René
Vallentgoed
Ook commerciële strips floreren mee
in jubileumjaar van het Stripschap
ÉÉN VAN
DE „AUTOGEKKEN
OP ZIJWEGEN"
ZIJN
OGEN
GLANZEN
ALS
HIJ
OVER
OUDE
MODELLEN
PRAAT
Flipje Tiel nog steeds
-- 'n fruitig kereltje
(Van een onzer verslaggevers)
•RREI1LFWEG „Autodocumentatie-archief", heeft
10-daaé Vallentgoed (39) op zijn visitekaartje laten
i reserfeken. Hij wil de wereld best laten weten dat
i huis in het Noordhollandse Halfweg de na-
kkelijke sporen draagt van een langdurige ver-
lelwoede. Honderden autofolders heeft hij sinds
:L HAl' tiende jaar bijeengesprokkeld. De Qudste da-
s gedft u't de jaren dertig: een van de meest recente
at uit Korea, onleesbaar, maar modern-oosters
lame makend voor de „Pony".
te hui verzameling is ontstaan aan het eind van de
:n veertig. „Ik woonde toen ook al in Halfweg
mijn overbuurman was een van de weinigen, die
o, zo kort na de oorlogsjaren, een auto had. Het
i een hele oude Morris Minor. De zoon van die
hield er niet zo van om die wagen schoon te
Prog(Cen en dus deed ik het maar. Als beloning reed
A-jdan met mij de polder in en op een stil stukje
:ht ik een eindje rijden. Dat vond ik geweldig
jongetje van tien. De folder van die auto kreeg
ater ook nog van hem en dat was eigenlijk het
in van de verzameling."
dan n de collectie uit te breiden, ging ik op vrije
e( v00irdagen naar Amsterdam, naar de Overtoom,
jrgeniLr destijds alle grote autodealers gevestigd wa
an. v» Daar zeurde ik ze net zo lang aan het hoofd
geopik uiteindelijk met een stapeltje folders onder
Sch. «arm naar huis ging. Ik kreeg echter ook vaak
lm. Joeg „duvel op" naar het hoofd geslingerd. Maar
erg. "heb ik langzamerhand wel mijn collectie opge-
,wd".
René Vallentgoed loopt bedrijvig door het huis en
laat zijn eerste folders zien. Vol trots toont hij de
eerste die hij kreeg, maar die lang nog niet de
oudste is. Zo heeft hij ook de beroemde A-Ford,
waarvan hij bovendien nog een instructieboekje
heeft.
Toen René op de leeftijd kwam, dat hij meisjes
belangrijker ging vinden en kort daarop ook in
dienst moest, ebde de belangstelling voor de folders
enigszins weg. „Ik heb toen de prachtigste folders
weggegeven. Die krijg je later bijna niet meer. Ik
heb me daar later de haren voor uit het hoofd
getrokken. De honderden folders die hij in zijn bezit
heeft liggen uitgespreid over de zoldervloer, de
posters (voor zover ik weet ben ik de enige in
Nederland die ze verzamelt) zijn opgehangen en
miniatuurautomodelletjes van allerlei leeftijden
staan opgesteld langs de muren.
„Ja, die modelletjes, daar wil ik me meer op gaan
toeleggen. Liefst het oude speelgoed, dat is zo
verschrikkelijk mooi". Vallentgoed krijgt glanzende
ogen, als hij over de modellen praat. Het is wel
duidelijk, dat zijn auto-hobby het blad Autovisie
noemt deze verzamelaars „autogekken op zijwegen"
zijn lust en zijn leven is.
„Ik kan lyrisch worden, wanneer ik maar een oude
autofolder of een oud modelletje zie. Ik vind het
dan ook gewoon zonde om ook maar iets van de
verzameling te verkopen. Dat zou ik nooit doen.
Auto's zijn mijn leven", zegt hij, waarop zijn vrouw
aanvult: „Er is een tijd geweest, dat wanneer hij
zijn mond opendeed er het woord „auto" uitrolde.
Alles wat hij toen zei ging over auto's en dat werd
natuurlijk te gek. Gelukkig is hij de laatste jaren
wat kalmer geworden".
René vindt zijn materiaal op de vreemdste plaatsen.
Op ruilbeurzen, uit sloopauto's, door gratis adver
tenties bij een supermarkt, via een zoon-van-de-
schoonzoon-van-zijn-buurman en uiteraard recht
streeks van de autodealers, die hem zo langzamer
hand al wel kennen.
„Er is in Amsterdam een man, die deze folders
verhandelt. Voor forse prijzen exporteert hij die
onder andere naar Amerika en hij schijnt er wel
bij te varen", zegt hij. Waarop zijn vrouw hem in
de rede valt met: „Wij zullen er nooit rijk van
worden, want Renè wil er niet éen verkopen. Dat
vindt hij gewoon zonde. En ik eigenlijk ook wel een
beetje."
Aan sommige folders is erg moeilijk te komen, zoals
die van de Italiaanse Tomaso. „Een folder van een
Rolls Royce is nog gemakkelijker te krijgen", aldus
Vallentgoed. „Op de laatste auto-RAI heb ik uren
bij die Tomaso-stand rondgehangen en ik kon maar
geen folder krijgen. Die man scheen er maar één
te hebben. Enfin, toen hij even weg was, nam een
hostess het even van hem over en na veel praten
en zeuren heb ik er een los weten te krijgen. Vooral
van die exclusieve merken, die je als gewoon man
toch nooit zult kopen, is het erg moeilijk aan folders
te komen", verzucht hij. Op z'n hobbyzolder zit hij
op z'n knieën voor de verzameling, die uitgespreid
op de grond ligt. Alle folders zijn gecatalogiseerd
en gerubriceerd, zodat ze erg eenvoudig terug te
vinden zijn. Ze variëren van prachtig verzorgde
drukwerken tot uiterst schlemielige vodjes, die nau
welijks het aankijken waard lijken. René raakt
echter bijna in trance, wanneer hij zijn verzameling
doorwerkt en weet van geen ophouden als hij de
folders er stuk voor stuk uithaalt.
Van alle merken weet hij wel iets. Bijvoorbeeld van
de Amerikaanse Studebaker Avanti I, die zijn tijd
eigenlijk ver vooruit was. „Die wagen werd ge
bouwd in 1966, maar bleek veel te modern. Vlak
daarna werd de fabriek opgedoekt, maar vorig jaar
kwam het laatste model via een klein fabriekje
onder de naam Avanti II weer op de markt en nu
schijnt het bijzonder goed te gaan".
„In de toekomst wil ik me gaan toeleggen op de
speelgoedautootjes. Momenteel heb ik er ruim hon
derd, waaronder een paar hele oude, die op de
beurs gauw een vijftig gulden opbrengen. Maar ik
doe ze niet weg."
In de woonkamer, die ook al bezaaid ligt met
automodellen en boeken, is een vitrine opgesteld,
waarin de mooiste exemplaren tentoongesteld zullen
worden. Met name het speelgoed van voor de oorlog
wil hij daar in zetten. „Daar kan ik dan uren naar
gaan zitten kijken. Ik ben zelfs zo fanatiek, dat de
nieuwste aanwinsten eerst meegaan naar het werk,
waar ik ze uitgebreid door iedereen laat bewonde
ren".
(Van onze kunstredactie)
Het stripwezen in Nederland
floreert. In april komt het
honderdste nummer uit van
Stripschrift, het lijfblad van
de strip-o-fiel, in oktober be
staat het Stripschap 10 jaar
en aangezien Donald Duck
dan 25 jaar bestaat, is de kans
groot dat de jaarlijkse Dag
van het Beeldverhaal in Haar
lem zal plaatsvinden, de ge
boortestad van de Nederland
se Donald Duck en een hoop
andere stripfiguren. Naast de
niet aflatende stroom oude en
nieuwe striphelden die in
boekhandels liggen en in anti-
kwariaten hoge prijzen doen,
houdt het jubileum-stripjaar
tevens een vergrote belang
stelling voor een andere vorm
van het beeldverhaal in: de
commerciële strip.
Toen rond 1920 de strip ook
in ons land ontdekt ging wor
den, waren er een aantal be
drijven die de grote rol, die
het beeldverhaal voor hun zou
kunnen gaan spelen, onder
kenden, en zich vanuit de com
mercie aan zo'n getekend fi
guurtje bonden. In november
1926 verscheen zo de eerste
aflevering van „De wondere
avonturen van Arretje Nof",
een publicatie van de Neder
landse Olie Fabrieken (N.O.F.)
die later Calvé ging heten. Het
Oosterse baasje was echter
nog niet ondergebracht in een
echte strip. Johan Fabricius
schreef de tekst en daarbij
kon de oliegebruikende Neder
lander de plaatjes sparen. In
1942 verscheen de laatste afle
vering van Arretje Nofs avon
turen, die in feite op eenzelfde
manier „strip" waren als de
legendarische belevenissen
van kabouter Piggelmee, een
Van Nelle-creatie, die opnieuw
hoog in de belangstelling
kwam toen die andere kabou
ter, Roel van Duyn, zijn
sprookje in de Amsterdamse
gemeenteraad voordroeg.
De herdrukken van een ande
re commerciële strip, Pietje
Pelle (op zijn snelle Gazelle)
komen ook nog steeds per
tienduizenden onder de men
sen en zijn een begeerd object
voor verzamelaars. Pietje Pel
le was een crisis-kindje. André
Vlaanderen maakte de teke
ningen en een zekere Nono
verzorgde de tekst. Na de
Tweede Wereldoorlog was het
Kees Stip (als nonsens-dichter
ook bekend als Trijntje Fop)
die een paar verhalen maakte.
Hoe belangrijk strips konden
zijn, ondervonden niet alleen
grote bedrijven, maar ook
kranten. Dagbladen die jaren
lang een vaste strip in huis
hadden en die van de ene op
de andere lieten schieten, za
gen met die strip ook duizen
den abonnees vertrekken. De
strip bepaalde bij veel lezers
mede de aantrekkelijkheid
van de krant. De uit Amerika
overgewaaide commerciële
binding tussen stripfiguur en
produkt zou voorlopig niet
meer wijken. Zo had bijvoor
beeld de fabriek van Haust
voor trouwe gebruikers een
getekende bakker plus avontu
ren in de beschuitbus. Vele
bedrijven deden mee, maar
weinigen kunnen historische
gegevens over hun stripesca
pades opdiepen.
De oorlog heeft de archieven
vernield, of opruimerige lieden
hebben dat „kinderachtige"
verleden uit de kinderschoe
nen van de commercie met de
vuilnisman meegegeven. Ten
slotte is de strip als wervings
middel voor een bepaald pro
dukt een tijdlang uit de gratie
geweest. Pas toen het beeld
verhaal, mede door de activi
teiten van het Stripschap, vol
wassen werd, kwamen er weer
gegadigden. De Franse
Smurfs traden in dienst van
een benzinemaatschappij, een
Nederlandse bankinstelling
maakte zich zeer passend
meester van de figuur van 01-
lie B. Bommel, een Heer van
Stand voor wie geld geen rol
speelde.
Eén van die oude commerciële
striphelden zal in elk geval
niet in het vergeetboek raken.
Zijn avonturen gaan gebun
deld worden en je kan hem
nog steeds sparen via de wik
kels van de jampotten van de
Betuwe: Flipje Tiel, het fruit-
baasje dat sinds 1928 bestaat
en opgebouwd uit een frambo-
zenlichaam en ledematen van
bessen aardig wat meege
maakt heeft met zijn stripge
zellen Juffrouw Schaap en
Flapoor, de olifant. De schep
ping van Flipje was een bitte
re noodzaak voor het jampro-
ducerende bedrijf. In de twin
tiger jaren had De Betuwe een
hoop last van concurrerende
bedrijven die „meeliftten" met
het naar de landstreek ge
noemde bedrijf. Bedrijven met
namen als Betuwe Roem aten
ongevraagd mee aan de ruif
van de bekendheid van de
jamfabriek en er kwam zelfs
een rechtszaak van, die voor
de Hoge Raad eindigde. Daar
werd vastgesteld dat de naam
van een gebied niet als merk
naam te deponeren valt en dus
moest De Betuwe op een ande
re manier z'n identiteit zeker
stellen. Er werd een wedstrijd
uitgeschreven en een Amster
dams reclamebedrijf kwam
met het vruchtrijke mannetje
aanzetten. De naam kwam la
ter via directeur J. Kuipers die
getrouwd was met een Engelse
vrouw. Haar kostschoolnaam
was Flip en die kwam een
verkleining rijker op stripfor
maat terecht
Die eerste verschijningen van
Flipje waren inderdaad waar
achtige strips. Bijna een halve
meter lang en om de pot ge
wikkeld. Gedrukt op dun pa
pier, hetgeen jamgebruikers
onmiddellijk aan het bouwen
van kijkdozen zette. Bij het
bedrijf kon een speciaal boek
aangevraagd worden met dub
bele ingesneden pagina's waar
de strips ingeschoven moesten
worden. Heel wat naoorlogse
jeugd kent zo het kartonnen
„theatertje" waarin vanaf dik
ke rollen de Flipje-belevenis
sen als een film met vrucht
doorgedraaid werden. Later
zijn Flipje en zijn vrienden
verhuisd naar vierkante boek
jes. Zesenveertig in totaal, die
nog steeds te krijgen zijn. Flip
je werd gemaakt door E. M.
ten Harmsen van der Beek die
in 1953 overleed. Hij werkte
niet alleen aan de strips. Zijn
echtgenote, ook illustrator, le
verde de helpende hand en ten
slotte hebben nog broer Hen
drik en dochter F. ten Harm
sen van der Beek, ook bekend
als schrijfster, hun bijdragen
geleverd.
De herdrukken worden nog
altijd gemaakt door de oer
drukken j van de strip in De
venter. Het zijn exact dezelfde
verhalen, alleen de spelling is
aangepast. Volgens M. van
Keulen, hoofd van de reclame
service van De Betuwe (een
bedrijf dat overigens sinds
1965 geparenteerd is aan Cal
vé, het ouderlijk huis van Ar
retje Nof) is er uitvoerig
„breingestormd" over moder
nisering van de soms wat
manke vierregelige rijmpjes
onder de strip. Maar hij heeft
zich opgeworpen als een vurig
verdediger van de aloude Flip
je. Flipje moet voor hem niet
alleen blijven, maar ook au
thentiek blijven. Het Strip
schap zal zijn tekenschappe-
lijk werk zeker toejuichen.