Gerard
Verborg
geeft
nog
geen
spijker
weg,
(Wip
Prins Claus opent
ambaehtmuseum in
landelijk Haastrecht
mi
li
HAASTRECHT Pas als Gerard Verborg je
een band geeft en je ontwapenend aanstraalt
begrijp je hoe hij het 'm heeft gelapt. Een
handdruk als een bankschroef en een aandoen
lijke voortvarendheid hebben tenslotte alle
vooroordelen en argwaan overwonnen. Vijftien
jaar nadat de nu 39-jarige ex-timmerman een
antieke waterpas op de Goudse rommelmarkt
opdook heeft hij een ideaal verwezenlijkt, dat
ver boven zijn persoonlijke voldoening uitto
rent: op 25 maart opent Prins Claus in
Haastrecht het eerste Nederlandse ambachtsmu
seum.
Initiatiefnemer, restaurateur, eigenaar collectie,
rondleider en conservator Gerard Verborg.
Het is achterelf gezien maar goed dat Verborg
zich van spijt de haren uit het hoofd trok, nadat
hij de waterpas aan een kennis cadeau had
gedaan. „Toen ging ik me pas afvragen hoe het
mogelijk is dat we helemaal- niet weten hoe onze
voorouders, die toch onze cultuur hebben opge
bouwd, hun vak hebben beoefend, welke gereed
schappen en hulpmiddelen ze gebruikten. Ik ben
als een bezetene gereedschappen gaan verzame
len. Nu heb ik er 3000 en ik geef niks meer weg,
nog geen spijker".
Deelnemers aan verzamelmarkten en aannemers,
ze kennen inmiddels allemaal Gerard Verborg.
Nadat hij hen al snel had overtuigd van zijn
oprechte bedoelingen, slaagde hij erin de collec
tie gereedschap van handambachten te smeden
tot de grootste van Nederland. De hartstocht
waarmee hij zijn trofeeën omringt blijkt het
sterkst als hij vertelt over zijn meest geliefde
exemplaar, een touwslagerswiel: „Je moet je
verdiepen in een stuk gereedschap om te kunnen
begrijpen hoe het werd gebruikt Voor dat wiel
hebben mensen geleden, niet te geloven. Een
dikke honderd jaar terug zat er nog een kind
van vijf of zes jaar aan te draaien. Duizenden
draden werden zo gevlochten tot een stuk touw,
dat een gezin weer verkocht om in leven te
blijven. Maar als dat kind het wiel niet vlug
genoeg ronddraaide stond pa wel klaar met een
twijg om de snelheid op te voeren. Als je zulke
dingen weet, gaat zo'n verzameling pas leven.
Daarom hebben ze me tegen moeten houden toen
een gebouw, waarin dat wiel werd tentoongesteld
een paar jaar geleden in brand stond. Het brand
de uit en van de spullen was niets over, behalve
mijn wiel. Dat hing nog keurig aan de muur.
Toen heb ik staan huilen als een kind, echt
Intussen puilden de hamers, zagen, beitels, ovens,
schaven en boren huize Verborg uit. Enige ver
lichting ontstond toen scholen belangstelling be
gonnen te tonen voor de verzameling. De ene
lezing volgde de andere in hoog tempo op. Het
eerste hoogtepunt was de erkenning van zijn
opmerkelijke verzamelwoede in het Rotterdamse
Bouwcentrum. Verborg toonde daar voor het
eerst vrijwel zijn volledige collectie en verscheen
prompt op de televisie. Sinds die tijd is hij een
veel gevraagd man op scholen, jaarbeurzen en
andere manifestaties. Hoewel het hem ogen
schijnlijk voor de wind ging, incasseerde Ver
borg juist in die periode een aantal forse teleur
stellingen. Zijn grote ideaal, een permanente
expositieruimte in zijn geliefde Gouda, kreeg
keer op keer een geduchte deuk. Hij wil er nu
niet meer met veel wrok op terugzien, maar wil
wel kwijt dat het „een lijdensweg" was. Kort na
elkaar ontving hij uitnodigingen uit Amsterdam,
Haarlem, Limburg en Haastrecht, waar men-een
ambachtmuseum wel wilde binnenhalen. Hij
koos voor Haastrecht, dat een Stichting Am
bachtmuseum Verborg in het leven riep en het
voormalige koetshuis van museum Bisdom van
Vliet beschikbaar stelde.
Een vererend aanbod, want het museum staat
te boek als een juweeltje. Het herbergt het
interieur van een vooraanstaande familie, die een
eeuw geleden onwrikbaar liet vastleggen, dat de
Conservator Verborg voor zijn Ambacht
museum, waarvan hij en passant ook nog
even de gevel restaureerde.
inboedel nooit één centimeter verplaatst mocht
worden.
Het koetshuis was een bende, niet te geloven.
Iedereen, ook in Gouda, zei maar dat het niets
kon worden. Dat was voor mij reden om ze wat
te laten zien. Het moest perfect worden. Ik heb
de gevel gerestaureerd, nieuwe binnenmuren ge
plaatst, houten balken van honderd jaar geleden
nagemaakt compleet met „antieke" nerf, ga maar
door. Zes dagen per week tot 's avonds laat. Nu
is het bijna klaar. Claus kan komen".
In het museum worden de gereedschappen ge
toond in de diverse fasen van een werkstuk.
Ambachten als touwslager, loodgieter, steenhou
wer, muntslager en het vervaardigen van kaar
sen, pijpen en klompen worden in groepen van
vier afwisselend uitgebeeld. Slechts de houtbe
werking, waarvoor de grootste ruimte is vrijge
maakt, wordt permanent getoond, van het rooien
van de boom tot het eindprodukt Het is de
bedoeling dat het museum behalve toeristen en
vakmensen vooral leerlingen van technische
scholen zal trekken.
Verborg: „Juist die leerlingen hebben het hard
nodig, zo'n stukje aanschouwelijk onderwijs. Op
de technische scholen van tegenwoordig weten
ze van niks. Ja, ze leren hoe een stuk hout in
de zaagmachine moet, maar van een papegaaien
bek hebben ze nog nooit gehoord. Kijk, ik ben
een groot idealist. Daarom ben ik er van over
tuigd dat ik hier ook nog eens een trapzaagma-
chine krijg en turfmakersgereedschap. Maar nog
liever zou ik een oude ambachtschool nieuw
leven inblazen. Want wie moeten later onze mo
numenten restaureren? Toch niet de produkten
van technische scholen zeker?"
WOUT BATENBURG
Het touwslagerswiel, dat tot Verborgs grote opluchting een brand doorstond.
ITRECHT Als een soort kerstcadeau kwam de
18 Qededeling van de familie Spoor dat er in hun
ledrijf in 1977 en 1978 duchtig bezuinigd gaat
gorden om de resultaten te verbeteren. Maar liefst
I weertig miljoen gulden moeten er worden uitge-
Rard.
bedrag was gedeeltelijk te winnen uit vermin
dering van arbeidsplaatsen, 700 stuks in totaal,
gedeeltelijk uit vermindering van service aan de
,i Janten, de reizigers. Het blad van de vervoersbon-
den NKV - NVV reageerde meteen fel: „Waar het
Wet NS heengaat? Maarten de Bruin zal wel zien".
En verder: „Uitgangspunt van de besparingsmaatre
gelen was en is dat de klant vrijwel niets mag
f Werken. In een eerste, vluchtig commentaar zetten
jvij daarbij grote vraagtekens. Veel van de voorstel-
I' len komen neer op uitwonen en uitkleden.
De klant merkt al jarenlang .nagenoeg niets", totdat
er ten slotte geen treinen en geen reizigers meer
zullen zijn.
De soep wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt
opgediend. President-directeur De Bruin zwakte in
zijn nieuwjaarsrede al heel wat af: „We hebben",
zei hij, „tegen de achtergrond van de algemene
budgettaire krapte, ons produktie-apparaat kritisch
bezien. Met als uitgangspunt: de klant moet de
laatste zijn die er iets van merkt". De Bruin nu:
We geloven dat we daarin geslaagd zijn. Er is voor
het jaar 1978 36 miljoen aan resultaatverbetering
te voorzien. Van de 36 miljoen is de veruit kleinste
post, zegge 2 miljoen, gevonden in een bijstelling
van de treindienst Die bijstelling is zeer bescheiden.
Behalve die 2 miljoen uit de bijstelling van de
treindienst is er 21 miljoen gevonden in de loonkos
ten. Dat correspondeert met een 550 arbeidsplaat-
In 1976 liep het bestand met goed 200 plaatsen, dat
is iets minder dan 1 procent, terug. Na in 1975 met
450, dus bijna 2 procent te zijn gestegen. Bij de
doorwerking van de „resultaatverbetering" moet
bedacht worden, dat de daarbij genoemde arbeids
plaatsen in mindering komen op de planning voor
'77 en '78. Dus niet op het feitelijke bestand van
eind '76. Dat betekent, dat de voorziene sterkte eind
'77 per saldo gelijk zal zijn aan het werkelijke
bestand van vandaag.
En dat we eind '78 omstreeks 26.300 zitten. Dat is
niet veel onder de sterkte van eind '74.
Van het op beangstigende schaal teruglopen van het
aantal arbeidsplaatsen bij NS is dus gelukkig geen
sprake.
Wat natuurlijk niet vertaald moet worden met „O
wat zijn we heden blij". Blij zijn we wel met de
wijze waarop dagen gewerkt is om tot dat resultaat
te komen. De uitkomst van 36 miljoen is niet
voortgevloeid uit de punt van het door de directie
gehanteerde rode potlood. Het is de vrucht van de
basis af, niet zonder fouten, maar volwassen ge
voerd overleg. Het is een voorbeeld van de wijze
waarop in een moderne onderneming de leden van
de werkgemeenschap hun verantwoordelijkheid
waar maken".
We zijn weer wat verder in het jaar gevorderd.
Rond de bezuinigingen van opa Spoor is het stil
geworden. De voorstellen van de dienst exploitatie
worden uitgewerkt: de loketten later open en vroe
ger dicht, de loketten vervangen door kaartjesauto
maten, de stationsrecepties opheffen, minder con
ducteurs op de treinen en in plaats daarvan steek
proefsgewijze controle, minder stationspersoneel,
wijziging in bestaande beveiliging, de eerste en de
laatste trein laten vervallen, minder treinen in de
daluren. Een heel pakket
De spoorwegen: „Och, eigenlijk zijn dit dingen waar
we al heel lang mee bezig zijn. Niets nieuws onder
de zon. Het is alleen wat beter op een rijtje gezet.
En is het nu zo'n vermindering van service aan de
reizigers? Zijn de loketten dicht dan koop je een
kaartje bij de conducteur.
Automaten werken ook prima in de kaartjesver-
koöp. En een treintje minder, och het gaat maar
om één procent van het totale aantal dat per dag
rijdt Er rijden er nu toch al 1100 meer dan nog
geen tien jaar geleden.
President-directeur De Bruin nog eens: „Fijn dat
elke wijziging in het voorzieningsniveau de tongen
en pennen in beroering brengt Maar we moeten
elkaar geen ziekte aanpraten. Van een ontwikkeling
naar „totdat er ten slotte geen treinen en geen
reizigers meer zullen zijn" - om maar eens een bron
te citeren is geen sprake. En zal geen sprake
zijn".
GERARD CRONÊ.