Dr. W. Drees negentig jaar EEN LEVEN LANG REALIST „We hebben behoefte aan partijen die met een echt programma komen" CeidaeSouoont EENVOUD EN OPRECHTHEID KARAKTERISTIEKE EIGENSCHAPPEN DOORN „Drees' politieke leven in Neder land heeft zijn weerga niet". .Het is met deze woorden dat prof. H. Daalder het boek inleidt, dat enkele dagen geleden van de pers is verschenen onder de titel: „Drees 90", en waarin op voortreffelijke wijze de persoon van dr. Willem Drees, die op 5 juli a.s. zijn 90e verjaardag herdenkt, naar voren treedt. De daarin opgenomen geschriften en gesprekken zijn met veel zorg uitgekozen en vormen met de uitvoerige inleiding een ge heel, waarin zijn leven, zijn activiteiten en verdiensten zijn weergegeven. De betekenis van dr. Drees op sociaal en op politiek gebied, als bestuurder en als staats man wordt bij lezing van dit werk ook duide lijk voor hen, die niet het voorrecht hebben, hem persoonlijk te kennen, hem te hebben mogen volgen, ja, met hem te hebben mogen samenwerken in de periode, waarin hij op staatkundig terrein zulk een voorname plaats in ons land wist in te nemen. Wij mogen immers niet vergeten, dat sedert het tijdstip, waarop dr. Drees uit het actieve staatkundig leven terugtrad, reeds achttien jaar zijn ver streken en in die periode een generatie op groeide, welke hem nimmer als staatsman werkzaam heeft gezien. Ofschoon ik dr. Drees ook vóór de tweede wereldoorlog een enkele maal mocht ontmoe ten hij was toen wethouder van 's-Graven- hage was het de na-oorlogse periode, welke ons op staatkundig terrein samenbracht. De grote moeilijkheden, ja de desolate toestand, waarin ons land toen verkeerde, behoef ik wel niet te schetsen. Het was een tijd, die noopte tot een vereende krachtsinspanning op elk terrein, maar vooral op sociaal en politiek gebied. De persoonlijke vriendschap, welke uit deze jarenlange samenwerking is ontstaan, bleef tot de dag van heden onverflauwd. Ik ben hiervoor zeer erkentelijk. Zeker, er traden meermalen verschillen van inzicht op, maar deze sloten een vruchtbaar samenspel op het practische politieke terrein geenszins uit. Dr. Drees was en is socialist pur sang. Hij was daarbij realist genoeg, om te beseffen, dat zowel op sociaal als op politiek gebied een samengaan met andere groeperingen ge boden was. Waar dit voor hem mogelijk was, heeft hij dan ook hieraan medegewerkt, ja deze bevorderd. Extreme richtingen vonden in hem een duide lijke tegenstander. Hij wist dan van geen wijken. Evenmin was dit het geval, toen in 1946 de vooroorlogse S.D.A.P. zou worden omgezet in een verbrede Partij van de Arbeid. Hij stelde toen nadrukkelijk als eis, dat de band met de Socialistische Internationale zou behouden blijven. Toen in 1971 dr. Drees zich genoodzaakt voelde, afscheid te nemen van de partij, waaraan hij zich van zijn jeugd af zozeer verbonden wast en die zo ontzaglijk Minister van Staat sinds eind 1956 dr. L. J. M. Beel heeft poli tiek jarenlang nauw met dr. W. Drees samenge werkt. In enkele kabinetten- Drees trad dhr. Beel op als mi nister. Dat be gon al in het eer ste naoorlogse kabinet Schermerhorn-Drees, waar in de schrijver van bijgaand artikel minister van Binnenlandse Zaken was. Daarna vormde hij een eigen kabinet tot 1948, waarin hij dr. Drees opnam als minister van So ciale Zaken. In het kabinet-Drees van 1952 trad dr. Beel opnieuw op als minister van Binnenlandse Za ken en ad interim voor Justitie. In 1958 vormde dr. Beel weer een eigen kabinet na de breuk tussen K.V.P. en P.v.d.A. Drees keerde niet meer als minister terug. Hij werd minis ter van staat. De persoonlijke vriendschap tussen beide staatslie den (dr. Beel werd later vice-presi dent van de Raad van State) heeft onder de politieke breuk echter nooit geleden. veel aan hem te danken heeft maar waarin hij zich na de overwinning van Nieuw-Links niet langer thuis voelde, bleef zijn verbonden heid met het socialisme, zoals hij dit zag en steeds beleden had, onverzwakt. Geenszins mag uit zijn terugtreden uit de partij worden afgeleid, dat dr. Drees geen oog zou hebben gehad en met zou hebben opengestaan voor gewijzigde verhoudingen en wisselende om standigheden. Nogmaals hij was en is realist. Het is binnen het bestek van dit artikel niet mogelijk, om de vele verdiensten van dr. Drees naar hun juiste betekenis te schetsen. Het feit, dat hij op deze hoge leeftijd zich nog steeds mag verheugen in de sympathie en waardering van geheel ons volk, spreekt boek delen. Wij weten daarenboven, hoezeer zijn belangstelling maar niet minder zijn bezorgd heid over de ontwikkeling op maatschappelijk en op staatkundig terrein in de beide laatste decenniën levendig is gebleven. Daarvan ge tuigen zijn spreekbeurten, zijn interviews, zijn artikelen en zijn boeken. Voor hem geldt, hetgeen hij in januari 1970 aan de mensen op leeftijd voorhield: „Laten zij, die vitaal genoeg zijn, ook bij andere vraagstukken mee blijven denken. Zijzelf en de maatschappij zullen ermee gediend zijn". Tien jaren lang heeft dr. Drees het ambt van minister-president bekleed. De wijze, waarop hij de vergaderingen van het kabinet en van de uit de ministerraad voortgekomen raden wist te leiden, was naar de onlangs overle den minister van buitenlandse zaken, Mr. W. Beyen, in zijn Kroniek van vijftig jaren ge tuigde „uitzonderlijk bekwaam". Tot in details was hij als regel op de hoogte van de vraagstukken, die behandeling vroegen. Zijn bijzonder sterk geheugen kwam hem ook hierbij zeer te pas. Drees' politiek verantwoor delijkheidsbesef heeft steeds eenieder, die met hem mocht samenwerken, geïmponeerd. Zijn diep medeleven met aldegenen, die in onze samenleving in nood verkeerden, heeft een onuitwisbaar stempel gedrukt op zijn werk zaam leven en heeft bekroning gevonden in de sociale wetgeving, welke ondanks de moeilijke na-oorlogse periode tot stand is gekomen en zijn contra-seign draagt. Ondanks de hoge posten, door hem bekleed, en de hem verleende eretitels en -doctoraten bleef dr. Drees zichzelf in een haast spreek woordelijk geworden eenvoud. Telkens op nieuw word ik hierdoor getroffen, wanneer ik hem in zijn woning, Beeklaan 502, opzoek. Eenvoud en oprechtheid zijn inderdaad ka rakteristieke eigenschappen van deze nationa le figuur, die steeds tact paarde aan waar het zijn diepste beginselen raakte onverzet telijkheid. Zoals ik in mijn gelukwens, welke ik dr. Drees deed toekomen en waarin ik mede zijn kinde ren en kleinkinderen, met wie hij zich zozeer verbonden weet, heb betrokken, schreef, blij ven de jaren van onze samenwerking dank baar in mijn geheugen gegrift. (DR. L. J. M. BEEL) DEN HAAG Maandag 5 juli wordt Drees 90 jaar. De „prins der politici", zoals ka mervoorzitter Vondeling hem betitelde, laat nog nu en dan zijn licht schijnen op de actuele politieke gebeur tenissen. De hoogbejaarde staatsman geeft nog steeds een rustig en weloverwogen oordeel, gebaseeerd op zijn brede kennis van feiten en zijn fabelachtig geheugen. Het gezichtsvermogen en het gehoor van dr. W. Drees zijn achteruitgegaan, maar dank zij familieleden blijft hij op de hoogte van wat er in de samenleving gaande, is en geeft hij desgevraagd zijn oordeel. Drees werd in 1886 in Am sterdam geboren. Zijn wieg stond, net als bij zovele ande re socialistische voorman nen, in een calvinistisch mi lieu. Zijn vader, bankbedien de, stemde AR. De vader overleed, toen Willem nog jong was. De moeder kreeg als „steun" van de bankdi- rectie te horen, dat de jonge Willem later ook bij de bank mocht komen. Inderdaad heeft Drees na de openbare handelsschool van 1903 tot 1906 bij de bank gewerkt. In dat laatste jaar werd hij ste nograaf bij de Amsterdamse gemeenteraad, een jaar later bij de staten-generaal. Tot 1919 bleef Drees de kamer vergaderingen stenografisch verslaan. In dat jaar werd hij, tot 1933, wethouder van Den Haag, daarna lid van de Tweede Kamer. In de oorlog was Drees een van de ver trouwensmannen van het verzet. Onmiddellijk in 1945 werd hij met Schermerhorn belast met de kabinetsforma tie. Eerst werd Drees minis ter van sociale zaken en vice- premier. Van 1948-1958 was hij minister-president. Van wege zijn verdiensten werd hij benoemd tot minister van staat (een ere-titel), de PvdA maakte Drees voor zijn leven lid van het hoofdbestuur, maar in 1971 heeft de bejaar de staatsman voor zijn partij bedankt. Zijn sympathieën gingen later uit naar DS '70, de partij van zijn zoons Wim en Jan, van wie de eerste nog korte tijd minister is ge weest. Het vierde kabinet-Drees is in december 1958 ten val ge bracht door de KVP-er Lu cas. Net als in oktober 1966 een ander „rooms-rood" ka binet werd weggestuurd. Bei de keren werd het financiële beleid afgekeurd. De rijksuit gaven moesten omlaag. Te gen deze achtergrond is het opmerkelijk dat het kabinet- Den Uyl met wéér een PvdA- man op financiën er nog steeds zit. Terwijl de uitga ven in de laatste jaren in verhouding tot voorgaande jaren nu heel drastisch zijn Het heeft Drees pijn gedaan dat hij na 13 jaren minister schap op een voor hem onre delijke wijze werd wegge stuurd. Maar daarbij reali seerde hij zich dat de rooms- rode verhoudingen ook in de Tweede Kamer waren ver slechterd en dat de onvrede in socialistische kring tegen het kabinet over bestedings- beperkende maatregelen was toegenomen. Net zoals m 1966 de onvrede tegen het kabmet Cals-Vondeling niet alleen bestond bij de KVP, maar ook bij de PvdA. Drees was het toppunt van nauwgezetheid en zuinigheid. Men kon de klok op hem gelijkzetten en alle luxe was hem vreemd. Hij woont nog steeds in het sobere huis dat hij ook als minister-president bewoonde. Het liefst wandel de hij naar zijn departement. Schoolkinderen wisten dat als de minister-president op dat punt was, ze zich moes ten haasten, want anders kwamen ze te laat op school. Over de val van het laatste kabinet-Drees zegt de bejaar de staatsman zelf: „Men ver weet Hofstra, minister van financiën, dat hij een gat in zijn hand had. Daarop ging de KVP-er Lucas nu dóór. Nu zijn er in de loop der jaren stellig nogal wat on waarheden gezegd in de Tweede Kamer, maar mij dunkt dat de bewering van Lucas over het eisen van ver laging der rijksuitgaven nog wel een record was. In wer kelijkheid drongen bijna alle fracties, en zeker de verte genwoordigers van de KVP, bij bijna alle departementen aan op hogere uitgaven". „Wij waren in het algemeen voorzichtig op financieel ge bied. Ik heb er altijd voor gepleit dat men zorgvuldig moest zijn bij het beheer der overheidsfinanciën. Te licht zijn velen geneigd te hande len alsof die onuitputtelijk zijn. Bij de inzet van de ver kiezingscampagne van 1956 heb ik geschreven, met een verwijzing naar wat Mendes- France als minister-president van Frankrijk had gezegd: Regeren is niet alleen voor uitzien, het is ook kiezen, niet alles kan, en zeker kan niet alles tegelijk". Welke conclusies heeft Drees na zoveel jaren uit zijn ambtsperiode getrokken? „Een van mijn conclusies is wel dat de parlementaire de mocratie een bijzonder moei lijk systeem van regeren vormt. De democratie laat gelukkig en dat vind ik haar grootste waarde vol ledige vrijheid van menings uiting en ook het recht van vereniging en vergadering toe. Men is dus vrij partijen te stichten, ook vrij zich als belangengroep te organise ren, en te pogen politieke druk uit te oefenen. Wij heb ben bovendien een zo vol maakt stelsel van evenredige vertegenwoordiging, dat men reeds met tweederde procent van het totaal aantal stem men in de Kamer kan ko men. Die kans wordt ver groot, doordat men, zodra men in alle kieskringen een kandidaat stelt, recht heeft op televisie-uitzendingen, zo dat iemand die persoonlijk een goeie indruk maakt, kans heeft op succes, ook al heeft hij nauwelijks iets ach ter zich, en al betekent zijn politiek weinig. We hebben daardoor in het parlement een veelheid van partijen, die het werken belemmert". „We hebben behoefte aan partijen die bij verkiezingen met een echt program komen waarbij alles overwogen is, en niet met een soort ver langlijst, waarbij toch weer kiezers teleurgesteld zullen worden. Wil de parlementai re democratie doeltreffend werken, dan hebben wij be hoefte aan redelijkheid bij de partijen en niet enkel aan bekwaamheid, maar ook aan karaktervastheid bij leden van parlement en regering". Deze uitspraken zijn terug te vinden in het boek „Drees 90", een bij uitgeverij A. J. G. Strengholt uitgegeven bundeling geschriften en ge sprekken. Een prachtig uit gegeven boek dat een mooi eerbetoon aan de hoogbe jaarde staatsman is. De uitspraken komen voor in een serie vraaggesprekken die de historicus dr. G. Pu- chmger met dr. Drees over diens tienjarige periode als minister-president heeft -ge had. Prof. dr. H. Daalder schildert de unieke figuur als socialistische politicus, als bestuurder en als schrijver. „Drees 90" bevat een bunde ling van geschriften, die Drees zelf voor dit boek heeft uitgekozen. Geschriften over historische socialisti sche figuren, het huwelijk van Beatrix en Claus, de we deropbouw in de na-oorlogse jaren, partijpolitieke verhou dingen van de laatste tijd. Drees schreef in de laatste jaren over de Zuidmoluk- kers, maar ook over de vraag: moet de overheid eros-centra bevorderen? En wat in al die geschriften op valt is de glasheldere stijl, de milde toon die soms wordt doorspekt met een vleugje ironie, het weloverwogen oordeel en de constructieve benadering. „Drees 90" is een mooi zelfportret ten voe ten uit. Het geeft een boeien de kijk op leven en werken van de socialistische staats man en tevens een verhelde rend beeld van de na-oorlog- se jaren. HOOGKAMER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 13