reuma de sluipende overweldiger „We weten nog lang niet alles" „We timmeren niet aan de weg" „Alléén is de pijn veel erger" CcidócSoivumt Vandaag (16 okt) is het precies vijftig jaar geleden dat de Nederlandse Vereniging tot Rheumatiekbestrijding werd opgericht. Dr. Jan van Breemen was de pionier in ons land op het gebied van de reumatologie, een gegrepene door de ziekte die zoveel gezinnen teisterde. Profes sor dr. A. Cats, hoogleraar in de reumatologie aan de Leidse universiteit vroeg zich in zijn inaugurele rede af, wat dr. Jan van Breemen destijds bezield heeft. Was het een daad van overmoed, van grenzeloze overschatting van de kennis en kunde van de natuurwetenschappen, die weldra in staat zou zijn elk probleem op te helderen. Of kwam het louter door sociale bewogenheid, de overtuiging dat elk individu recht op gezondheid, recht op een baan en een menswaardig bestaan had en de wens dat de maatschappij dit zou verwezenlij ken. Een treffend voorbeeld van dit maatschappelijk verlangen is ook de tuberculosebestrijding ge weest, waarvan ieder zich nog de legendarische figuur van Ome Jan van Zutphen zal herinneren, een man die eveneens de eerste vice-voorzitter was van de Vereniging tot Rheumatiekbestrij ding. Of was het misschien iets geheel -anders, namelijk een Assepoestercomplex van diegenen, die betrokken waren bij de uitvoering van de toen nog vrij nieuwe ziekte- en invaliditeitswet. Overheerste bij hen wellicht een schaamtegevoel dat zij vrijwel niets afwisten van de groep ziek ten die onder het begrip reuma werden samenge vat. Keken zij misschien met enige afgunst naar andere ziekten, die toen reeds keurig aan de universiteit onderwezen werden. Sinds 1926 is er veel veranderd. De geneesmidde len bijvoorbeeld. Wat te denken van één tot drie eetlepels petroleum per dag al of niet met koffie of slaolie ingenomen, of terpetijn, een bestand deel van Haarlemmerolie, in een dosering tot 15 druppels daags. Neen,, de bestrijding is heel anders geworden, maar de ziekte bleef. Reuma bleek, op acuut reuma na, nauwelijks te genezen. u< w 1 0 '4 1 vs lkl k« nf p; 1 „In wezen zijn bij reuma drie groepen te onderscheiden", zegt de Leidse hoog leraar in de reumatologie professor dr. A. Cats. „Allereerst zijn dat de ziekten die echte ontstekingen zijn, voorname lijk van de gewrichten, maar ook van andere delen van het lichaam. Ten tweede de grote groep van zogenaamde :hu degeneratieve afwijkingen. Men neemt over het algemeen aan dat die met slijtage en ouderdom samenhangen, wat fout gedacht is, want door een ziekte die je hebt doorgemaakt, kunnen de weefsels ook gedegenereerd, achteruit gegaan en in hun structuur veranderd zijn. Deze groep van afwijkingen komt voornamelijk voor in het kraakbeen van de gewrichten en de wervelkolom. De derde groep is die van de afwijkin gen van pezen, spieren en gewrichts kapsels, die wel het weke-delenreuma wordt genoemd. Onmiddellijk moeten we echter een groep afscheiden van deze laatste vorm van reuma. Veel algemene ziekten ma ken zich kenbaar in ons bewegingsap paraat. Denk maar aan griep die pijn armen, benen en rug. Ook onlustgevoelens, slechte werkomstan digheden enzovoorts worden in pijn om gezet. Daarnaast moeten we in ons le ven zowel letterlijk als figuurlijk onze schouders onder zoveel dingen zetten, dat onze schoudergordel beschadigin gen oploopt. Daarvan komen op den duur littekens, die weer aanleiding tot pijnklachten en beperking van de func tie geven". „In wezen is dit de grootste groep van mensen met reumatische klachten, veel groter.dan de eerste en tweede groep. Maar het is ook vaak een groep die nooit bij een specialist terechtkomt, zelfs vaak niet eens bij een huisarts. Omdat velen het voor zichzelf als onbe langrijk afdoen. Logisch omdat de be grippen pijn en ongemak rekbaar zijn. In oorlogsomstandigheden sjouw je door met een halfafgeschoten schouder, nu ga je bij wijze van spreken met een blauwe plek op je schouder naar de dokter." „Deze ziekten zijn gedeeltelijk aan het cultuurpatroon en gedeeltelijk aan de omstandigheden gebonden. Maar als ik cultuurpatroon zeg, dan bedoel ik daar mee niet de voeding uit dat cultuurpa troon, want reuma is niet niet afhanke- ba led lijk van een teveel of een tekort in ons dagelijks voedsel." „Wat dan wel de oorzaak is van reuma? We weten het niet. Vijfti^jaar reumaon- derzoek, waarbij eigenlijk pas de laatste vijfentwintig jaar echt goede resultaten zijn bereikt, hebben ons veel geleerd, maar lang niet alles. Van de zogenaam de acute reuma, die in Nederland en de westelijke wereld bijna niet meer voorkomt, weten we dat een bacil de oorzaak is onder bepaalde omstandig heden. Sinds 1910 is de acute reuma hier aan het verdwijnen omdat de hy giënische toestanden veranderen door betere behuizing enzovoorts. In de ont wikkelingslanden is de acute reuma echter nog een groot probleem". „Van de eerste groep van reumatische aandoeningen die ik noemde, de ontste- kingsziekten dus, is als oorzaak slechts bekend dat er in het lichaam van de zieke witte bloedcellen zijn, waarin al gedeeltelijk het ziekmakend mechanis me zit opgesloten. Dat wil niet zeggen dat die cellen ziek zijn, maar wel, dat ze als het ware een code hebben meege kregen: bestemd voor deze ziekte. Voor al de laatste tien jaren is meer en meer aan het licht gekomen dat we zulke coderingen hebben meegekregen voor verscheidene ziekten. Maar dat houdt in dat we wel een heleboel tegen reuma kunnen doen, maar niet alles. We hopen dat het li chaam zijn verdedigingsmechanisme zo ndanig aanpast dat het de ziekte de baas wordt. Net als vroeger bij de tuberculo se het geval was. En gelukkig gebeurt dat ook. Slechts bij twintig tot dertig procent van de patiënten is de ziekte progressief wordt erger dus bij de rest blijft het sudderen of geneest. Met dat sudderen bedoelt ik dan dat de ziekte met geneesmiddelen wordt aan gevallen en onderdrukt. Bij sommigen lukt dat, bij anderen niet". „Overigens is uit goede bevolkingson derzoeken gebleken dat 1,6 procent van de mannen en 2,9 procent van de vrou wen aan chronische reuma lijdt. Waar om het een ziekte is die meer bij vrou wen dan bij mannen voorkomt? Dat weten we niet. Opmerkelijk is dat tij dens de zwangerschap de reumaklach ten vrijwel afnemen om na de bevalling weer dubbel zo fel terug te komen. Iets wat aanmerkelijk minder zou kunnen zijn, wanneer de vrouw met reuma na de bevalling meer rust gegund zou wor den. Dat is helaas nog niet overal door gedrongen. Je moet deze vrouwen niet na vijf dagen weer voor een heel huis houden zetten. Ik zeg altijd: je mag alleen de baby verzorgen en voor de rest moet er hulp komen. Vrouwen vragen me vaak of het kind -dat ze zullen krijgen, niet ook een reumapa tiënt zal worden. Dan antwoord ik: nee, pertinent niet. Er is geen sprake van overerving". Of we de reuma er ooit onder zullen krijgen? We zijn heel ver, maar nog niet ver genoeg. Elke dag komen we in de wetenschap een stapje verder. Een eer ste vereiste is echter dat er meer en beter gericht medisch en biologisch on derzoek wordt verricht. Onze bevolking die zoveel geld aan dit soort aandoenin gen uitgeeft, mag dat eisen". Al worden er op het ogenblik, over de gehele wereld, belangrijke successen behaald, die nieu we hoop geven voor de toekomst. Reuma is een ziekte die mensen soms een leven lang aan stoel of bed kluistert. Een sluipende overweldiger, die gezonde jonge mensen trans formeert tot depressieve wrakken. Over die ziekte hadden we gesprekken met pro fessor A. Cats, met de heer J. van Leeuwen van de Vereniging tot Reumatiekbestrijding en met een reumapatiënte, mevrouw G. M. van der Tuin uit Leiden, die al bijna 26 jaar heeft leren leven met haar kwaal. Hieronder volgt wat zij ervan zeggen. Onze conclusie: bij dit 50-jarig jubileum van de Nederlandse Vereniging tot Rheumatiekbestrij ding geen muziek, geen bloemen. Wel giften voor het Reumafonds. GERARD CRONÉ „Wij zijn de eerste sociale vereni ging in de wereld, opgericht in 1926, die zich heeft bemoeid met de socia le zijde van de vreselijke ziekte die reuma heet. Een bijna ongeneeslijke ziekte waardoor menig slachtoffer jarenlang aan stoel of bed is ge kluisterd". Dat zegt de heer J. van Leeuwen, directeur van de Neder landse Vereniging tot Reumatiekbe strijding, die in de Haagse Eerste Sweelinckstraat is gevestigd, in een gewoon herenhuis, waar naast de voordeur naast het bordje met de naam van de vereniging erop, ook nog borden prijken, met de namen: ISRA, Internationaal Studiecen trum voor Reuma Amsterdam, Reu mafonds en dr. Jan van Breemen- fonds. „Wat wil onze vereniging. Zoveel mo gelijk verlichting aan de patiënt ge ven. Medisch, technisch en natuur lijk psycho-sociaal Medisch, door het wetenschappelijk onderzoek te steunen; technisch door subsidie te verlenen aan instituten die zich be zighouden met de vervaardiging van attributen die het de patiënt gemak kelijker maken te functioneren; psy cho-sociaal door rechtstreeks patiën ten het leven gemakkelijker te ma ken door huizen aan te passen, tra- pliften aan te laten brengen, aange past vervoer te geven enzovoorts. De medische en technische steun worden dus gegeven in de vorm van geldelijke subsidies, de psycho-socia- lc steun aan de patient echter niet rechtstreeks met geld. Het gaat om steun op dat gebied waar de sociale wetgeving niet in voorziet. Noem on ze steun maar de room in de koffie. Dat wil niet zeggen dat onze criteria minder streng zouden zijn dan die van de overheidsinstantie die steun verleent, maar ze zijn anders. De norm aie de overheid hanteert is een geldelijke norm, bij voorbeeld de weistandsgrens. Wij gaan verder. Wij bekijken van geval tot geval. Wij maken daarbij een onbillijkheid goed die in de sociale wetgeving ingebouwd zit". „Voor de informatie over de patiën ten en hun noden zijn we aangewe zen op de districtsverpleegsters enzo voort die dichtbij de patiënten staan. Want al zijn we dan een vereniging, beter is het te spreken van een fede ratie van alle natuurlijke personen die zich bezighouden met reumabe strijding, zoals de kruisverenigingen, de verenigingen van reumatologen, het genootschap van fysiotherapeu ten, de districtsverpleegsters voor reuma, de vakverbonden, de werkge vers, de academische ziekenhuizen. Als vereniging timmeren we niet zo aan de weg. Het enige waar men van hoort is het reumafonds, maar men realiseert zich niet dat dat een doch terorganisatie is. Populair gezegd: het reumafonds zorgt dat het geld binnenkomt, de vereniging zorgt dat het eruit gaat. Daarnaast hebben we nog het nieuwbouwfonds Wapen veld, dat wij uit zeer grote legaten hebben verkregen, waaruit de bouw van een reumavakantiecentrum in Wapenveld wordt betaald. Daar zul len reumapatiënten met hun familie leden een paar weken tot rust kun nen komen". „We timmeren niet zo aan de weg. Maar dat neemt niet weg dat we per jaar met zo'n zeven miljoen gulden de reumatiekbestrijding steunen. Een miljoen daarvan voor verstrek kingen aan de patiënten, de rest aan subsidies. En zeg nu niet dat de vereniging een stille weldoener is, hoogstens een stille bemiddelaar. We werken met geld dat op allerlei ma nieren door de bevolking bijeenge bracht is. Wij zijn tussenschakel tus sen de bevolking, die geeft en de patiënten die het ten goede komt. Dank-je-wel zeggen door de patiën ten aan ons hoort er dan ook niet bij. En het is goed zo. Het is alleen maar jamiper dat we niet méér kunnen doen. Dat we niet elke reumapatiënt persoonlijk er zijn er zo'n 200.000 in Nederland een paar maal in de week kunnen bezoeken". „Kijk, daar ligt nu een taak voor ieder gezond mens. Toon eens be langstelling, geen medelijden, voor een reumapatiënf in de buurt. Ga ze eens helpen, toon eens belangstel ling.* Ze zijn toch al zo aan hun plaatsje gebonden. Laat ze niet ver eenzamen in hun pijn en hulpbehoe vendheid". „Ja het is een beetje triest jubileum, al 25 jaar reuma te hebben en aan een rolstoel gekluisterd te zitten. Je moet ervoor vechten je hele leven lang". Dat zegt mevrouw G. M. van der Tuin-Brouwer uit Leiden. Behendig vermijdt ze met haar rolstoel alle obsta kels in de kamer als ze mij een kopje koffie inschenkt. „Ik weet nog goed de eerste keer dat een arts me vertelde dat ik reuma had. Ik had daarvoor al pijn gehad en een goudkuur gekregen, waardoor de pijn helemaal verdwenen was. Dan denk je, zo dat heb ik gehad, 't is weer over. Ik had helemaal geen idee wat reuma was. Het kwam in mijn familie niet voor. En evenmin in mijn kennissenkring. Toen kwam dan het moment dat die arts tegen me zei: „Ik moet u toch vertellen wat uw toekomst kan zijn. Waarschijn lijk zullen er krukken komen, misschien een rolstoel. Het kan in elk geval nog lang du ren." „Wat denk je dan? Die dokter is gek, ik voel me helemaal goed! Verslagen gingen mijn man en ik naar huis. Later, 's avonds, hebben we er uren over gepraat. We konden het niet geloven. Er was toch niets meer met me aan de hand. Zou die dokter het wel bij het rechte eind hebben gehad? Zo'n man vergist zich toch ook duizend keer. We hebben met de angst in ons hart afgewacht. Een half jaartje was alles goed. Toen barstte de bom. Het was wél waar, het kwam opnieuw en het is nooit meer weggegaan. Voor het feit dat die dokter toen de waarheid heeft gespro ken ben ik hem achteraf ver schrikkelijk dankbaar ge weest. Zo'n dokter die er maar omheen draait kan ik niet uit staan." „Dan komt, als je ervan over tuigd bent dat je ziekte nooit meer weg zal gaan, het mo ment dat je gaat denken. Als ik nu in een rolstoel terecht kom, mag ik dat mijn man wel aandoen. Ik heb toen tegen mijn man gezegd: Het beste is als we uit elkaar gaan. Later, is het misschien moeilijker. We waren toen zes jaar getrouwd. Mijn man vond het gek. Hij zei: „Jij hebt dit nu, maar morgen of overmorgen kan ik ook iets krijgen. Laten we het eens een weekje aanzien, er een weekje over denken". Ik zei: laat mij maar op een ka mertje ergens gaan wonen. Jij mag de hele boel hier houden. Het gaat met mij toch de ver keerde kant Uit. Daar was ik helemaal van overtuiga en hoeveel verdriet het me ook deed, ik vond dat ik dat mijn man niet mocht aandoen. Goed, zei hij, als jij erbij blijft zal ik een kamer gaan zoeken. Maar dan een hele grote want dan kom ik bij je wonen. We hebben bij de huwelijksinzege ning elkaar beloofd in gezpnde en zieke dagen voor elkaar te zorgen, en daar blijft het bij". „Hij heeft fantastisch voor me gezorgd. Maar al meteen heb ben we toen de afspraak ge maakt, dat ik alles zelf zou doen, zolang het mogelijk was. Dat vond hij eerst erg moeilijk maar wel verstandig. Drieëndertig jaar was ik toen. Ik had het voorrecht gehad het volle leven te hebben mee gemaakt en ervan te hebben geprofiteerd. Wat het heel erg fnoeilijk voor me maakte me met mijn lot te verzoenen. Maar als ik dacht aan al die mensen die op heel jonge leef tijd reuma krijgen en niet eens van hun jeugd kunnen genie ten, hielp me dat een beetje. Ik was eigenlijk een geluksvo gel het nu pas te krijgen. Mijn man heeft mijn vechten tegen de pijn en mezelf zestien jaar meegemaakt. Een hele tijd, zonder vakanties, zonder te kunnen uitgaan. Met een vrouw die je niet eens kunt aanraken, omdat ze het anders uitschreeuwt van de pijn. Maar elke dag leer je bij. Je moet wel. Als je één dag zou overslaan jezelf iets te leren ga je de put in". „Ik heb mensen ontmoet, die er beter aan toe waren dan ik, maar die het kopje lieten han gen, die sjagrijnig waren en verdrietig. Uiteraard is het een verdrietige zaak maar daar moet je je niet aan overgeven. Dan ben je geen prettig mens voor je omgeving, dan word je een verdorde bloem, je bloeit niet meer, er gaat niets meer van je uit. Dan word je een treurwilg en dat wil ik niet. Er zijn patiënten die hun hele huisgezin laten opdraven om iets voor ze te laten doen, ter wijl dat helemaal niet nodig is. Dat zijn afschuwelijke men sen, die belasten hun omge ving. Ik heb steeds gevochten om niet zo te zijn. Maar je leeft dan wel twee levens op dat moment. Het innerlijk uitschreeuwen van de pijn en uiterlijk een vrien-' delijk gezicht zetten. Als je ervoor vecht kun je zo echt boven je ziek-zijn uitkomen. Het valt niet mee, het is zelfs verdomd moeilijk, maar je krijgt er zoveel voor terug. Een fijne kennissenkring. Ik heb zoveel lieve "mensen om me heen." „Het geheim is nooit te klagen, nooit over ziek-zijn van jezelf praten, want dan jaag je de mensen de deur uit. Klagen doe je dan maar bij de reuma toloog of de huisarts." „Later vind je ook steun in je geloof. In het begin voel je dat niet. Dan steek je een vuist naar de hemel op en dan vloek je. Ik ben nooit zo'n lief kind geweest voor de lieve heer. Ik lag dwars. Waarom moest ik nu juist zoiets krij gen? Ik heb mijn hele leven gesjouwd voor kerkélijke ver enigingen en voor het jeugd werk. Is dat dan je dank? Zo'n reactie is erg gewoon, geloof ik. En nog steeds kan ik niet zeg gen: lieve heer, bedankt voor mijn ziekte. Misschien is dat fout, misschien ben ik daar door wel voer voor een psy chiater, maar ik kan het niet. Het enige wat ik wel kan is proberen mijn geloofsleven te beleven, een gewoon mens te zijn, mijn ziek-zijn te dragen. Het zal wel zo moeten." „De grootste klap in mijn hele ziekte kreeg ik toen mijn man stierf. Ik had zo'n fijn huwe lijk met hem gehad en nu Mevrouw G. M. van der Tuin-Brouwer uit Leiden, al 26 jaar reumapatiënt. Rechts van haar de heer J. van Leeuwen, direkteur van de Nederlandse Vereniging Reumabestrijding moest ik helemaal opnieuw be ginnen. Je vraagt je dan af voor wie je eigenlijk nog leeft. Je hebt geen zin meer zelf verder te leven. Ik dacht toen: wat houdt me genoeg in huis. Waarom zou ik ze niet allemaal tegelijk ne men?" Nu, zes jaar later, weet ik dat het zinvol geweest is te blijven leven. Leven voor andere men- nog tegen. Ik heb medicijnen sen. Ik heb in de laatste jaren „Er werd een deur dichtgeslagen, maar ergens anders werd een raam opengezet" vooral geleerd dat je, ook al ben je gehandicapt, zoveel goed kunt doen. Iemand an ders opbeuren, raad of moed geven. Ik heb eens ergens gelezen dat als God een deur dichtslaat dat hij dan ergens anders een venster openzet. Dat is mij gebeurd. Alleen pijn hebben is erg moeilijk, maar als je je gaat openstellen voor je omge ving, dan ben je ook niet meer alleen." „Daarom raad ik mensen, die pas reuma hebben gekregen, aan gewoon te proberen hun humeur niet te verliezen, voor al niemand van hun gezin af te stoten en niet meteen het bed op te zoeken. Erbij te zijn' bij wat er rondom hen ge beurt. Bovendien een goed contact te hebben met de arts en eerlijk tegen hem te zijn. En iemand te zoeken waarte gen je aan kunt praten. Want alleen is de pijn veel erger."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 13