Testpiloot „Jas" Ml De schrik van zijn leven was zijn gewicht echt riskante dingen heb altijd zelf willen doen" oipetS Moll, omgord met de parachute waarmee hij nooit een sprong heeft durven maken. Jopen' TERDAM T- Andreas Pieter „Jas" Moll, chef- jger bij Fokker, 50 jaar oud waarvan hij er tieten heeft als testpiloot. ia Bdoog eens in een Starfighter toen het hele systeem uitviel. Het toestel was totaal Ituurbaar. De snelheid liep op tot die van het j. Met zo'n vaart kun je niet zomaar uit een Uig springen, want de kans is groot dat je gewond raakt, vooral aan je gezicht. Ik v_a even een gevoel van paniek. Nu gaat het aal mis, dacht ik. Er bestond een procedure i storing op te heffen, maar dat zou hoogst- ichijnlijk bij die snelheid niet lukken. Ik had 'ndel van de schietstoel al in de hand toen toch maar probeerde. En het lukte tegen erwachtingen in. Ik kon een geslaagde nood- *^g maken. Dtorbranden, de nachtmerrie van iedere test- j Ik heb het twee keer meegemaakt en het geen pretje. Maar ik heb nooit de stoel hoeven te gebruiken en ik ben nooit jrngen. Wel ben ik soms met knikkende uit een vliegtuig gestapt. Ze hebben me gevraagd het testen over te nemen van een ^Jype waarmee twee vliegers waren veronge- Ik heb geaarzeld, maar ik heb het toch in. Ik heb geluk gehad. loop van mijn 25 dienstjaren zijn vier a's bij vliegongevallen omgekomen. In 1955 n «lief ^at er kort achter elkaar. Sindsdien ontv/ nooit meer echt met vakantie geweest. Ik ltijd het gevoel: als ik er geweest was, zou lisschien niet gebeurd zijn. Daarom heb ik de echt riskante dingen altijd zelf willen nu de schrik van zijn leven. Hij zal vooraan dertig geweest zijn toen de weegschaal bij urplichte halfjaarlijkse medische keuring 95 anwees. „Nu moet het afgelopen zijn, Jas", de keuringsarts. „Als je de volgende keer zwaar bent, krijg je een verbod om straalja- te vliegen". Moll die het bij deze terugblik nauwd krijgt: „Dat had te maken met het it zware mensen op grote hoogten last van een kwalijk verschijnsel, namelijk len in de gewrichten. De pijn was zo hevig eenvoudig niet meer in staat was de machi- besturen. We hadden toen nog niet die drukcabines van nu. Wel, toen die dokter was het alsof mijn wereld instortte. Ik als ik niet meer mag vliegen, ga ik even dood. Zo voelde ik dat indertijd. Mijn vak lies voor me. Het heeft geholpen. Ik weeg kilo bij een lengte van 1 meter 86. Al bijna jaar ^■"lijvigheid is een van de problemen van ons ^■ntsgewricht, getuige het feit dat ze zelfs in MVt als het Veluwse Vierhouten een trimbaan ^Hn, terwijl je daar toch uren kimt wandelen een auto te zien. Logische vraag dus (en informatie voor lezeressen en lezers die iun afslanking zwoegen) hoe speelt Jas Moll aar? ntwoord komt er zuinig uit; hij praat niet over zijn privé-leven is teleurstellend van td. „Na de mededeling van die keuringsarts me een vaste eetgewoonte aangemeten waar >it vanaf wijk. Nooit, want als je het één loet, ben je verloren. Ik was altijd hongerig ben ik nu nog. Maar het kan. Vroeger begon dag met vier boterhammen met alles erop lekker vond. Veel zoetigheid. Ook een ei. ik er bakken thee bij; daar ben ik gek op. de middag nam ik dan vier broodjes met een banaan en een glas melk. 's Avonds at rm tot ik niet meer kon. Hoe vetter hoe En tussendoor renen cho«óla, gevulde koe ken, noem maar op. Drinken? Nee, dat heb ik hooit veel gedaan. Ik was bang dat het slecht was, dat ze me zouden afkeuren. Wel, na die waarschu wing heb ik mijn dieet drastisch ingekrompen. Ik eet nu al twintig jaar lang 's morgens één boter ham met kaas, altijd dezelfde soort, en op een klein stukje ervan doe ik een kluitje honing, want dat vind ik lekker. Ik drink er thee met suiker bij zoveel ik wil, want een mens is niet van ijzer. Koffie drink ik altijd zonder suiker en er wordt hier bij Fokker wat koffie afgedronken. Tussen de middag neem ik één boterham met vlees, een appel en een banaan. En een glas karnemelk. Daar heb ik me echt toe moeten dwingen; vroeger kon je me er wel de deur mee uitjagen, 's Avonds eet ik zoveel als ik wil, maar ik vraag mijn vrouw wel of ze het zo weinig mogelijk vet houdt Geen toetje, wel later soms een klein stukje koek of wat pinda's bij de borrel". Ziedaar het geheim achter het confectiemaatje van Jas Moll. Niet de losbollige glamour waarmee Jan Publiek het bestaan van een testpiloot zo graag associeert, maar schier kloosterlijke soberheid. Hetzelfde geldt voor zijn andere leefgewoonten. Hij woont in het Friese Mildam, ergens onder Heerenveen. Daar staat hij elke morgen om half zes op. Om kwart over zes zit hij in de auto op weg naar Schiphol waar hij anderhalf uur later arriveert. „Dat stuk rijden elke dag, dat vind ik minstens zo gevaarlijk als het testen van vliegtuigen". Om 7 uur 's avonds is hij weer thuis waar hij vaak vergeefs zijn werk probeert te vergeten. Voor dat hij naar bed gaat, doet hij vijf minuten gymnastiek. „Vind ik vervelend, maar ik sla het nooit over. Ik dwing me ertoe". Daarna leest hij in bed nog een half uur ontspannende lectuur, „Engelse rotboekjes; ik weet later vaak niet waar het over ging." Vakantie neemt hij nooit meer. De hem toegeme ten vrije dagen versnippert hij door ze zoveel mogelijk voor of achter een weekend te plakken. Een vriend van hem trouwde en hij was, zeer ceremonieel met jacquet en hoge zijje, van de partij. Maar halverwege de receptie moest er een bijzonder lastige testvlucht worden uitge voerd. Die heeft hij dus even gedaan in jacquet, de kachelpijp op de stoel van de tweede piloot. Hij wilde de verantwoordelijke klus niet aan een ander overlaten. Want zo is hij. „Ik heb nog nooit gesprongen, nee. Ik ben er doodsbenauwd voor. Zo'n testvlucht met het prototype van een Friendship of een Fel lowship doe je met een parachute om. In de vloer zit een noodluik dat je pneumatisch kunt openen door op een knop te drukken. Dan kun je er op je hurken doorheen. Maar ik heb het nooit geoefend. Ik heb nog nooit een parachu tesprong gemaakt. Stel je voor dat je een enkel verstuikt. Dat is zo gebeurd. Ik redeneer: laat ik maar een been breken als de nood aan de man komt Zolang ik het er levend afbreng, ben ik tevreden. Het is gelukkig niet één keer nodig geweest Ik moet er niet aan denken aan zo'n ding hangen". Want zo is hij ook. Jas Moll, gelukkig als invlleger en asceet. Invlleger Jas Moll In jacquet op de bok omdat hij liever een bruiloft onderbrak dan een riskante testvlucht te moeten missen. „Het werk bij Fokker is een groot deel van mijn leven. Ik kan me er niet lang van losmaken. Iedereen zegt dat ik gek ben en dat is misschien ook zo, maar ik kan het niet helpen. Ik moet veel reizen en als ik dan terug kom, ligt er een stapel werk waar de honden geen brood van lusten. Een ellende. Dat is me een vakantie niet waard. En ook gebeurt er altijd iets naars als ik weg ben. Daar ben ik bang voor. Mijn verantwoordelijkheid hier is dat het bedrijf goed draait. Als de vlieg- dienst niet loopt, lig ik 's nachts wakker. Er zit een stuk risico in dat zwaar weegt. Alles wat met" de veiligheid van een vliegtuig te maken heeft, gaat ten koste van zijn economische eigenschap pen, want het kost ruimte en geeft extra gewicht Nou, en dan komt er een vliegtuig te laat van de produktielijn. Het moet ingevlogen worden en het is slecht weer. Maar voor elke dag vertraging in de aflevering moet Fokker aan de klant een boete betalen. Of ik vind da+ er in eer vI:°gtu;T ingebouwd moet worden waarin de fabriek dan wel weer zwaar moet investeren. Ik ben de enige die dat soort beslissingen kan nemen. Het drukt ontzettend op me". Een druk waarvan hij zich in Mildam probeert te ontlasten. Hij zeilt graag en fietst „ontzettend veel". Schaatsen natuurlijk, als er ijs wil zijn. „Daar maak ik altijd ruimte voor. Ik heb twee keer de Elfstedentocht gereden. Ook ben ik graag met mijn handen bezig. Bij mijn vorige huis heb ik zelf een kippenhok en een schapenstal gebouwd. Ze waren misschien niet mooi, maar het gaf me een enorme voldoening. Ik vind zelfs de vloer aanvegen of de afwas doen leuk. Eigenlijk heb ik er een hekel aan, maar je ziet resultaat en daar houd ik van. Ik heb er spijt van dat ik niet kan schilderen of piano spelen iets creatiefs doen. Maar ik heb mijn hele leven nergens tijd voor gehad. Ik heb altijd rapporten moeten schrijven In mijn vak moet je je voor honderd procent inzetten of iets anders gaan doen". Dat vak laat zich moeilijk in een snelle definitie vangen. Zo is Jas Moll gedurende de vier tot vijf jaar die de geboorte van het prototype van een nieuw vliegtuig vergt, een tot twee dagen per week bezig met het ontwerp. „De inrichting van de cockpit gebeurt helemaal door ons. Als je dan je eerste testvlucht maakt, ken je het toestel beter dan wie ook ter wereld, want je bent er voortdu rend mee bezig geweest. Neem mijn eerste testvlucht met de F 28. Je weet natuurlijk dat hij de lucht in gaat Daar is hij voor ontworpen. Je hebt alles nagerekend. Maar het was verbazingwekkend hoe ik me onmiddellijk thuisvoelde in dat toestel. Elk schakelaartje, elk metertje was vertrouwd. En de machine voelde precies aan zoals ik het me had voorgesteld. Het was net of ik er al jaren in gevlogen had. Dat Het invliegen van een prototype vergt vervolgens nog eens een tot twee jaar en gebeurt in fasen. „Je begint heel rustig, je blijft binnen de ge bruiksnormen waarvoor de machine ontworpen is. Het ding vliegt wel, dat weet je en je haalt geen kritieke toestanden uit met hoge snelheden of zware belastingen. Je kijkt gewoon of alles werkt Pas in een later stadium ga je stapje voor stapje verder. Je probeert uit hoe langzaam het toestel precies kan vliegen, een belangrijk gegeven voor de minimale baanlengte die bij een landing nodig is. Je zoekt uit hoe snel je kunt vliegen zonder dat de roeren of vleugels gaan klapperen. Je brengt het toestel in een duik of een vrille om te kijken hoe het zich gedraagt Bij twee prototy pes van de F 28 hebben we in de staart vier raketten laten inbouwen om de zaak in dergelijke situaties toch bestuurbaar te houden. Je moet de uiterste grenzen zoeken tot waar een machine kan gaan om vanaf dat punt terug te rekenen naar veilige gebruiksnormen. Je hebt bijvoorbeeld een vliegtuig dat 330 knopen moet maken. Dat is van tevoren becijferd en dat klopt ook. Maar om een luchtwaardigheids be wijs te krijgen, moet bewezen zijn dat er een marge is van, zeg, 60 knopen meer, hetgeen inhoudt dat er met een snelheid van tegen de 400 knopen geen ongelukken kunnen gebeuren. Nu is het zaak om in de lucht uit te proberen waar de limiet van het betreffende toestel ligt Blijkt bijvoorbeeld dat je al met 360 knopen in de gevarenzone komt dan moet je omlaag met de gebruikssnelheid. Die wordt dan geen 330 knopen, maar 300 knopen. Of je brengt wijzigingen aan in het ontwerp waardoor je die veiligheidsmarge wel haalt Je komt altijd dingen tegen die je over het hoofd hebt gezien. Vandaar de kritieke toestanden die ik heb meege maakt. Het is soms wel op het nippertje geweest Na elke 2 uur invliegen volgen er 8 uur van praten, overleggen, rapporten opstellen. Bij het prototype van de F 28 hadden we ander half jaar lang 24 uur per dag een team klaar staan om voor het vliegtuig te zorgen en om de nodige modificaties aan te brengen. We vlogen 6 dagen per week veel 's morgens vroeg omdat je een aantal proeven moet doen bij weinig wind. In zo'n periode weet je nauwelijks dat je leeft Toen ik de F 27 testte, heb ik een maand lang meer op één motor gevlogen dan op twee. Ik was toen behoorlijk druk bezig met die ene motor, maar het hoorde erbij". Een tweede hoofdzaak van de vliegdienst van Fokker (12 testpiloten en 4 boordwerktuigkundi gen) die Jas Moll leidt, is het invliegen van elke machine die de produktielijn verlaat, altijd nog een behoorlijke handvol per maand. Ook deze toestellen worden tot hun uiterste grens beproefd, ver buiten het gebruiksgebied waarvoor ze zijn ontworpen. Maar het is minder zenuwslopend en minder riskant Moll en zijn mannen kennen de eigenschappen van de machines, Ze weten wat ze te verwachten hebben en kunnen daar naar handelen. Het gaat bij de Friendship en de Fellowship om zo'n drie vluchten van elk twee uur per machine. Een derde taak tenslotte is het lessen van piloten die in Fokkerprodukten gaan vliegen. Jas Moll: „Dat wordt steeds belangrijker. Het kost onze vlieg dienst de laatste jaren driekwart van onze capaci teit Per vliegtuig moeten zes bemanningen worden opgeleid. Dat betekent 300 tot 400 uur lessen voordat ze zelfstandig mogen vliegen. Bovendien heb je je demonstratievluchten voor potentiële klanten. Ik ben met de F 27 en de F 28 de hele wereld rond geweest; zelfs op Zuidzee-ei- landen ben ik geweest, alleen niet in China, Rus land, Polen en, gek genoeg, Finland. De Noren zijn bij ons geweest Ze zeiden: laat ons eens zien hoe zo'n machine zich gedraagt onder extreem slechte omstandigheden van sneeuw en ijs. Dan ga je erheen. In Australië heb ik de F 28 voor het eerst op een grasveldje neergezet dat scheef tegen een berg op lag. Als je er overheen vliegt, denk je: dat kan nooit Toch doe je het want je weet dat het kan en je moet het aantonen, want je wilt zo'n machine verkopen. In Peru, op die grote hoogte, gedragen de motoren zich vanwege de ijle lucht anders dan hier. Dat moeten we uitzoeken, dus gaan we erheen. We proberen er ook de vliegrou tes uit. Daar hoorde ik laatst een grapje over, zo van: die. routes hoef je niet op te zoeken; je herkent ze aan de vliegtuigwrakken die er liggen. Maar het moet allemaal gedaan worden". Vijftig jaar is Jas Moll. Nog vijf jaar, dan komt het onverbiddelijke einde, de pensionering. Hij, de man die eens dacht: niet vliegen, liever dood, en die voor zijn werk het leven van een asceet heeft overgehad. Wat dan? Nog steeds liever dood? „O nee, ik vind het niet erg meer. Ik heb het nu wel gehad. Ik ben er dankbaar voor dat ik zo'n geweldige ontwikkeling heb mogen meemaken in de luchtvaart Nu zijn er voor mij andere dingen in het leven. Ik ben net grootvader geworden". T>rc"f> eMovniTM

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 13