Rients Gratama
KERSTMIS 1976
NA
20 JAAR
NOG
ALTIJD
„JONG
EN
VEELBELOVEND"
„IK
BEN
NOG
STEEDS
EEN
ONGESCHOOLDE
HUMORIST"
Karei Bokhorst hapt
lucht tot in 1893
dat daar oude lucht in de sarcofagen zou zijn,
maar liet bleek dat de deksels om de zoveel tijd
open gingen om de mummies af te kunnen
stoffen.
Een van de grootste problemen was en is nog
steeds om de oude lucht uit de voorwerpen te
halen zonder dat er „nieuwe" lucht bijkomt. Dat
is dan ook de reden waarom professor Rasmus
sen met dit internationale onderzoek min of meer
gestopt is. De resultaten van het Zuidpoolijs zijn
al hoopgevend genoeg.
Karei Bokhorst is er niet rouwig om. „Ik heb
er met plezier aan gewerkt. De monsters lever
den echter in Amerika onverwachte moeilijkhe
den op. Wat niet wegneemt dat ze nu in Amerika
een zo unieke collectie oude lucht hebben, dat
ze die voorlopig bewaren tot ze bedacht hebben
wat er verder nog aan onderzoek aan gedaan
kan worden.
De meest waardevolle monsters zijn toch wel die
uit het Zuidpoolijs. Kijk, bij al die andere mon
sters is er door mensen ingegrepen. Neem nou
die glazen stop van een fles van mij. Dat glas
is bij het smelten verhit tot zo'n 1300 graden.
Dan kan de lucht die erin zit veranderd zijn. Met
die visserijbollen gaat het al wat beter. Die zijn
groter. Er zit dus meer lucht in die daardoor
niet zo sterk verwarmd werd. Dat soort dingen
moet je ook allemaal onderzoeken, niet alleen de
lucht zelf, maar ook de effecten van alle mogelij
ke handelingen. Dat maakt het allemaal erg
kostbaar.
Er gaat een nieuw onderzoek komen. Overigens
niet meer van professor Rasmussen. Tot nog toe
heeft Akzo het opzoeken van oude lucht betaald.
Alle FCC-fabrikanten betalen mee aan het on
derzoek. We hebben er natuurlijk belang bij en
we zijn er wetenschappelijk natuurlijk ook in
geïnteresseerd wat er nog meer in die oude lucht
zit, maar het is nu minder een Akzo-zaak. Om
dat nu ook allemaal nog te financieren in een
tijd dat het Akzo niet zo goet gaat..."
Karei Bokhorsts speurtocht naar oude lucht zit
erop. De speurtocht naar de beïnvloeding van
ons rriensen op de ozonlaag nog lang niet. Nog
vele jaren, misschien wel tientallen, zullen moe
ten volgen om precies te weten wat voor schade
wij - tot nog toe onbewust - aanbrengen.
En als we het weten, wat dan? Zullen we dan
de spuitbussen van de ene dag op de andere
uitbannen? En hoe moet het dan met de oksel
frisheid en de kerstsneeuw?
GERARD CRONÊ
DEN Wie van een cabaretier-privé
ie buiten keert, is op de Spanjaard-
Rients Gratama aan het ver-keerde,
■friese kleinkunstenaar met het achte-
stemgeluid kijkt vanuit z'n hoge
relativerend tegen de dingen
veGrote Boodschap in handige verbale
erpakking valt er bij hem niet te
n,Wel een vriendelijk pogen zichzelf
iloot tussen de koffiekopjes op tafel
Rients Gratama wel de aardigste
die Nederland rijk is. Al was het
om zijn uitspraak: „In Friesland ben
•oemd. Daarbuiten iets minder". Gra-
en brengt je van en naar het station,
■eg nog even een plaat voor een van
in z'n cabaret die jarig is, vertelt over
jke verhuizing naar een boerderij in
raar hij alleen maar per eigen roeiboot
zal zijn en zegt over z'n status van
federlander: „Ik denk dat ik bekender
i'n Berenburger-reclame op de televi-
al het andere dat ik gedaan heb",
itering-met-een-grijns, zonder spijt uit-
want Gratama heeft nu eenmaal voor
ndere cabaret-route gekozen dan een
zijn collega's. Gratama: „We zitten
nog wel eens te lachen als ik de
jels over me lees. Na twintig jaar in
in ik nog altijd „jong en veelbelovend",
inieuwd hoe lang ik dat vol kan hou-
eli is een onomzeilbaar trefwoord in een
net Rients. Logisch. Gratama is ooit
grapjas-in-aanbouw op de biljarts
s en verenigingshuizen in de Friese
al heeft hij zich daarna op een zeer
ier ontwikkeld in de Algemeen Be-
lederlandse „Nachwuchs" van Sonne-
iens gelijken, nog altijd voert Gratama
taal hoog in het cabaret-vaandel met
programma in de omstreden „eigen"
bezigheid die hijzelf niet lijkt te zien
*r] >rm van provincialisme, maar misschien
en blijvende hommage aan dat prille
•atama: „Het Fries leeft, jazeker, en
nog meer dan ik dacht. M'n Friese
speel ik toch zo'n veertig maal. Er
te ijk emplooi voor. Fries is een gezellige
Jlastische taal. Je kan er andere dingen
dan in het Nederlands. Het heeft iets
er mekaar" al moet je oppassen voor
- eid. Maar het gekke is dat het Fries zich
Toort culturele taal aan het ontwikkelen
holen kun je Fries en Hebreeuws er bij
is modieus om Fries te kunnen praten,
in hogere kringen vroeger Frans. Aller-
zitters van tweede woningen hier begin-
5 te leren. De cursussen zijn niet van
Tekstschrijver Herman Pieter de Boer
is komen wonen spreekt bijvoorbeeld
Fries".
at Fries in het cabaretleven van Grata-
ijzaak. Hij heeft zich via het Algemeen
al jaren her in de nationale kijker
als een milde nar in het koninkrijk van
Geen man die hoogstandjes pleegt te
aardoor ook een minder duidelijk pro-
dan broeders in de kunst als Paul van
Seth Gaaikema. Gratama: „Ik heb een
:hoefte aan relativeren en dat verheel
;t toneel niet. Misschien is het een brok
ïerming, maar met Gratama privé heeft
liek geen fluit te maken. Een beetje
lig doen om dan te horen „Die man is
daartegen zeg ik néé. Ik sta niet op.
:en omdat ik een boodschap heb, maar
't vroeger zo graag wou. Ik treed straks
een gezelschap agogen van de nieuwe
iteit hier in Leeuwarden, maar een mar-
cabaret krijgen ze dus niet. Ik hou erg
mengsel van show en cabaret. Ik ben
m'n tweede seizoen bezig met m'n pro-
blauwe maandag". Daarin treed ik op
lalf jonge mensen, vers van de Klein-
ademie. Natuurlijk ga ik straks weer wat
doen, want je loopt het gevaar dat je
tussen een aantal bewegende jongelui,
et is wel tegelijkertijd een soort cabaret-
ikel. Als er getapdanst wordt, wil ik ook
dan zal je me hier ook in de gang
vinden waar ik sta te oefenen. Maar een
>or alleen op het toneel ben ik eigenlijk
in liedje, een conference, een typetje, dat
„clean".
king die ook niet zomaar kwam. Gratama: „Ik
heb een aardige voedingsbodem in m'n ouderlijk
huis gehad. M'n vader was voorzitter van de
fanfare. Ik ben dus met de Muze opgevoed, hoe
beperkt ook. Daarna schoolcabaret en na de
HBS 't bedrijfsleven in'. In de export. Tedman
de Vries had toen 't enige professionele gezel
schap in Friesland en in '57 ben ik zelf begonnen.
Sonneveld kwam op m'n spoor toen Phonogram
een Friese elpee van me ging maken. De produ
cer, Rine Geveke, zelf een Friezin, zei tegen
Sonneveld: „Je moet dit bandje eens beluisteren.
Je verstaat er geen moer van, maar 't is wel erg
leuk". Toen kreeg ik van Sonneveld een brief
dat-ie met me wilde praten. Dat vond ik schitte
rend. Toen ben ik losgekomen". Een stuk be
kendheid heeft Gratama bij eep zeer groot pu
bliek in elk geval ook gekregen via z'n radio-op
treden, afwisselend met Eef Mulder in „Mobiel".
Gratama: „Ik heb dat vijf jaar gedaan. Met groot
plezier. Je ging er altijd heen van: Wat zal me
vanmiddag weer gebeuren. Je wist het namelijk
nooit. Een leuke uitdaging. En je moest er-tijd
voor iedereen in vinden. Of het nu klootschieters
waren uit Hardenberg of een vereniging vendel-
zwaaiers. We zijn er nu mee gestopt, want op
't laatst dreutelde 't maar aan".
Een groot deel van z'n teksten schrijft Gratama
zelf. Hoe? Gratama: „Eigenlijk werk ik niet. En
daar ben ik zeer dankbaar voor. Je stapt in je
bed en je krijgt iets in je hoofd waarvan je
denkt: „Hé, dat moet ik opschrijven, 't Overvalt
je altijd. Noem 't een soort opperwezen, inspira
tie, of hoe heet dat. Maar je mag in elk geval
niet in slaap sussen. Dat cabaret mag geen
moment van je wijken. Je krijgt ideeën terwijl
je zomaar in 't gras zit. Een bewustzijnsvernau
wing dus, of misschien wel een bewustzijnsver-
wijding. Daarnaast werk ik wel met tekstschrij
vers om eenvormigheid te vermijden. Friso Wie-
gersma, Ben Rowoldt, Jan Boerstoel van Don
Quishocking en Herman Pieter de Boer. Je gaat
met mekaar zitten praten, ideetjes ontwikkelen.
Zo'n tekstschrijver moet je leren kennen, want
hij kan dan wel mooie teksten maken, maar 't
gebeurt vaak dat ik zeg: „Leuk, maar ik krijg
't m'n strot niet uit".
„Ik ben iemand die komt zoals-ie is, hoe preten
tieus dat misschien ook klinkt. Natuurlijk denk"
je wel over wat je doet. En soms kom je dan
opeens op dat paniekerige moment' dat je denkt:
o jee, één keer komt 't uit dat 't allemaal niet
zoveel is. Je gaat weer een andere vorm zoeken
en je bent verbijsterd als je toch weer verder
't land door komt. Er zijn ogenblikken dat je
opeens zegt: Ik moet meer aan m'n toekomst
denken. Maar daarna is 't weer: Ben je belazerd.
Ik ga gewoon door. Ik ben niet zo iemand die
een lijn uitstippelt en eraan denkt wat ik over
zoveel jaar zal doen. Ik heb lak aan al die
verhalen over de Lucht van de Schmink. Maar
soms ben ik toch meer artiest dan ik zelf denk".
Rients Gratama gaat door met zijn zoals hij is
en daarmee is z'n eigen plaats tussen alle andere
geaarde cabaretiers die ons land overbevolken
verzekerd. Al is Gratama wel een man die met
z'n 44 jaar nog steeds' af en toe in de banken
van de Kleinkunstacademie wil kruipen. Grata
ma: „Niet dat een school alleen zaligmakend is.
En ik doe 't ook wel goed, merk ik, maar ik
weet vaak niet waaróm. Daarom ga ik bij Johan
Verdoner een onderhoudsbeurt halen. Waarom
je bij een bepaald nummer beter kan gaan zitten
dan staan. Laatst kwam m'n vrouw een paar
maal kijken, en die zei: Hé, vandaag was dat
nummer ineens veel beter. Gisteravond zat je er
bij op die hoge kruk en toen was je opeens net,
Dean Martin. Helemaal niet zo aardig". Rients
Gratama grijnst nog eens: „Tenslotte ben ik nog
steeds een ongeschoolde humorist".
BERT JANSMA
IN HOEVERRE BEÏNVLOEDEN
WIJ DE OZONLAAG?
AMERSFOORT Karei Bokhorst heet hij offi
cieel. Bij het kantoor van Akzo-Chemie in
Amersfoort heeft hij in de afgelopen maanden
de bijnaam gekregen van „Oude-Iuchthapper".
't Is een goedaardige bijnaam, want erg veel
spot zit er niet in. Bokhorst heeft maanden
geleden van zijn bedrijf de opdracht gekregen
om lucht dat wat wij inademen van zo
lang geleden als maar mogelijk is naar Amerika
te sturen, waar professor Rasmussen die zou
onderzoeken.
Waarom is men daar zo in geïnteresseerd? Wel,
een paar Amerikaanse geleerden, Molina en
Rowland, beweren dat door de drijfgassen in
spuitbussen de freonen, of als u dat liever heeft:
FCC, de ozonlaag rond de aarde, kan worden
aangetast. De aarde kan niet zonder die ozon
laag, want die fungeert als een soort bescher
ming tegen de felle stralen van de zon. Waarbij
dan voornamelijk gedacht moet worden aam de
ultraviolette stralen, die huidkanker kunnen ver
oorzaken. De fabrikanten van de drijfgassen,
zoals Akzo, willen nu maar al te graag weten
in hoeverre de massale opkomst van de spuitbus
sen de lucht van vandaag de dag bezwangerd
kan hebben.
Onderzoekers moeten daarom beschikken over
betrouwbare luchtmonsters uit het verleden voor
een vergelijkend onderzoek. Een TV-uitzending
over het opgraven van een Amerikaanse Libera-
tor-bommenwerper in een van de IJsselmeerpol-
ders haalden ook Amerika. Vandaar kwam de
noodkreet aan Akzo-Chemie in Amersfoort om
na te gaan of de banden van dit vliegtuig nog
oude lucht bevatten.
Daarna de mededeling: stuur ons meer oude
lucht, zodat we vergelijkingsmateriaal hebben
met vroeger tijden. Karei Bokhorst kreeg de
Karei Bokhorst achter een verzameling oude lucht.
opdracht om naar oude lucht te zoeken. De
oude-luchthapper ging aan het werk.
En met succes. Van alle kanten kwam de oude
lucht. Luchtmonsters uit vele jaartallen. Het
oudste is van 1893 en bevindt zich in een boei
die voor Bruinisse in zee ligt. Het drijverlichaam
is nimmer meer geopend. De lucht uit die boei
en uit andere grotere stukken zou professor
Rasmussen in het najaar zelf komen aftappen.
In een door Akzo in Arnhem beschikbaar gesteld
laboratorium zou hij de Nederlandse luchtmon
sters gaan analyseren, maar daar is uiteindelijk
niets van gekomen. De monsters zijn naar Ameri
ka verzonden. De deeltjes van het betrokken gas
zijn gemeten per gram op een miljoen ton lucht.
Inmiddels is al komen vast te staan dat de natuur
zelf altijd al de ozonlaag afbrekende stoffen
heeft geproduceerd. In lucht, gevonden in een
fles van voor 1920, werden bijvoorbeeld deeltjes
aangetroffen in een concentratie van dertig gram
op een miljoen ton lucht.
Het bleef niet bij vliegtuigbanden en de lucht
uit de boei. Later kon nog een pingpongballetje
dat tussen 1900 en 1910 was gemaakt naar
Amerika worden gestuurd, een belletje lucht in
een fles wijn van 1924 en lucht uit een landmijn
uit het Nederlands-Indië van 1935. Gevonden zijn
ook nog granaten, torpedo's, hoogtemeters van
ballons en oude vliegtuigen, het buizenframe van
een oude Fokker, de luchtbel in de stop van een
oude kristallen flacon, die de overbuurvrouw van
de heer Bokhorst in haar huwelijk in 1924 kreeg
en glazen bollen waaraan vroeger de vissers hun
netten lieten drijven.
Professor Rasmussen reisde zelf af naar de
Zuidpool om daar lucht te onderzoeken die al
eeuwen in bèlletjesvorm in het ijs zit ingevroren.
Particulieren hielpen over de gehele wereld, en
zeker hier in Nederland, geweldig mee aan de
„windhandel". Van alle kanten kreeg hij aanbie
dingen. De mooiste vond hij toch wel die van
de glazen stop van een fles, zoals hierboven al
genoemd is.
Het meest griezelige onderzoek is misschien wel
geweest dat van de twee puntgave mummies in
de abdij van het Limburgse Thorn. Hij hoopte