Kunst en politiek
op de tweejaarlijkse
De hele stad
was zo
rot als
PARIJS OP WEG NAAR HET
FAILLISSEMENT
NIEUW MEESTERWERK VAN
LOUIS PAUL BOON
Verbijsterende
documentaire
over de
misdaad in het
19e eeuwse
Aalst
LEIDSE
In zijn magistrale boek „Pieter
Daens" beschreef Louis Paul Boon,
hoe in zijn geboorteplaats Aalst de
arbeiders rond de eeuwwisseling
vochten tegen armoede en onrecht.
Het werd een zeer lijvig verslag van
het ontstaan van vakbonden en poli
tieke partijen in uiterst beroerde om
standigheden en tegen alle verdruk
king in van de „gevestigde orde". In
het boek kwam zijdelings ter sprake,
dat Aalst gedurende zo'n twintig jaar
werd geteisterd door een onophoude
lijke stroom van geniale en uiterst
brutale inbraken en terreurdaden, ge
pleegd door een mysterieuze groep
die „De Zwarte Hand" werd ge
noemd. Nauw in verbinding daarmee
stond „De zaak Commerman" van de
ondercommissaris van politie, die al
die tijd - tevergeefs - het onderzoek
naar de bende leidde en uiteindelijk
tot drie jaar gevangenisstraf werd
veroordeeld wegens zedenmisdrijven,
begaan tijdens de diensttijd. Die ge
beurtenissen heeft Boon nu uitvoerig
beschreven in „De Zwarte Hand, of
het anarchisme van de negentiende
eeuw in het industriestadje Aalst".
Bij het horen van het woord „anarchisten"
zal menigeen ogenblikkelijk denken aan
theoretisch zeer onderlegde figuren, die
erop uit zijn de wereld hardhandig te
hervormen. Maar wie waren het in de
laatste vijftien jaar van de vorige en de
eerste vijf jaar van deze eeuw in Aalst?
„In deze beginjaren wisten ze het zelf nog
niet. De maatschappij moest omver en een
andere ervoor in de plaats. (-) Ze bezaten
slechts vage gedachten over een komende
wereld, en daar handelden ze naar",
schrijft Boon.
Voor het ophalen van hun verhaal boorde
vol vraagtekens heeft Luois Paul Boon
zich, net als voor „Pieter Daens", zeer
grondig een weg geworsteld door een ont
zagwekkende hoeveelheid archiefmate
riaal. Zijn werk werd echter belemmerd
doordat belangrijke documenten in de loop
der tijd verloren gingen. Maar het is de
vraag of de onontwarbare kluwen inbra
ken en geweldplegingen wèl uiteengerafeld
zou zijn, als Bopn alle stukken zou hebben
kunnen inzien. Daarvoor ging de bende te
mysterieus te werk en niemand heeft ooit
kunnen achterhalen, wie het genie achter
alle aanslagen is geweest, ook niet toen de
voornaamste daders in de gevangenis za
ten.
Na drie keer herschrijven vond Louis Paul
Boon voor „Pieter Daens" een vorm om
zijn uitvoerige materiaal te ordenen: hij
maakte een van de betrokkenen tot hoofd
persoon en liet hem in de ik-vorm het
verhaal vertellen. Voor „De Zwarte Hand"
koos hij een andere opzet: als een docu
mentaire stapelt hij misdaad op misdaad,
nadrukkelijk geschreven met de pen van
een historicus anno 1976. Tussen het ver
melden van de feiten door vertelt hij (cur
sief gedrukt, al gebeurt dat niet helemaal
consequent) het verhaal van de ondercom
missaris, die in het boek Dabbers heet
omdat Boon de namen van de hoofdperso
nen heeft veranderd ter bescherming van
hun nakomelingen. Het „uitlichten" van
Dabbers is een geweldige vondst, omdat
zo de moordende en steeds meer beklem
mende eentonigheid van de misdaadversla-
BIENNALE
VENETIË
1976
(Van onze correspondent Paul
Webster)
PARIJS Na de gemeentelijke
verkiezingen die in maart in Pa
rijs gehouden zullen worden zal
de Franse hoofdstad weer een
burgemeester hebben. Dat zal
dan de eerste burgemeester zijn
sinds de Parijse Commune van
1870, maar het zal wel meteen
een van de minst benijdenswaar
dige posten van Frankrijk zijn.
Een staatscommissie heeft zojuist
haar rapport uit gebracht over de
zogenaamde straatbelasting de
gemeentelijke belasting op onroe
rende goederen. Uit het rapport
blijkt dat de toekomstige burge
meester van Parijs, nadat de re
gering haar beschermende hand
over de stad zal hebben wegge
trokken, voor een dubbele keus
zal staan. Of hij perst elke belast
bare centime uit zijn stadsgeno
ten, of hij .zal zijn stad dezelfde
kant op zien gaan als New York
naar een totaal faillissement.
In andere grote steden zijn er
soortgelijkw problemen, en ze be
zorgen de regering veel meer
hoofdbrekens dan de soberheids
maatregelen die nu in het parle
ment zijn gebracht.
jerings— en oppositiepartijen
komen tot dezelfde comclusie: de
grove onrechtvaardigheden in de
ze belasting zouden van zeer gro
te invloed kunnen zijn op de ge
meentelijke verkiezingen. Links
hoopt dat de gemeentelijke ver
kiezingen het sein worden voor
parlementsverkiezingen.
De commissie van onderzoek
werd ingesteld na een opiniepei
ling die de vorige lente gehouden
werd ten behoeve van het zeven
de vijf-jarenplan. De Franse kie
zers vertelden in die opiniepeiling
dat ze de straatbelasting het
meest urgente probleem vonden.
19 miljoen Fransen moeten
straatbelasting betalen, en slechts
16 miljoen inkomstenbelasting.
Dit komt omdat zelfs de allerarm
sten ergens moeten wonen en
daarop belasting moet worden
betaald.
Jaarlijks int de regering 16 mil
jard gulden aan straatbelastin
gen, wat ruim de helft is van de
inkomstenbelastingen. De straat
belastingen worden in Frankrijk
gezien als een grote onrechtvaar
digheid. Zo kan het bijvoorbeeld
gebeuren dat mensen met lage
inkomens die in woningwétwo-
ningen leven meer belasting beta
len dan mensen met hogere inko
mens die in eengezinswoningen
leven. Stadsbewoners betalen via
de belastingen voor het transport
en het comfort van de forensen
uit de rijke voorsteden.
Een van de onthullingen van het
rapport van Guichard is dat bin
nen de 20 jaar de straatbelasting
van Parijs van de laagste tot een
van de hoogste van Frankrijk
steeg. De inwoners van Parijs
moesten betalen voor nieuwe
snelwegen en beter openbaar ver
voer, hoewel die in eerste instan
tie de forensen ten goede kwa
men.
Ondertussen verloor de stad een
half miljoen inwoners die wegge
lokt werden door de veel 'lagere
belastingen in de voorsteden. Om
een voorbeeld te noemen: gemid
deld betaalt de Parijzenaar een 40
gulden voor de politie, in de voor
steden is dat nog maar een gul
den per jaar.
Naar schatting zouden de Parijze-
naars driemaal minder belasting
kunnen betalen als de voorsteden
maar hun eerlijk deel zouden in
brengen. De centrale regering zal
zich steeds minder met Parijs
gaan bemoeien, ook in financieel
opzicht. Het gevolg is dat of de
belastingen weer omhoog moeten,
of allerlei belangrijke vernieuwin
gen opgeschort moeten worden
en diensten als ziekenhuizen wor
den verminderd.
De situatie verschilt nogal per
stad, en in elke stad en elk dorp
zullen de verkiezingen een geheel
apart karakter dragen. Bordeaux,
met een voormalige Gaullistische
premier, Chaban Delmas, als bur
gemeester, kent de hoogste belas
tingen van heel Frankrijk: gemid
deld 592 franc per inwoner, 110
franc meer dan stad nummer
twee, Nancy.
In steden als Rouen, Nice, Avig
non en Versailles is het leven ook
duurder dan in Parijs, dat 14de
op de ranglijst is. In elke stad
neemt de eigen bevolking af, ter
wijl .de bevolking van de voorste
den toeneemt. De beste belofte
die de gemeenteraads—kandida
ten kunnen geven is, dat openba
re diensten verminderd zullen
worden om geld uit te sparen.
De grote moeilijkheid in Fran
krijk is dat er 36.000 gemeenten
zijn die belastingen heffen vol
gens regels die nog van voor de
revolütie stammen. Die regels zijn
gebaseerd op heel oude gewoon
ten en kunnen niet zomaar veran
derd worden.
In de ene gemeenten kan de voor
naamste belasting een handels
belasting zijn, in de volgende kan
het een huizenbelasting zijn of;
belasting op land. Niets kan!
de ene gemeente dwingen te beta-|:
len voor de diensten die een ande-l;
re gemeente verleent, maar dat is
niet altijd voordelig.
Een stad met heel weinig indus-j
trie moet wel een soort grond—1
of huizenbelasting heffen. Een!
stad met veel industrie heeft mis- j
schien genoeg aan de inkomsten!
uit haar GEB of van een fabriek.
Bijna 98 procent van de Franse!
gemeenten heeft minder dan1
10.000 inwoners. Ze zijn voor of'
tegen de voorstellen van Gui
chard om de gemeentes onder dej
federale regering te stellen. Of,
men voor of tegen is hangt af van!
de ouderdom van de plaatselijke;
belastingregels.
Guichard stelt voor om te komen
tot federatieve samenwerking en
verder om een soort gemeen
schappelijke pot in te stellen voor
stedelijke agglomeraties. Maar
zijn voorstellen hebben heel wi-
enig kans om aangenomen te
worden voor de verkiezingen, te
meer omdat het ministerie van
financiën tegen vernieuwingen in
het huidige gelokaliseerde belas
tingstelsel is een beleid dal
dateert van de tijd dat Giscard
d'Estaing minister van financiën
was.
DINSDAG 7 DECEMBER 1976 -
I
Het Spaanse paviljoen van de wereldtentoonstelling
Guernicawand van Picasso.
Venetië stond sinds 1895 om het
jaar in het teken van de eigen
tijdse kunst. Tot 1972 werden er
dan tijdens de zomermaanden
Biennale's georganiseerd die
met die van Parijs en met de
kunstmarkten van Basel en de
Dokumenta's te Kassei tot de
belangrijkstekunstmanifesta
ties van Europa behoorden. In
1968- kwamen de bezwaren te
gen de chauvinistische landenin-
zendingen tot uitbarsting met
kunstenaarsprotesten die zich
vooral richtten tegen de greep
die de internationale kunsthan
del op de Biennale had gekre
gen en tegen het systeem. In
1970 en 1972 ging men ermee
door zonder echter meer een
koning-kunstenaar te kiezen en
onder grote politiebewaking. Er
moest een nieuwe aanpak ko
men, er werd een democrati
scher bestuursvorm gekozen en
men sloeg 1974 over om zich
goed te kunnen voorbereiden op
een betere presentatie van ook
democratischer kunst. Ee inter
nationaal gezelschap van des
kundigen boog zich begin 1974
over de problemen en o.a. op
aandrang van de Nederlandse
vertegenwoordiger werd het
thema „Environment, participa
tion", cultural structures" geko
zen.
Met environment wordt een
kunstwerk bedoeld dat niet.
meer een stuk roerend goed is,
maar een kunstwerk dat plas
tiek en (beperkte) ruimte is. Het
is een binnenste-buiten gekeerd
object, waarbij alles wat zich
tussen wanden, plafond, en
vloer bevindt tot het kunstwerk
behoort De bezoeker die vol
verwachtingen naar Venetië
trok om de Biennale '76 te be
zoeken is tevreden en teleurge
steld teruggekeerd. Er was een
prachtige historische environ
ment-tentoonstelling van het be
gin van onze eeuw tot 1966 met
een contemporaine toevoeging:
13 hedendaagse kunstenaars
kregen ieder een ruimte als en
vironment aan te pakken. Het
thema gaf echter meer aan: par
ticipatie en culturele structuren.
Zoiets houdt een maatschappe
lijke visie in over de mens in
zijn omgeving en dat is bij veel
landeninzendingen aanleiding
geweest tot een politieke stel-
lingname. De vele interpretaties
zijn in elk geval op politieke
merites te beoordelen.
Grootmachten
De twee grootmachten Rusland
en Amerika toonden zich, zij het
op heel verschillende manieren,
reactionair. Rusland was behou
dend bij het oubollige af: tegen
de wanden grote toeristische fo-
van Parijs 1937 met de
to's en verder brave kunstnij
verheid als glaswerk en tapijtjes
en onaanzienlijke vrije kunst
uitingen. De Verenigde Staten
deden net of er geen thema als
omgeving bestaat en gingen op
de oude toer met het tonen van
enige coryfeeën (die op zich in
teressant werk inleverden) uit
hun moderne kunststal. Durf
den ze hun eigen omgeving niet
te laten zien?
Een deel van het grote Italiaan
se paviljoen was ingericht met
een voorbeeldige tentoonstelling
die de titel meekreeg van
„Spanje, artistieke avantgarde
en sociale werkelijkheid
1936—1976". Het volgde de ont
wikkeling van de kunst in Span
je met kunstwerken van getole
reerde en uitgewezen artiesten.
Synchroon liep een kroniek die
vertelde van de overheidsbe
moeiingen met de kunst. Er was
werk aanwezig met een licht
ironische inhoud over de artis
tieke vrijheden tot regelrechte
visuele protesten tegen het tota
litaire regiome. De kroniek ver
telde van momenten van tole
rantie om een artistieke vrijheid
te suggereren tot felle vervolgin
gen. Het was een tentoonstelling
vol spanning tussen kunst en
politiek. In aansluiting op deze
historie was in enkele ruimten
van de Academie, het rijke mu
seum van Venetië een hartver
scheurende fototentoonstelling
ingericht over de Spaanse bur
geroorlog. Deze was samenge
steld uit de foto-persberichten
van zes tijdschriften uit de lan
den Franlo-ijk, Engeland, Italië,
Duitsland, de Verenigde Staten
en Rusland.
Italië
Italië had wat'hét fascisme be
treft overigens ook de hand in
eigen boezem gestoken en zorg
de in de voormalige San-Loren-
zo kerk voor 'n opzienbarende
tentoonstelling die de titel
kreeg: „Rationalisme en archi
tectuur in Italië gedurende het
regime", regiem." Verrassend
vooral omdat men niet voorge
schoteld kreeg wat men ver
wachtte: een monumentale affi-,
chering van de ideologie met
hoog opgaande zuilenpartico's
met beeldhouwwerken van sta
len mannen en pronte vrouwen.
Maar dat zal dan wel aan het
voorzichtige uitgangspunt heb
ben gelegen (rationalisme is im
mers de hoofdgedachte), want
Italië had op de wereldtentoon
stelling in Parijs van 1937 wel
een paviljoen met die kleffe
vormgeving, terwijl - in het
Spaanse tegelijHertijd, dankzij
de democratie die daar te kort
leefde, de wereldberoemde
Guernica van Picasso aan de
wereld kon worden getoond.
De architectuur die in Italië uit
gevoerd werd van de twintiger
tot veertiger jaren was opmer
kelijk zakelijk. Uit de histori
sche gang van de tentoonstelling
bleek dat vooral de school van
Turijn in de twintiger jaren con
tact had met de futuristen én
dat zij vooral veel invloed in de
verdere gang van zaken hebben
gehad via de MIAR (een groep
rationalisten) en bij tentoonstel
lingen. De latere prijsvragen en
overheids-opdrachten leidden
wel tot sculpturaler en monu-
mentaler vormen, maar toch is
er bijna geen werk bij dat echt
duidelijk fascistisch van vorm
is. Er kan tegen in gebracht
worden dat 't modemisme van
de rationalisten de fascisten
aantrok en omgekeerd. In 1928
stond nog in een manifest van
de MIAR te lezen: „Niet terug
naar de antieken, maar een
nieuwe kunst, 'n kunst van onze
tijd, 'n fascistische kunst." Het
was een tentoonstelling om ver
legen van te worden.
PETER KARSTKAREL
COURANT
gen kon worden doorbroken én verdiept
door de feiten steeds te projecteren tegen
de menselijke achtergrond van de man die
er voortdurend mee werd geconfronteerd.
Het zou als een diskwalificatie kunnen
worden opgevat het boek eentonig te noe
men. Maar de eentonigheid van het con
stant aandragen van nieuwe misdaden, als
het onophoudelijk beuken van een zware
hamer, is zo verpletterend en onontkoom
baar dat het een onuitwisbare indruk ach
terlaat. Juist door steeds nieuwe feiten te
beschrijven, en dat in een geniale dosering,
ontstaat het beklemmende beeld van een
stadje „zo rot als snot". Juist daardoor zijn
het geen holle of pathetisch woorden als
Boon schrijft: „Was het stadje dan niets
anders dan één grote dievenbende, van
hoog tot laag, van behoudsgezinde schatrij
ke fabrikant tot uitgehongerde loonslaaf,
van plichtvergeten politieman tot alles om
verwerpende anarchist? (-) Wie loog, be
droog en bestal niet hier in het stadje? Het
was een plaats geworden waarvan de dui
vel zélf zich had meester gemaakt Niets
telde meer, niets had nog belang; behalve
te leven en te overleven".
Maar hoe stinkend en goor het er ook aan
toe ging, Boon wil niemand veroordelen:
„Want tachtig jaar telaat mogen al deze
ónontwarbare affaires alleen maar met
kiesheid benaderd en beschreven, en kan
voor niets of niemand partij getrokken.
Allen üit deze toen rotverdoemde stad zijn
slechts slachtoffers geweest van een al te
vroege en al te onverantwoorde industriali
satie".
In dat klimaat opereerde „De Zwarte
Hand", aanvankelijk zeer subtiel door de
politie meesterlijk op dwaalsporen te bren
gen, maar gaandeweg steeds grover, bruta
ler en uitdagender. Kon ondercommissaris
Dabbers er in het begin geen touw aan
vastknopen (al kende hij alle vermoedelij
ke daders, omdat hij in dezelfde buurt was
opgegroeid), later bleek zijn onderzoek
erop gericht de schuldigen niet in handen
te krijgen, zijn speurwerk was „als een
spiraal": hij bleef om de verdachten heen-
zwermen, maar liet het meest logische na:
ze zelf verhoren, invallen doen in hun
huizen of in andere hoogst verdachte ge
bouwen. Was hij dan zelf misschien de
duistere leider van de bende? Het ontken
nende of bevestigende antwoord op die
vraag is niet meer te geven. 1
Duidelijk is in elk geval wel, dat Dabbers
meer wist dan hij aan zijn superieuren
kwijt wilde. Het is bijna zeker, dat enkele
vrouwen van de belangrijkste anarchisten
zijn minnaressen zijn geweest, en dat die
kinderen van hem hebben gekregen. Was
hij misschien gecompromitteerd, doordat
hij vrouwelijke verdachten tijdens het ver
hoor aanrandde en verkrachtte? Of waren
dat slechts verzonnen beschuldigingen om
deze gehate politieman ten val te brengen?
Het blijven vragen, want het optreden van
de anarchisten in Aalst was en blijft één
groot mysterie.
Enkele belangrijke anarchisten werden pas
gearresteerd (over hoe dat precies is ge
gaan schept Boon zelf verwarring door
twee verschillende lezingen te geven, maar
dat is een detail), toen een andere onder
zoeksrechter Dabbers negeerde en zelf op
onderzoek uitging. Dabbers ging voor drie
jaar de gevangenis in op beschuldiging van
zedenmisdrijven. Maar de hoge stedelijke
autoriteiten, die de stadskas plunderden en
de ongevallenkas van de weerloze fabriek
sarbeiders leeghaalden, bleven buiten
schot. Op hen richt zich dan ook (als in
„Pieter Daens") Boons verbittering.
Louis Paul Boon moet verbijsterd zijn
geweest tijdens zijn onderzoek naar het
optreden van en tegen „De Zwarte Hand".
Die verbijstering treft ook de lezer van dit
boek, dat - en dat is misschien wel het
grootste compliment - zeer leesbaar is ge
bleven ondanks een overvloed aan feiten
en namen. De ordening van de ontzaglijke
hoeveelheid materiaal is met meestehand
gebeurd, de plastische beschrijving zelf is
eveneens van een meesterhand. Wie dit
boek leest (liefst samen met het even su
perieure „Pieter Daens") krijgt, ondanks of
misschien wel juist dankzij de plaatsgebon
denheid, een zeer beklemmend beeld van
wat in geschiedenisboeken „de sociale
kwestie" wordt genoemd. Maar vijftig of
honderd geschiedenisboeken kunnen niet
beter weergeven wat Boon in deze twee
hoogtepunten uit zijn oeuvre beschrijft
Louis Paul Boon vergat zichzelf, toen hij
noteerde: „Wat in die jaren in het stadje
gebeurde is werkeüjk niet te beschrijven,
hiervoor zou de pen van een Balzac of een
Dostojewski nodig zijn. Of beter nog, het
penseel van een Pieter Breughel of Jeroen
Bosch".
JAN NIES
Louis Paul Boon: De Zwarte Hand, of het
anarchisme van de negentiende eeuw in
het industriestadje Aalst Uitgave: De Ar
beiderspers, Amsterdam. Prijs: 39,50.