„Nederland verkwanselt zijn
handelsmerk als vriendelijk
en clean toeristenland"
Wilma de Wit,
vraagbaak in steenwoestijn
staat een man met het schuim op
zijn lippen te getuigen, dat de bijbel
een zeer lezenswaardig boek is. Zijn
gehoor bestaat uit drie tandeloze
vrouwen en een agent. Vlak boven
hun hoofden verspringt de tijd le
vensgroot op een laaiende lichtzuil.
Negen uur veertig, negen uur één en
veertig. Het lijkt alsof zelfs de tijd
hier vele malen sneller gaat dan in
de rest van de wereld.
Bij Macys, dat zich in alle etalages
opwerpt als het grootste warenhuis
van dit ondermaanse (oké, oké, niks
bewijzen, we geloven het zó wel) zijn
de overhemden, pyjama's, zakreken-
machines en ballpoints de helft goed
koper dan in Nederland. Schuin aan
de overkant staat een lange rij men
sen geduldig te wachten op hun pri-
vé-lancering naar de top van het Em
pire State Building. Voor een hand
vol dollars suizen ze straks met de
aanvangssnelheid van een Jupiter-ra-
ket langs 67 uitgestorven verdiepin
gen naar een vaderlijke portier, die
hen efficiënt overhevelt naar een
tweede lift, die er op zijn beurt nog
een ferme schep verdiepingen boven
op doet. Bij de 86e verdieping krijg
je dan eindelijk het loon yan de
angst uitgekeerd: een adembenemend
gezicht op een flonkerende lichtzee,
die de horizon aan alle kanten royaal
overwoekerd heeft.
Jaren lang is het Empire State Buil
ding de hoogste kolos op het eiland
Manhattan geweest, maar inmiddels
is dit snoeverig record overgenomen
door het World Trade Centre, een
spierwit Groothandelsgebouw, dat
pas na de 110e etage ophoudt met
zijn hemelbestorming. Daar, in die
uitkijkpost tussen hemel en aarde,
waar de wind je attaqueert met de
kracht van een directe rechtse kijk je
over de rand naar auto's, die zijn
ineengeschrompeld tot dinky-toys. De
mensen beneden zijn niet meer dan
kleine torren, die tussen kraters van
glas en beton rondkruipen.
Hier wordt ook de ijzeren symmetrie
van New Yorks stadsplan voor het
eerst goed zichtbaar. Straten snijden
elkaar onder een exacte hoek van ne
gentig graden en het resultaat is een
gigantische doos met blokken, die zo
wel horizontaal als verticaal tot in
het absurde naast en op elkaar zijn
gestapeld. Aan de kant van de Hud
son heeft de stad daardoor de grim
mige skyline gekregen van een on
neembare ijsberg. Maar als je later
tussen de mammoets doorloopt be
merk je tot je opluchting, dat de op
hol geslagen architecten toch nog
kans hebben gezien om longen in
hun gigant te monteren. Bomen zijn
hier weliswaar even schaars als tex
tiel in een negerkraal, maar er zijn
toch straten, die zijn verrast met een
minuscuul grasperk of een kinder
speelplaats met één klimrek en een
tobberige rododendron.
Voor een Amerikaan is dat blijkbaar
meer dan voldoende, want hij weet
zich al jaren manmoedig in het leven
te houden op een streng dieet van as
falt, benzinedampen en stadsrumoer.
In feite is de straat zijn speeltuin,
waar hij in zijn auto doorheen
scheurt, waar hij schreeuwt, vrijt,
popcorn en kauwgum vermaalt en
zijn vijfhonderd pagina's dikke zon
dagsblad leest.
In dat morsig mozaïek tornen 8 mil
joen mensen tegen de toekomst op.
Onder hen zijn twee miljoen joden,
één miljoen Italianen, 700.000 Portori-
canen en waarachtig ook 10.000 Ne
derlanders. Stuk voor stuk nazaten
van Peter Stuyvesant mét of zonder
filter.
Samen figureren ze in een fascine
rende nachtmerrie, die je gezien moet
hebben om er in te kunnen geloven.
LEO THURING
In New York, de stad aan de Hud
son, is alles bigger, alles groter, ho
ger, indrukwekkender. In Central
Park, de groene long van de reikhal
zende steenklomp Manhattan, waar
stedebouwkundige giraffen een nek
aan nek-race naar de hemel maken
koop je een ballonnetje voor het
thuisfront en het exemplaar, dat de
rafelige koopman in je handen drukt
is al gauw een meter lang. Daar zul
len de kinderen straks verbijsterd
van opkijken. En later op de dag be
stel je in één van de tienduizenden
restaurants een T-bone-steak en wat
je daarna op je bord krijgt heeft
niets meer te maken met moeders
hartelijke karbonade met lang been.
Voor deze vette hap heeft een stom
me blaarkop royaal de helft van zijn
achterhand moeten offeren.
Je loopt als jongen van Jan de Witt
een beetje verloren in die jungle, ver
pletterd door de voorgespannen be-
tonreuzen, die je elk uitzicht op de
hemel benemen. Wanhopig probeer je
je te oriënteren, houvast te krijgen
aan een punt, dat voor een Euro
peaan herkenbaar is. Maar je pogin
gen stuiten af op muren zonder begin
en zonder einde. Je voelt je tenslotte
een insect, gevangen in het schepnet
van de grote Prikkebeen.
Uit lijfsbehoud vlucht je op de rand
van het spitsuur de Radio City Music
Hall binnen, maar ook daar word je
vermalen door de ongehoorde pro
porties. Deze mammoet slikt in één
machtige hap zesduizend bezoekers
naar binnen en heeft dan nog vol
doende gezonde trek over voor een
paar duizend wachtenden in de grote
lounges, die stuk voor stuk de afme
tingen hebben van twee plattelands
bioscopen in Nederland. Eri als je
daarna het herentoilet zoekt word je
verwezen naar een helverlichte, wit
betegelde stationshal, waar de nede
rigste handeling de contouren krijgt
van een volksoploop.
De zaal zelf is zo uitgedijd, dat het
bioscooporgel (het grootste ter we
reld, pot voor meneer) door de men
sen achterin wordt waargenomen als
een harmonium voor huiskamerge
bruik.
De toneelvloer is een hoofdstuk
apart. Moeiteloos tilt hij na de intro-
ductiemuziek van de organist een
compleet, in stemmige rok-uitvoering
gestoken symfonieorkest van 72 man-
uit de keldergewelven om ze daarna
als een uitsloverige baanveger'zo'n
tien meter vooruit te duwen in de
richting van de parterre. Tsjaikovs-
ky's Notekraker-suite is halverwege
gladgestreken als de musici al weer
JOHN BERTRAM;
„Het toerisme is beslist geen onderonsje van een stel goed
willende amateurs. Dat misverstand zit er helaas bij veel
Nederlanders ingebakken. Als je maar zorgt voor een bal
gehakt en een schoon bed komen de buitenlanders vanzelf.
Mis mensen, helemaal mis. Toerisme is een keiharde indus
trie, die moet opboksen tegen de geraffineerde verkoopme
thoden in de automobielbranche, de televisiebranche, noem
die hele waslijst van onze welvaart maar op. En daarom
prijst het land, dat zijn zaken niet piekfijn voor elkaar
heeft zichzelf automatisch uit de markt. Het is doodzonde,
dat Nederland momenteel hard op weg is om zijn handels
merk als vriendelijk, clean toeristenland te verkwanselen.
Moet je even nagaan: de toeristische industrie in Neder
land is naast de landbouw de derde inkomstenbron van
ons land en je zou dus mogen redeneren: het is volop de
moeite waard om het de buitenlandse gasten naar de zin
te maken. Als een Amerikaan het idee heeft, dat Neder
land het schoonste en rustigste land van de wereld is moe
ten wij dat imago niet collectief gaan verpesten. Helaas
krijgen we steeds meer klachten van Amerikanen, die tot
de ontdekking zijn gekomen, dat de uitzonderlijk goede
naam, die Nederland als toeristische invalspoort van Euro
pa heeft, allang, niet meer de deksel is, die past op het
produkt. Helaas moeten wij constateren, dat een Nederlan
der vaak te beroerd is om gastvrij te zijn en buitenlanders
een dienst te bewijzen. Dat is het grote probleem, waar
mee wij momenteel kampen: als ons land prijs blijft stel
len op gasten uit Amerika, zullen wij onze glimlach snel
moeten oppoetsen."
Ziedaar het credo van John Bertram, onze man in Ameri
ka, vooruitgeschoven post van het Nationaal Bureau voor
Toerisme. Bertram, brildragende bulldozer, die door de be
tonnen jungle van Manhattan davert heeft ondanks zijn
aanstekelijk enthousiasme niet kunnen verhinderen, dat de
Amerikaanse toeristenstroom van ruim 500.000 in 1972 te
rugliep tot 325.000 in 1975. Gelukkig zit er sindsdien weer
wat schot in: de Noord-Amerikaanse toeristenmarkt is dit
jaar met zo'n 18 procent gegroeid en dat geldt zowel voor
de Verenigde Staten als voor Canada. „De pijn", zegt Ber
tram, „is alleen, dat ons land dankzij gigantische reclame
campagnes van de KLM bekend is geworden als toegang
spoort tot Europa en niet als bestemmingsland. Het gevolg
is geweest, dat de doorsnee Amerikaan niet verder komt
dan Amsterdam en in die stad hooguit twee dagen blijft.
Wij proberen nu met man en macht om ook andere delen
van Nederland te verkopen. Er zijn campagnes, die het be
zoek aan Den Haag en Rotterdam stimuleren en daarnaast
hebben we geluk, dat er dit jaar een film gemaakt is over
de Slag bij Arnhem, die de belangstelling voor het gebied
rond deze stad weer heeft doen toenemen.
Helaas beschikt het Nationaal Bureau voor Toerisme over
onvoldoende financiële middelen om buiten de natuurlijke
markten als New York en het noordelijke deel van de Ver
enigde Staten een wervingscampagne van enige betekenis te
starten. Het NBT geeft op de Ajnerikaanse markt ongeveer
250.000 dollar uit aan promotie en daarnaast gooit de KLM
er nog eens een miljoen dollar tegenaan. Ik kan me dan
ook best voorstellen, dat Orlandini, de baas van de KLM
in interviews klaagt, dat het NBT te weinig doet in Ameri
ka. Haal je de koekoek: als ik de beschikking heb over een
Madurodam-polsstokje mag je van mij niet verwachten, dat
ik over het IJsselmeer spring. Zolang het NBT als officiële
vertegenwoordiger van Nederland op toeristisch gebied aan
permanente financiële bloedarmoede lijdt zal de KLM een
belangrijk deel van onze taak moeten overnemen. Gelukkig
gebeurt dat in de beste samenwerking, waarbij vrijwel da
gelijks contact tussen NBT en KLM gebruikelijk is. Wij zijn
in de praktijk twee handen op één buik.
Daarom ben ik ook voor de toekomst optimitisch. Steeds
meer Amerikanen vinden de weg terug naar Nederland en
verwacht wordt dan ook, dat deze markt met 20 procent
zal groeien ten opzichte van de winter van 1975. Een gun
stig percentage in vergelijking met de rest van Europa,
waar de stijging hooguit tien procent zal bedragen. Daarbij
komt ook nog, dat de Amerikaan niet alleen maar in de
zomer naar Europa gaat, maar zijn bezoeken steeds duide
lijker over het hele jaar verdeelt. Het gevolg is, dat het
vroegere off-season, de winter, nu opeens een reisperiode is,
die relatief meer in trek is dan de zomer. Als ze op het
thuisfront nou ook nog wat spijkeren aan de gedeukte ser
vice-gedachte zitten we voor de komende jaren geheid op
fluweel".
Elf jaar geleden stak Wilma de Wit voor het eerst in haar leven de Atlantische
Oceaan over en ontdekte ze New York, de stad, die uit superlatieven is opge
bouwd. Drie jaar later keerde ze terug met haar kersverse man Jos om haar
liefde op het eerste gezicht te verzilveren. Ze heeft zich sindsdien opgeworpen
als vurige propagandiste van de stad, waarmee ze volgens eigen zeggen een
serieuze haat-liefde verhouding heeft. „Natuurlijk is New York een steenwoes
tijn", geeft ze toe, „natuurlijk is er schrijnende armoe, werkloosheid, corruptie
en alle andere uitwassen, die eigen zijn aan een miljoenengemeenschap. Het
zijn deze elementen, die een negatieve invloed hebben op de stad. En die in
druk is nog eens extra versterkt door de enorme stroom misdaadfilms, die in
en rond New York zijn opgenomen. Noem ze maar op: Kojak, FBI, The French
Connection. Er zijn er zo'n 400 gemaakt tot nog toe en het gemeentebestuur
van New York, dat er 40 miljoen dollar per jaar aan verdient, wenst zich geen
moment af te vragen, wat voor invloed deze televisiefilms hebben op potentiële
Amerika-gangers in het buitenland.
Dat is doodjammer, want New York is een grandioze stad, een dynamisch we
reldhandelscentrum, een cultureel en artistiek mekka, een enorme smeltkroes,
waar landverhuizers uit alle windstreken zich hebben gevestigd.
Ik vind het dan ook niet zo verwonderlijk, dat een bezoek aan New York boven
aan op het verlanglijstje staat van heel wat Nederlanders. En gelukkig kan co'n
hartewens nu dankzij de devaluatie van de dollar en de opwaardering van de
gulden in vervulling gaan zonder dat er automatisch een faillissement op volgt".
Voor die mensen hebben Wilma en Jos de Wit vorig jaar hun reisgids „New
York, stad voor Nederlanders" gemaakt (uitgeverij J. H. Gottmer in Haarlem).
Het is een prima vraagbaak geworden, die de vreemdeling in het betonnen Jeru
zalem wegwijs maakt en hem informeert over alle interessante details. Beide gid
sen effenen uw pad in Manhattan, Greenwich Village, Wallstreet, Harlem en Up
per East en West Side. Vertellen en passant over het winkelen, de musea, de
restaurants, de bioscopen en theaters, de excursiemogelijkheden, het nachtleven
en het transport".
Een boek om te kopen en dicht bij de hand te houden tijdens uw bezoek aan
New York.
in een onzichtbare put tuimelen.
Er dwaalt ook nog een zangeres
rond, die eveneens vanuit de kroch
ten gelanceerd wordt. Zij wordt ge
flankeerd door 34 balletdanseressen
(de grootste ter wereld, moeder
vraagt, of het zo goed is) en 16 zan
gers. Ze kan haar wiegelied eveneens
niet tot een goed einde brengen, want
zovele prijzen, die de
Nederlandse tourope
rators, de vriendelijke
tolgaarders van het
toerisme voor het ge
bruik van deze wegen
vragen. Een paar aan
biedingen uit de in
drukwekkende berg:
Neckermann Vliegrei
zen, tot en met 30
april acht dagen in
het luxe New York
Hilton, inclusief
vliegreis, transfers
luchthaven-hotel v.v.,
excursies in New
York, Circle Line
Tour en een bezoek
aan Radio City Music
Hall: 1550 gulden. De
zelfde reis in het eer
ste klas hotel Barbi
zon Plaza, gelegen
aan Central Park:
1450 gulden en in een
standaard hotel bij
Broadway: 1250 gul
den.
Holland International
heeft soortgelijke aan
biedingen. Tour één,
standaardhotel Edi
son, 1250 gulden, tour
twee, Barbizon Plaza,
1450 gulden en tour
drie New York Hil
ton, 1550 gulden. Deze
reizen duren ook acht
dagen, maar bij de
prijs zijn niet de ex
tra excursies inbegre-
tijdens het refrein zakt de vloer al
weer en sluit het valluik zich boven
haar paarse pruik. Daar gaat weer
zo'n sopraan van een onbekend
merk.
Als je na uren weer buiten komt is
de avond al gevallen en heeft Broad
way haar grote versierjurk aange
trokken. Metershoge lichtreclames
spuiten hun boodschap op het asfalt,
waarover uitsluitend auto's voortjak
keren, die langer zijn dan vijf meter.
Taxi's en gammele bussen zijn daar
tussen de vogelvrije blikvangers, die
links en rechts passeren en bij de
haltes vlak vóór aanstormende bum
pers naar de stoep zwenken.
In de honderden theaters zijn de
voorstellingen inmiddels begonnen en
in de talloze eetsleuven draaien de
bezwete hete honden traag over de
rollen. Op de hoek van de 42e straat