Boer
Gevecht tegen windmolens
I\
Vijftig jaar geleden kwam zijn schimmenrijk tot leven
TOEKOMST ELEKTRICITEITSVOORZIENING:
RUSTEND TANDARTS
EN OUD-CABARETIER
HEEFT
EEN RIJK
ZIELE
LEVEN
IN ZIJN
KNAPZAK
PAGINA 18
LEIDSE COURANT
Dor
DONDERDAG 7 OKTOBER 1976
Schimmenplaatjes: „Neen, neen, duizendmaal neen..
AERDENHOUT „Me mijn eerste optreden
herinneren? Nee, dat doe ik niet. Maar mijn
boek is er. Daar staat allps in". Chiel de Boer,
cabaretier, wordt dezer dagen 80 jaar. Zijn
linkerhand fungeert wat moeilijk en hetzelfde
geldt voor zijn benen. Als hij van zijn huispo
diumpje af wil, gaat dat wat onzeker. Maar zijn
ogen stralen onverflauwd. Hij heeft zijn levens
verhaal eens zelf op papier gezet vanaf de wieg
tot in de richting van het graf. Er valt dus niet
zoveel te vragen, maar tandarts Chiel de Boer,
twee decennia geleden nog een succesvol cabare
tier, is zelf een open boek. Een halve eeuw
geleden, op 25 september 1926, stak Chiel de
Boer voor het eerst zijn kunst omhoog. Dat
gebeurde in „De Stal" een omgebouwd paard^n-
onderkomen in Maarssen. Zijn eerste schimmen
spel, omkleed met cabaretteksten en liedjes, een
verfijnd soort Hollandse Wajang, inleen over
gang van realiteit naar verbeelding.
Chiel de Boer is zijn ,-,schwung" bijna kwijt. In
zijn Aerdenhoutse woning tussen het geboomte,
heeft hij de laatste jaren zijn buien. Dan loopt
hij te mokken over vriendschappen die niet
duurden. Over een uitzending die nergens op
leek, een kwart eeuw geleden. Maar als Diny van
Amstel, zijn rechterhand in zijn glorietijd, bij
hem over de Aerdenhoutse weldoortimmerde
houten vloer komt, leeft hij op. Dan staat het
verleden weer te fonkelen. Dan zijn de spots op
hem gericht en klatert opnieuw het applaus in
zijn oren die op „toen" zijn afgestemd. Hij kan-
er echt niet meer van buiten.
Het cabaret van Chiel de Boer maakte 129
radio-uitzendingen door. „Diny van Amstel hier.
is sinds 1947 mijn medewerkster geweest. Ze
maakte teksten, ook teksten voor Moestafa, de
bekende advocaat mr. Moes. Cabaretier is een
slecht vak, dacht men vroeger. Dat kon Moes
niet doen voor zijn beroep. Daarom koos hij een
pseudoniem. Dat had ik als tandarts niet nodig.
Dat was al slecht genoeg. Zo ging dat, in die
jaren." „In 1968, toen hij afstand kon nemen van
zijn carrière, schreef Chiel de Boer zijn levens
boek. Financieel gesteund door rijke broer Piet.
Chiel begon bij het „uur nul" in 1896. Aan het
Oosterpark in Amsterdam-oost werd hij „thuis
bezorgd p.o., per ooievaar". Zijn levensboek
ademt een geestdrift, een leveiisdrift die hij tot
nog toe met hangen en wurgen in stand weet
te houden. Al in 1897 kwamen de eerste vrouwen
in zijn leven: Buurvrouwen die zich over hem
heenbogen en zeiden: „wat een schat..". Hij wist
toen niet wat hij terug moest zeggen. Maar er
zouden nog vele vrouwen volgen. Het boek is een
openbaring, die, literair van klasse, voor de
enkeling bestemd is. Evenals zijn cabaret-voor-
stellingen in Aerdenhout.
In Maarssen begon het, met schimmen geïllus
treerd. De verhalen van „de sater en de kater";
„Elite op visite". De eerste avond in de stal. Het
was meteen al een succes, Chiel was toen nog
geen tandarts. Dat kwam pas later. Op een
woonschuit in Amsterdam deed Chiel zijn eerste
praktijk als tandentrekker. Dat was lastig, als
het stormde. De Boer was een fenomeen en is
een fenomeen gebleven. Als hij nu in zijn lusttuin
aan de 2andvoorterweg met Diny poseert, valt
weer een schaduw van het verleden over zijn
schouder:Diny staat schuin achter hem, zoals
vroeger, „maar man, dat is lang geleden".
Chiel de Boer maakte in Maarssen een soort
Montmartre. Terwijl anderen de "fijne en scherp
gesneden schaduwbeelden vertoonden, zong de
maker zijn liedjes. Zo is dat jaren door gegaan.
Een schimmenreeks, geplakt in het levensboek,
geeft te zien: een lelijkerd en een schoonheid op
de treinrails: „Neen, neen, duizend maal neen,
ik ben een meisje van deugd en fatsoen. Neen,
neen, liever nog dood, dan dat ik zoiets zou
doen...". Een liedje, oorspronkelijk Engels, door
De Boer losbandig vertaald. „Met bijbehorende
schimmen, die schoven achter een raam; bewe
gende dingen met een sterke lamp erachter. „Ik
zong veel Franse liedjes - erg verlegen was ik
- en ik dacht dat verstaan ze toch niet. Daarom
haalde ik er schimmen bij".
Diny van Amstel, die Chiels manmoedigheid van
een halve eeuw terug ferm tracht op te halen
met een mengeling van liefde, van lankmoedig
heid en „kom, stel je nou niet zo aan": „We
hebben leuke jaren gehad". Chiel: „Ontzettend
leuk, ja". Na een tijd, al weer tientallen jaren
geleden, begonnen de opnamen in de Hilversum-
se studio's Chiel tegen tè staan. „Die teksten
waren bepaald niet op loopjongetjes ingesteld.
Alleen de happy-few kwam er op af. Ik zei toen:
daar stoppen we mee, ik ga alleen door in mijn
eigen huis in Aerdenhout en voor een publiek,
dat we zelf kunnen kiezen".
Die nu wat bladderende villa was eens een steeds
terugkerend theater. In de „salon" konden zestig
mensen binnendringen in het schimmenrijk van
De Boer en in de eetkamer wriemelde de regie.
De salon kent nog steeds dat eervolle podium:
Chiel kan slechts met moeite het trapje op.
„Toestanden destijds. Dan kwam de AVRO of
zoiets 's morgens voor negenen al de zaak instal
leren met kabels en zo. En dan maar repeteren
en zeuren en kniezen. Dan zei Peter I^ellenbach
steevast: „Mens hou op. Voor de koffie niet
zeuren". De Boer maakte het eerste televisiepro
gramma in Nederland, 25 jaar geleden. Voordien
zat hij bij de experimentele teevee, in Eindhoven,
met een straal van 40 kilometer. Zijn ogen
dwalen nu weer even af.
Toen Chiel nog gewoon tandarts was, werd het
telkens zijn zwartste dag van de maand, als hij
zijn rekeningen moest schrijven, „tiaar was ik
doodsbang voor. Geld te moeten vragen van
patiënten. Ik had eens een pijnlijder bij me (het
was mijn eerste extractie) en zag dat zielige
portemonneetje. Ik zei toen: geef me maar 75
cent. Later bleek het de rijkste boer uit de
omgeving te zijn geweest".
Rustend tandarts en oud-cabaretier Cniel de
Boer bewoont een paradijselijk erfgoed, „A ma-
nor of the upper class", nauwelijks te onderhou
den. Maar dat doet hij ook niet meer. Jaren terug
kocht rijke broer Piet - in „kunstbusiness" - het
florissante pand van Chiel en later, toen Piet
stierf, liet hij het na aan een paar neefjes, die
nu bij Chiel om de huur komen, „en ik kon hier
blijven wonen tussen al mijn herinneringen". Dat
is alles voor Chiel de Boer.
Hij heeft een rijk zieleleven in zijn knapzak. De
woorden schoten hem in de keel, maar ze kwa
men er heelhuids en fraai van gestalte weer uit,
zoals hij. „Gedicht op een dode mug" maakte:
„Daar ligt hij dan, zo jong van jaren, op zijn
zo schuldeloze rug. Zijn ziel is uit zijn lijf
gevaren en komt waarschijnlijk nooit terug".
Zijn levensboek is een aaneenklontering van
rijke ervaringen, geïllustreerd, sprekend raak. In
de oorlog bleef De Boer actief, illegaal en anti-
Duits. Hij bleef ondergronds optreden: „Als voor
de inval der barbaren..."; schreef als „Karei de
Stoute" in „Vrij Nederland" en in andere vogel
vrije persorganen. Zoals in de hongerwinter:
„Als vage schimmen schuiven zij in 't grauwe
avondlicht voorbij, een nimmer eindigende rij.
Honger. Vermoeid, gebogen, zonder woord, zo
strompelen ze naar de noord, een bitt're nood
zaak drijft ze voort: honger!. Onthoud dit leed,
dat in de nacht door hun vervloekte zucht naar
macht dit herrenvolk ons heeft gebracht. Hon
ger". „Oorlog, het smerigste, gemeenste bedrijf
dat er bestaat, volledig gebaseerd op leugens.
Misleiding, bedrog, alles wat minderwaardig is,
drijft dan boven".
Chiel de Boer heeft het allemaal volgehouden tot
1957. In de tussentijd waren er veel „uitkoopjes"
in\ den lande. Succes, maar ook een enkele keer
verbijstering, zoals in Oss, waar men zich bleek
te hebben vergist omdat in plaats van Chiel
„Boer Biet" was verwacht... Maar ook na 1957
bleven ideeën in hem woelen: teksten, teksten en,
nog eens teksten. Beperkt publiek. Zijn eigen
publiek bleef bestaan en komen. Een televisie
man als Theo Ordeman zei eens: „Ik hoop, dat
ik dat mag regisseren". Maar daar bleef het bij.
ARNHEM Getijdencentrales,
zonnecellen, windmolens. Druk
wordt ermee geexperimenteerd
om aan de steeds groeiende be
hoefte aan elektriciteit te kun
nen voldoen zonder roofbouw te
hoeven plegen op de kostbare
energiebronnen kolen, olie en
aardgas. De maatschappij veran
dert snel. Het 15 Watt kaarslamp
je van 1926 is nu een 300 watts
lamp geworden. We „vreten"
stroom. Met de verandering van
de maatschappij stijgt de behoef
te aan elektriciteit, aan stroom,
stroom, stroom. Elk jaar meer.
Hoeveel?
We vroegen het aan ir. J. H.
Bakker, directeur van de N.V.
Kema in Arnhem. Die zegt: „Voor
de komende tien jaar een jaarlijk
se toeneming van het-stroomver
bruik met vijf procent. Dat is
toch beduidend lager dan we de
laatste tien jaar gehad hebben.
Dat was namelijk acht procent.
Het is echter beduidend hoger
dan we verleden jaar hadden.
Toen hadden we twee procent.
Maar het is weer beduidend lager
dan wé op het ogenblik in het nu
verstreken deel van het jaar heb
ben, want we zitten nij al boven
de zeven procent. Het is bijzonder
conjunctuurgevoelig. Tijdens de
oliecrisis bleek dat het teruglopen
van het gebruik grotendeels zat
in het minder werken van de
industrie. Tot nu toe hebben we
echter een sterke stijging van het
huishoudelijk gebruik meege
maakt. Het ziet er niet naar uit
dat dat anders gaat worden. Al
wordt er op het ogenblik op de
rem getrapt wat de lonen betreft,
het totale inkomenspeil in Neder
land ligt op een niveau dat men
zich het soort aanschaffingen als
vaatwassers en diepvriezers kan
permitteren van het normale in
komen. Men hoeft er geen extra
inkomen voor te hebben om die
uitgave te doen. Dat gun ik
iedereen van harte, maar uit het
oogpunt van energieverbruik is
het funest. Het industriële ver
bruik stijgt eveneens, maar in
mindere mate".
Kan aan die alsmaar toenemende
vraag naar elektriciteit op verant
woorde manier worden voldaan?
Ir. Bakker: „Wij proberen altijd
op veilig te spelen. Dat wil zeggen
dat we de mogelijkheden openge
laten hebben om behalve op aard
gas ook onze centrales op olie te
kunnen laten draaien. Voorlopig
zitten we goed met het aardgas,
maar als onze contracten aflopen
dan kunnen we, als dat nodig is,
onmiddellijk op oüe overschake
len. We vinden dat we niet inte
graal op olie moeten overgaan.
We stoken nu voor 85 procent van
onze totale behoefte aan elektrici
teit op aardgas en we willen zeker
niet in de toekomst ook zoveel
procent olie verstoken, omdat de
aanvoer daarvan niet voldoende
zeker is. We willen ook een deel
van onze centrales van kolenke-
tels voorzien. Nu hebben we twee
grote eenheden in aanbouw, één
in Geertruidenberg en één in de
centrale in Nijmegen".
„Kolen moeten we importeren
omdat de Nederlandse mijnen
niet meer leveren. Maar de kolen
komen uit zoveel verschillende
plaatsen in de wereld, dat ons de
aanvoer daarvan redelijk veilig
lijkt. We willen proberen voor
bijzondere installaties nog gas te
blijven stoken, waarbij dan ge
dacht wordt aan bijvoorbeeld
stadsverwarming. Indien de rege
ring het toestaat en het beleids
voornemen uit de energienota
van de drie kernenergiecentrales
kan uitgevoerd worden, zullen we
ons park van kerncentrales gaan
uitbreiden. Dan hebben wij in elk
geval de elektriciteitsvoorziening
zo zeker mogelijk gesteld. Er zit
ook nog een andere kant aan. We
menen dat dat ook economisch
het meest verstandig is omdat we
ervaren hebben, dat grondstoffen
in prijs vaak sterk en op onver
wachte wijze variëren. Als het om
milieuaspecten gaat is gas de
ideale brandstof. Geen afvalpro
blemen. In tegenstelling tot kolen
en olie. Kernenergie brengt weer
andere problemen met zich mee.
We zullen ongetwijfeld veel geld
moeten uitgeven om de eenheden
die we bouwen zo bedrijfsveilig,
zo bedrijfszeker mogelijk te ma
ken en zo in te richten dat ze zo
weinig mogelijk last voor de om
geving geven. De eerste tien jaar
zeker en waarschijnlijk tot aan
het eind van deze eeuw zullen
windmolens en zonne-energie
geen rol spelen in de elektrici
teitsvoorziening. De opslag van
elektriciteit is bij deze vormen
van opwekking nog het grootste
probleem".
Zo denkt ir. Bakker erover. Hij
steunt daarbij op het inzicht dat
de landelijke stuurgroep energie
in de materie heeft. De toekomsti
ge elektriciteitsvoorziening lijkt
een gevecht tegen windmolens te
worden. Al zijn de onderzoekers,
die zich met deze alternatieve
vormen van de energie-opwek
king bezig houden, beslist geen
Don Quichotte. Maar ook op het
terrein van de ons vertrouwde
elektriciteit uit het stopcontact
van de centrale gaat het onder
zoek door Dr. Ir. L. Vermeij,
hoofd van de laboratoria en de
kwaliteitsdienst van de appara-
tenfabriek Hazemeyer b.v. in
Hengelo houdt zich ermee bezig.
Hij zegt: .Mogelijke toekomstige
ontwikkelingen moeten bekeken
worden uit de hoek van de moti
vering of anders gezegd waarom
zijn er ontwikkelingen nodig.
Zoiets komt niet vanzelf. De tijd
dat er een vent jaren op zat te
broeden hebben we gehad. Op
het ogenblik vinden, als je praat
over zaken als energietechniek,
die ontwikkelingen hun motive
ring in een aantal aspecten, zoals
economie, energievoorziening, be
trouwbaarheid, beschikbaarheid,
veiligheid, milieu".
„Als ik zoek naar verbetering of
naar vernieuwing, dan is dat al
tijd uit onvrede met de bestaande
toestand. Onvrede komt voort uit
problemen. Welke zijn dat die we
op het ogenblik onderkennen in
de energievoorziening en die om
een oplossing vragen. Wel dat is
gemakkelijk te beantwoorden.
Tekorten aan grondstoffen, pri
maire energie, zuiniger moeten
omspringen met de energie. Je
kunt ook praten over de groei
van het elektriciteitsverbruik, die
problemen schept".
„Als er alternatieve bronnen ko
men om elektriciteit op te wek
ken, windmolens bijvoorbeeld,
dan zal er een plaatselijk of
streeksgewijze verspreiding van
elektriciteit komen zodat de
transmissie en distributie er heel
anders uit zullen gaan zien. Hoe?
Ik ben geen koffiedikkijker. Aan
dat soort voorspellingen waag ik
me niet".
GERARD CRONE
Niemand kwam er ooit op terug. De uitloop van
een kunstenaarsbestaan, overvloeiend van vond
sten en poëtische erupties, was een glijbaan die
door De Boer als een morele afzakker is be
schouwd. Na zijn jarenlange successen kwam de
onafwendbare herfst die de grond onder de
voeten van deze cabaretier aantastte. Hij stuurde
nog wel scenario's op. Resultaat: vriendelijke
briefjes, soms zelfs waarderend, maar allemaal
eindigend met de woorden „maar helaas".
Toen was de bezetenheid om door te vechten
(zoals De Boer in zijn standaard-levensboek heeft
neergeschreven) verdwenen. „Mijn stopwoord
was toen geworden: „Dan maar niet, het is
tenslotte mijn tijd niet meer...".
Op 14 februari 1967 was zijn laatste televisiepro
gramma. Hij vond het niet geslaagd. „Nee, beslist
niet, of laat ik liever zeggen: grotendeels niet...".
Voor Chiel is dit nog steeds onverteerbaar, negen
jaar later. Het ging niet zoals hij wilde. Het was
het einde van „mijn stille - en ik mag toch wel
zeggen fijne - cabaret". Hij wilde artistiek niet
ondergaan, „maar een televisieprogramma kan
een ander voor je verknoeien...".
Duizend doden heeft De Boer doorstaan voor hij
het toneel opging. TevQren kon hij niets eten,
wel ging er een borrel in. Maar het schimmenrijk
heeft hem altijd beziggehouden: spelen met de
taal, de verbale humor: „Dat ligt een Nederlan
der niet zo geweldig", dacht hij eens en daarom
haalde hij de scherp getekende zwarte contouren
erbij, schuivend van rechts naar links.
Na 1957 kroop hij weer gebitten binnen, als
sehooltandarts in Zandvoort. „Daarmee ben ik
een jaar of vijf geleden opgehouden, toen werd
de vaste hand minder. En dan moet je je kappen
met de zaak, als tandarts". Diny van Amstel:
„Die kinderen waren dol op meneer De Boer,
want hij had altijd goocheldingetjes op zak.
„Gekke meneer De Boer", vonden ze dan, ze
liepen weg met hem".
Chiel de Boer, eens springend als een bron, zit
al geruime tijd met een of ander plaatjesboekje
in zijn hand, iets uit Zwitserland, waar de De
Boers een oorsprong hadden als bauer. Hij moet
gaan eten, want de tafel in de voormalige regie
kamer staat al uren gedekt. „U kunt me nog een
plezier doen", zegt hij met enige nadruk, „door
te vermelden, dat ik van doopsgezinde afkomst
ben"
Diny van Amstel snapt er niets van: „Wat krijgen
we nou? Wil je nu opeens de doopsgezinden gaan
lijmen? Ik wist niet, dat je zo religieus was".
Maar Chiels ogen hebben aan jeugdige guitigheid
nog niets ingeboet.
TON PIETERS
Chiel de Boer en zijn rechterhand Diny
van Amstel bladerend in het verle/den.