3 Scooter legde het af tegen bromfiets het plan voor een standbeeld geboren. De beeldhouwer Leenhoff voerde het uit, maar met de gemeenteraad van Den Haag was geen overeenstemming te bereiken - «•omtrent de plaatsing. Toen moest gekozen worden tussen Amsterdam als hoofdstad, Zwolle als Thorbeckes geboorteplaats en Assén als hoofdstad van zijn eerste kiesdis-. trict. Het is Amsterdam geworden, mis schien vanwege de dank die de hoofdstad verschuldigd is geweest aan de staatsman wegens zijn bemoeienissen inzake het Noordzeekanaal. Nu regeerde gelijktijdig met de aankomst van dit bronzen heerschap over Amster dam een man met een hart van brons en stalen vuisten: burgemeester Den Tex. Hij bestond het in het belang van de waardig heid van de stad het jaarlijkse kermisfes- tijn te verbieden. Een kronikeur uit die dagen bedroefd: „de geliefde Boter- en Kaasmarkt waar men spel uit spel in kon gaan, waar zulk eene schone gelegenheid was om hetzij langs de Reguliersgracht en Utrechtschestraat naar het Amstelveld, of wel langs de Kloveniersburgwal naar de Nieuwmarkt te hossen, was niet meer. Zelfs de namen waren verdwenen. Rem brandt was er verrezen en de Botermarkt was Rembrandtsplein geworden. Het Kaas plein, vroeger zoo heerlijk geurende van poffertjes en plaatkoekenkramen, was nu aan Thorbecke gewijd die het zijn rug toekeerende weinig bijdroeg om de vroolijkheid van dit anders zo geliefkoosd oord te verhoogen". Zo brak de maandagmorgen van de 18de mei 1876 aan, die in gewone jaren de kermis zou geopend hebben. De kronikeur: „aanvankelijk was alles rustig gebleven, maar weldra bleek deze rust niet anders te zijn dan de kalmte die het onweder vooraf gaat. De kleine, in gewone tijden onopgemerkt gebleven opstootjes aan Stadhouderskade en in de Warmoesstraat werden spoedig door de politie onschade lijk gemaakt, maar tegen den avond gingen de poppen aan het dansen. Reeds tegen acht uur kreeg de zaak een bedenkelijk aanzien. Zingende en tierende trokken op geschoten knapen door de straten, gevolgd door brooddronken mannen en vrouwen die zoo goed of kwaad hunne schorre keelen het toelieten, meegalmden: en kermis mot er weze, en kermis mot er zijn, en als er dan geen kermis komt, slaan we alles kort en klein. Het schijnt dat men het bijzonder op Thor beckes standbeeld gemunt had. Ieder weet dat die groote staatsman zich weinig om kermispret bekommerd heeft, maar het standbeeld had toch waarlijk ook geen schuld. Maar te kwader uur was het op het kermisplein terecht gekomen en zijne verschijning aldaar ging de afschaffing het naar hem genoemde plein: „Een wat stijve man, in een stijve-burgerjas,, die met een stijve houding het vrolijk gedoe achter hem de rug toekeert." In Den Haag had men er geen plaats voor kunnen vinden, in Amsterdam werd het lang geleden het middelpunt van het kermisoproer en nu schuifelt het uitgaansleven er avond aan avond aan voorbij. Thn?L?iii\nhfiü?,e!' van !$ees lylanders' zlïn kelners en portiers, dan van Thorbecke) bloeit s avonds op in neonlicht, muziekflarden, vlagen etenslucht en het geroezemoes van zich amuserende mensen. vooraf. Reden genoeg om hem de schuld te geven, evenals de burgemeester. Een paar uur later toen de jenever zich meer en meer deed gelden, begon men op ver schillende plaatsen bij burgers, die even veel deel aan de afschaffing der kermis hadden als het standbeeld van Thorbecke, de glazen in te gooien. Het vrouwvolk ontbrak natuurlijk niet. Het had klinkers en keien in de boezelaars verzameld en met dien voorraad werpgeschut ging het er op los". Amsterdam had, kortom, zijn beruchte kermisoproer (tientallen zwaargewonden, alle garnizoenen in Nederland gemobili seerd), en de Kaasmarkt was definitief Thorbeckeplein geworden. Geen vooruit gang, dit laatste. Een naslagwerk over de hoofdstad uit 1952 noemt het neusophalend „een plein met vrijwel uitsluitend cafés en cabarets van vrij laag gehalte". En in de vele pralende boeken, vorig jaar ter gele genheid van 700 jaar Amsterdam versche nen, schittert de naam door afwezigheid. Ten onrechte. In zijn nieuwe bloeitijd is het Thorbeckeplein uitgegroeid tot een brok vermaaksfolklore van internationale klasse en de man die dat klaarspeelde, heet „koning" Kees Manders. Zijn diep betreur de broer Tom alias Dorus had op het aanpalende Rembrandtsplein zijn Saint Germain dat liep als een trein. Wel: Kees koos voor de vroegere Kaasmarkt. Hij herinnert zich: „toen ik daar in 1958 kwam, had je er een dooie kant. Je had er het café „Het Vraagteken" een bruine kroeg waar wel penose kwam die vroeger een apotheek was geweest en daarvoor een kleding-boutique. Koningin Wilhelmina was er klant. Je had er café Van der Laan, een bruine dagzaak, en je had er café „Verwoest" met een stamtafel voor arties ten. Ja, een uitgaanscentrum was het toen nog steeds. Veel volkscabaret. In de Joani- ta stond Maupie de Vries met zijn Joodse humor. En Mie en Co, een travestienum mer. Mie was verkleed als een Jordaans wijf en Co was altijd dronken". Kees Manders, de latere koning van het Thorbeckeplein hij zou er een tiental vermaaksgelegenheden gaan bezitten begon zijn imperium met de aankoop van de Hollandse Molen, die daarvoor het Alca zar had geheten en daarvoor Cecille en die daarvoor een particulier ziekenhuisje was geweest. „Ik wilde die tent graag hebben omdat er een toneeltje was. Per slot van rekening was ik artiest. Ik had er de naam In De Uylenspiegel voor verzonnen en de hele zaak al volgeschilderd met uilen. Toen kwam ik tot de ontdekking dat er een communistisch blad van die naam was. Nou, dat kon natuurlijk niet. Maar omdat ik die uilen al geschilderd had, heb ik er Het Uiltje van gemaakt". Striptease was er nog niet op het Thorbeckeplein toen Kees Manders er zijn opwachting maakte, maar die zou er spoedig komen. De Troca- dero begon er als eerste mee, de politie keek door de vingers en de ontwikkeling was niet meer te stuiten. Manders: „Eigen lijk voelde ik er niets voor. Ik wou volksca baret brengen. Qua kwaliteit van het pro gramma hadden we later de vierde nacht club van Europa. Maar eigenlijk was er al eerder een doorbraak. Je kon in die tijd geen nachtpermissie krijgen. Nou, dat had ik zo versierd. Als artiest was ik op de hoogte. Ik heb gewoon een vereniging op gericht de club der Optimisten en die vereniging hield iedere nacht een feestje. Dat is de grote doorbraak van de nacht clubs op het Thorbeckeplein geworden". Het Uiltje veranderde in de Moulin Rouge en de Club der Optimisten in de Playboy International club, ook wel de miljonairs club genoemd. „Een verschrikkelijk ooster se tent. Voor een knaak kon je lid worden. Ik had 100.000 kaarten laten drukken met van die zwarte ogen erop. Ze vlogen weg. Het was een statussymbool. Ik had plaats voor dertig mensen, maar dat was genoeg, want die verteerden voor duizenden gul dens per avond. Kees Manders deed meer en veranderde daarmee het karakter van het Nederlandse amusementsleven. „Ik zat te filosoferen over de vraag waarom mensen naar een café gaan, vooral de jeugd. Ik dacht: dat komt natuurlijk omdat ze thuis geen platen mogen draaien. De moeders in de over gangsleeftijd, weet je wel? Die kunnen niet tegen de herrie. Toen heb ik café „Het Vraagteken" gekocht en er een discotheek van gemaakt. Ik heb tegen de jongens en meisjes gezegd: -kom naar mijn phonobar en breng rustig je eigen platen mee. Dat was de eerste discotheek in Nederland. Nou had ik op het Thorbeckeplein ook nog dat keldertje, de Cave Toulouse Lautrec. Er stond een jukebox in. Op een avond zitten daar een paar jongens op hun gitaar te spelen. Ik zeg: jongens, eruit, want ik heb geen vergunning voor levende muziek. Maar je kunt naar het Rembrandttheater gaan. Daar mag je zo hard op die dingen rammen als je wilt De volgende avond trokken ze 500 mensen, die grif drie piek entree betaalden. Zo had ik de eerste beat-zaak van Nederland en die jongens, dat zijn The Outsiders geworden. Ja, ik kan rustig zeggen dat we op hét Thorbec keplein toonaangevende dingen hebben ge daan". Kees Manders is al lang met emeritaat gegaan. De nachtclubs op het Thorbecke plein zijn nu eigendom van zijn voormalige kelners en portiers. „Ik had er geen zin meer in. Het volk van vroeger bestaat niet meer, dat zit nu naar de tv te kijken. En alles is te duur geworden. Toen ik begon, kreeg je een artiest voor twee tientjes. Ria Valk heeft bij mij voor twee tientjes ge staan. Een muzikant had je voor 85 gulden in de week. Nou moet je voor een artiest wel 75 tot 200 gulden per avond rekenen en voor een muzikant 400 tot 500 gulden in de week. Ik dacht op een gegeven moment: wat ben ik aan het doen? Meer dan een boterham en een sigaar heb ik niet nodig. Waarom zou ik de complexen van iedereen erbij nemen en de hele dag in de administratie zitten knoeien? Jongen, als je op het ogenblik één man in dienst hebt, kun je al niet meer zonder boekhou der". Exit „koning" Kees Manders. Maar het Thorbeckeplein blijft iedere avond en nacht opbloeien van neonlicht, muziekflar den, vlagen etenslucht en de roezemoes van mensen die zich amuseren. De weeg schaal is weer doorgeslagen naar de kant van het variété een zangeresje, een danseresje, een goede goochelaar of acro baat. Een beetje net als vroeger, alleen veel duurder. Kees Manders: „Ach, alles blijft veranderen, altijd. Maar ik vind het nog steeds een briljant plein. Weet je hoe het zit met pleinen? Ze maken wel eens een slechte periode door, maar ze zijn eeuwig. Neem Piccadilly in Londen, Pigalle in Pa rijs, Broadway in New York. Ze zijn het hart van de stad en harten blijven be staan". PIET SNOEREN rt ERDAM Je kunt natuurlijk zeg- at het Thorbeckeplein in Amster- eze maand zijn honderdste verjaar- Iert. Maar nostalgische zielen kun- fet evenveel heemschutterig gelijk rerpen dat integendeel de Kaas zijn honderdste sterfjaar herdenkt, zo is dat. Thorbeckeplein een pnet klinkende klank in de interna- i uitgaanswereld. Wie herinnert zich ulin Rouge van Kees Manders niet, Windmill in Londen, de Crazy Horse en Chez Paul in Brussel de beste ilub van Europa? Maar de Kaas die er lag voordat de kleine recht- achter het Rembrandtsplein werd >pt, was niet minder tierig. fade kroniek weet dienaangaande te éi: „hun eerste gang was naar een lis, om door een glas brandewijn het lot meer vrolijkheid te prikkelen, k bezochten zij enige spellen, ver- I zich in eene poffertjeskraam en \i eindelijk tegen het aanbreken van macht naar een danshuis waar het der viool hen reeds door de open- e ramen tegemoet kwam. Weldra zij in de danskamer, die in weerwil e openstaande ramen een heetge- i oven leek te zijn. Het was er om ken en de drank en de tabaksrook in het hunne bij om de lucht te iten. Doch dit alles bemerkte men ens. Spoedig ging het glaasje van tot hand en eer er een kwartier pen was zwierden de dartele paren atbloote halsen en vuurroode aange- op het geklank der viool over de Vinde vloer" ^aasmarkt was, samen met de nu **andtsplein geheten Botermarkt, het kche toneel van de jaarlijkse grote s van Amsterdam. Toen echter ver- Sj i er het standbeeld van de plechtsta- laatsman Thorbecke. Een kronikeur: unstwerk is het, weggestopt op de S de onthulling van Kaasmarkt in i^eckeplein omgedoopt café-chantant L weinig aantrekkelijk. Thorbecke Ten stroeve figuur, maar dit beeld, iildig in een hekje geplaatst, is bijna totend van stroefheid. Een stijve jin een stijve burgerjas, die in stijve pg het vrolijke gedoe achter hem de lekeert". jeckes beeld had uiteraard in zijn Irteplaats Zwolle moeten staan of in Haag waar hij zijn machtige werk- jt en staatsmanschap tot ontplooiing it, of desnoods in Leiden waar hij Esor was. Dat het in Amsterdam te- is gekomen, mag eigenlijk min of toevallig heten. In 1872 overleed becke op 74-jarige leeftijd in Den i Zijn uitvaart Dracht duizenden be- éraars op de been en al direkt werd (Van een onzer verslaggevers) RMOND Er is in ons verkeersbeeld n jaar veel veranderd. Maar het gaat |eidelijk dat we er nauwelijks stil bij !n staan. Zelfs niet wanneer één ver- niddel nagenoeg helemaal van de weg Vijnt. Een voorbeeld: de scooter. Snor- Sr in 1964 nog bijna 72.000 over onze nu zijn het er een schrale 1600. Was duidelijk opgaande lijn in de scoo- kopen vanaf 1951 tot 1964, daarna Ti de aftakeling van het „park": 55.000 67, 20.000 in 1970, 10.000 in 1972, 5000 173, om dan nu op het dieptepunt te zijn gekomen. Dat geldt voor de Nederlandse markt, het geldt ook voor België, Frankrijk, Duitsland en zelfs voor Italië, het land bij uitstek voor de scooter. Want ook daar worden aanmerkelijk minder scooters verkocht. Al is 't nog steeds wel zo dat ze in Rome als nijdige bromvliegen rondgonzen. In feite heeft de scooter dezelfde neergang meegemaakt als de motorfiets. Al lag bij de laatste het „gloriejaar" veel eerder, in 1956 om precies te zijn, en is er na 1971 ook weer een opgang in de verkoop geko men. Die opleving van de belangstelling bleef voor de scooter uit. Dat is in zoverre vreemd, dat men zich kennelijk de laatste jaren niets meer aantrekt van de bezwaren tegen de motorfiets vuile kleding enzo voorts die zo'n tien, vijftien jaar geleden nog pleitten voor de aanschaf van een scooter. Althans geldt dat voor de Europe se landen, want er zijn nog nooit zoveel scooters verkocht als juist de laatste jaren naar India en Pakistan. Wat weerhoudt de Nederlanders ervan om nog een scooter te kopen? De enige scoo terimporteur in Nederland, Nedespa in Roermond, wil er dit over kwijt: „Het is het feit dat men voor een snelbrommer geen rijbewijs nodig heeft, dat de jongeren geheid doet afzien van het kopen van een scooter. Vroeger waren het vooral de jon gelui die scooterminded waren. Zo van: lekker ongedwongen met zijn tweetjes op de buddyseat naar buiten, niet vuil worden door windscherm en beenschilden. En ze hadden er de moeite van het behalen van een rijbewijs voor over. Nu is de kleding nonchalanter geworden, het argument vuil-worden spreekt niet meer zo, dus wordt het met vriendjes en vriendinnetjes scheuren op een bromfiets. Lekker zonder rijbewijs, waar maken we ons druk om. En liever betalen de jongelui 2500 gulden voor een „sportbrommer" die maar veertig kilometer per uur mag. dan tweeduizend voor een echte Vespa, die honderd per uur loopt. Ze zijn bang voor het rijbewijsexamen en de leskosten. De bromfiets heeft de scooter de das omge daan". Tot zover de mening van de Nederlandse importeur. Argumenten die vroeger wer den gehanteerd, zoals kleine wielen, onvei liger rijden, doen weinig meer ter zake. De scooter is bezig geschiedenis te worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 15