Y Matla
Verzamelaar grossiert in
honderd'plus-vaderlanders
ADDENDUM
Het jubilerende II IT
Persbureau Matla g B
stelt zijn berich
ten altijd in één
zin op. Vandaar
dat bijgaand arti-
kei ook in één
adem is geschre-
DEN HAAG Het Haagsche Persbureau Matla, ook
wel eens „het geheugen van de Nederlandse pers"
genoemd vanwege zijn gigantische archief en onaflaat-
bare stroom gegevens over jubilea en kroonjaren van
mensen en gebeurtenissen, die steeds in één zin worden
verpakt omdat dit een soort sport is geworden, nadat
de oprichter J. H. Matla, aanvankelijk bibliothecaris,
na het stichten van zijn bureau in zijn ouderlijk
huis aan de Haagse Weimarstraat, later verhuisd
naar het huidige pand aan de Riouwstraat, als een
soort handelsmerk voor zijn werk begonnen was zijn
berichten in één adem op papier te zetten, zodat na
zijn overlijden in juli 1968 zijn twee opvolgsters W.
Kortekaas en G. Huberts het als vanzelfsprekend be
schouwden die traditie tot wanhoop en vermaak van
de journalistek voort te zetten, ofschoon het de opstel-
sters van een bericht vaak voor aanzienlijke puzzels
stelt omdat vooral bij niet zo bekende mensen of feiten
veel gegevens moeten worden vermeld in tegenstelling
tot bijvoorbeeld de 150ste sterfdag van Beethoven,
welke mededeling op zich volstaat om kranten die zich
geroepen voelen daar aandacht aan te besteden wakker
te schudden, maar welke techniek door enige oefening
te leren valt, omdat je, aldus de beide directrices, „de
gegevens moet beheersen, daaruit een skelet maken en
vervolgens gewoon moet doorpraten, dan komt het er
vanzelf wel uit", waardoor er monsterlijk lange zinnen
zijn ontstaan, waarvan het record in handen is van
de oprichter, die het presteerde in een foliovel-grote
zin te herinneren aan een moordzaak en daarbij te
eindigen met de simpele mededeling dat „de hond dood
was", welke uitgebreidheid te danken is aan de ontzag
wekkende hoeveelheid documentatiemateriaal, die in
de loop der jaren is verzameld, nadat oprichter Matla
in het begin van zijn persbureau tot zijn spijt had
geconstateerd bepaalde gebeurtenissen, als verjaarda
gen van belangrijke personen, te missen en zich bezon
op een manier „om de kranten voor te zijn" door
ruimschoots van te voren jubilea en kroonjaren te gaan
aankondigen, waarvoor hij uit alle mogelijke en onmo
gelijke bronnen als kranten, tijdschriften, boeken en
encyclopedieën feiten ging verzamelen en opslaan met
een speurzin, die zijn opvolgsters heeft gëinspireerd
zelfs langsrijdende vrachtwagens met opschriften als
„sinds even te noteren en dat te deponeren in het
archief, dat zo miljoenen en miljoenen gegevens her
bergt, die dagelijks worden aangevuld door, om een
simpel voorbeeld te nemen, het berichtje van een
promotie uit te knippen, dat na vijfentwintig jaar weer
automatisch boven komt, waarbij dan andere gegevens
over de persoon worden gezocht om in de agenda te
worden verwerkt als dat nog interessant is, of omge
keerd: als de promovendus na een tijd professor wordt
dan te worden geraadpleegd om een dossier van de
betreffende persoon samen te stellen, zoals met de in
op duivehokken lijkende archiefkasten opgeslagen ge
gevens ontelbare dossiers kunnen worden samenge
steld, omdat het bureau met zijn huidige acht vaste
werknemers, een aantal thuiswerkers en freelance-me
dewerkers een bruikbaar archiefsysteem heeft opge
bouwd, waarin men de dingen kan vinden, die men
nodig heeft, wat het moeilijkste is van het opbouwen
van een documentatie, want het opbergen van gegevens
op zich is geen probleem, maar wanneer men nader
hand iets moet hebben, moet het via goede trefwoorden
meteen zijn op te diepen en zo nodig te controleren,
wat vooral bij artiesten nog wel eens nodig blijkt,
omdat die graag smokkelen met hun leeftijd, zoals de
dames van Matla zich uit het blote hoofd weten te
herinneren van actrice Enny de Leeuwe, die maar liefst
twaalf jaar meende te kunnen wegwerken door te laten
publiceren dat ze in 1910 is geboren, terwijl naspeurin
gen leerden dat ze van 1898 is en dus volgend jaar
tachtig wordt, wat dan uiteraard in de agenda wordt
verwerkt, waarmee in de zomer al wordt begonnen als
het jaar 1978 uit het archief wordt gelicht om te
worden bewerkt, wat slechts de meest bekende
helft van de werkzaamheden van Matla is omdat de
andere kant van het gezicht van het bureau bestaat
uit de informatie- en documentatiedienst, die eigenlijk
vanzelfsprekend ontstond met het toenemen van het
archiefmateriaal, waarop steeds vaker een beroep werd
gedaan om aan bepaalde gegevens te komen, wat
tenslotte zo veelvuldig gebeurde, dat Matla als vraag-
BARNEVELD - Als de we
tenschap ons straks met pil
letjes, frutseltjes en spuitjes
tientallen jaren langer op de
been kan houden, dan loopt
de unieke hobby van meneer
F. van Dam uit Barneveld
wel mooi in het honderd.
Meneer Van Dam spaart nu
eens geen postzegels of sui
kerzakjes, laat staan biergla
zen of hotelhanddoeken.
Neen meneer Van Dam is
verzamelaar van honderd
plussers. In foto's, krante
knipsels en levensbeschrij
vingen van alle overrijpe va
derlanders die de respecta
bele leeftijd van 100 jaar
hebben gehaald of zelfs
overschreden. Maar ook bij
deze merkwaardige hobby
geldt, zolang de wetenschap
geen verjongingspil in het
eten gooit, hoe ouder, hoe
zeldzamer.
De directrices van Matla voor de op duive
hokken lijkende archiefkasten. Links G. Huberts
en rechts W. Kortekaas.
KRANTEKNIPSELS,
FOTO'S,
BIDPRENTJES,
ROUWADVERTENTIES
EN
BESCHRIJVINGEN
nog nooit zelf contact gehad. Ik zie er
ergens tegen op die mensen te benade
ren. Als ik alleen maar denk aan mijn
eigen grootmoeder. Die was stokdoof.
Hield ze een grote hoorn aan haar oor
een daarin moest je schreeuwen. Ik
ben ergens bang om zoiets te doen als
je als vreemde binnenkomt". Gaan die
mensen-op-papier dan niet voor u le
ven? „Ach gut nee", zegt Van Dam.
„Ik weet wel dat die mensen door
gaans een zwaar leven hebben gehad,
maar meer ook niet. Ik stuur naar
familieleden een lijstje met drieënder
tig vragen. Als ze dat beantwoorden
weet ik natuurlijk het een en ander
van zo'n honderdjarige. Je bent in
wezen meer bezig met hetregistreren
en het maken van het bericht, dan met
de persoon in zo'n bericht".
Een vraag op Van Dams vragenlijstje:
„Zijn er hoogtepunten in zijn leven
geweest?" Antwoord: „Ja, in
1914—1918 getorpedeerd door de Duit
sers. Paar dagen op een vlot rondge-
Van Dam krijgt opmerkelijk veel me
dewerking van familieleden. En is er
nou nooit eens eentje bij die zich
afvraagt „waar die vent zich eigenlijk
mee bemoeit"? Niets van dat alles,
integendeel. „De meesten vinden het
zo interessant dat ze me voortaan
helpen", zegt de heer Van Dam en na
enig aandringen: „Ach er is ook wel
eens een enkeling die zegt, daar doen
we niet aan mee. Maar dat is een
uitzondering hoor".
De Barnevelder houdt zich voorname
lijk bezig met het registreren van het
hele honderdjarige hebben en houden
van eeuwlingen zonder daaruit al
te opmerkelijke semi-wetenschappelij-
ke gegevens te willen putten. Wanneer
we hem daar toch nog naar vragen,
zegt Van Dam: „Nou, het aantal 100-
jarigen neemt drastisch toe. Dat staat
vast. Ook kan ik afleiden dat de mees
te 100-jarigen komen uit de provincies
Zeeland, Groningen en Friesland en
verder dat er veel meer vrouwen dan
mannen die leeftijd bereiken. Hon
derdjarigen nemen toe, maar de leef
tijd niet. Je hebt dus veel 100-jarigen
en 101-jarigen, maar daarna wordt het
veel minder. In Nederland hadden we
per 1 januari nog zeven 105-jarigen,
twee 106-jarigen, een 107-jarige en een
108-jarige. Inmiddels is opoe Huurder
kamp uit Twello ook 107 jaar en is
die ene 107-jarige wellicht overleden.
Dat heb ik tenminste gehoord, maar
dat moet ik nog na-checken".
De heer Van Dam duikt in zijn statis
tieken. Hij goochelt met cijfers en
namen, maar om het niet helemaal in
het honderd te laten lopen, volsta ik
met de oudste van deze eeuw, Christi
ne Karnebeek-Backs uit Holterbroek,
gemeente Eibergen. Zij overleed, vol
gens de boeken van Van Dam op 7
oktober 1959 op de voor ons simpele
aardbewoners voor onmogelijk gehou
den leeftijd van 110 jaar. Misschien
wel het absolute record sinds de legers
van Napoleon de lage landen binnen
trokken. Maar de bidprentjes-verza
melaar Bisterbosch heeft nog een
prentje van een 112-jarige meneer in
zijn collectie. „Onofficieel is dat na
tuurlijk", zegt Van Dam.
Gemeente-ambtenaar F.M.H. van Dam
- niet van de afdeling bevolking -
schrijft met vaste regelmaat kranten
aan om knipsels op te sturen van hun
bericht over een honderd-plusser. „Ik
probeer van iedereen wat te achterha
len", zegt hij enthousiast. En alsof die
papieren warwinkel nog niet voldoen
de is, probeert Van Dam ook nog alle
100-jarigen te achterhalen, die tussen
1901 en 1950 genoten van hun oude
dag.
Een hele rompslomp, deze unieke hob
by. Voor mij hoeft het niet. Nog in
geen honderd jaar.
LEON VANKAN
Volgens Van Dam vertoeven op het
moment nog 253 eeuwlingen in ons
midden. Dit vrij hoge aantal kan
inmiddels weer zijn veranderd. En
dan wordt meteen duidelijk met wel
ke problematiek deze Barnevelder
zich heeft opgezadeld. Het is een hele
klus om de eeuwlingen te vinden, te
rubriceren en in de gaten te houden,
want voordat je het weet is er eentje
tussen uit geglipt of een ander heeft
zich gevoegd bij de schare die in of
voor 1877 kraaiend het levenslicht
aanschouwde. Daarnaast probeert de
ambtenaar ook nog van iedereen die
honderd kaarsjes of meer op de taart
heeft aangestoken, en in de tweede
helft van de vorige eeuw werd gebo
ren, een levensbeschrijving te verza
melen. Twee lijvige, ingebonden plak
boeken van het jaartal 1865 tot 1965
en verder liggen op tafel. Kranteknip
sels, foto's, bidprentjes, rouwadver
tenties en beschrijvingen netjes ge
rangschikt op datum in deze „sprook
jesboekjes uit honderd-en-één jaar".
Zegt de 38-jarige Barnevelder: „Ik ben
op ongeveer 15-jarige leeftijd begon
nen berichten uit kranten te verzame
len van mensen die honderd jaar of
ouder waren. Waarom ik het deed
weet ik eigenlijk niet precies. In die
tijd had ik een grootmoeder van een
jaar of 86. Mijn vader zei altijd, die
haalt nog de honderd. Misschien dat
het daardoor kwam. Overigens is mfjn
grootmoeder ook nog honderd gewor
den. Je moet niet vergeten dat twintig
jaar geleden een honderdjarige een
hele uitzondering was, het was lande
lijk nieuws. Dat nieuws is nu op de
achtergrond gedrongen. Maar ik heb
gelukkig overal in het land mensen
zitten die me waarschuwen, of berich
ten uit plaatselijke en regionale kran
ten knippen".
Van Dam krijgt nog hulp van een voor
de hand liggende instantie: het CBS
in Den Haag. „Sjnds 1958 wisselen wij
gegevens uit, ofschoon zij louter statis
tisch werken", zegt Van Dam. „Zij
krijgen de gegevens van een persoon
pas compleet wanneer die overleden
is. Dus ook van die honderdjarigen.
Het is voor mij een uitkomst, want zo
mis je niet gauw de afsluiting van een
dossier". De heer Van Dam legt, in
dien mogelijk natuurlijk, hele per
soonsbeschrijvingen vast op maagde
lijk papier. Meer eigenlijk niet Van
Dam: „Ach, in het begin interesseerde
me het, maar ik wist ook niet precies
wat ik er mee aan moest Nu leg ik
dossiers aan van 100-jarigen en dat
is erg interessant".
Een hobby, die zich voornamelijk be
weegt op het niveau van de suikerzak
jes en de sigarenbandjes, ofschoon
nog niemand de levensgeschiedenis
van een suikerzakje tot op de draad
heeft uitgezocht. Van Dams hobby is
echter bovenal uniek. Voor hem geen
ruilbeurzen en hobbytentoonstellin
gen. Voor hem slechts een enkele
Belg, die zich ook al heeft ontpopt tot
verwoed verzamelaar van Belgische
en Nederlandse honderdjarigen.
„We hebben weinig contact", zegt Van
Dam, die zelfs de naam van zijn zuide
lijke collega nog ergens moet opzoe
ken.
„Ik doe alles alleen in mijn vrije tijd,
maar natuurlijk met behulp van vele
familieleden, kennissen en familiele
den van 100—jarigen, die ik in de loop
der jaren benaderde".
Niet gemakkelijk om alle honderd-
plussers in den lande bij te houden.
Na tips schrijft Van Dam kranten aan,
maar hij is al tot de ontdekking geko
men dat vooral eeuwlingen in de grote
steden wel eens door de mazen van
zijn „inlichtingendienst" slippen. Wel
ondervindt hij hulp uit een onverdach
te hoek: Barend Barendse, de radio
heid in vele huiskamers die zaterdags
•met vaste regelmaat honderdjarigen
in zijn plaatjesprogramma stopt. „Ba
rendse biedt iedere zaterdag honderd
jarigen een bloemetje aan, d begrijpt
wel dat ik dat programma niet over
sla".
Wel contacten met naaste familieleden
van 100-jarigen, om het dossier aan te
vullen; maar bekruipt de heer Van
Dam nu nooit de zin om uit de eerste
hand, in casu de eeuwling zelf, te
vernemen hoe zijn levensloop was?
„Nee", zegt de Barnevelder, „ik heb
„Waarom ik ermee begonnen ben, weel ik eigenlijk niet zo precies",
zegt de heer Van Dam die inmiddels dikke boeken vol kranteknipsels
over honderdjarigen heeft verzameld.
Geruchtmakend liefdesdrama
in Antwerpse society-kringen
Een zeer lang uitgevallen bericht uit de Matla-
agenda. Het verwijst naar een gebeurtenis op 5
juli 1922.
baak voor hopeloze gevallen werd geïnstitutionaliseerd
en uitsluitend voor abonnees, wat dus tussen haakjes
betekent dat men er onmogelijk aan kan beginnen
weetgierige particulieren voor een keertje te helpen,
ging klaar staan om alles wat er ter wereld te vragen
valt te beantwoorden, wat inderdaad lukt omdat men
slechts zeer zelden „nee" hoeft te verkopen op zelfs
de vreemdste vragen, al valt soms een vraag niet
meteen op te lossen, zoals bijvoorbeeld hoeveel namen
nu in het archief zitten, maar als het moet blijft men
doorzoeken, in dit geval dus: doortellen, totdat de
puzzel is opgelost met behulp van de ruim vijfduizend
naslagwerken en al die knipsels in al die enveloppen
in al die laden in al die speciaal voor Matla getimmerde
archiefkasten, die zo goed voldoen dat de beide direc
trices er niet aan denken over te stappen op moderne
technieken als microfilms en computers om de gege
vens op te slaan, waarmee niet zelden bijvoorbeeld
bedrijven worden verrast doordat ze attent worden
gemaakt op jubilea, die in het bedrijf zelf onbekend
zijn maar die door het waterdichte systeem van Matla
boven water komen omdat de oprichting destijds werd
genoteerd, zoals al diè andere miljoenen feitjes zijn
opgetekend, waardoor Matla uniek is in de wereld,
hoewel dit volgens de directrices „niet als'verwaand
heid" moet worden opgevat, want „het is gewoon een
feit", bestaat 1 februari vijftig jaar
5 juli is het 40 jaar geleden, dat politie op de
weg van Den Haan naar Klemskerke een boer
aanhield met het verzoek om met zijn kar het
aangespoelde lijk te vervoeren van Leon Peltzer,
die door verdrinking zelfmoord had gepleegd en
wiens stoffelijk overschot vervolgens werd ge
wikkeld in een als paardedekkleed gebruikt en
in 1882 van bloedvlekken gereinigd tapijt, dat
de boer had gekregen van zijn pachtheer, de
handelaar en uitgever Alfred Castaigne, die het
voor zijn villa te Den Haan eertijds had gekocht
van een zekere mevrouw Grimard (in de De
Barlaimontstraat te Brussel), die het op haar
beurt weder had gekocht van de meubelhande
laar Guyau, de onbetaalde inrichter van het huis
Wetstraat 159 te Brussel, dat door genoemde
Leon Peltzer onder het mom van een zich Henry
Vaughan noemend Engelsman was gehuurd en
waarheen deze de beroemde Antwerpse advo
caat mr. Guillaume Bernays op 7 Jan. 1882 had
gelokt om hem te vermoorden, welke moord
maandenlang op uiterst geraffineerde wijze was
voorbereid op instigatie van Leon's broer de
weduwnaar Armand Peltzer, een algemeen
geacht Antwerps patriciër, vooraanstaand figuur
in handelskringen en bestuurslid van tal van
culturele lichamen en beroepscommissies, die in
1873 Leon van een frauduleus bankroet had
gered met behulp van genoemde Bernays, uit
welke affaire tussen Bernays en Armand Peltzer
en tevens tussen Bernays' enig zoontje en
Armand Peitzer's enig dochtertje een acht jaar
durende vriendschap groeide, waaruit echter
allengs een verhouding voortkwam van Armand
met Bernays' echtgenote Julie Pecher (dochter
van een groot zakenman en bekend liberaal
politicus te Antwerpen), welke verhouding door
de nieuwsgierige dienstbode Amélie werd afge
luisterd en verraden, ingevolge waarvan Armand
Peltzer de deur werd gewezen, waarop deze in
overleg met zijn naar Zuid-Amerika<' geëmigreer
de broer Leon de moord beraamde, welke on
danks zijn sluwe opzet o.m. door toedoen van
hun huisvriend en argeloze helper de Brusselse
arts Lavisé kon worden opgelost, waarna een
in de gehele wereldpers druk besproken proces
volgde, dat op 22 Dec. 1882 eindigde met de
vrijspraak van Bernays' weduwe, die op eminen
te wijze door Bernays' compagnon Delvaux werd
verdedigd, met deze niet lang daarna in het
huwelijk trad en redactrice werd van „Le Petit
Bleu" (waaraan later ook Adolf Max en Kamille
Huysmans hun medewerking verleenden), terwijl
de doodstraf, vervangen door levenslange ge
vangenisstraf, werd uitgesproken over de beide
broers Peltzer, van wie Armand kort na het
huwelijk van zijn voormalige vriendin in zijn cel
overleed en van wie Leon in 1912 op vijfenzes
tig-jarige leeftijd in vrijheid werd gesteld, waarna
hem volgens een reeks interviewers niet zozeer
opvielen de hem tot dan toe volkomen onbeken
de electrische tram, de auto's, de vliegmachine
en de film, doch meer het feit, dat vrouwen geen
corsetten meer droegen en waarna hij onder de
aangenomen naam Albert Preitelle in Engeland,
op Ceylon, in Duitsland en tenslotte in zijn
vaderland (ondanks steun van een rijke Brussel-/
se dame) een weliswaar avontuurlijk, doch niet
bepaald onbezorgd leven leidde, dat eindigde
met zelfmoord, gevolgd door de macabere spe
ling van het lot, dat zijn stoffelijk overschot werd
omhuld door hetzelfde tapijt, waarop hij veertig
jaar tevoren de moord had gepleegd, waarover
een Belgisch toneelschrijver een stuk schreef,
dat (zij het zonder succes) te Parijs werd opge
voerd en waarover Gérard Harry een boek
schreef en welke moord voorts Paul Boiwget
inspireerde tot zijn „André Cornelis" en belang
rijk genoeg werd geacht om in Larousse te
worden vermeld.
j