Seth
Gaaikema
„Ik ben
een vroege
laatbloeier"
rOIET CALVINISMI
li^EEN CABARETIER
ËrEEN IDEALE
in, dat we niks voorstellen, slechts een.
radertje zijn, een ponskaart. De vind dat
een domme miskenning van de mogelijk
heden, die ieder mens heeft. Ik zeg: Jij
staat in het midden van de wereld en
alles draait om jou. In het begin was het
woord en het woord dat ben jij.
Antiek
Ik ben er van overtuigd, dat een enorme
toekomst is weggelegd voor mensen, die
met het woord bezig zijn. Die zeggen:
„Kom bij me om samen te praten, samen
te denken en het eens of oneens te zijn."
Wij cabaretiers horen bij het antiek. We
zijn ouderwetse mensen, alleenstaande
huizen, waar je omheen kunt lopen.
Dat ik daarnaast ook zakenman ben, valt
met mijn opdracht best te rijmen. Geld
geeft je zelfstandigheid en maakt je min
der afhankelijk van anderen. Van een
AVRO, een Phonogram, een theaterdirec
teur. Ik heb betalend publiek nodig om
mijn zaak met zeven medewerkers te
kunnen runnen. Maar geld interesseert
me alleen voorzover het dat hoofdstuk
één: „je zelfstandigheid", betreft. Voor de
rest heb ik er weinig behoefte aan. Je
kunt rustig in een auto rijden, maar je
moet de fiets niet vergeten. Centrale ver
warming is een aangename luxe, maar
houd in hemelsnaam ook dat straalka
cheltje in de smiezen. Ik heb gemerkt,
dat ik zelfs in mijn eetgewoonten een
ingebouwde seismograaf heb. Ik eet op
het niveau van een eerlijke biefstuk. Al
les, wat daarboven zit, de truffels en de
kaviaar, wordt door mij argwanend beke
ken.
Ik vind het vak ook oneindig belangrijker
dan de poen. Vroeger zeiden ze na afloop
van de show vaak: „Meneer Gaaikema,
zullen we even afrekenen?" Dan zei ik:
„Stort het maar op mijn giro". Ik wilde
dat geld niet zien. Net als bij een dokter:
de rekening komt pas na afloop.
Ik doe dit vak namelijk voor mijn plezier.
Ik vind het geinig om een goeie transactie
af te sluiten, om voor een zaal met 2000
mensen op te treden. In Amsterdam ga
ik ook wel eens naar het Nieuwe de la
Mar om te zien, hoeveel mensen er vóór
de kassa staan. „Effe naar mijn rij kij
ken", heet dat thuis.
Maar als het plezier verdwijnt en alleen
de schnabbeltoer overblijft stel je als
cabaretier geen moer meer voor. Alles is
immers vóór jou al honderden keren
gezegd. Pisuisse zong in de dertiger jaren
ook „Mens durf te leven". En als ik nu
hetzelfde beweer zal ik er wel persoonlijk
in moeten geloven.
Daarom ben ik blij, dat we een ouder
wets gezelschap hebben. Mijn assistente
Pauli zorgt vaak voor een bloemetje in
de kleedkamer en na afloop wordt er
altijd langdurig nagekaart En als er ook
maar een heel klein kansje is, dat het
's avonds wat gaat misten kijken we el
kaar zwijgend aan en weten we, hoe laat
het is. Het is onverantwoord om naar
huis te gaan. Wij blijven vannacht met
zijn allen logeren".
LEOTHURUJG
CeidócSouotmt
Laatbloeier
Gaaikema, die zichzelf een vroege laat
bloeier noemt heeft inmiddels ontdekt,
dat hij meer te danken heeft aan zijn
ouders, dan hij eens vermoed heeft.
„Mijn vader en moeder zijn beiden domi
nee. Logisch dus, dat ik met het woord
ben groot geworden. Het woord werd me
met de paplepel ingegeven. Daarbij was
ik ook nog eens uitzonderlijk slecht in
gymnastiek mijn zwaantjes leken ner
gens op en daarom moest ik mijn
geldingsdrang noodgedwongen in andere
dingen uitleven. Goed, in gymnastiek was
ik een zoutzak, maar ik kon weer iets,
wat de andere jongens niet konden: ik
kon een beetje schrijven.
Ik heb toen wel geroepen: „Wat er ook
gebeurt, maar dominee word ik nooit".
Later heb ik zorgvuldig de sporen van
mijn jeugd in domineesland uitgewist. Bij
ons thuis lagen bijvoorbeeld harde ko
kosmatten op de vloer. Een typisch calvi
nistisch trekje. De mens is nu eenmaal
niet voor zijn lol op aarde. Kokos was
trouwens praktisch en onverslijtbaar. Het
enige bezwaar was, dat je van het veel
vuldig bidden ribbeltjes in je knieën
kreeg. Toen ik dan ook mijn eigen huis
in Amsterdam ging inrichten liet ik over
al vast tapijt leggen. Tot in het toilet toe.
Want dan ga je doordraven.
En wat zie ik nu gebeuren? Ik ben aan
een nieuwe vloerbedekking toe en kies
sisal, een veredeld soort kokos, dat even
hard en even praktisch is. De dominee
in mij is dus duidelijk aan de winnende
hand.
Voedingsbodem
Hét calvinisme is trouwens een ideale
voedingsbodem voor een cabaretier. Ze
hebben van de kerk nou wel een dodelijk
serieuze zaak gemaakt, maar toevallig
werkt het ontbreken van humor diezelfde
humor wel in de hand. Als zoon van een
dominee in tweevoud leer je spelender
wijs relativeren.
Ik vind godsdienst daarbij een goeie
zaak. Ieder mens heeft de behoefte om
boven het Hollandse gepruttel uit te stij
gen, om boven zichzelf uit te denken. En
daarom is het zinvol, dat er huizen zijn,
waar zoiets mogelijk is. Doodjammer
vind ik het, dat steeds meer kerken ver
dwijnen, want daarmee verdwijnen ook
de rustpunten, waar je kunt eten van het
woord. Ik zeg er nadrukkelijk bij: „mag".
De tijd, dat zulke dingen moesten" is
gelukkig voorbij.
Als cabaretier (in Duitsland noemen ze
me een „dichter-cabaretier" en dat dekt
mijn lading eigenlijk beter) beoefen ik in
feite dezelfde stiel als mijn vader en
moeder. Ook ik probeer op mijn manier
een injectie te geven voor een leefbare
maatschappij. Ik beweer alleen niet, dat
dominees eeuwen lang gezegd hebben,
dat God alles is en de mens niets. De
betweters van nu, de psychologen en
andere gogen borduren trouwens op dat
zelfde patroon voort en prenten ons ook
Het vingertje van opper-school-
meester Joop den Uyl, één van de
succesnummers uit zijn nieuwe
show, heeft Seth Gaaikema inmid
dels een kerstkaart vol goeie wen
sen van premier Den Uyl opgele
verd. Oom Joop heeft ook beloofd,
dat hij binnenkort naar Seths show
komt kijken om getuige te zijn van
diens vermanende vingerwijzing.
GVAN
EKST
ralgende
letalen
rolgende
>e talen
ntjes
een of 2
letter-
mm.
en tetefo-
ijk aange-
dag vóór;
J
en
degene
armband!
jrengt. Va
76 in Leitj
eel
oden
ons bij voorkeur op zijwegen, praten over
alles, behalve over die ene belangrijke
zaak. Toen prinses Irene ging trouwen
werd in alle huiskamers van Nederland
alleen nog maar gepraat over dat ene
stel. Marcus Bakker heeft toen de histori
sche woorden gesproken: „Prinses Irene
is onze nationale bijzaak".
Ik vind het overigens een voordeel, dat
Nederlanders steeds weer zijwegen op
zoeken. Want daar is het toevallig wel een
stuk gezelliger dan op de autobahn. Op
de autobahn kun je alleen maar opschie
ten. Op zijwegen kun je genieten".
niet zeggen, dat je Amsterdam in je zak
hebt.
Nu heeft Bremen een binnenstad met
uitsluitend éénrichtingverkeer en als je er
éénmaal in zit komt je er nooit meer uit.
Ik reed van mijn hotel naar het theater,
zo'n lief zaaltje Ia PePijn in Den Haag,
maar ik kwam steeds weer uit op hetzelf
de plein bij dezelfde kerk. Een kwartier
vóór de show struikelde ik asgrauw de
kleedkamer binnen. Op van de zenuwen
als een monter wrak. Het nulpunt was
wederom bereikt.
Er zaten die avond 150 mensen in de zaal.
Betalende bezoekers die de moeite had
den genomen om naar een vrijwel onbe
kende Nederlander te komen luisteren.
„Het moet lukken", dacht ik, „als ik kans
zie om mijn emoties over het voetlicht
te tillen pak ik dit publiek". Ik sprong
naakt in het diepe en kreeg twee urn-
later een staande ovatie en de dag erna
schitterende kritieken in de kranten.
Breekpunt
Na de groten (al dan niet vermeend) der aarde zoals
Paul Krüger, president Eisenhower, de Sjah van Perzië
en keizer Haile Selassie heeft ook cabaretier Seth Gaaike
ma een plaats gekregen in het gastenboek (geschatte
waarde 50 mille) van hotel Des Indes. Onder het alziend
oog van directeur Hans Haan zette hij zijn handtekening
WERKENb
te salon. I1- -
LING. Hs
gt Pel
~£m..
iz-öjöö. r
m feest om hit
Duyvenvtf die
r. 18. BUK ner&enï
Mm" HAAO ,n Hotel Des Indes. die
1-jk gecapitonneerde bonbonnière, waar-
of mtf j)en Haag zijn appels voor een be-
Tiaafde dorst bewaart, zegt de 37-jarige
SuDerm/on*ne'se dom'neeszoon Seth Gaaike-
Kerkstr a: »®en Haag is een verrukkelijke stad
12-8388 M)r 6611 cabaretier. Het is voor mij ook
it om hier te spelen. Dat brekelij-
die lachjes van pluche, die
nergens anders. Het is ook een
"jetje Engels: het publiek stelt zich niet
In, vindt het ordinair om meteen zijn
[voelens op tafel te gooien. Den Haag
ook de enige stad, waar na afloop van
show oude dametjes in de kleedkamer
imen om te zeggen, dat ze weliswaar
:ht genoten hebben, maar dat het
:1 toch een tikje te luid was. Dan
je het dus een avond lang gehad
allerlei problemen, God erbij ge
ld en de wereld omgespit. En het
:e, dat ze zeggen is: .Jammer, dat de
:iek zo hard was". Noem dat maar
it verrukkelijk".
n, 5-daajn matinee in het Haagse Congresge-
vrij. T»uw is inmiddels een overdonderend
Berensicces geworden. Er zaten 2100 mensen
I de Prins Willem Alexander-zaal en
tel. ovenak vóór het begin moesten nog in vlie-
inde haast extra stoelen worden bijge-
6 bou^atst. „Zo'n menigte geeft je eeh énor-
i.z.ge kick", zegt Gaaikema. „Stel je voor:
acht 68.1» bezoekers achterin kunnen je nauwe-
iks zien, ontdekken alleen in de verte
imte tln hoofd. Maar toch wil je die mensen
ngeb. aar voor hun geld gevep. En dat bereik
niet met grove effecten, met
CABARfhreeuwende teksten. Je kunt ze alleen
in nieui je cirkel trekken, als je kans ziet om
ars, koffidrechte emoties over te brengen. Als je
gelijks Aniet kleine mededelingen, met wezenlijke
ange M Jappen je publiek benadert.
i timmer zo'n twintig jaar aan de weg.
imte t> 1957 was ik de Groningse student, die
vr. nodig de planken op moest. Maar nu
iet mijn laatste programma „De Familie
IK MElfdlekeur" heb ik pas het gevoel, dat ik
met spdndelijk een beetje aan het werk ben.
er. Tel. Olat ik aan het begin sta. Ik heb mijn
iven lang al anders tegen de dingen
igekeken, maar ik had altijd het ge
il, dat die eigen visie niet interessant
inoeg was voor het theater. Je keek
lar de grootmeesters, naar Hermans en
en je dacht: als ik succes wil hebben
ioet ik grappen maken. En dat deed ik
ngeb. üs braaf. Grappen om de grappen. En
fodat iedereen riep, dat ik niet kon
)F KOPERS611 stopte ik zo weinig mogelijk lied-
hypotheePs hi mijn programma,
op metL
gg raven i j
ifoon
lid. zitten nog in een cocon en durven
3 enz l^een maar te hniteren. Het broeit wel
E—Jan binnen, maar het komt er nog niét
GEMAA^ En dat Proces moet je niet versnellen,
iakt e moet niks forceren, want anders krijgt
takt I?. persoonlijkheid de tijd niet om te
iakt ^Pen. Je bent die eerste jaren een foto:
iakt ir mag vooral geen licht bij komen. Alles
1LEGD ihoet in het donker gebeuren, want an-
fcrs raak je overbelicht.
Dm in dit vak te slagen moet dan ook
Jj°g aan drie voorwaarden worden vol-
str. 214, daan. Allereerst moet je talent hebben,
4- flaarnaast dien je te beschikken over de
luiste mentaliteit en ten slotte moet je
Die avond is voor mij het breekpunt
geweest Vanaf dat moment had ik het
gevoel, dat er wezenlijk iets gebeurt in
mijn show. De mensen zeggen nu: „Die
jongen heeft wat te zeggen, die hangt niet
een avond lang de lolbroek uit, maar
komt aandragen met gedachten, die wij
ook hebben". In Duitsland werd na
afloop ook duchtig gediscussieerd, want
daar is een Duitser dol op. Hij wil zo
gauw mogelijk griindlich tot de kern
doordringen. En daarin verschilt hij dui
delijk van een Hollander. Wij begeven
ook nog de kans krijgen om op te vallen.
Je kunt jaren ploeteren, de fijnste dingen
doen, maar toevallig de domme pech
hebben, dat het licht niet op je valt.
•Dit land heeft er trouwens een handje
van om alles te kleineren. Een Nederlan
der zegt maar al te graag: „Dat kan ik
niet." Ik weet, dat het rondom ons heen
barst van het talent, maar steeds wordt
er geroepen: „Ach nee, dat stelt niks
voor." Een Nederlander stelt zich bij
voorkeur kleiner op dan hij is en door
die eigenschap vindt er een deformatie
in zijn ziel plaats.
Enorme flop
Die ommekeer in mijn carrière heeft dit
jaar plaats gevonden in Duitsland. Ik was
er vier jaar terug al eens opgetreden voor
de televisie en dat was toen een enorme
flop gewórden. Waarom? Je kunt natuur
lijk huilerig gaan beweren, dat het aan
de zaal lag. Flauwekul natuurlijk. Het
was de schuld van Gaaikema. Die had
zijn huiswerk niet goed gedaan. Ik herin
ner me, dat ik in de trein van Amsterdam
naar Groningen een krant opensloeg en
een kop zag, die vet over de hele pagina
gedrukt was: „Gaaikema mislukt in
Duitsland". Ik ging op dat moment dwars
door het nulpunt Het fiasco was com
pleet.
Toch dacht ik op dat moment: misschien
is het niet helemaal mijn schuld geweest.
Ik ben een terriër. Ik had dus nog een
rekening met Duitsland te vereffenen. Ik
moest nog een appeltje met die Germa
nen schillen. Daar heb ik mee gewacht
tot dit jaar: toen heb ik met Monica Thé
mijn hele show vertaald en omgegooid.
Ik heb er meer dan 100 onzinnige grap
pen uitgegooid. Van die flauwiteiten als:
„Ik kom bij de psychiater en die had in
zijn kamer een enorm koud buffet opge
steld. En in het midden zat een dame in
de puree". Achter zulke gezochte woord
spelingen wilde ik me niet langer verstop
pen. Volgens mij werd het hoog tijd, dat
ik me ging bezig houden met de essentië
le dingen.
Ik heb daarna gezegd: „Huur maar een
klein theatertje ergens in de Duitse pro
vincie en dan kom ik daar voor niks
optreden met mijn hele hebben en hou
wen. Met het combo, het licht, alles erop
en eraan".
Dat gebeurde in Norden, zo'n uitgeblust,
kwijnend dorp, waar niks te beleven valt.
Het miezerde en vanuit zee dreven nevel
slierten het land binnen. Het leek nergens
op. Het schooltje, waar ik moest optreden
was steriel en verdrietig zoals alle school
tjes op het platteland. En in het café aan
de overkant kon je niet eens koffie krij
gen.
Halve klant
Vóór de show kwam de concierge nog
zeggen, dat de convocaties wat laat de
deur uit waren gegaan. Hij kon dan ook
niet met zekerheid zeggen, of ze de men
sen nog op tijd bereikt hadden. Ik zeg
tegen de muzikanten: „Jongens, wacht
nog effe met omkleden, want waarschijn
lijk gaat de hele voorstelling niet door."
Maar waarachtig: om kwart vóór acht
duikt uit de mist een oudere dame op.
Tas stijf onder de arm, hoedje op het
hoofd. „Herr Kaikema", zegt ze, „leider
kan ik alleen tot aan de pauze blijven,
want ik durf mijn oude vader niet zo lang
alleen te laten". Ik weer naar het combo
met de mededeling: „Jongens, het zit er
dik in, dat er vandaag geen pauze is. Als
onze halve klant de enige blijft, spelen
we het programma in één ruk door".
Toen ik begon zaten er toch nog veertig
mensen in de zaal, die welwillend mijn
gehannes volgden. De microfoon deed
het niet en ik verslikte me onophoudelijk
in de Duitse umlauten. Tenslotte begon
het publiek me te helpen, me vóór te
zeggen. „Seth", dacht ik, „het drama is
compleet. Je bent in het zicht van de
haven jammerlijk verdronken". De vol
gende dag stonden er toch nog twee
aardige kritieken in de plaatselijke kran
ten.
Asgrauw
Toen kwam Bremen. „D'r op of d'r on
der", zeiden we tegen elkaar. Per slot van
rekening wordt showbusiness gemaakt in
de steden. Als je tussen de schuifdeuren
in Rodeschool succes hebt, wil dat nog
Seth Gaaikema: „De dominee in mij is duidelijk aan de winnende hand".