WE KUNNEN TIENDE WORDEN Ans Dekker gaat eindelijk leren dansen ÉtV Pijn lijden en verder trainen fj QSP Eva Bartha zet kroon op succesvolle arbeid MONTREAL'76 Een van de drie Westeuropese landen die Montreal haalden JOKE KOS: „IK GA STUDEREN" ^PAPENDAL De trainingen van de turnsters zijn op „Papen dal" verdeeld in twee groepen: de jongeren en de ouderen van de ploeg voor Montreal. Er staat een klein, schriel meisje van dertien jaar bij de brug. Eva Bartha, de Hongaarse trainster van de turnsters, wijst op haar en zegt: „Dat kan een grote worden. Ik zeg niet dót ze het wordt maar het kan. Er is altijd en overal talent, in alle landen." Het is Conny Zwarthoed van „Mauritius" uit Volendam. Met het oog van de grootmeesteres heeft Eva Bartha in haar een pertinent talent ontdekt. Zij zal de ontwikkeling van Conny Zwarthoed „Ze heet eigenlijk Gerda, maar we hebben al een Gerda Zwarthoed en daarom noemen we haar Conny" niet meemaken. Eva Bartha, die naar Nederland kwam het jaar vóór de Spelen van München om de turnsters daarheen te leiden, heeft heimwee. ..Ik heb zeer veel heimwee", zegt ze en haar blik versluiert. Haar gezin woont in Hongarije. Zij sleet haar „Hollandse jaren" op een flat in Utrecht. Meestal alleen. Ze is vriendelijk, maar stelt zich niet zo gemakkelijk open voor Jan-en-alleman. Met Montreal zet Eva Bartha de kroon op haar succesvolle arbeid. Vijf jaar in Nederland, tweemaal met de turnsters naar de Olympische Spelen. Het was een zware opgave voor Eva Bartha: Montreal halen. Met een vrijwel nieuwe ploeg op Ans Smulders en Ans Dekker na bouwde ze onverdroten voort aan het doel dat ze zich gesteld had. Nederland mocht niet na één keer weer verstek laten gaan. Ze maakt onophoudelijk het voor haar stereotype ge baar. haar truitje omlaag trekken. Ze kan het ene ogenblik dromerig voor zich uitstaren, de andere tel met een verhelderende glimlach waarin toch altijd iets van weemoed ligt. haar visie geven. ..Voor München werd niet zo'n streng kwalifi catiesysteem aangelegd. Wie de limiet haalde, ging. Voor Montreal was de concurrentie veel groter. Daarheen gingen, behalve de zes al rechtstreeks geplaatste landen, nog zes die in Hamburg van de dertien ploegen het beste waren. Daar behaalden we de vijfde plaats". Ze stopt. Het krenkt haar nog steeds meer dan ze wil laten blijken dat te veel de nadruk is gelegd op het feit dat Noord-Korea niet kwam opdagen bij die kwalificatiewedstrijden in Hamburg, begin mei. Voor Nederland zou kwalificatie toen een fluitje van een cent zijn geweest. Daarom is ze blij dat niet de zesde en laatste plaats met recht op Montreal werd bereikt, maar de vijfde. Eva Bartha stelde bij haar komst in 1971 voor dat de (meeste) turnsters zouden worden ondergebracht in pleeggezinnen in Arnhem zodat frequent kon worden getraind op het nabijgelegen „Papendal". Tien meisjes werden bij pleegouders geplaatst. Zij trainen vijf da gen per week. van maandag tot en met vrijdag. De ouderen, die werken of studeren, eens per week woensdag of donderdag en het gehele weekend van vrijdag tot en met zondagochtend. Die opzet vergde veel geld. Het kwam er. Het móest er komen want Eva Bartha is niet tevreden met half werk. Alles geven „Vóór München heb ik gezegd dat er een centrale voorbereiding moest komen. Alleen in de clubs trainen is niet voldoende". Het KNGV luisterde naar Eva Bartha. die in Honga rije zeer hoog genoteerd staat als trainster en op een ervaring van vijfendertig jaar kan bogen. Men noemt haar streng. Zij stelt dat topatleten alles moeten geven, zoals toptrai- ners zichzelf en hun pupillen niet mogen „Ik weet het", zegt ze met weer die weemoedi ge blik. „Ik zou streng zijn. onmenselijk, wreed zelfs, onverbiddelijk, koud, hard. Ik ben hier niet eens zo streng als ik in Hongarije was. Je kunt je taak gemakkelijk opvatten, de leiding kan zeggen dat het wat minder moet maar dan moet je ook niet naar de Olympische Spelen willen, en er helemaal niet op rekenen dat je ploeg gaat". „Dit is nu eenmaal een sport van jonge, zeer jonge mensen. Zo ligt dat overal ter wereld. Maar het is wel topsport en die is nu eenmaal hard. Niet in het onredelijke natuurlijk maar dat gebeurt ook niet. Toch zegt men dat ik te streng ben. Aan de andere kant staat men wel direct klaar met vergelijkingen op technisch gebied met landen als Tsjecho-Slowakije, Rusland. Hongarije. Wat willen ze dan. Wij trainen vijftien uur per week. Dat is niet genoeg. In de toplanden, die ik zojuist noemde, wordt zes tot acht uur per dag getraind. Dat kan hier niet. ik weet het. Daarom moet je tot het uiterste gaan in de tijd die beschikbaar is. De meisjes zijn van zeer goede wil. we hebben een homogene ploeg met een goede mentaliteit". „We hebben zeer talentvolle turnsters in Ans Smulders en Jeanette van Ravenstijn. Werke lijk heel goed. Anderen moeten het meer van hun werklust, trainingsarbeid, doorzettingsver mogen hebben. Dat doen ze dan ook. Zij halen het peil. dat anderen door meer talent hebben meegekregen, met heel hard werken". Turnsters op 18 en 19 juli De turnsters behaalden op de Olympische Spelen van München 1972 de negende plaats. Ans Smulders was in de individuele rangschik king de beste Westeuropese turnster In Montreal moeten de turnsters aantreden op 18 juli voor de verplichte oefenstof en op 19 juli met de keuzeoefeningen. Nederland neemt alleen deel in de landenwedstrijd, niet in de individuele strijd. PAPENDAL Voor B Ml Jeanette van Raven- stl]n was die dag de W9H brug een pijnbank en de sporthal van het NSF-Sportcen- trum „Papendal" op de gevangen poort Zeventienjarige Jeanette van Ravenstijn - „op 28 Juli word ik in Montreal achttien (stuur haar een kaart|e)" - van het Eindhovense PSV verging van de pijn. Ze had last van een liesblessure en elke keer als ze bij een zwaai tegen de legger van de brug bonkte, vertrok haar gezicht van pijn. Maar ze zette door, daarmee model staand voor de mentaliteit van de selectiegroep van turnsters die met ijzeren wilskracht groot doorzettingsvermogen en woekeren met het talent weer, zoals in München, deel uitmaakt van de Nederlandse vertegenwoordiging in Montreal. Jeanette van Ravenstijn had een stuk schuim rubber geklemd tussen haar turnbroekje. La ter. toen ze - „dat gebeurt steeds" - met haar onderarmen pijnlijk tegen de legger stootte, werd ook daar schuimrubber vastgemaakt. Het heffen van haar rechterbeen op de even- wichtsbalk was ook pijnlijk. Zo gaat dat in de turnstersselectie: met bloed, zweet en tra nen worden de resultaten bereikt die het kleine en internationaal in de breedte waarlijk niet zo imponerende Nederland toch een Eva Bartha, nauwlettend de bewegingen volgend. Rechts achter Conny Zwarthoed van wie Eva Bartha zegt: „Ze kan een grote worden maar ik zeg niet dat ze het wordt." Die harde trainingsarbeid zou blessures in de hand werken. Eva Bartha, resoluut en fel: „Blessures zijn niet te wijten aan te veel trainingsarbeid. De begeleiding in hun jonste jaren is dan niet goed geweest. Er is geen Herman van Bergem goede basisarbeid geweest. Natuurlijk, de een heeft sterkere spieren en gewrichten dan de ander, die dan ook sneller geblesseerd kan raken. Maar als je zwakke enkels hebt of een zwakke achillespees, moet je bandages dra gen. Ja. als je dat niet doet! Of als het je niet gezegd wordt! Met een goede begeleiding van het vroegste begin af. kunnen de meisjes het lichamelijk aan". Meer durven et haar vrijwel nieuwe groep werkte Eva Bartha in de vergetelheid van „Papendal". Toen kwam Hamburg met de kwalificatie voor Montreal. Nederland werd vier jaar geleden in München negende. Eva Bartha: „Ofschoon we nu een betere ploeg hebben dan in München, geloof ik niet dat we weer een negende plaats zullen halen. Andere, met ons vergelijkbare, landen zijn sterk vooruitgegaan. West-Duitsland is beter dan wij. Canada in eigert land verslaan zal niet mogelijk zijn. Altijd is gebleken dat landen op eigen Olympische Spelen sterk zijn. Ik hoop een tiende plaats, als alles meezit. Laten we al tevreden zijn, en we kunnen het. dat we een van de drie Westeuropese landen zijn die Montreal hebben gehaald". Veel zal afhangen van de manier waarop onze jonge turnsters die speciale sfeer verwerken. Reageren ze goed of slecht? Zijn ze te jong? Ach. je kunt erover discussiëren of het goed is voor zulke jonge meisjes maar de feiten liggen er nu eenmaal. In alle landen zijn topturnsters jong. Daar durven die jonge meisjes ook meer. ook het gevaarlijker werk. Dat is in Nederland helaas niet het geval. Vooral bij acrobatische oefeningen valt dat op. Nederland is nog niet zo ver met acrobatiek, met kracht, met geschiktheid voor dat werk. Maar het kan ook niet perfect zijn. Af en toe. eens in de honderd zijn zcjn er een paar turnsters die perfect zijn. Vera Caslavska destijds, van Tsjecho-Slowakije was er een". Eva Bartha heft enorm veel betekend voor het Nederlandse damesturnen. Ze zal haar werk niet voortzetten. Met een afkappend gebaar van haar handen: „Het is afgelopen.Met de hele turnerij. Niet alleen in Nederland. Ik schei er definitief mee uit. Ik ben moe na vijfendertig jaar trainen. Als mijn gezin hier was. zou het misschien nog iets anders zijn". Alsof ze schrikt van haar eigen woorden, voegt ze er snel aan toe- „Nee. het is genoeg. Altijd maar produceren, de ontwikkeling bijhouden en die was de laatste vier jaar erg groot, steeds nieuwe oefeningen ontwerpen. En dan nog alles wat erbij komt buiten de sporthal. Dat vooral. Helaas ook in Nederland. Als men hier geen problemen heeft, maakt men ze FOTO'S MILAN KONVAUNKA „Nee hoor", schalt de stem van Ans Dekker, nog nahijgend van weer een sprong over het paard, door de ruimte van de sporthal van „Papandal" waar verder een bijna onwezenlij ke stilte heerst. Tegen de muur zit Eva Bartha. de trainster. Het lijkt of ze niets ziet maar ze neemt wel degelijk alles waar. Trainer Ginus Lage bemoeit zich met toestellen als paard en brug. Eva Bartha, hoewel de supervisie houdend, legt zich meer toe op de balk en de vrije oefening. Met flair, roekeloos bijna alsof het niet om uitgekiende oefeningen ging, duikt en rolt en slingert Ans Dekker aan de brug. Ze is aan haar laatste fase van haar internationale car rière bezig: Montreal. Zojuist heeft ze gehoord dat haar wensdroom werkelijkheid is gewor den. Juichend bijna zegt ze: „Ik ga na de Spelen in een pleeggezin in Arnhem omdat ik sportmassage ga doen. Ik zal tijdens die opleiding een baan moeten zoeken want het wordt tijd dat ik kies voor mijn verdere leven. Ik ben nu eenentwintig. Als ik nou ook nog een fijne baan kan krijgen, en dan die sport massage. maakt het mij niets uit dat Montreal het eindpunt is. Ik heb nu de gelegenheid nog om een hoop te leren. En dan ga ik ook leren dansen". Ze flapt het er zo maar uit maar er gaat. om het zwaar te zeggen, een stuk tragiek achter schuil. Ans Dekker heeft op haar eenentwintigste jaar nooit tijd gehad om op dansles te gaan of iets anders te doen als hobby. Heerlijk Ze werkt thuis, in Beverwijk, in de zaak van haar vader. Ook al zo'n fanatieke, die al zijn tijd stopt in het trainerschap van de vereniging „Klimop" in Heiloo die al heel wat uitstekende turnsters heeft geleverd. Ans Dekker: „Ik was twaalf jaar toen ik in de jong talent training zat. Ik ben altijd gek geweest op turnen. Nog. Ik vind het heerlijk 6>i nooit doe ik iets met tegenzin. Ik heb er alles voor over. Langzamerhand ging ik mijn vader helpen bij „Klimop". Maar je wordt ouder, zelfstandiger ook. En dan denk je ineens: ik moet nu toch wel eens kiezen. Met hetzelfde enthousiasme waarmee ze over turnen praat, schakelt ze moeiteloos over op. „Heerlijk, doen waar ik nooit tijd voor heb gehad. En een vrij weekend." Dat schoot er jaren bij in. Ans Dekker moest dan trainen. Ze had het er graag voor over. „Het is toch geweldig als je tweemaal de Olympische Spe len mag meemaken. Voor Montreal moesten we nog heel veel aan acrobatiek doen. Dat mocht nog wel wat vooruitgaan. De keuzeoe feningen hebben we geperfectioneerd." En weg is ze weer naar de balk. "Ze zeggen dat dit mijn sterkste toestel is." Studeren De één jaar jongere Joke Kos, regerend Neder lands kampioene, ook lid van „Klimop", daait draait plichtmatiger haar oefeningen. Óok voor haar is er geen vrij weekend bij maar ze turnt nog niet zo lang, vergeleken bij haar clubge note Ans Dekker. Joke Kos: „Een jaar vóór München ben ik pas begonnen. Mijn hele familie deed aan turnen en zo ben ik erin gerold. Ik was lid van een vereniging in Heemskerk, waar ik woon. Toen ik op de training op „Papendal" kwam, ontmoette ik Ans Dekker en Ikina Morsch, alle twee van „Klimop" Toen ben ik daar ook heen gegaan. En nu is Montreal mijn einddoel. Daarna is het afgelopen, ik ga studeren. Ik kan al dat trainen niet meer opbrengen". Ze maakt een wat gelaten indruk maar rea geert fel als wordt gesuggereerd dat ze „al leen maar Montreal wilde halen", omdat de spelen nu eenmaal een absoluut hoogtepunt zijn in de loopbaan van welke atleet ook. „Al hebben we daar niets te verliezen, denk erom dat we, net als bij de kwalificatiewedstrij den in Hamburg, Italië willen voorblijven. Te gen de Oosteuropese landen kunnen we niet op. Amerika ook niet. Maar waar we ons wel mee kunnen meten, zullen we dat ook doen. En niet zo zuinig". Met een felle beet in een appel onderstreept ze haar wilskrachtige woorden, „denk niet dat ik nu een beetje wegsudder. Italië voorblijven is alleen al een prikkel. Reken erop dat ik me opdraai voor de Spelen". Ze loopt naar het paard, haar sterkste toestel. Straks, na Montreal, gaat ze in een lagere versnelling door op de vereniging. Ze houdt haar baan op kantoor aan en gaat studeren. Joke Kos, twintig jaar. Mag ze zeggen: „ande ren verheugen zich op een vrij weekend, wij zijn erna afgeknoedeld. Ik weet van mezelf dat ik het na Montreal niet meer kan opbrengen." Joke Kos heeft ook he^ recht haar eigen leven te bepalen, al is dat een verlies voor de turnsport. plaatsje verschaffen onder de zon van de wereldelite die straks in Montreal aantreedt. Jeanette van Ravenstijn heeft er veel voor over. Sommigen zullen zeggen: te veel. „Ik zit nog op school, de vierde Mavo. Sinds februari ben ik ermee gestopt. Ik had bijna alle tentamens gedaan maar het liep mis. Ik kon het niet meer aan, studie en turntraining tegelijk. Het werd me te veel. Ik ga met de Mavo door na de Spelen. Ik heb het in mijn hoofd gezet naar het CIOS te gaan. Als ik daar kan komen, doe ik dat. Dan probeer ik een paar middagen naar „Papendal" te gaan om het turnen bij te houden. Als dat niet lukt, gaat de studie voor en stop ik met turnen. Ditmaal heb ik de sport nog voorrang gege ven. Ik was er al zo lang mee bezig en wilde het niet opgeven. Natuurlijk heb ik nog veel voor me liggen als ik met turnen doorga. Er zijn er zelfs die zeggen dat ik gek ben om te proberen op het CIOS te komen. Waarom? Ik wil later niet als een braaf huisvrouwtje door het leven gaan, koken en thuis zitten. Niets voor mij. CIOS, gecombineerd met tur nen. Als dat niet gaat, alleen CIOS". Jeanette van Ravenstijn duwde met haar witte handen van het magnesiumpoeder het stuk schuimrubber weer tegen de pijnlijke plek, nam een aanloop en slingerde zich om de legger. Beng, kreet van pijn. En ze deed het opnieuw Steeds maar weer dezelfde oefeningen, honderden keren de afsprong van de brug. PAPENDAL Fanatieke Ans Dekker „klopt, Ik heb ook fanatieke ouders" was met Ans Smulders de enige die op de Spelen van Mün chen meewerkte aan het op zienbarende en onverwachte succes dat de turnsters daar behaalden. Ze zit nu nog met Ans Smulders in de ploeg, temidden van „nieuwelingen", hoewel dat bij turnen een betrekkelijk begrip is. Jaren oefenen, teleur stellingen wegslikken die dikwijls menigvuldt- ger zijn dan successen, veel ontzeggen en steeds maar weer dat eindeloze werken aan steeds dezelfde oefeningen waardoor de bui tenstaander de indruk moet kr!|gen dat ze er tureluurs van moet worden. Joke Kos (voor) en Ans Dekker, de loopsprong oefenend op de grasvelden van „Papendal Jeanette van Ravenstijn: elke keer met de onderarm tegen de legger bonken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 8