Russen maken zich niet dik om hun omvang ledereen kan tegen hoofdluis aanlopen .de kunst is er vanaf te komen zr kijk goed: een luis en neten, onder een vergrootglas hóe raak je luizen kwijt? koop luizenwater bij de drogist le keer i nodig 1/2 kopje maak je hoofd goed nat met luizenwater opdrogen dan: uitkammen Tekeningen uit de fol der, die in enkele plaatsen, Jn Nederland is verspreid. (Te) veel aandacht voor eter en zoetigheid in de Sovjet-Unie MOSKOU (UPI) Het is geen verrassing voor wie ooit de Sovjet Unie heeft bezocht, maar nu is het dan officieel: er lopen daar heel wat dikkerds rond. Volgens de invloedrijke Literaire Gazet, een week blad, weegt 50 procent der Sovjetrussische vrouwen, 30 procent van de mannen en 10 procent van de jeugd „helaas teveel". Wat buitenlanders in de Sovjet-Unie meteen opvalt, is het grote aantal struise vrouwen op straat en in winkels. De forse vrouw is zelfs dermate ingeburgerd, dat „Dom Modeley" (het huis der mode) in Moskou, mannequins voor de grote maten in dienst heeft. Het wil natuurlijk niet zeggen dat alle Sovjetvrouwen „Rubensmaten" hebben. Dom Modeley heeft ook mo dellen in dienst die er hongerlijdend genoeg uitzien om de Parijse haute couture of de Romeinse alta moda te kunnen dragen. De forse vrouwen van Rusland hoeven niet onder hun gebrek gebukt te gaan, want plompheid in de vrouw wordt door de Russische man veelal verkozen. Meisjes die mager blijven bij wat ze ook eten, beklagen hun lot en alleen de meest verwesterde Sovjetrussische vrouw zou het in haar hoofd halen minder brood, aardappelen en snoep te eten. De Literaire Gazet is het niet te doen om de esthetische kant van de zaak, maar meer om het punt van de levensduur. Met verwijzing naar een onderzoek van zekere professor M. Konsjalovski, waarschuwt het dikke mensen dat zij niet zo lang leven als magere. Negentig procent der magere en maar zestig procent der dikke mensen haalt de 60, heeft Konsjalovski vastgesteld. Vijftig procent magere en slechts dertig procent dikke haalde de 70, en 30 procent magere en 10 procent dikke bereikt de 80 jaar. Hoe komt het dat zoveel Russen neigen naar dik worden? Literatoemaja Gazeta wijt het aan de natio- nale ondeugd feestmalen aan te richten bij de minste geringste gelegenheid. „Als er vijf mensen bijeen zijn, is dat reden genoeg om te gaan eten en drinken. Verjaardag, gratificatie, promovering, inwijding van het nieuwe huis, huwelijk, echtscheiding, zakenreisje, begrafenis, loonzakje, be zoek aan schoonmoeder om de hoek enz. enz., het zijn excuses voor een feestje en op één avond eet men calorieën voor een week", aldus het blad. Maar ook wanneer er absoluut geen excuus is, „eet het Russische volk teveel witbrood, suiker, brokken en koekjes, taarten en jam en drinkt het teveel limonade en vruchten op stroop en ijsjes". De restaurants maken het volgens de Literaire Gazet alleen maar erger door de gast van alles aan te dragen, en levensmiddelen met laag caloriegehalte zijn nu eenmaal niet zo winst gevend als de rijk met wijn overgoten vleespot Het vieren van een huwelijk in een restaurant betekent praktisch altijd teveel eten, aldus het blad, want de feesttafel is rijk voorzien en kost minstens 10 tot 12 roebel per couvert, wat veel is naar Russische maatsta ven. „Dit betekent dat elke gast meer moet eten en drinken dan normaal - niet zelden tussen de zeven-, en achtduizend calorieën - of het laten staan, wat zinloze medeplichtigheid aan het verkwisten van waar devolle produkten is". De Sovjetrussische levensmiddelenindustrie krijgt van Literaire Gazet een veeg uit de pan: zij produceert teveel voedsel dat veel calorieën en te weinig vitaminen en micro-elementen bevat. Literatoemaja Gazeta stelt een dieet voor - op z'n Russisch: niet meer dan 500 gram vlees of vis, 400 gram brood en liefst geen wit, 40 gram boter en 70 gram suiker. Veel vertrouwen in het welslagen van zijn campagne heeft het blad blijkbaar niet want, schrijft het, veel Russen vinden een dieet maar niks en schijnen als devies te hebben: „Hoe meer, hoe zoeter, hoe vetter, hoe beter". LEIDEN/DEN HAAG „De hoofdluizen zijn weer in opmars. Iedereen kan ze krijgen. Dat is geen schande". Dat zijn steeds weer terugkerende opmerkingen over de bestrij ding van hoofdluizen in folders, die in de afgelopen twee jaar in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam werden verspreid om het toenemende aantal gevallen van hoofdluis met redelijk succes terug te dringen. De hoofdluis is een verschijnsel, dat tijden niet voorkomt, en dan plotseling weer de kop opsteekt. Het blijft overigens niet beperkt tot Nederland. Ook in andere landen is sprake van een duidelijke stijging en in Engeland wordt het aantal gevallen van hoofdluis momenteel geraamd op ongeveer één miljoen. De hoofdluis is een parasiet, met een speciale voorkeur voor mensen en in het bijzonder voor hoofden van kinderen waarop hij zich altijd sluimerend heeft voortgeplant. In tegenstelling tot de kleer- luis kan hij echter geen besmettelijke ziekte als de gevreesde vlektyphus overdragen. De hoofdinspectie van de jeugdge zondheidszorg in Leidschendam becijferde voor 1975 het aantal ge vallen van hoofdluis bij schoolkin deren op 40.000. Dat is een duidelij ke toeneming in vergelijking met 1974. Toch zijn ook dit slechts glo bale schattingen, omdat in Neder land in het verleden nooit doelbe wust cijfers zijn verzameld over deze parasiet. In sommige Neder landse gemeenten is het percentage schoolkinderen, dat voor hoofdluis behandeld moet worden echter op gelopen tot vijf en in enkele geval len zelfs tot twintig procent. Dokter Huisman van de Rotterdamse Ge neeskundige- en Gezondheids- Dienst meent dat één op de twintig schoolkinderen in Rotterdam last heeft van hoofdluis. Ook in Den Haag en Amsterdam werd een op vallende toeneming geconstateerd. In het laatste kwartaal van 1975 nam in Den Haag de verluizing toe van 0,33 tot 1,90 procent, om pas in het tweede kwartaal van 1976 weer af te nemen. Amsterdam opende reeds in 1974 de aanval op de hoofdluis, toen was gebleken dat binnen één jaar het aantal nieuwe gevallen met ruim twaalf procent en het totaal aantal behan delingen zelfs met meer dan zestig procent was toegenomen. In Am sterdam verzamelde men speciaal cijfers over de perioden vlak na de grote schoolvakanties, wanneer al tijd een duidelijke toeneming ge constateerd kan worden. In 1974 wS's toen een verdubbeling opgetre den van het aantal nieuwe gevallen in vergelijking met eenzelfde perio de in 1973. De geneeskundige diensten van 'Ü- trecht en Leiden zijn gereserveerder in hun commentaar. Dr. Wieringa, directeur van de GG&ÖD in Ü- trecht: „We weten, dat in alle grote steden hoofdluis voorkomt. Bij ons in Utrecht kan je echter niet spre ken van een plotselinge stijging. Dan had je tien of vijf jaar geleden in dezelfde buurt en in hetzelfde jaargetijde steekproeven moeten nemen en aan die voorwaarden is door ons niet voldaan". Een woord voerder van de GG&GD in Leiden verklaarde geen toeneming te kun nen constateren. „Het is in Leiden een restverschijnsel en dat zal al tijd wel zo blijven. Het blijft echter wel een stuk zorg van schoolzusters en schoolbesturen". Een duidelijke oorzaak voor het plotseling toenemen van verluizing. is moeilijk aan te geven. In ver schillende kringen wordt die stij ging voor een gedeelte toegeschre ven aan de grote immigratie van buitenlanders in de afgelopen ja ren. Dr. L. Blommers, wetenschap pelijk medewerker aan het Insti tuut voor Parasitologie in Leiden, die momenteel met dr. Van der Kaay in samenwerking met dr. De Jong van het Instituut voor Preven tieve Geneeskunde en dr. Wafel- bakker van de Hoofdinspectie voor de Jeugdgezondheidszorg bezig is met een onderzoek naar de hoofd luis noemt echter drie andere mo gelijke oorzaken. „Wij vermoeden, dat het hoofdwater met als werk zaam bestanddeel het lindaan als bestrijdingsmiddel onvoldoende ef fect heeft. De mensen worden op het ogenblik eigenlijk voor het lap je gehouden. Ze zijn behandeld met het hoofdwater, maar blijven last houden van hoofdluizen. Dat is ook één van de belangrijkste redenen waarom wij gestart zijn met het onderzoek naar de hoofdluis. Op de afdeling dermatologie (huidziek ten) kreeg men patiënten bij wie het lindaan niet meer hielp. Het onderzoek is uiteraard ook gestart, omdat ons van alle kanten klachten bereikten dat de verluizing toenam. Die indruk krijg je vooral als je met schoolzusters praat. Bovendien wijzen de stijgende verkoopcijfers van het noury-haarwater in de richting van een toenemende ver luizing. Wat ook een oorzaak voor die toename kan zijn is het feit, dat onze aandacht voor het verschijn sel hoofdluis is verslapt. Vroeger controleerden de ouders hun kinde ren veel regelmatiger op de aanwe zigheid van hoofdluis. Het besmet tingsgevaar was toen een meer al gemeen verschijnsel. En in een nog verder verleden was er bovendien nog de dreiging van de petroleum- kap, die als bestrijdingsmiddel werd gebruikt. Als derde reden zou ik willen aangeven, dat de kinderen tegenwoordig zeer intensief met el-, kaar omgaan, waardoor het be smettingsgevaar is toegenomen", verklaart dr. L. Blommers. Bestrijdingsmiddelen Het onderzoek van dr. L. Blom mers spitst zich momenteel vooral toe op de werking van het lindaan. Daarnaast wfl hij echter door het doelgericht verzamelen van cijfer materiaal ook een beter beeld krij gen van de verluizing in Nederland en inzicht krijgen in de voortplan ting van de hoofdluis. In samen werking met enkele geneeskundige diensten en schoolzusters behan delt dr. L. Blommers gevallen van hoofdluis momenteel volgenseen vast schema. Na de behandeling met hoofdwater worden de school kinderen na verloop van tijd gecon troleerd op de werking .van het Dr. L. Blommers: b m m „Zo groot worden bestanddeel lindaan. Weten schappelijke onderzoekers in het buitenland houden overigens al langere tijd rekening met het feit, dat de hoofdluis wel eens immuun zou kunnen zijn voor het lindaan. De Rotterdamse arts dr. Huisman bezocht enkele maanden geleden een internationaal congres in India napolis in Amerika. Hij zegt: „Daar bestond inderdaad de indruk, dat de hoofdluis resistent is voor lin daan en dat is een factor, die in Nederland tot nu toe nog niet vol doende aandacht heeft gehad. Op dat congres bleek overigens wel, dat er ook in het buitenland nog geen schokkende dingen zijn ont dekt, die ons nieuwe en andere inzichten over de hoofdluis kunnen verschaffen". In Engeland zijn overigens al proe ven genomen met malathion als remplacant van lindaan. Dat mid del staat ook in Nederland op de nominatie om als bestrijdingsmid del ingevoerd te worden. Qp het ogenblik is het malathion echter nog geen bruikbare vervanger van het lindaan. Dokter Vickers van de Haagse GG&GD: „Er bestaan mo menteel betere bestrijdingsmidde len dan het lindaan. Het malathion heeft als grootste nadeel dat het bestaat uit twee componenten, die bijzonder snel bij elkaar gevoegd moeten worden. Dat mengsel is dan bovendien nog slechts vieren twintig uur bruikbaar, waardoor het ongeschikt is om mee te geven aan ouders voor behandeling thuis. Daarnaast heeft het malathion als nadeel dat het een bijzonder verve lende geur heeft, waardoor het door de schoolzusters op de scho len eigenlijk niet gebruikt kan wor den. Je drukt dan een stempel op die kinderen. Door de farmaceuti sche industrie worden echter wel onderzoekingen gedaan om het als bruikbaar bestrijdingsmiddel op de markt te brengen", aldus dokter Vickers. Bakerpraatjes Over de hoofdluis zijn vele baker praatjes in omloop. Vroeger werd bijvoorbeeld beweerd, dat „hoofd luis een teken was van een goede gezondheid". Een in die tijd begrij pelijke bewering, want de hoofd luis is een bijzonder temperatuur- gevoelig beestje, dat sterft bij te lage of hoge temperaturen. Een patiënt die koorts heeft, zal daarom weinig last hebben van hoofdlui zen. Vaak wordt ook een verband ge legd tussen de lengte van het haar en de mate van verluizing. Vooral in de woelige jaren zestig, toen de persoonlijke hygiëne onder de jon geren een dalende tendens vertoon de, werd de mode van lange haren vereenzelvigd met verluizing. Dr. L. Blommers: „Dat verband tussen haarlengte en verluizing lijkt op het eerste gezicht ook te bestaan, omdat het aantal gevallen van hoofdluizen bij meisjes over het algemeen groter is dan bij jongens. Vergelijkende onderzoeken in En geland hebben echter het tegendeel uitgewezen. Men heeft daar de cij fers uit de jaren vijftig vergeleken met die uit 1971, toen het lange haar mode was. In 1971 bleek dat de jongens procentueel gezien min der last van hoofdluis hadden dan in de jaren vijftig". De Rotterdamse arts Huisman be vestigt de conclusie van dr. L. Blommers. Hij stelt: „Door ons is in het verleden ook altijd een recht streeks verband gelegd 'tussen de haarlengte en de verluizing. Even als tussen verluizing, hygiëne en sociaal-economische status. Dat laatste verband kunnen we echter ook niet meer duidelijk aantonen. Ook in zogenaamde „dure" wijken worden gevallen van hoofdluis ge constateerd. Die samenhang geldt bovendien in Amerika helemaal niet, omdat negroïde rassen weinig last van hoofdluizen hebben en juist tot de sociaal zwakkere groe peringen behoren". Over het verband tussen hygiëne en verluizing lopen de meningen toch enigszins uit elkaar. Terwijl dr. L. Blommers stelt dat „mensen, die niet erg hygiënisch zijn het niet sneller zullen krijgen", zegt dokter Vickers uit Den Haag dat „de meeste gevallen van hoofdluizen worden geconstateerd in de oude binnenstad, waar de hygiënische toestanden duidelijk minder zijn dan in de andere, nieuwere woon wijken". Taboe Duidelijk is overigens wel, dat een goede lichamelijke verzorging geen waarborg biedt om de luis van zijn hoofd te weren. Iedereen kan hoofdluis krijgen. Luizen zijn over lopers: zij lopen van de ene mens over naar de ander. De plaag komt vooral via onze kinderen de huizen binnen. Kinderen hebben veel per soonlijk contact met elkaar, dragen vaak eikaars kleren en vooral op kapstokken op de scholen is er een grote „overloop" van hoofdluizen. Elke week de haren wassen is bij besmetting niet voldoende. De ne ten blijven aan het haar gekleefd zitten en zullen met een niska-kam verwijderd moeten worden. Die be handeling door schoolzusters en ge neeskundige diensten levert echter vaak problemen op. Hoofdluis heeft in Nederland iets van een taboe. Daarom ging men in Den Haag ook niet over tot het huis- aan-huis verspreiden van de folder over de bestrijding van de hoofd luis. Dat in tegenstelling tot Rotter dam en Amsterdam. Dr. Blommers zou daarom willen pleiten voor meer openheid over het ziekteverschijnsel hoofdluis. „Er zijn scholen, die de GG&GD's niet waarschuwen zolang de be smetting nog geen grote proporties heeft aangenomen. Openheid daar over zou echter van groot nut kun nen zijn, omdat je er met de be strijding van de hoofdluis snel bij moet zijn. Anders loop je namelijk achter de feiten aan. Over de hoofdluis heerst nog veel schaam te. Men voelt zich vrij ongelukkig als men ermee geconfronteerd wordt. Iedereen kan echter tegen luis aanlopen. De kunst is echter om er vanaf te komen". PIET VAN DAM iWSR'x.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 15