Leefangst drijfveer diepste van alcoholist KERSTMIS1976 ."js*a -a; r' Ml stijging die dat gebruik te zien geeft De consumptie van bier heeft zich sinds 1966 verdubbeld, het ver bruik van gedistilleerd sinds 1968 en de consump tie van wijn sinds 1970. Alles per hoofd van de be volking. Als die tendens doorzet, zullen we het alco holniveau van de Zuideu- ropese landen spoedig evenaren. Dat vooruitzicht is onrustbarend omdat vast staat dat een toename van het drankgebruik in een land samengaat met een toename van het aan tal mensen dat door drank in moeilijkheden komt. Alcoholisme is een nare ziekte. Een verslaving, die zich heel langzaam ontwik kelt. Zowel de patiënt zelf als zijn omgeving realise ren zich doorgaans pas in een laat stadium wat er aan de hand is. Ben je een maal ziek, dan is het be paald een toer om er weer af te komen. Het kón wel, maar het is geen sinecure. Een man die het alcoholis me aan den lijve heeft on dervonden is Dees Postma (44). Hij is doodziek ge weest, onderging in de Jel- linek-kliniek een verple ging van enkele maanden, maar herstelde. Postma is nu de directeur van deze kliniek. it bi Ik werd zo rustig als nooit tevoren e me veilig. Zo'n gesloten afdeling met daar kan je niet uit, maar er kan ook niemand in. Na een paar weken vroeg de vloeren mocht schrobben. Dat mocht l£ een'maand lang het ik me rot gewerkt. I stroomde aan alle kanten mijn lijf uit. 1 ervan hoe lichaam en geest geleidelijk i 1 tot zichzelf kwamen. Ik was vrij en n bang- Na 35 jaar van constante en voo groeiende angst, een kick van jewelste. In de oren van buitenstaanders klinkt tuurlijk raar. Altijd bang geweest tijdje een kliniek in, geen alcohol gebi en alle vrees is weg. Je moet daarbij tw« bedenken. Op de eerste plaats, zo heb il mijn ervaringen achteraf geanalyseerd, matig alcoholgebruik een dwangmatige tie van lichamelijke en geestelijke pro< gang die verschillende gevolgen hebben, der een toename van je bangheid. Als valt dat geleidelijk aan weg en wordt ji vrees vergelijkenderwijs dus minder. Tei heb ik met het uitbannen van de drank oude levenshouding veranderd. Niet alle ik niet meer in de drank vluchten - helemaal niet meer vluchten. In plaats af te keren van de problemen keerde ik toen af juist naar de problemen toe. Als je inziet dat dat voor jou de eni houding is valt tegelijkertijd de vrees goeddeels weg. Zo precies kon ik dat tijdi behandeling natuurlijk allemaal nog ni( woorden brengen. Het was meer intuïtii het was er wel. God, wat voelde ik me oj Na mijn behandeling is alles verder vr verlopen. Niet moeiteloos. Als iemand d uit zijn leven wegsnijdt, blijft ie met eer gat zitten, dat gevuld moet worden. Tol is me dat goed gelukt. Echt in drankmo den ben ik niet meer gekomen. Na mijn - in totaal heb ik in de Jellinek- en Val niek vier maanden doorgebracht - ha< ongelooflijke geluk snel nieuw werk te Bij een grafische vereniging in Amsterdi jaar ben ik daar in dienst geweest. Toei bij de Jellinek-kliniek de directeursfun cant. Ik heb gesolliciteerd, ben aangeno zit hier nou alweer drie jaar. Ik heb 1 naar mijn zin. De hele alcohol-problemati me fascineren. Hoe help je mensen ervan af. Welke lóten zich ervan afbrengen en welke door tot het einde. Het houdt me constan Dees Postma zwijgt. Het verhaal is roni wil weten waar zijn vrouw en kinderen We drinken nog één kop thee en staan „Voor mij is het een duidelijke zaak", be „Drank is voor mij de dood. En ik w Leven verdomme en gelukkig zijn. Geluk Alleen je treft het nooit op een vlui Je moet er spijkerhard voor werken, dl komt het je soms. Heel af en toe ben echt gelukkig. Zo intens dat ik erva huilen". WILLEMS „Het was begin 1968. Ik zat in mijn eentje in een flat in Vlaardingen. Een flat met een bed, een stoel en een muziekinstallatie. Verder niets. De gordijnen dicht. Ik draaide platen en liet me vollopen. Hollandse cognac. Veilig voelde ik me daar wel, maar tegelijk doodongelukkig. Bij mijn gezin was ik al een poosje weg en ik voelde ine sterk geïsoleerd. Ik dronk en droomde en hield op die manier krampachtig vast wat er nog over was. Slapen lukte nog maar heel slecht, 's Avonds zette ik alvast een glas klaar voor de volgende morgen. Een glas en een buisje aspirine. Toch ging ik wel naar mijn werk. Gewassen, geschoren en piekfijn in het pak. Mijn kleren liet ik telkens weer stomen. Maar ik was bang. Mijn bureau zat tjokvol brieven, die ik niet durfde openmaken. Alles bedreigde me. Tegelijkertijd dreef ik die dreiging zelf verder op. Het is heel gek, maar in een dergelijk stadium ga je uitproberen waar nu werkelijk de grens ligt. De grens van het einde. Want dat het einde naderde was duidelijk. Ik kwam steeds later op mijn werk, stoorde me alsmaar minder aan bijvoorbeeld juridische vervalter mijnen en kwam in het algemeen steeds minder mijn afspraken na. De dreiging groeide. Ik dronk en droomde. Maar geen haar op mijn hoofd die vermoedde dat ik alcoholist was. Ik kan niet leven, dacht ik, ik ben gewoon niet in staat me binnen de paden van dit leven te bewegen. Uiteindelijk ben ik, in een laatste poging om mijn hoofd boven water te krijgen, naar een oudere vriend gegaan. Heb hem uitge legd dat ik het allemaal zo moeilijk vond. Dat het fout liep. Die zei toen tegen me: „Alles goed en wel Dees, maar de oorzaak van jouw proble men zit hem natuurlijk niet in je sociale narig heid. Drank is het woord dat in grote letters op jouw voorhoofd staat". Hij was de eerste die dat in al die jaren tegen me zei en het is heel vreemd maar toen opeens, bijna van het ene ogenblik op het andere, drong het tot me door. In een flits was de puzzel opgelost. Ineens begreep ik dat mijn leven beheerst werd door angst. Dat ik dronk om die angst te verlichten en dat ik juist het tegendeel bereikte van wat ik wilde. De drank maakte mijn bangheid alleen maar groter". Dees Postma neemt een slok koffie. Groot en sterk zit hij aan de eikehouten tafel in zijn huis in Broek in Waterland. Een gezellig huis, waarin mooie kindertjes ronddartelen. Zijn vrouw gaat boodschappen doen: „In de keuken staat verse thee". Hij vertelt verder. Rustig en nadenkend. „Ik denk dat in de grond van de zaak aan alle overmatig drankgebruik angst ten grondslag ligt. Meestal niet een angst voor iets speciaals. Meer een onbestemde bangheid. Eerder een kleur dan iets concreets. Een dreigende donkerte, waarin alle grote en kleine levensvragen vormloos ver borgen liggen. De vraag naar de zin van alle dingen net zo goed als het probleem welk merk auto je moet kopen. Leefangst kan je het noemen en om die de baas te worden, grijpen drinkers naar de fles. Je kunt je afvragen hoe ze aan die vrees komen en waarom ze de drank als hun wapen kiezen. Het is natuurlijk zo dat iedereen die levensvrees wel in zekere mate kent. Dat sommige mensen er sterker mee kampen dan andere moet je denkelijk in verband brengen mét een combinatie van enerzijds de omstandigheden waarin ze opgroeien en ouder worden en ander zijds hun individuele karakter. Eén van de zaken die voor mij bepalend zijn geweest is ongetwij feld dat ik mijn vader op jonge leeftijd verloren heb. Ik bedoel dat niet huilerig maar het is toch zo dat je daardoor een stuk opvoeding mist. Je kunt het leven beschouwen als één grote verzameling problemen en probleempjes, die je van minuut tot minuut, van seconde tot seconde moet oplossen. En je opvoeding als een basiscur sus waarin je leert hoe je dat moet doen. Waarin .Wat drinken we nou hele maal. Vorig jaar nog geen negen liter de man. Per hoofd van de bevolking dus en uitgedrukt in zui vere alcohol. Dat valt, ver geleken met andere landen, best nog wel mee. In Frank rijk en Portugal werd vo rig jaar 17 liter weggepim- peld, in Spanje 14 en in Italië 13. Ook de Zwitsers en Hongaren, om nog twee voorbeelden te noemen, na men met 10 liter de man, behoorlijk meer in dan wij. Het angstige van ons alco holgebruik zit hem dan ook (nog) niet zozeer in de hoeveelheid die we gebrui ken als wel in de sterke Alcoholist Dees Postma genas en werd directeur van de kliniek die hem behandel de. je een set leefinstructies mee krijgt. Naarmate die set minder compleet is, zijn je levensproble men lastiger en kan die leefangst toenemen. Dat is bij mij duidelijk het geval geweest. Ik ben altijd paniekerig geweest en, zij het meestal onderhuids, vreesachtig en belust op uitstel van beslissingen. Achteraf zie ik dat heel duidelijk. Na mijn middelbare school bijvoorbeeld ben ik onmiddellijk in militaire dienst gegaan. Dat bete kende uitstel van mijn studiekeuze. En toen ik uit dienst kwam koos ik na veel wikken en wegen uiteindelijk voor rechten. De meest vrijblijvende studie die er is en waarmee ik een beroepskeuze dus andermaal kon uitstellen. Een beslissing in mijn studietijd die ik bepaald wel resoluut heb genomen, was die om te trouwen. Ik was toen derdejaars. Toch breng ik ook dat in verband met mijn leefangst. Achteraf zie ik dat huwelijk als een poging om me af te schermen van de buitenwereld en zodoende de hoeveelheid dage lijkse moeilijkheden te verminderen". „Maar goed, terug naar het waarom van het drinken. Er zijn natuurlijk genoeg mensen die ook vreesachtig zijn, terugdeinzen voor het leven, maar niet in de fles vluchten. Dat een aantal wel aan het „innemen" slaat, zoals dat met een mooi eufemisme heet, heeft ook weer te maken met een samenstel van omstandigheden en individuele geaardheid. Er moet drank voor handen zijn, om maar iets te noemen. In landen waar de Islam wordt beleden vind je bijzonder weinig alcoholisten. Een karaktertrek die mij parten heeft gespeeld is mijn neiging weg te dromen. Ik vond en vind het nog steeds verrukkelijk om in een stoel te zitten, naar muziek te luisteren en verder niets te doen. Tegelijkertijd aan alles en niets denken, een ongeordende dwarreling van indrukken in je hoofd voorbij laten trekken. Heerlijk, maar zo'n eigenschap maakt je natuur lijk wel toegankelijker voor een bewustzijn-ver- anderend middel als drank. En verder: ik ben een genotzoeker, ik kan van prettige dingen intens genieten. De fysieke sensatie van drank heb ik altijd zalig gevonden. Ik kan me nog herinneren dat ik voor het eerst zelf alcohol in handen kreeg. Ik was toen veertien en sloeg achter elkaar een hele fles sherry naar binnen. Een fantastische ervaring. In de loop van de jaren die daarop volgden kwam ik vanzelfspre kend steeds vaker in situaties waar het niet onfatsoenlijk was om er krachtig van te genieten. Ik greep die gelegenheden gretig aan en beleefde ook enorm veel plezier. In dienst werd af en toe ook goed gehesen verschrikkelijk gezellig. Ook aan de alcoholfeesten in mijn studententijd, op sociëteit Minerva in Leiden, heb ik overwegend uiterst plezierige herinneringen. Overdag voelde ik me gespannen, vond het leven moeilijk, maar 's avonds op de sociëteit losten alle problemen zich op. We stoeiden en dronken, lachten en dronken nog meer. Ik weet niet of ik meer innam dan anderen, maar wel anders sneller, gulzi ger. Ik dronk met het oog op het volgende glas. Terwijl ik met het ene nog bezig was, dacht ik aan het volgende. Zoals iemand die platen draait en niet in staat is om goed te luisteren omdat hij zich de hele tijd zit te verheugen op de plaat waarnaar hij daarna gaat luisteren. Aan het eind van de avond was ik vaste prik volkomen uitgeteld. Toch vorderde ik gestadig in mijn studie. In 1960 was ik meester in de rechten en kreeg een baan op een advocatenkantoor in Rotterdam. In de periode die toen volgde werd mijn drinken geleidelijk aan meer structureel. Het glas eiste een alsmaar groter deel van de dag op, de hoeveelheden werden groter. Maar begrijp goed, dat constateer ik achteraf, op het moment zelf had ik het niet in de gaten. Wat ik wel besefte was dat ik me onzeker voelde en rusteloos. Als ik dronk herwon ik mijn rust. Nu zeg ik: die rust is bedrieglijk. Tijdelijk en bedrieglijk. Elke volgende dag manifesteert het leven zich een beetje moeilijker en dreigender, neemt je onrust toe en heb je weer meer drank nodig om je rust terug te vinden. Dat gaat allemaal heel langzaam, maar het proces is on miskenbaar, weet ik nu. Toen ontging het ver band tussen de drank en het aanzwellen van die levensdreiging me ten enen male. Het verhullen de van alcohol is natuurlijk ook dat het, tenzij je alleen drinkt, altijd met zoveel gezelligheid gepaard gaat. Drinken wordt algemeen geacht tot het goede leven te behoren en dat werkt verschrikkelijk bevestigend. Een andere factor die dat drankpatroon ver sterkt is, dat iedere zware gebruiker een kring om zich heen heeft van beschermers, zeg maar „in staat stellers". Mensen die het goed met hem menen en hem behoeden voor nare consequen ties. Dat kan een echtgenote zijn die zorgt dat de buitenwacht het drankgebruik niet aan de weet komt of een bevriende huisarts die perio diek de scherven lijmt. Ik had ook zo'n kring. Op een gegeven moment zat ik aangeschoten achter het stuur en ramde een auto. Een politie auto toevallig en ik was mijn rijbewijs kwijt. In mijn positie als advocaat uiterst vervelend na tuurlijk. Vrienden hebben toen gezorgd dat ik mijn papieren binnen de kortste tijd weer terug had. Achteraf zeg ik: misschien toch verkeerd. Hadden ze me laten vallen, met mijn kop keihard op de grond, dan was ik mogelijk toen al wakker geworden. De dag dat ik mijn rijbewijs terug had, reed ik naar een receptie, goot me ander maal vol (ik had tenslotte wat te vieren) en reed opnieuw dronken naar huis. mijn prestaties op kantoor verminderen zien derogen, ik kreeg moeilijkheden thuis en beland de tenslotte op die Vlaardingse flat. Er kwam een periode dat ik opeens net zo veel kon drinken als ik wilde zonder, althans merkbaar, last te ondervinden. Schitterend vond ik dat. Het was volgens mij een teken van groei, van training. Daarna volgde de laatste fase. Volkomen verza digd, vergiftigd, was ik al na een paar glazen doodziek. Dees Postma staat op om in de keuken thee te halen. En speculaasjes. Een sigaret wijst hij van de hand. Hij rookt al jaren niet meer. Het begint te schemeren. Hij maakt een lichtje. „Het licht in de duisternis. Zo ervoer ik de verklaring van mijn vriend dat op mijn voor hoofd het woord drank gedrukt stond. Natuurlijk kan de fles nooit een oplossing zijn. Drinken is je afkeren van de problemen die, terwijl je bezig bent, in omvang toenemen. Het is het exacte tegendeel van wat je moet doen om gelukkig te worden. Je moet je naar de problemen toekeren en ze recht in de ogen zien. Het lijkt gek dat ik dat alles zo opeens zag. Het denkproces dat tot die conclusie leidde moet onbewust al jaren gaande zijn geweest. Anders kan ik het ook niet verklaren. In ieder geval stond de keuze mij de bewuste dag van dat gesprek, glashelder voor ogen: leven en proberen gelukkig te worden of doordrinken en doodgaan. Mijn vriend kende 'wat mensen van de Jellinek- kliniek in Amsterdam en zodoende kon ik eerst vrijblijvend zien hoe het er daar van binnen uitzag. „Als-je je wilt laten opnamen bel je maar op", zei hij bij het afscheid. Dat was op een donderdag. Ik ben naar huis gegaan en heb nog twee dagen lang feest gevierd. In de wetenschap: nou mag het nog even, want mijn besluit stond natuurlijk al vast. Ik koos voor leven en zou de fles met geen vinger meer aanraken. Zondag pakte ik de telefoon en zei: „Kom me morgen maar halen", 's Maandags zijn we naar Amster dam gereden. Bij Hazerswoude zette mijn mak ker de wagen nog even stil en in een café daar, heb ik toen mijn laatste borrel genomen. Een laatste afscheid. In de Jellinekkliniek kreeg ik het na vijf dagen ontzettend te kwaad. Het zweet - angstzweet - brak me letterlijk aan alle kanten uit en ik raakte volkomen in paniek. Mijn verblijf daar was onhoudbaar en ik ben overgebracht naar de Valeriuskliniek. Twee maanden heb ik daar geze ten, in het begin op de gesloten afdeling. Ik lag vastgebonden op een bed en dacht: nou heb ik helemaal niets meer. Geen gezin, geen baan, geen geld en geen drank. Met daaraan gekoppeld de onmiddellijke conclusie: maar ook geen zorgen. Als je niets hebt, heb je ook niets om bang voor te zijn en mijn angst verdween.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 20