Kalme, maar complete Rubens Peter Paul Rubens LAATSTE COMMUNIE VAN FRANCISCUS: /s 'h' y - LEVEN ALS IN EEN SUCCESROMAN WOENSDAU 23 FEBRUARI 1977 LEIDSE COURANT PAGINA 12 5P (1577-1640) Franciscus van Assisië is stervende. Hij is nog niet eens oud, vierenveertig jaar. Ook zijn lichaam heelt nog niet de merktekens en rimpels van de ouderdom. Maar het is wel uitgeteerd. Jaren van vrijwillige armoede, van gedreven zijn door een boodschap voor zijn Heer hebben Franciscus uitgeput Nu rest alleen nog het sterven. En vóór het sterven nog eenmaal de communie. Met bijna gebroken ogen ziet hij de hostie. Dan zal als het ware het doek vallen over dit tafereel, in een kapel, bij een altaar, met zwijgende monniken om de stervende heen. Maar eigenlijk kun je niet zeggen, dat het doek valt, want de zware draperieën worden eerder opgeschoven. De hemel kijkt immers toe. Een kleine stoet van engelen staat op het punt naar de aarde af te dalen. Maar op dit ene moment houdt ieder de adem in. Er zit inderdaad iets ademloos in het schilderij. Iedereen ondergaat het ogenblik, stil en toch bewogen. Dat is wellicht de kracht van dit schilderij, dat het temidden van al die bewogen lijnen bijna elk gebaar heeft afgedempt en een plek van stilte heeft geschapen. Aan die open plek vol ingehouden adem loop je in het Museum yan Antwerpen niet zo heel gauw voorbij. Want het schilderij - een paneel, op hout geschilderd - is groot, 225 centimeter breed, iets meer dan vier meter hoog. Er staat geen datum op en geen signatuur, maar twijfel is er niet Rubens schilderde het paneel. En het document waar in hij verklaart dat hij voor het stuk 750 gulden heeft ontvangen, is gedateerd 17 mei 1619. Toen was het paneel in elk geval voltooid. Het schilderij heeft de naam „De laatste communie van Sint Franciscus" gekregen. De titel dekt geheel de inhoud van het paneel. Maar velen zullen tegen het onderwerp vreemd aankijken. Van Franciscus weten we het een en ander. Vorig jaar, toen zijn sterfdag 750 jaar achter ons lag, is er aan deze figuur, die de navolging van Christus zo heel letterlijk - dodelijk - letterlijk, zou je haast kunnen zeggen - heeft genomen, in woord en geschrift veel aandacht gewijd. Ook in de schilderkunst is Franciscus geen onbekende geble ven. Hij preekt tot de vogels. Hij deelt zijn kleren uit. Hij krijgt de vijf wonden van Christus in zijn lichaam. Hij wordt begraven. Alle wonderen in en om die kleine, nietige man, die in Europa zoveel teweeg wist te brengen met zijn boodschap en met zijn voorbeeld, zijn zo vóór en na wel in beeld gebracht. Maar dit onderwerp uit het leven van Franciscus zie je zelden of nooit. Het wordt ook niet beschreven in' de (al heel oude) biografieën van Sint Frans. Het is later bedacht Ook dan komt. het slechts een enkele keer voor. Het moet eens in Italië zijn afgebeeld (maar dat schilderij is verloren gegaan; er is alleen maar een gravure overgebleven, die door een Vlaming naar het Italiaanse schilderij is gemaakt) en verder heeft Ru bens in 1619 het thema opgenomen. Op een heel andere manier trouwens dan die Italiaan dat iets eerder had gedaan. Je kunt je afvragen, waarom Rubens het onderwerp koos. Helemaal zeker is dat niet maar er zijn enkele aanwijzingen. In de eerste plaats schilderde Rubens het paneel voor de kerk van de Franciscanen te Antwerpen. Die ver wachtten in elk geval een bepaalde scène uit het leven van de stichter van hun orde. Dat het dan speciaal dit onderwerp werd, kan verklaard worden uit de tijd en uit de situatie, waarin de kerk in Antwerpen verkeerde. Antwerpen was een tijdlang, zeker officieel, protestants geweest. De kerken waren in handen van de calvinisten gekomen. Voor korte tijd echter, want in 1585 viel Antwerpen terug in Spaanse handen. Het rooms-katholicisme keerde meteen ook terug. Het wilde schilderijen, waarin de leer van de kerk - zoals die op het Concilie van Trente opnieuw was vastgesteld - duidelijk werd geformuleerd. Een van de leerstellin gen was (tegen het avondmaal van het protestantisme) de eucharistie. En die komt in dit schilderij aan de orde, in de figuur van Franciscus, wiens laatste aardse verlangen uitgaat naar de hostie. Franciscus wordt dus ook als voorbeeld geschilderd. Zijn verlangen naar het Brood mag de kerkganger aansporen tot eenzelfde verlangen. Het is niet fout om te zeggen, dat Rubens in dit schilderij iets propageerde. Het paneel had ook een tendens. De laatste communie van St. Franciscus dergelijk schilderij in de kerk en van Vlaanderen. Het hele verhaal van het altaarstuk speelt zich nadrukke lijk af in Vlaanderen (hoe zeer ook Franciscus een Italiaan was). Maar in precies datzelfde ontstaansjaar 1619 was een dergelijk schilderij ten noorden van de grote rivieren ondenkbaar: om het onderwerp, om zijn bedoeling, om de manier van schilderen, om zijn plaats in een kerk. Want in het noorden waren de protestantse kerken leeg, zonder schilderijen, die alleen maar van het Woord konden afleiden. In K.K.-landen willen schilderijen juist naar de Schrift en (niet minder) naar de traditie toeleiden. Een totaal omgekeerd proces dus dan bij ons in het noorden. Bij dat „toeleiden" heeft Rubens een grote rol gespeeld. Hij was ontegenzeggelijk dé Vlaamse schilder van zijn eeuw, zijn geniale en vitale aanpak was zonder meer duidelijk. Hij was bovendien een trouw zoon van de Kerk. bevriend met de geestelijke elite met veel grote figuren in zijn tijd trouwens. Door dat alles was hij bij uitstek geschikt om te vertolken, wat er in die Kerk leefde; om te beklemtonen door middel van beelden, wat die Kerk leerde; om de leken te boeien met een schilderkunst, die hen veroverde, die de glorie van de Kerk, maar ook de glorie van vorsten, welke ook tot die Kerk behoorden (en hun macht zagen afgeleid van de hemel, van God), zichtbaar, haast tastbaar maakte. De opdrachten, van Kerk en vorstelijke hoven, vloeiden hem zo rijkelijk toe, dat hij in de schilderkunst ook een soort prins kon zijn, met een hofhouding van leerlingen, die op zijn atelier meewerkten aan het tot stand brengen van een onmetelijk groot oeuvre. Het is in veel gevallen moeilijk gebleken om in al die schilderijen - nu verspreid over heel Europa en ook nog wel daarbuiten - altijd de hand van de leermeester, de grote Rubens, terug te vinden. Maar de forse lijnen van de meestal kolossale doeken gaf Rubens wel zelf aan. Er zijn talrijke olievepfschetsen van hem bewaard gebleven, die helemaal van de meester zijn en in klein formaat alle spanning bezitten, waarvan de definitieve atelier-stukken het moeten hebben. Maar soms werkte hij een paneel of doek helemaal zelf uit. Het kan zijn, dat een leerling heeft gewerkt aan de achtergrond van „de laatste communie van Sint Franciscus", maar alle deskundigen houden het er op, dat Rubens juist dit paneel geheel zelf schilderde. Met de bedoeling een beschouwer bij het voorval te betrekken. Maar vast staat, dat hij ook zelf bij dit onderwerp een betrokkene is geweest Diagonale lijnen Eigenhandig paneel De schilder Rubens is niet los te zien van zijn tijd van de R.K.-kerk, van de wezenlijke bedoeling van een Hoe komt die betrokkenheid van Rubens er nu uit? Die vraag levert twee antwoorden op.. In de eerste plaats hoe een kijker erbij wordt betrokken. Dat gebeurt door de manier, waarop het onderwerp gecon centreerd is. Je kunt op allerlei details gaan letten, maar punt één is, dat het schilderij met toch maar liefst zestién figuren zich in één oogopslag laat over zien. Het onderwerp is heel duidelijk gesteld. Het schilderij is even duidelijk geordend. Je kunt het namelijk zonder meer in drie delen opsplitsen. Daar voor hoeven maar twee (denkbeeldige) lijnen te worden getrokken. De bovenste lijn loopt schuin over het paneel: van het gordijn links naar het kapiteel, (de bekroning van een zuil) rechts boven; de tweede lijn loopt lager, maar wel parallel: over de rug van de priester en over de koppen van de monniken, tot de punt van de kap van de meest rechtse monnik. Het zijn twee diagonale lijnen. Ze verdelen de schildering in drie vlakken: op de (belangrijkste) voorgrond het eigenlijke gebeuren, in het middenvlak, grotendeels in het donker, de scheiding tussen hemel en aarde, en in het bovenste vlak de zich openende hemel. Rubens kiest vrijwel altijd de diagonaal in zijn compositie. Die geeft vaart aan de schildering. Je wilt met die denk beeldige lijnen meelezen. Maar om evenwicht te krijgen temidden van al die beweging heeft Rubens bovendien minder opvallende horizontale en verticale lijnen aan gebracht. Horizontaal: de trappen beneden en boven de begrenzing van het baldakijn; verticaal: de zijkant van het altaar en de zuil op de achtergrond. Maar die weloverwogen compositie is natuurlijk slechts een middel. Ze brengt een beweging aan, die ons ertoe kan brengen met de lijnen mee te gaan, zodat we ieder persoon - zoals bijvoorbeeld de rij koppen van monni ken - een voor een in het vizier krijgen. We worden bij wijze van spreken geleid langs een reeks reacties op deze laatste communie. En wat men ook van Rubens wil beweren, in dit paneel gaat het bepaald niet om uiterlijk vertoon. Elke aanwezige op het schilderij heeft zijn eigen houding, zijn eigen overwegingen en een persoonlijke reactie. Met elkaar staan ze in een kring van stilte. Een dergelijke stilte, dat moet worden toegegeven, is bij Rubens heel vaak afwezig. Hier is ze er, naar binnen gekeerd, zoals ook de kleur op dit schilderij heel ingehouden is. Een kalme Rubens, dit paneel. Maar ook een van zijn beste werken. Innerlijk betrokken Natuurlijk raakt ook een meesterwerk als dit niet los van de tijd, waarin het is geschilderd. Rubens heeft in en van Italië het nodige geleerd. Onder andere het werken met de spanning van de diagonalen, die bij deze stijl, de barok, behoort en bij Rubens meer dan een goed toegepaste les werd, want ze werd hem vlees en bloed. Zo zijn ook de engeltjes, die laten voelen dat in de hemel weldra de spanning en de stilte gebroken zullen worden, in Italië geboren en in Vlaan deren getogen. Ook de gebaren van Franciscus beho ren tot de internationale barok. Men moet ze toen meteen hebben herkend. Vooral de linkerhand, die naar de wonde in zijn zij en naar zijn hart grijpt, is een barok bewijs van overgave, liefde, zich wegschen ken. Voor ons is duidelijker de rechterhand: hij is al bijna zonder kracht, maar probeert zich in zwakheid te openen. Ook het gezicht van Franciscus is én van de barok én van Rubens, maar meer dan dat, want die mengeling van dovend licht en aangloeiend geluk is een ervaring, die niet aan tijd gebonden is, maar zich steeds zal laten herkennen. Dat het een paneel van Rubens is, zal ieder uiteindelijk wel willen geloven. Maar het ligt niet voor de hand, dat men bij het noemen van de naam van Rubens aan dit of aan een soortgelijk schilderij denkt In vrijwel elke herinnering is hij geweldig, vitaal, pathetisch bijna, weelderig altijd, een virtuoos, die men bewondert om zijn kunnen, die men hoog acht, maar van wiens verbluffende werk slechts weinig mensen echt blijken te houden. Wie echter oog heeft voor een Rubens, die ook innerlijk bij zijn onderwerp betrokken kan zijn - zoals in dit geval - en die blijk geeft te weten, wat intimiteit is, wat genegenheid kan zijn, welke diepere geheimen er kunnen zijn tussen mensen, tussen aarde en hemel, kan deze grote schilder betrappen op bijdra gen aan de schilderkunst, die een Vlaams feest rond zijn 400-ste geboortedag toch welkom en nuttig maken. H. KINGMANS Hoeveel schilderijen men ook van Rubens kan gaan zien, van de mens Rubens wordt men daarop weinig gewaar. Hij ontsnapt je bij wijze van spreken in zijn werk. Ook in zijn enkele zelfportretten komt hij amper dichter bij. Je ziet daarop een man-in-zijn-tijd, niet de eerste de beste, ook niet alleen een schilder, maar bovendien een erudiet man (die zijn literatuur kende, dankzij een gede gen opleiding, die hem in staat stelde verschillende talen te spreken en ook de klassiek-Latijnse ge schriften te lezen), een di plomaat, een elegant mens, die zich in elk ge val in zijn zelfportretten niet prijs geeft. Men blijft aan de buiten kant staan. Zelfs in de periode na de dood van zijn eerste vrouw, Isabelle Brant. Hij heeft daaron der geleden, dat is uit de bronnen bekend. Maar die pijn en leegte vindt niemand in het werk te rug. Dat staat er blijkbaar los van. Misschien heeft het hem mede genezen. Vanzelfsprekend zijn er talrijke levensfeiten. Zijn briljante loopbaan is in jaartallen te vatten. Vrij wel al zijn werk kan wor den gedateerd. Een ont wikkeling is dus aan te wijzen. Maar ook die geeft geen uitsluitsel over de mens Rubens, die veel meer is geweest dan schil der: een van zijn goede relaties achtte hem als di plomaat, als politicus, als man van wetenschap nog hoger dan als kunstenaar. Ook dat oordeel laat zich niet achterhalen. De nog resterende brieven geven een hoge dunk van zijn eruditie. Van het gemak, waarin hij over vele on derwerpen in allerlei ta len sprak, hebben we de nodige getuigenissen. Op zijn kwaliteiten als poli tiek onderhandelaar zal met recht een beroep zijn gedaan. Maar voor ons is uiteindelijk alleen de schilder over (en je denkt eigenlijk, dat hij aan al dat werk op vrijwel altijd grote formaten meer dan duizend doeken en panelen zijn handen al "ol genoeg moet hebben gehad). Hij spreekt dan ook voornamelijk als kunstenaar tot het nage slacht. Zijn leven levert nauwelijks een roman op. Nu ja, de roman van een succes. Maar geen psy chologisch drama en hele maal geen avonturen- ro man. Want Rubens heeft op ieder terrein avontuur lijkheid vermeden. Misschien hing dat samen met zijn opvoeding, met de les, dié hij als even wichtig mens had getrok ken uit het gedrag van zijn vader. Die was wel avontuurlijk, lichtzinnig zelfs. Dat is gebleken uit zijn houding tot Rome en de reformatie. Hij verliet Antwerpen en ging in Keulen wonen. Was dat, omdat hij met de refor matie had gesympathi- Zelfportret van Rubens seerd? Misschien, maar in Duitsland koketteert hij beurtelings met luthera nen, calvinisten en katho lieken. Ook op ander ge bied gooit Jan Rubens, die als rechtsgeleerde hoog mocht worden geno teerd, zijn loopbaan licht zinnig te grabbel. Hij legt het aan met Anna van Saksen, de (tweede) vrouw van Willem van Oranje. Dat komt hem op gevangenschap in het slot Dillenburg te staan. Er is zelfs aan de doodstraf ge dacht, maar het werd le venslang. Dat zou het zijn gebleven, als zijn eigen vrouw, Maria Pijpelinck, niet in enkele roerende brieven voor hem had ge pleit bij Juliana van Stol berg. Genade gaat dan voor recht en Jan Rubens wordt verplicht zich te vestigen in Siegen. Daar wordt op 28 juni 1577 Pe ter Paul Rubens geboren. Hij blijft tien jaar inwo ner van Siegen, de zoon van iemand in een betrek kelijke ballingschap. Dan, in 1587, sterft Jan Rubens en keert moeder Rubens met haar vier kinderen, onder wie twee zonen, naar Antwerpen terug. Eindelijk weer thuis (en Antwerpen zal voor Peter Paul ook een thuis' blij ven". Het spreekt vanzelf, dat Rubens na zijn opleiding in Antwerpen en nadat hij meester is geworden de reis aanvaardt naar Italië, waar het werk van de grootmeesters bewon derd kan worden. Op 23- jarige leeftijd, in 1600, vertrekt hij en hij maakt er meteen carrière. Als hofschilder bij de Jlertog van Mantua kan hij volop aan het werk en krijgt hij bovendien gelegenheid de grote kunststeden, Vene- Rubens en zijn eerste vrouw, Isabelle Brant. tië, Florence en Rome, te bezoeken. Hij leert van elk voorbeeld en vormt zo zichzelf tot een schilder, die het toch weer anders zal doen, die Italiaanse voorbeelden gaat vertalen in een Vlaamse levens drift. Want in 1608 keert hij plotseling naar Ant werpen terug op het be richt dat zijn moeder ster vende is. Hij komt te laat om haar nog levend terug te zien. En als hij al naar Italië terug wil, hij wordt voortaan thuis gehouden door zijn huwelijk met Isabella Brant en door zijn toenemende succes sen in de Scheldestad. Al spoedig hoeft Rubens niet meer naar het buitenland toe. Het komt zo nodig wel bij hem, op zijn vor stelijk atelier in Antwer pen. Daar ontstaan, onver poosd, in een onvoorstel baar lange serie de doe ken, panelen, ontwerpen voor kerk en hof. In een duidelijke wisselwerking, want als men Rubens een teveel aan vitaliteit, aan luidruchtigheid, aan ge weld soms verwijt, moet men blijven bedenken, dat hij in opdracht werkte en dat zijn opdrachtge vers niet alleen tevreden zijn geweest, maar ook behagen hebben geschept in juist deze eigenschap pen van Rubens' oeuvre. Het wordt ons wel eens te veel, te overtrokken: het gruwelijke lot der marte laren overtuigt niet meer door een overschot aan passie, de stoeten heiligen komen vaak te heroïsch in beeld, het lijden van Christus blijft dikwijls ui terlijk verbeeld, het men selijk naakt is te overvloe dig aanwezig en de zo vir tuoze penseelstreek juicht te vaak over wezenlijkhe den heen. Maar bij al die doeken, die men om hun schil dersdrift en verbijsteren de vaardigheid kan be wonderen en om hun in houd of liever om hun tekort aan essentie niet lief heeft, zijn er dan toch ook, die dieper graven en verder reiken. Het zijn vooral die schilderijen, waarin Rubens intimiteit heeft kunnen vinden, waarin hij zijn niet afla tende lofzang op schoon heid en liefde afdempt en opeens persoonlijk maakt: als hij helemaal thuis is, ontstaan er schil derijen rond zijn twee hu welijken, rond zijn kinde ren, rond zijn landgoed aan het eind van zijn le ven, als er schitterende, doorademde landschap pen in beeld komen. In die laatste jaren ontstaat ook een zelfportret, dat meer prijs wil geven dan het uiterlijk van een gees telijk en lichamelijk even wichtig mens. Maar dan is het evenwicht ook ver-" stoord: dat laatste zelfpor tret toont Rubens op late leeftijd, ouder, vermoei der, met jichtige handen, al overwint zelfs in dit stuk het leven de nade rende dood, die hem dan toch achterhaalde, op 30 mei 1640.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 12