„Tot de laatste walvis is gevangen" deze vissoort bijzonder hard aan en dat kunnen ze, omdat hun vissers bereid zijn maanden achtereen op het schip te blijven. Zo gek krijg je anno 1976 bijna geen zeeman meer op de Russen na, maar de Russische vissers mogen hun vrouwen mee aan boord nemen. Hun vloten zijn enorm produktief en zwalken over alle wereldzeeën. Maar het kan niet doorgaan. Volgens biologen valt er uit alle zoute wateren op aarde per jaar maximaal 100 miljoen ton aan vis te halen en dan nog slechts bij een verantwoorde bevissing. Voor meer vis is er in de oceanen nu eenmaal geen voedsel. Daarom kunnen de oceanen in tegenstelling tot wat wel gedacht wordt ook geen oplossing vor men voor het wereldvoedselprobleem. Hoogstens mag men ze beschouwen als een voedselreservoir dat, mits op het juiste peil gehouden, onuitputtelijk is. Een enkele haring legt ieder jaar 70.000 eitjes en een kabeljauw zelfs een half miljoen. Als daar al overbevissing aan de gang is, wat dan te denken van de walvis die slechts één jong per twee jaar krijgt? Biologen hebben uitgerekend dat het twin tig jaar zal duren voordat het walvisbe stand weer normaal kan zijn en dan moe ten de dieren helemaal met rust gelaten worden. Het tegendeel gebeurt. Om de bestaande stand (al veel te laag) op peil te houden, is het Rusland en Japan door de Internationale Visserij-commissie ver boden op vinvissen te jagen. Toch vingen ze er afgelopen jaar respectievelijk 88 en 118. Ze weigeren eenvoudig zich aan de quoteringsvoorschriften te houden en ze kunnen dat straffeloos doen. Hetzelfde beeld bij de potvis. Rusland mag 3800 potvissen vangen, het ving er 6500; Japan mocht 300 potvissen vangen; het ving er 590. Een bioloog: „Ze gaan tot de laatste walvis". Alweer: de oceanen zijn weinig meer dan woestijnen. 95 procent van de wereldpro- duktie aan vis wordt gevangen binnen de 200-mijlszones, in de kustwateren dus. Er zijn enkele alternatieven. „Het nut van zogenaamde visboerderijen begint door te dringen. Al zal het nog heel wat jaren duren voordat men hiervan een zinnige bijdrage kan verwachten voor de wereld- voedselvoorziening. Sommige landen zijn druk bezig andere soorten vis te vangen. Zo komt in de antarctische wateren een kreeftachtige, de krill, in dermate grote hoeveelheden voor dat het zeker nuttig lijkt te onderzoeken in hoeverre dit hoog waardige voedsel geschikt kan worden ge maakt voor menselijke consumptie. Ook is een aantal diepzeevissen bijzonder goed eetbaar ondanks hun afschrikwekkende uiterlijk. Een IJmuidense bioloog: „Geen probleem toch? Je geeft een klap op een grenadiervis of een rode zeebaars, je voegt er een smaakje aan toe en je weet niet beter dan dat je een tongetje eet". Maar voorlopig ziet het er naar uit dat de mens gemakzuchtige graag concurreren de rover die hij is massaal zal blijven vissen waar zich de rijkste visgronden bevinden. Het zal boven de continentale platten blijven wemelen van de vloten die elkaar iedere vis proberen af te vangen. Waartoe dit kan leiden, heeft de recente kabeljauwoorlog tussen IJsland en Enge land aangetoond. Een systeem van 200- mijlszones, toegewezen aan de betrokken kustlanden en met een gegarandeerde ver antwoorde bevissing, is volgens deskundi gen vooralsnog de beste oplossing. Maar er zitten zoveel politieke haken en ogen aan, dat de haalbaarheid van deze kaart nogal twijfelachtig lijkt. PIET SNOEREN Speciale schepen, die met chemische IJMUIDEN In 1869 beschreef Jules Ver ne in „20.000 mijlen onder zee" niet alleen een electrisch aangedreven onderzeeër, maar hij toonde zich ook bewust van de rijkdommen van de oceaan. Kapitein Ne mo van de Nautilus rookte sigaren van zeewier, bevoorraadde zijn provisiekamer met vis en zeeplanten en zag kans oesters ertoe te brengen reusachtige parels te pro duceren. Niets nieuws dus onder de zon die over de wereldzeeën schijnt. Hoewel: van mangaanknollen had zelfs Jules Verne niet kunnen dromen. Het zijn vuistgrote balletjes die in velden van vele tientallen miljoenen 2000 tot 4000 meter diep op de bodem van de oceanen liggen. Waar ze vandaan komen, weten we niet uit het heelal geregend, gevormd door een biolo gisch proces dat tot steeds grotere aantal len knollen leidt? Wel weten we dat op sommige plaatsen in de Grote Oceaan gemiddeld meer dan 50 kilo per vierkante meter ligt en dat ze ook voorkomen in de Atlantische en in de Indische Oceaan. En we weten dat ze barstens vol zitten met waardevolle, op het vasteland zeldzaam wordende metalen als kobalt, koper, ijzer, nikkel, en natuurlijk mangaan zelf. Reden om die gigantische schatkamer te gaan ontginnen zou je denken. Technisch is dat heel wel mogelijk. Oceanologen den ken aan kolossale stofzuigerschepen die de knollen middels een lange slang naar bo ven zuigen. Ze liggen op de bodem voor het grijpen. Men hoeft er geen schachten en gangen voor te graven. Er is echter een probleem. Bij het winnen van de knollen op immense diepten gaat de mens zich voor het eerst in zijn bestaan bemoeien met zeer oud water. Hij gaat roeren in een potje waarin hij nog nooit geroerd heeft, en weet niet wat hij daar teweeg gaat brengen, welke natuurlijke evenwichten hij gaat verstoren. Zeker is dat hij het uiterst vruchtbare diepe water gaat vermengen met arm oppervlaktewater. Anderzijds zal hij slib naar beneden brengen en de plaat selijke helderheid van het water vertroebe len. De instraling van het zonlicht vermin dert, waardoor de omzetting van voedings- zouten in plankton afneemt en waardoor de eerste schakel wordt aangetast van de lange voedselketen die zijn einde vindt bij uw broodje makreel. Voor de hand liggen de vraag die serieuze wetenschappers kwelt: mag en kun je dat wel doen? De zee is, buiten de territoriale wateren, ieders jachtgebied. Nou, dan zullen de technolo gisch hoogst ontwikkelde landen (Amerika, Rusland^ Japan) er wel het eerst bij zijn en vallen de arme naties opnieuw uit de boot. De rijkdommen van de oceaan wer ken aldus de ongelijkheid in de wereld in de hand en niet omgekeerd, terwijl die mangaanknollen eigenlijk toch van iede- S| reen zijn. Rijkdommen... op het ogenblik is ongeveer SS 20 procent van de wereldolieproduktie (2 miljard ton) afkomstig uit de zeebodem en aar dat zal steeds meer werden naarmate de q (J woestijnsjeiks moeilijker gaan doen met hun voorwaarden en prijzen. Boortoren- platforms vindt men overal; tussen Tasma- nië en Australië, in de Zwarte Zee, in de Votf Golf van Mexico, in de Noordelijke IJszee, ve) voor de kust van Californië en natuurlijk at rt in de Noordzee, Naar schatting komt als gevolg van die activiteiten per jaar 6 mil- )olï J0en ton in de oceanen en zeeën terecht, t waarvan 2 miljoen bij overslag en tran- jHgjj sport. Wie hakt, maakt spaanders; wie 'g. boort, morst. Wat het eigenlijke milieu van voo( de oceanen betreft, tillen de biologen daar hor mer"kwaardig genoeg niet zo erg aan. Je ncl vindt het niet terug, zeggen ze. En de olie wordt door bacteriën opgegeten het is uiteindelijk een natuurprodukt. middelen de olievervuiling op zee moeten bestrijden. Toch beschouwt men in IJmuiden noch dit gevaar noch de toenemende vervuiling van de zeeën als de wezensoorzaak van de jaarlijkse achteruitgang die men bij de visstand waarneemt. Een bioloog: „Stoffen die de visstand bedreigen, blijken erg zeld zaam. Met die achteruitgang heeft de ver vuiling niets te maken althans we hebben er geen indicatie voor. De schuld ligt bij de intensiteit van de bevissing, vooral na de tweede wereldoorlog. De we reldvisvangst is de laatste twintig jaar astronomisch toegenomen, maar wanneer men in hetzelfde tempo voortgaat met bevissen, tonen de cijfers aan dat de we reldzeeën langzaam uitgeput raken. In het topjaar 1970 werd bijna 70 miljoen ton gevangen. Daarna is, ondanks de steeds groeiende capaciteit van de visserijvloten, de jaarlijkse opbrengst gedaald tot zo'n 65 miljoen ton. We zien het bij onze eigen haring. Vroeger was de vangst stabiel op 600.000 tot 700.000 ton. Inmiddels is hij gedaald tot 150.000 ton en als we niet op passen, hebben we straks niets meer. Er wordt harder gevist dan de harinngen zich kunnen voortplanten. Hetzelfde speelt zich af bij de makreel en ook met de tong zijn ze flink bezig. Z^ verstoren met hun over bevissing de reljatie tussen het ouderbe stand en een geslaagd nakomelingschap. Men vangt te jong en te veel. En het krankzinnige: de biologisch aanvaardbare haringvangst zou nog met eenzesde van de huidige krachtsinspanningen te halen zijn ook. Alle geld en energie die de vissers in hun beroep stoppen, is dus weggegooid en leidt er alleen maar toe dat ze straks helemaal niets meer vangen". Satellietfoto's tonen aan, dat het aardop pervlak voor 70,8 procent met water is overdekt. De mens denkt dan allereerst aan de drie grote oceanen en beschouwt ze als een onuitputtelijk reservoir, voor als de natuurlijke voedsel- en delfstofbronnen op het vasteland uitgeput mochten raken. Niets is minder waar. In de ogen van geologen en biologen zijn de oceanen ver gelijkbaar met woestijnen. De werkelijke schatkamers worden gevormd door de kustwateren en de continentale platten. Op deze continentale platten heerst een geweldige verkeersdrukte van grote, moei lijk manoeuvreerbare tankers. Ongelukken zijn onvermijdelijk. Onlangs hebben we de Liberiaanse tanker Argo Merchant gehad, die nabij het eiland Nantucket aan de oostkust van Amerika aan de grond liep. De miljoenen liters olie die uit het schip stroomden, vormden een laag met een lengte van 160 en een breedte van 50 kilometer. Of het booreiland bij Santa Barbara dat veranderde in een oliespuiter en miljoenen tonnen olie op de kust depo neerde. Een bioloog van het Rijksinstituut voor Visserij-onderzoek te IJmuiden: „Als zoiets op de Noordzee zou gebeuren, zou dat een catastrofe betekenen voor het Wad dengebied. We hebben dat in het klein kunnen zien toen eind 1973 gasolie stroom de in de Oosterschelde. Het ging om slechts 80 ton, maar de mossel- en oester- bedrijven kwamen drie maanden stil te liggen. Wat te denken van de kansen die de mossel- en oestercultuur, maar vooral de vogelstand in het waddengebied zouden hebben bij een grote ramp op de Noord zee?" The World Wildlife Fund oftewel het We reld Natuur Fonds heeft 1977 uitgeroe pen tot Oceaanjaar. Het zal dit jaar enkele acties organiseren die tot doel hebben gelden in te zamelen, waarmee Oceaanprojecten kunnen worden gefi nancierd. in bijgaande reportage gaat onze verslaggever Piet Snoeren in op de milieu-aspecten van de oceanen. Het zal blijven wemelen van de vissersvloten, die eikaars vissen'proberen af te vangen. „En dan hebben we ook nog te maken met de gechloreerde koolwaterstoffen, een in- dustrieprodukt dat voor allerlei doeleinden dient en dat in het water terecht komt. Mochten er al vissen sterven aan de olie vervuiling, dan heeft de mens daar geen last vén, want dood gevangen vis behoort niet tot zijn voedsel. Anders staat het met PCB, de gevaarlijkste van de gechloreerde koolwaterstoffen. Dit gif is niet dodelijk voor de vis, maar wel sterk oplosbaar in zijn vet. Hier fungeert de vis als stofzuiger voor het vuil en de mens krijgt het binnen als hij vis eet. De uitwerking van die stof is vergelijkbaar met die van DDT. Hij verstoort allerlei levensprocessen, met na me in het centrale zenuwstelsel". Volgens het Rijksinstituut voor Visserij-onderzoek bevindt zich momenteel in de zuidelijke Noordzee de meest vervuilde zee ter wereld al ongeveer 100 ton PCB en in alle wereldzeeën tezamen enkele honderd duizenden tonnen. Een bioloog: „In Ameri ka is de toelaatbare norm 5 milligram per kilo vis. Wij treffen al 3 milligram per vis aan. Dan zeg ik: hier dreigt een probleem". Los van de mangaanknollen in aantal genoeg om voor duizenden jaren in de wereldbehoefte te kunnen voorzien zijn de oceanen niet zo interessant. Wel weer de continentale platten waar het de win ning van zand, grint en kalksteen betreft. Door de toepassing van beton in de utili- teits- en woningbouw is de vraag hiernaar enorm toegenomen. De voorraden op het vasteland raken uitgeput; dus is men gaan zoeken naar plaatsen in zee waar deze De overbevissing is een van de grootste bedreigingen voor de vis stand. restanten van de ijstijden zijn bezonken en graaft men ze af. Zo denkt men de komen de jaren alleen uit de Waddenzee 30 tot 40 miljoen kubieke meter te halen. Moge lijk betekent dit een gevaar voor de kust- beveiliging en de waterhuishouding van het gebied. Maar vooral verstoort de ont gronding het milieu. De zand- en grintpla- ten vormen de wieg voor het jeugdstadium van allerlei voedingsrijke en economisch belangrijke vissoorten. Haalt men die weg, dan vertrekken ze naar elders of verdwij nen. Met name de haring zou geen paar- plaats meer hebben wanneer zoveel zand en grint werd afgegraven dat er alleen een granieten bodem overbleef. Een wereldvraagstuk dat bij voorbeeld ook geldt voor tonijn. De Japanners pakken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 17