heeft een tik van zijn molen te pakken aantal afleveringen gemaakt van de nieuwe serie „Hoteldebotel", heeft bij dezelfde omroep een „per- sonality-show" op de beeldband laten zetten en zal ook alweer bij de Tros op Oudejaarsavond via de buis de oliebollen luister bijzetten. Het houdt niet op, want in januari begint Van Duin samen met Ferry de Groot weer het krankzinnige radiopro gramma dat de „Dik Voormekaar-show" heet. Je zou Van Duin met z'n 29 jaar dan ook best als een bezig baasje kunnen karakteriseren, maar hijzelf geeft niet in het minst de indruk dat te zijn of daar ook maar een beetje last van te hebben. In het gesprek gebruikt hij erg vaak het woord „gezellig" en de vragen beantwoordt hij steeds met een langs- z'n-neus-weg-nonchqlance waarvan je je alleen kan afvragen of dat geen beschermende houding is om de ware Van Duin voor zichzelf te houden. Misschien dat André van Duins ervaringen met de pers daar mee te maken hebben, want de kritiek heeft zich nogal eens denigrerend over het feno meen Van Duin uitgelaten. Hijzelf doet althans of hij er koud noch warm van wordt: „Natuurlijk lees ik alle kritieken. Ik krijg ze door de knipseldienst thuis gestuurd. In het begin was 't alleen maar „goedkoop" en „onderbroekenlol" wat je las, maar 't gaat zo langzamerhand wel de góede kant op. Nu lees je al: Goed, en knap, en zus of zo en weet ik véél. Er zijn de laatste tijd een hoop collega's van de grote en de kleine k bij me komen kijken. Josephine van Gasteren is bij een voorstelling ge weest, Guus Hermus. Ze hebben me uitgebreid gecomplimenteerd. Ik kan me voorstellen dat een recensent die voor z'n toestel thuis zit weinig lol heeft, maar in het sfeertje van een zaal word je wel meegesleept". Opvallend is dat de laatste tijd inderdaad allerlei hooggestemdere geesten die kort daarvoor nog de neus ophaalden voor de kolder van Van Duin na een bezoek aan een zaaloptreden het publiek gillend van het lachen aan André's voeten vonden en niets anders konden zeggen dan: Het is toch wel vakmanschap om een zaal zó te bespelen. André van Duin: „Ja, hoe kom je aan dat succes? Gewoon weten wat het publiek wil of niet. En vraag me niet wat dat nou precies is, want eigenlijk wéét ik dat niet. Maar als 't nodig is schijnt die grap bij mij altijd te komen. En 't gebeurt vaak genoeg dat de mensen zitten te gieren om dingen waar ik niks aan vond. Je hebt natuurlijk wel altijd terugke rende situaties, groot tegenover klein, baas en knecht, officier en gewoon soldaat, belastingambte naar en burger, maar waarom ze mij nou leuk vinden? De een houdt van erwtensoep, de ander van spinazie. En zelf hou ik erg van aarrebeien met slagroom. Ik maak me er echt niet druk over hoe lang ik dit vol kan houden. Zo lang de mensen willen lachen zit er toekomst in. Tot nu toe heb ik altijd voor volle zalen gedraaid. Met dit program ma hebben we een jaar lang zes keer per week gespeeld. In Carré zelfs tien weken lang voor 1700 man. Daar ben ik best trots op. En omdat we nog niet iedereen bediend hebben, gaan we ons nieuwe programma dan ook twéé jaar lang spelen. Die vele voorstellingen waren voor Frans van Dusschoten een beetje te veel. Hij wil meer tijd aan z'n gezin besteden en gaat het nu met een eigen groepje rustiger aan doen. Zelf heb ik daar niet zo'n last van. Ik ben wel erg op m'n rust gesteld. Ik vind het geweldig wat zo'n man als Joop van den Ende, onze theaterproducent, doet. Een jonge vent die in een paar jaar de grootste in Nederland is geworden. Een prima figuur. Maar ik zou al die sores niet aan m'n kop willen hebben. Ik neem m'n zes weken vakantie per jaar, 's morgens sta ik lekker pas om tien uur op en ik zorg verder dat ik fit blijf door veel sla, rauwkost en gezond goed te eten. En sinds ik al die trappen in deze molen heb, gaat de rest vanzelf. Ik ben hier trouwens niet voor niks gaan wonen. Lekker rustig en niet zoveel mensen aan je deur. Ik kan dat ding zelf niet bedienen hoor, daar heb je geloof ik een diploma voor nodig. In het dorp hier heb je een molenmaker en die houdt alles voor me in orde. Dat moet wel, want dat ding valt onder Monumentenzorg". „Nee, filmen zie ik niet zitten. Zes weken lang van 's morgens vroeg tot 's avonds laat klaar te staan vind ik zonde van m'n tijd. En met een One man-show zal ik ook met komen. Niks voor mij. 't Lijkt me vreselijk ongezellig. Nu kruipen we met z'n allen lekker in de bus, spelers, dansers, de hele boel en onderweg leggen we lekker een kaartje. Alles in m'n eentje ligt me niet, ik moet een klankbord hebben. Natuurlijk veranderen er wel dingen in de vorm van die revue. Stilstand is achteruitgang. Het nieuwe programma met Frans Kokshoorn wordt een musical-achtige revue met een rode draad erin. Dat is dan het leven van André van Duin, hoe ie als jongetje al komiek wilde worden, en zo voort. Maar dan wel in het komische getrokken. De teksten zijn voor een deel gemaakt door de schrijvers van de serie Dubbeldekkers. Die zijn hier komen kijken, begrepen er natuurlijk weinig van, maar hebben wel hard zitten lachen. En verder zit ik zelf al drie weken boven te tikken. Eigen teksten en hun teksten naar mijn bek zetten. Er verandert wat, maar we gaan echt niet opeens André van Duin heeft een tik van de molen te pakken. Zijn molen wel te verstaan, want Neder lands gekkebekketrekker nummer één heeft zich sinds kort gehuisvest in een gaaf exemplaar van onze nationale trots in een oer-vaderlands stukje Zuid-Holland bij Rijnsaterwoude. Een oprijlaantje met een aantal antieke lantarens leidt je langs een eendevijver en een garage naar het uit 1833 date rende gevaarte zelf, terwijl een motorbootje met de niet mis te verstane naam „Willempie" voor de directe verbinding met de Kagerplassen zorg kan dragen. Het is duidelijk dat de grappen en grollen die de rossige komiek vanaf planken en beeld scherm over ons lachgrage volkje uitstrooit effect hebben gehad. Van Duin heeft z'n huis in Lijnden eraan gegeven en na een tip van een makelaar de kapitale wiekendrager, waar vóór hem nog een hoge heer van de Shell huisde, overgenomen. We kunnen dan ook zonder enige terughouding melden dat het goed gaat met André. Het succesverhaal van de onopvallende sproetenko ning die nu alweer meer dan tien jaar geleden met z'n bandrecordertje bij Nieuwe Oogst binnendraaf- de en daar een zelfs voor anatomisch onderlegde toeschouwers Ongeloofwaardig staaltje gezichtsgym- nastiek liet zien, is nog lang niet afgelopen. André van Duin is zojuist in het Scheveningse Circusthea ter begonnen aan de laatste drie weken van zijn revue „Lachcarrousel", is inmiddels druk doende aan de opvolger daarvan, heeft voor de Tros al een naar een hoog niveau grijpen. We blijven gezellig voor 't grote publiek werken". „Het leukste om te doen vind ik nog steeds de Dik Voormekaar-show. Radio maken is heerlijk, je kan alles zelf doen. Moet er een muur omvallen, dan pak je maar een geluid. Bij de tv moeten daar diverse besprekingen aan vooraf gaan. Met Ferry de Groot babbelen we van te voren wat door en dan gaan we improviseren. Zo ontstaan onze scènes op het toneel ook. Alleen ga je daar steeds meer dingen vastleggen. Grote voorbeelden? Die heb ik wel. Vroeger Frans Vrolijk en Tom Manders die ik met een snorretje voor imiteerde. Nu een komiek als Tommy Cooper en Wim Kan. Maar eigenlijk heb ik 't meeste geleerd van Stan Laurel. Ik verzamel zoveel mogeüjk oude films van Laurel en Hardy en dan zie ik hoeveel dingen 't zelfde zijn in mijn manier van doen". De heer Renée van Vooren komt op bezoek en het gesprek eindigt. André van Duin legt z'n anderhalf- jarige Sint Bemardshond Bob aan de lijn en laat je even nonchalant vertrekken als hij je ontvangen heeft. Een serieuze lolbroek die alleen als de camera van de fotograaf in zicht komt bijna automatisch een serie gekke bekken trekt En voortdurend cock tailprikkertjes tussen z'n tanden houdt. Want roken doet ie ook niet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 13