Realino in Jogjakarta biedt
thuis aan kinderen in nood
ze
)emden
nno
Lidwina (29),
moeder van
23 kinderen
-
10, een jongetje
■mandsland
-
len hem op de stoep van
iliniek in Jogjakarta, na-
3loJ hem op, wikkelden hem in
ende) doeken en legden
in een veel te groot ledi-
En ze noemden hem Rino.
12|
flopig is hij niemand tot
Hij drinkt zijn melk en
water en laat zich behaag-
h. vertroetelen in de armen
ltijd wel in de buurt zijnde
noedertjes. Maar straks
hij geld kosten, heeft hij
;ns tweemaal daags een
rijst nodig, vraagt hij fat-
Ealijke kinderkleertjes en
ft hij naar school. Vooral dat
ste is een dure aangelegen-
1. En dus komt onherroepe-
de vraag aan de orde: wie
rpmt dit kind voor zijn reke-
-I
igenootjes
is de vondeling Rino be
id geen alleenstaand gevalle-
Alleen al in Jogja vindt hij
derden lotgenootjes, op heel
zijn het er tienduizenden
in de hele wereld volgens
tundigen honderden miljoe-
Kinderen die om wat voor
n dan ook gedoemd zijn ver
eden het bestaansminimum
11! „en en daarom geen kans
>n zich op een menswaardi-
inier te ontplooien,
s een zee van ellende, die
bigeen tot een gevoel van
chteloosheid brengt Het-
-:n, hoe begrijpelijk ook, niet
I t tot de wegen en middelen
verbetering in de situatie te
ngen. Mede om dit gevoel
machteloosheid te doorbre-
begon de stichting „Mensen
lood" in Den Bosch drie jaar
iden de operatie „Neem een
g voor uw rekening". Een
die een directe lijn legt
■jjsen kinderen, die waar
ter wereld geholpen moe-
worden en mensen in het
varende Nederland, die be-
zijn zich daartoe te lenen,
actie, die mikt op continuï-
enerzijds omdat die juist bij
aan kinderen' broodnodig
en anderzijds omdat de ini-
iefnemers meenden er vanuit
nogen gaan dat voor verstan-
mensen, die beseffen hoe
d zij het eigenlijk hebben,
p in nood geen tijdelijke be-
iging hoeft te zijn.
)onsors
deze veronderstelling juist
s, is intussen rijkelijk bewe-
In de afgelopen drie jaar
>ben zich met minder dan
iO sponsors gemeld, mensen
zich verplichtten maande-
ts twintig gulden af te staan
ir de zorg en opvoeding van
nood verkerende kinderen,
rticulieren en verenigingen,
tens taanden en gezinnen,
loolklassen en personeelsver-
gingen. Samen brachten zij
kapitaal van 2,5 miljoen gul
bij elkaar.
dat geld vlug, veilig en
ordelig te besteden heeft de
ichting „Mensen in Nood" met
i veertigtal projecten uit
zocht, initiatieven en instellin-
in drie werelddelen en 21
iden, die zich op zeer directe
inier met kinderen in nood
zighouden. Het op deze pagi-
beschreven project van de
chting „Realino" in Jogjakar-
er een van.
og steeds melden zich nieuwe
ionsors hetzij alleen, hetzij
groepsverband en nog
ïeds zijn zij meer dan welkom,
mt even snel als het getal der
lpverleners groeit het aantal
nvragen om hulp van idealis-
uit de derde wereld, die alle
in, verdienen maar niet zel-
n lang en vergeefs moeten
tehten.
^interesseerden kunnen zich
Belden bij .Mensen in Nood" in
Hpn Bosch, postbus 1041, tele-
^fcon 072 - 144544, girorekening
I' 11 22 2, adres Hekellaan 6).
In een oud en naar Javaanse begrippen althans
ruim huis ergens aan de rand van Jogjakarta
woont Lidwina Pudjiarti. Een tenger, donker en
ontwapenend stukje beminnelijkheid. Ze woont er
waarachtig niet alleen. Want afgezien van haar man
en twee zoontjes, verleent Lidwina onderdak aan niet
minder dan 21 pleegkinderen. Pas 29 jaar en al
moeder van het grootste gezin van Jogjakarta.
Ze ontvangt ons in het voorhuis, waar voor deze
gelegenheid het omvangrijk kroost zorgvuldig wordt
geweerd. Schenkt zoete limonade in royale glazen. De
wanden zijn kaal, de spaarzame meubels sober en
onverwoestbaar. De enige luxe staat achter slot en
grendel: een tv-toestel in een kast van stevig timmer
hout. Alleen als er iets bijzonders op de buis is,
mogen ze alle drie-en-twintig kijken. Ze mogen dan
ook nog vriendjes meebrengen. De laatste overwin
ning van Mohammed Ali bijvoorbeeld werd in deze
ruimte met massaal gejuich begroet.
Lidwina zou het best rijk en comfortabel kunnen
hebben. Haar man, die leraar is, heeft een inkomen
dat fors boven dat van de modale Javaanse werkne
mer uitsteekt. Maar Lidwina heeft niet gekozen voor
haar eigen welzijn, maar voor dat van haar 21 van
de straat opgeraapte beschermelingetjes. En daarom
ploetert ze, samen met twee jeugdige helpsters, van
de zeer vroege morgen tot de zeer late avond, om
haar omvangrijke gezelschap behoorlijk gevoed, fat
soenlijk gekleed, gezond en als het kan ook een beetje
gelukkig te houden.
Waarom doet ze dit?
Lidwina lacht. „Omdat ik het kan," zegt ze. „En als
je het kunt, dan moet je het ook doen...."
In het achterhuis maken de drie-en-twintig er een
vrolijke boel van. De ouderen hebben geleerd de
Lidwina met de jongste van de 23.
handen uit de mouwen te steken, doen de was, kokeh
rijst, spoelen borden of zijn ergens in de weer in het
labyrint van kleine halfdonkere slaapkamertjes. Op
een binnenplaatsje bakt een meisje koekjes op een
houtvuur, voor de verkoop op een nabijgelegen pasar.
„Soms", zegt Lidwina, „in de regentijd is het huis
mudjevol. Dan is het hier één krioelende mieren
hoop". Ze laat ons de alkoofjes zien waar elk kind
zijn eigen hoekje heeft. Bejaarde stapelbedden staan
dicht tegen elkaar. Aan de muur, zoals overal, levens
grote afbeeldingen van film- en andere sterren. Er
gloeit iets warms van binnen als we ergens boven
een bed niemand minder dan Cruyff herkennen, in
oranje-shirt nog wel.
Lidwina heeft haar kroost geen vetpot te bieden.
Tweemaal daags een portie rijst, aangekleed met wat
groenten en soja-saus. Alleen op hoogtijdagen is er
kip of vis. „Maar ze zijn allemaal gezond," zegt
Lidwina niet zonder trots. En wat meer eegt: ze
maken zonder uitzondering een opgewekte indruk
„Jawel," zegt Lidwina. „Ze zijn blij, want ze hebben
het fijn hier. Fijner in elk geval dan thuis."
Zeven jaar geleden heeft ze zichzelf met haar man
aan dit zware karwei vastgeklonken. Sindsdien is ze
er niet meer los van geweest, heeft nauwelijks nog
een nacht buitenshuis doorgebracht. Want ze weet dat
ze haar erg missen als ze weg is.
Wil ze er dan nooit eens een week, of desnoods een
paar dagen tussenuit?
Ze lacht en doet er het zwijgen toe.
Is ze het nooit eens grondig beu? Denkt ze nooit:
waar ben ik in 's hemelsnaam aan begonnen?
„Jawel," zegt ze.
„Als het geld op is."
Jogjakarta Een kleurige
stad met vierhonderdduizend
inwoners in het hart van Ja
va. Beroemd om zijn kraton,
het schilderachtige paleis van
de sultan, om de Borobudur
en Prambanantempels, die
naast de deur liggen, om zijn
artistieke ambachten, de zil
versmederijen en de batik-ate
liers. Zaken, die een gestage
stroom buitenlandse bezoe
kers garanderen. Ze slaan hun
sjieke tenten op in het statige
Ambarukmo Palace even bui
ten de stad en kuieren 's
avonds langs de altijd leven
dige, altijd gezellige hoofd
straat, de Malioboro. Wie er
oor voor heeft kan bij elke
voetstap de dollars horen rin
kelen.
Zelf is Jogjakarta meer met
historie dan met hedendaagse
valuta gezegend. De welvaart
straalt er bepaald niet af en
wie bereid is verder te kijken
dan zijn toeristische neus lang
is, zal de beelden van een
schrijnende armoe niet lang
ontlopen. Povere verkopers
met twijfelachtige handeltjes,
bedelende vrouwen met onder
voede kleuters aan hun rok
ken en het ergst van al
nauwelijks geklede kinderen,
die op straat hun kostje schar
relen. „Kassian toean...", heb
medelijden een hand op de
buik en de andere met de
palm omhoog. Routine-gebaar
van armoe en honger.
Vondeling
Kinderverdriet heeft zoals
overal in Jogjakarta vele
gezichten. In een veel te groot
kleuterbed ergens in het cen
trum raakt de anderhalve
maand oude Rino onbedaar
lijk uit zijn humeur als hij
boven de rand van zijn bed
onze vreemde gezichten op ziet
duiken. Een jongetje uit nie
mandsland. ruim een maand
geleden door anonieme han
den afgeleverd bij een kliniek,
die beheerd en onderhouden
wordt door de stichting Reali
no. Een baby uit duizenden,
met ravenzwart haar, ogen als
kooltjes en, als hij huilt, een
kopje met duizend rimpeltjes.
Thuis, in zijn moeders huis,
was hij om wat voor reden
dan ook niet welkom en hij
mag- eigenlijk niet eens mop
peren nu hij onder de hoede
van Realino is terecht geko
men. Het had slechter gekund,
zoals talloze peuters in hetzelf
de Jogja dagelijks aan den
lijve ervaren. Kinderen, die al
vroeg aan hun lot worden
overgelaten en wier toekomst,
als ze die al hebben, zal be
staan uit honger, ondervoe
ding, ziekte, armoe, gebrek
aan alles, en vooral: eenzaam
heid. Die bij voorbaat ge
doemd zijn tot een leven aan
de grimmige zelfkant van de
samenleving. En die daarom,
zoals dat zo treffend heet, op
groeien voor galg en rad.
Realino
Wie in Jogjakarta in handen
valt van de stichting Realino,
valt in goede handen. Realino,
genaamd naar een katholieke
heilige van een vrij onbekend
merk, staat voor sociaal werk
van allerlei aard en is in de
onderste gelederen van Jogja's
samenleving een begrip. Het
hoofdkwartier aan de rand
van de stad is een merkwaar
dig conglomeraat van bedrij
vigheden, variërend van een in
bamboe uitgevoerd bio-indus-
trietje tot een atelier, waar
jonge meisjes souvenirs ma
ken, poppetjes in kleurige sa
rong en slendang. Werkver
schaffing voor oudere en jon-
MÉÉMÜÉi
ge mensen, die om wat voor
reden dan ook op eigen kracht
geen been hadden om op te
staan. Elders in de stad heeft
Realino dependances, werk
plaatsjes waar gehandicapten,
weduwen en vrouwen van po
litieke gevangenen aan een in
komen worden geholpen.
Her en der in de stad zijn er
dan ook nog de asrama's, klei
ne communes, waarin volwas
sen, zij het jeugdige vrijwilli
gers een onderdak en een
„thuis" geven aan ontheemde,
verwaarloosde en bedreigde
kinderen. Deze asrama's, vrij
unieke projecten in de Indone
sische samenleving, verdienen
alle aandacht. En dat niet al
leen omdat zij voor een groot
deel gefinancierd worden met
Nederlands kapitaal, afkom
stig van de stichting „Mensen
in Nood", in Den Bosch.
Twee van de om hulp vragende kinderen
Gevangenen
De „big boss" van Realino
zelf noemt hij zich liever "coor
dinator is pater Henri Suas-
so de Lima de Prado, een 59-
jarige Jezuiet met een exoti
sche naam maar puur Hol
lands bloed. Een eiland van
rust in een woelige oceaan van
sociale nijverheid. Uit zijn re
laas blijkt dat er een nauwe
samenhang bestaat tussen het
werk dat Realino doet, en het
navrante probleem van de po
litieke gevangenen.
Toen in 1965, na de mislukte
coup van de communisten, een
wrede, bloedige storm over Ja
va was geraasd en tienduizen
den overlevenden in grote en
kleine concentratie-kampen
waren bijeengedreven, durfde
aanvankelijk niemand een hel
pende hand toe te steken. En
toch was zowel binnen als bui
ten de kampen de nood on
voorstelbaar groot. Binnen,
omdat duizenden in dood
sangst verkeerden. Ze konden
immers alsnog elk moment te
gen de muur worden gezet.
Buiten, omdat ontelbare gezin
nen uit elkaar waren geslagen,
families ontwricht, gemeen
schappen ontredderd en kin
deren letterlijk verweesd wa
ren.
Pater Suasso: „We hebben ge
holpen waar we konden, met
wat geld en Vooral met geeste
lijke verzorging, maar op den
duur moest er meer gebeuren
natuurlijk. Later, toen de si
tuatie min of meer gestabili
seerd was, hébben we gepro
beerd meer duurzame voorzie
ningen te treffen. De sociale
terugslag was enorm; tal van
gezinnen hadden hun kostwin
ner verloren. En niemand
durfde er eigenlijk iets aan te
doen. want het ging om gete
kenden. die met de vinger wer
den nagewezen. Men waagde
het eenvoudig niet zich met de
getroffenen te encanailleren.
We hebben werk gezocht,
baantjes gecreëerd voor de al
leen achtergebleven vrouwen,
^>dat ze tenminste weer aan
de kost konden komen. We
hebben ook geprobeerd hun
vereenzaming te doorbreken.
Veel vrouwen, maar ook veel
van hun kinderen, konden de
spanning niet meer aan, knap
ten af, raakten aan lager wal
of hadden dringend medische
en psychiatrische hulp nodig.
Vandaar de klinieken op ver
schillende punten in de stad.
Vandaar ook de ateliertjes, de
boerderij, de orchideèenkwe-
kerij. En natuurlijk de asra
ma's, kunstmatige gezinnen,
waar aan hun lot overgelaten
kinderen geborgenheid vin
den."
De problemen van de kinde
ren waren immers het bitterst.
Velen hadden op slag hun va-
Pater Suasso
der en moeder verloren en
daarmee het vertrouwde we
reldje om zich heen zien in
storten. Zij waren aangewezen
op medelijden en liefdadigheid
van deze of gene, of anders op
hun eigen handigheid, hun ei
gen vermogen op de been te
blijven in het grimmige we
reldje aan de zelfkant van de
grote stad.
Om hen op te vangen heeft
Realino in verschillende wij
ken en kampongs huisjes ge
huurd en vrijwilligers geron
seld om een pleeggezin onder
hun hoede te nemen. Studen
ten, verpleegsters en onderwij
zers, meestal verrassend jong
nog, lieten zich gewillig strik
ken en tot gezinshoofd bom
barderen. En zo kwamen er
asrama's met zes, tien, twaall
en in één geval zelfs 23 kinde
ren. Ruim tweehonderd ver
schoppelingetjes zijn zo van de
straat gehaald.
Hun opvoeding wordt met veel
zorg en een grondige profes
sionele begeleiding ter hand
genomen. Er is een degelijke
organisatie, een regelmatig
contact tussen de pleegouders
en er zijn artsen en psycholo
gen, die toezicht houden, kin
deren testen en richtlijnen en
adviezen verstrekken. Alle
maal pro deo. Trouwens ook
de „ouders" doen hun werk
zonder materiële beloning. Om
in hun eigen onderhoud te
voorzien hebben zij meestal
een complete dagtaak. Realino
betaalt de kosten van de kin
deren. Dat loopt natuurlijk
aardig in de papieren, vooral
als het gaat om schoolgeld en
studiemateriaal, dat in Indone
sië nog steeds ontstellend duur
Te beperkt
De asrama's drijven op het
organisatie-talent van Realino,
op kapitaal dat van verre
komt, maar vooral op het idea
lisme van de pseudo-vaders en
moeders. „Wat zij doen is ei
genlijk ongelooflijk," zegt pa
ter Suasso. „Hun zorg en toe
wijding is even verbazingwek
kend als hartverwarmend. En
dat allemaal zonder een cent
vergoeding. Ze moeten er dan
ook wel eens lang over naden
ken voor ze ons hun ja-woord
geven. Maar als ze dan de
kinderen zien. horen van de
deerniswekkende omstandig
heden waarin ze verkeren, dan
laten ze alle reserves varen."
„Het werk geeft trouwens veel
voldoening. Soms ontstaat tus
sen ouders en kinderen een
band, die waarschijnlijk nooit
meer verbroken zal worden.
Van de andere kant zijn er
natuurlijk ook teleurstellingen.
Het gaat immers om kinderen,
die verschrikkelijke dingen
hebben meegemaakt en die al
leen al daarom danig met zch-
zelf zichzelf de knoop zitten."
Indonesië levert het idealisme,
maar het geld zal voorlopig
nog wel uit de verre rijke lan
den moeten komen. „We zou
den nog zoveel meer moeten
doen," zegt pater Suasso. „We
zitten hier wel te werken,
maar onze armen zijn tekort
en onze middelen te beperkt.
Als je om je heen kijkt zie je
er zoveel, die onze hulp even
hard nodig hebben, maar die
we eenvoudig nog niet voor
onze rekening kunnen nemen
Je ziet ze voor je ogen afglij
den naar een bestaan zonder
enige hoop. Er zit hier nog
zoveel fout. En het zijn altijd
de kinderen, die er het zwaarst
door getroffen worden."
CAS VAN HOUTERT