t
Schitterende
uitkomst van
hobby van
fotoarcheoloog
Jan Coppens
Paulus de Boskabouter-Het beest van Ploemanac
LUCKY LUKE - DE WITTE RIDDER Dargaud S.A. -1975
Suske en Wiske De Blinkende Boemerang
Bach en H'andfy
overtroeft
door Purcell
ui
V/J
Klankidioom
Steve Reich
bleek magisch
Graham-balle
schittert in
groepswerk
Rotterdamse iazz-driedaagse: vlam in de pan
Overtuigende pleidooie:
c in voor Olivier Messiaen
PAGINA 6
LEIDSE COURANT
MAANDAG 21 JUNI 1
Een camera vol stilte
Jan Coppens is een van die
gelukkige mensen die hun
hobby als vak kunnen beoefe
nen. Hij is docent in de ge
schiedenis van de fotografie
aan de Academie St. Joost te
Breda en in zijn vrije tijd is
hij „foto-archeoloog", dat wil
zeggen altijd bezig met oude
foto's en oude fototechnieken.
Van die oude foto's uit de
„oertijd" zo van 1839 tot
1875 heeft hij er honderden
bijeengebracht. Hij koos er
317 voor een schitterende boe
kuitgave „Een camera vol
stilte" die het begin van de
fotografie in ons land koste
lijk illustreren.
Het beginjaar 1839 is dat
waarin de fransman Daguerre
voor het eerst zijn methode
publiceerde om met natte pla
ten daguerreotypen te maken.
Er waren voordien al onder
zoekingen gedaan. Daguerre's
landgenoot Niépce schijnt al
in 1815 succes te hebben ge
boekt en de oudste bekende
foto dateert van 1827. Maar
toch zijn er goede gronden om
het geboortejaar van de foto
grafie op 1839 te fixeren. De
ontwikkeling ging snel. Al in
1842 werden de eerste foto's in
Nederland gemaakt. Aanvan
kelijk door franse „kunste
naars", maar al snel door ne-
derlandse vakgenoten en al
vrij vroeg ook door amateurs
die rijk genoeg waren om zich
de aanschaf van de niet goed
kope apparatuur te kunnen
veroorloven.
De oudste foto's in Coppens
boek zijn uiteraard daguerreo
typen. Kenmerkend is dikwijls
de gespannen gelaatsuitdruk
king van de geportretteerden
(de eerste foto's zijn vrijwel
allemaal portretten) maar
even kenmerkend is steeds het
gevoel voor de juiste „posé"
die van het portret een goede
compositie moest maken. Dat
is niet verwonderlijk, want de
meeste fotografen uit de oer
tijd waren schilders van af
komst en wisten dus van wan
ten als het om de compositie
ging.
De daguerreotypen werden
rechtstreeks op de natte plaat
gemaakt en waren éénmalig,
er kwam dus geen negatief
aan te pas. Geleidelijk aan
ging men, pionier was de en-
gelsman Talbot, methoden
ontwikkelen waarbij in de ca
mera een negatief beeld werd
gemaakt dat men naar belie
ven kon afdrukken. Ook toer
den de belichtingstijden gaan
deweg korter. Maar het foto
grafeerproces zou nog lang
moeizaam blijven omdat de
onbelichte plaat voorlopig nog
nat bleef, zodat een donkere
kamer altijd binnen handbe
reik moest zijn. Dat gold ook
als de fotografen er op uit
trokken om buiten foto's te
maken. Het bekendste voor
beeld is wel Alexandrine Tin
ne die in de omgeving van de
Haagse Voorhout de prachtig
ste stadsgezichten maakte met
behulp van een koetsje dat als
donkere kamer was ingericht.
Coppens boek is in vijf delen
gesplitst. In „Poseren voor de
camera" zijn de oudste foto's
opgenomen, portretten waar
men vanwege de lange belich
tingstijd echt voor moest gaan
zitten. Men vindt, zo na 1860,
hier al de eerste afdrukken op
papier ook. Schitterende pla
ten soms, zoals die van een
marketentster; troutohartig po
serend met haar vaatje sterke
drank.
„Drie steden" is de volgende
afdeling. Er zijn platen uit
Amsterdam, Den Haag en Rot
terdam, van een verbluffende
kwaliteit soms. Hier verschij
nen ook de eerste stereo-opna
men, die werden gemaakt met
een dubbellens en die, in een
speciaal apparaat bekeken,
een ondubbelzinnig stereo-ef
fect opleverden.
Bomvol nostalgie zitten de fo
to's in „Het leven van alledag."
De fotografie won snel terrein
en men ging meer vastleggen
dan alleen maar portretten en
stadsgezichten. Hele tafereel
tjes werden in elkaar gezet
van spelletjes, huiselijke bezig
heden, verkleedpartijtjes en
dergelijke. Verrukkelijk ou-
derwetsch met es, ce, ha en
helemaal passend in ons heim
wee naar vroeger. Opmerke
lijk meestal is de duidelijk
moeizame ongedwongenheid
die voor dit soort plaatjes pas
te.
In „Het leven in beroering"
komt voor het eerst iets van
de moderne foto-reportage om
de hoek kijken. Het gaat om
feesten en rampen, branden
vooral. Die foto's werden soms
gemaakt voor geïllustreerde
tijdschriften, maar omdat het
rastercliché nog niet was uit
gevonden moest een graveur
de foto voor reproductie eerst
geheel in hout overbrengen.
Prijsstuk in dit gedeelte is een
drietal haast dramatische fo
to's van de franse portretfoto
graaf Nadar die in Amster
dam zijn luchtballon demon
streerde.
„Mensen van aanzien" is een
galerij van portretten van
mensen die zich van eigen be
langrijkheid bewust waren
toen ze voor de camera gingen
zitten. Er zijn beroemd geble
ven kunstenaars, vergeten ge
neraals, politici en industrië
len. Alles bijeen een fraaie
staalkaart van de menselijke
ij delheid die slechts weinigen
vreemd is.
In „Op reis door Nederland"
tenslotte zijn stadsgezichten en
landschappen uit heel het
land, door fotografen met hun
reizende donkere kamer ge
maakt. Schilderachtige pren
ten met, toen al, een duidelijk
gevoel voor wat licht en scha
duw voor wondere dingen
kunnen zijn.
Het boek wordt ingeleid door
cultuur-historicus A. Alberts
(Huygensprijs 1975) die een
knap beeld geeft van de tijd
die ook de begintijd van de
fotografie was. Van de periode
tussen 1839 en 1875 dus, een
merkwaardige tijd in politiek
en sociaal opzicht. Het is een
boeiend opstel dat de foto's in
een voortreffelijk historisch
perspectief zet. Alberts leidt
ook de verschillende hoofd
stukken in.
Het laatste woord is aan Cop-
pens-zelf die de geschiedenis
van de vroege fototijd in bon
dige woorden vertelt, de tech
nische zaken verklaart en iets
meedeelt over de eerste foto
grafen in ons land.
Een schitterend boek om vèak
door te bladeren!
Vg.
Jan Coppens en A. Alberts:
Een camera vol stilte, Neder
land in het begin van de foto
grafie 1839-1875. Uitg. Meulen-
hoff Nederland b.v. Prijs
85.-.
W-12 „Tja", zei Oehoeboeroe, zijn." „Gevaarlijk boos", beaamde
toen Salomo zijn verhaal in geuren Salomo. „Vooral Paulus mag er wel
en kleuren verteld had, „ik heb haar voor zorgen een heel eind uit haar
ook al een paar heiendal buitenge- buurt te blijven." „Maar daar kan je
meen fraaie buitelingen zien maken, van opaan", verzekerde Paulus. „Mij
Ze zal langzamerhand wel flink boos
niet gezien hoor." „Goedzo", sprak
Oehoeboeroe. „Het zou net wat voor
Eucalypta zijn om haar woede op
een boskabouter te koelen." „Of op
een das", vulde Salomo aan. „Daar
om heb ik Gregorius ook gewaar
schuwd en die zou de andere kant
op gaan. Dat zei hij."
wOKPT VERVCLöP
Maandag 21 juni
Circustheater 19.00 Holland Festival
voorstelling Der Rosenkavalier (Ne
derlandse Operastichting) (J)
Dinsdag 22 juni
Congresgebouw 20.30 Holland Festi
valconcert Residentie-Orkest o.l.v.
Charles B. Axton m.m.v. Deo Sacrum-
koor en solisten (J) ToneeUaal20.30
Holland Festivalconcert „Meeting mr.
Ives" door Radio Kamerorkest o.l.v.
Richard Dufallo (J)
Woensdag 23 juni
Openluchttheater Zuiderpark 14.00
De nieuwe avonturen van Dik Trom
(Haags Jeugdtoneel)
Poppentheater Frank Kooman 14.30
Pantoffels pantoffelheld van koning
Koukleum.
Donderdag 24 juni
Circustheater 20.15 Ballet- en opgra-
avond t.g.v. 150-jarig bestaan Konin
klijk Conservatorium.
Vrijdag 25 juni
LUXOR (tel. 121239): Het mon
ster leeft (18) 14.30,19. 21.15, zo.
14. 16.15, 19. 21.15.
CAMERA (tel. 124919): De tien
geboden (a.l.) 20; Macbeth (18)
vr., za. 24; Tony en de groene
draak (a.l.) za., wo. 14.30, zo. 14,
16.15.
TRIANON (tel. 123875): Eiland
aan het einde van de wereld (a.l.)
14.30, 19, 21.15, zo. 14.30, 16.45.
19. 21.15.
REX (tel. 125414): Slippertjes-
school voor huisvrouwen (18)
14.30. 19, 21.15; Sneeuwwitje en
de zeven dwergen (a.l.) za.. zo.
14.30; Flossie (18) vr., za. 23.30
LIDO (tel. 124310): One flew over
the cuckoo's nest (18) 14.30, 19,
21.15. zo. 14.30. 16.45. 19. 21.15.
STUDIO (tel. 133210): Onschuldi-
gen met vuile handen (18) 14.30.
19. 21.15. zo. 14.30, 16.45, 19.
21.15.
Terecht is op het drukbezochte Diligentia-concert van zaten
avond Purcell in één adem genoemd met Bach en H£ndel. In
land wordt nog te weinig beseft dat de Engelsman een genie
van gelijke rang als de beide Duitsers. In dit geval w:
programma en uitvoering in Purcell trouwens verreweg
boeiendst.
Ton Koopman speelde op klavecimbel heel delicaat maar geluk)
niet gemaniëreerd vier werkjes van Purcell, die in hun beknopthj
meesterstukjes zijn: twee typische „grounds", composities gei
seerd op een speciaal gediviseerd basthema, en twee verrukkelij
„trumpettunes".
Vokaal werd Purcell overtuigend verdedigd door de ook in j
versieringen knap zingende bariton Max van Egmond. De werelij
„songs", waaronder twee inlassen voor toneelstukken, werd^
begeleid door klavecimbel en Richte van der Meer op barokce^
Voor twee „sacred songs" ging Koopman op een orgeltje oA
waardoor de lyrische „Evening Hymn" en de vooral ritmi^^
curieuze „Lord, what is man?" het juiste reliëf kregen. Een enk^
maal was Van Egmond in zijn intonatie even te laag.
Het voorprogramma bracht twee kantates op Italiaanse liefdes
riek: „Amore Traditore", aan Bach toegeschreven maar va
betwijfeld, en „Dalla guerre amorosa", zeker van de jonge Hand
die in zijn Italiaanse tijd enkele tientallen van zulke stukkj
schreef. Geen van beide overigens erg bijzonder, al werden ze gc|
vertolkt. In teressanter was de derde Franse suite van Bach, waal
Koopman het air hartveroverend voordroeg en de sarabande 1
aardig licht liet „swingen".
De waardering voor het gebodene was zo groot dat een herhalij
niet achterwege kon blijven.
Symposium
MOSKOU Joodse dissidenten
in Moskou hebben plannen aan
gekondigd over een symposium
over de joodse cultuur dat ze
in december in Moskou willen
organiseren.
Men heeft westerse en Israëli
sche sprekers uitgenodigd en
ook zo'n dertig Sovjetrussische
organisaties hebben een uitnodi
ging ontvangen.
(lO«N»FejT||
Een betrekkelijk klein aantal, meest jongere geïnteresseerden 1
zich Zaterdagavond in de Lutherse Kerk verzameld om i
eerste concert van de in 1936 in New York geboren Amerik;
componist Steve Reich, te komen luisteren.
Tijdens het vorig Holland Festival hebben de liefhebbers i
kennis kunnen maken met een andere leerling uit deze schoj
Philip Glass. Droeg hij zijn „klankverschuivingsfilosofie" uit i
dels electronische media, Reich bedient zich daartoe weer van 1
klassieke instrumentarium en soms van het menselijk lichaam.
de seriele toonwaarden blijken weer verlaten te zijn, ten j
van de vertrouwde tonale reeksen. In tegenstelling tot b.v. Cal
is niets aan het toeval overgelaten en ligt de structuur als het wal
mathematischvast. Reich gaat bij zijn composities uit van i
ritmisch basispatroon, waarin hij vervolgens wijzigingen aanbrenj
Dit doet hij hetzij door hetzelfde patroon b.v. eerst doorjj
instrumenten unisono te laten spelen, waarna de een steeds langj
mer gaat spelen, hetzij door de inzet van hetzelfde thema ste<
te wijzigen.
Uitgaande van deze principes werden 4 stukken uit de jaren 197r*
gespeeld door Reich en zijn medewerkers. Van het eenvoudige
de handen klappen via een stuk voor 6 piano's, ging het naar e
gecompliceerde samenklank van marimba, glockenspiel, orgel
stem. Deze laatste gamelan-achtige compositie kreeg zo'n bijval d.
hij geheel werd gebisseerd. Net als bij het pianowerk ontsto
er een soort psychedisch fluïdum van klank, waarin als het wa
al de mogelijkheden die een thema in zich heeft door al dan n
merkbare interne verschuivingen aan de orde komen.
Reich is in de Doelen a.s. maandag nog te beluisteren.
E. J.
Roiia^iWAL
f
De nu 82-jarige Martha Graham, die na afloop van de festivalpij
mière in het stampvolle Circustheater zaterdagavond de pers n
even minzaam als vroeger te woord stond, werd ruim een hall
eeuw geleden door haar lerares Ruth St. Denis een tornado
het danstoneel genoemd. De Grand Old Lady van de eigentijd
- vooral niet moderne! - dans is nu nog maar een nauwelijj
merkbaar zuchtje, maar mentaal straalde zij in haar monoloog vi
ruim een half uur evenveel stalen wilskracht uit als haar ensemfc
dat tevoren in vier, nu klassiek geworden balletten had gedaa
Als steeds technisch verbluffend trefzeker, eerder overdracht vi
cerebrale associaties dan van levende gevoelens, loodzwaar v<
symboliek, maar veelal nog tijdloze theatermagie. Vergeet mi
Grahams diepte-, lengte- en breedtepsychologie en ziet men voorl
aan de onverbloemde inspanning om bijv. de reeks fel gekleuri
heiligenprentjes, die „Serephic Dialogue" heet, tot scènisch lev
te wekken, dan blijft toch louter bewondering voor zoveel discip
ne, voor zoveel gaaf groepswerk en voor zoveel zinvolle zuinighc
in het gebruik van de dansmiddelen. „Lamentation", een plastisc
smartlap uit 1930, lijkt gedateerd, maar boeit nog altijd door
onweerstaanbare helderheid van ritme, ruimte en dynamiek.
ook het speelse „Diversion of Angels" en de gedramatiseerde myt
„Night Journey". Balletten die, net als hun choreografe, de 1<
van de jaren en van de „.waarheid" dragen.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiitHimiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiim iiiiiiimmiiiiiiii
BWMN»fwal
Het Rotterdamse jazz-festival
'76 zit er op. Drie dagen jazz
onder auspiciën van Holland
Festival en vooral NOS-radio,
waartegen iedereen in aanvang
nogal schuins aankeek vanwege
het plotselinge festivallerige
dat de randstad Holland onder
de leden gekregen heeft. In ze
ker opzicht viel dat allemaal
best mee in Rotterdam met de
dreiging van het nog grotere
Acket-festival al in Den Haag
op de achtergrond. Goed, het
mocht misschien wat slapjes
beginnen, maar de slotdag
bracht gisteren een hoop sfeer
en een fraai scala aan jazz-stij-
len met verve uitgevoerd in de
diverse zalen van De Doelen.
En wat het bezoek betreft: Rot
terdam kon per dag bogen op
zo'n 800 tot duizend jazzfans en
dat betekent weliswaar geen
stampvolle Doelen, maar wel
een redelijke belangstelling als
je bedenkt dat dit Rotterdam
Jazz '76 een voortzetting is van
het op kleinere schaal gescha
pen Larense jazzfeest van de
NOS.
Met Archie Shepp sloeg zater
dagnacht de vlam in de pan:
Spannende, geïnspireerde jazz
van formaat, nadat Lee Konitz
wat matjes met z'n mensen had
staan musiceren. Het zondagse
programma bood een lekkere
hutspot van elk wat wils. „Pia
noleeuw" Cecil Taylor kon op
de hem vertrouwde wijze tot de
aanval op het klavier overgaan
en deed dat met het bekende
gevolg. Je moet helemaal mee
gaan met zijn strapatsen over
het totale toetsenbord. Zodra je
je aandacht verliest, een mo
mentje wegloopt, ben je de
spanning kwijt en niet meer ge
voelig voor de orgieën die hij
technisch perfect op zijn instru
ment teweeg brengt.
Het Webster Lewis septet bleek
een verrassing. Niet bepaald ho
geschool jazz, maar wel een
meeslepend podiumgebeuren
met een gekke jongen als Alyrio
Lima op „percussion". En dat is
dan een degelijk woord voor
een soort toverdoos aan trom
mels, bellen, en andere geluid
voortbrengende objecten die hij
met een aanstekelijk enthousias
me vanachter zijn „stellage"
bleef opduiken.
Van Nederlandse zijde was
Frans Eisen er met een Septet
en zoals hij hetzelf zei „wat vage
Noorse stukken", waarbij een
blazer als Ferdinand Povel uit
gebreid z'n klasse kon bewijzen.
In het genre „huiskamerjazz"
zette pianist Walter Noris, mis
schien soms een tikje te mooi,
de sluizen open, gesteund door
het prachtige werk van Red Mit
chell, de vroegere West Coast-
bassist die een fabelachtige
techniek bezit en met het groot
ste gemak uiterst fraaie melo
die-lijnen aan z'n instrument
ontlokt.
Terwijl Sonny Stitt en een op
z'n zachtst gezegd niet geheel
sobere Dexter Gordon in de
overvolle en stikhete repetitie
zaal een ouderwets brok bebop
ten gehore brachten, mocht
Theo Loevendi met z'n uitge
breide „Consort" de jazz-drie-
daagse besluiten. Soms knap,
soms wat log, vaak me' veel
humor en een aantal sterke soli
(Charley Nanholy, Boy Raayma-
kers).
Intussen kon het publiek genie
ten van een serie zeldzame his
torische opnames op film: Miles
Davis met Gil Evans in de perio
de van „Sketches of Spain" en
de zonder uitzondering met
slappe vilthoeden getooide men
sen van Count Basie tezamen
met zangeres Billie Holiday in
haar laatste jaren: Pure ontroe
ring voor de echte jazz-gek. Het
wachten is nu op het North Sea
Jazz Festival: De koek is nog
lang niet op.
BERT JANSMA
Onder de vernieuwers van de muziek die zich al
vóór de laatste wereldoorlog manifesteerden
maar zich vooral daarna ontwikkelden, staat
Olivier Messiaen vrijwel op zichzelf. Al op het
conservatorium ging hij zich sterk interesseren
voor oude Griekse en Oost-Aziatische muziek,
voor melodie en ritmen van de vogelzang, voor
geluiden in de natuur, voor bewegingen van
planeten en kometen. Hij had van jongs af een
hang naar een religieuze mystiek waarvoor hij
de theologie op een persoonlijke manier interpre
teerde.
Het concert dat zondagmorgen in het Amsterdam
se Concertgebouw aan zijn muziek werd gewijd
door de organist Bernard Bartelink en het Neder
lands Kamerkoor onder Peter Serpenti, legde van
al die interessen getuigenis af. Mij intrigeerde het
meest de „Cinq Rechants" (1949), waarvan er twee
a capella gwerden gezongen, ten dele op een
gewone Franse tekst, ten dele op verzonnen wc
den waarvan de klinkers en medeklinkers pas
bij gekozen ritmen en stemregisters. Er ging ine
daad een magische werking van uit, al was
vertolking wat te ingehouden. Afgezien daarv
klonk ook het ,0 Sacrum convivium" (1937) 1
mooi.
Met een sterk analytisch inzicht en een zui
gevoel voor de juiste expressie speelde Bartel
,,L'Ascension", oorspronkelijk voor orkest maa
de latere orgelversie strakker en sterker, i
enkele stukken uit het „Livre d'orgue" (1951) i
hindoestaanse ritmen (die ook in de „Rechai
voorkomen) en tenslotte de twee laatste delen
de „Messe de la Pentecóte" (1950), waarvan
Communion vogelzang en waterdruppels styl
en de Sortie fel en geladen is.
Een heel goed concert dat best in Den H
herhaald had mogen worden.
J KASANE