een docent
die wij hierover benaderden. Volgens
hem was deze gemakkelijkheidsgraad
kennelijk een reactie op het examen van
verleden jaar, dat zeer pittig was. Dit
jaar dus een „ovum suaviter coctum",
oftewel een zacht gekookt ei.
JAN HOOYMAN