dirk van gelder HUBERT LAMPO MET EIQEHCITA TEN UITGEKLEED DE GROOTSTE MINIATUREN VAN CHR. J. VAN GEEL ziet het wonder in simpele dingen in de natuur alles over kleurendruk Overigens is het mijn bedoeling niet van je te •erlangen, dat je mijn hagiograaf zoudt worden", chreef Hubert Lampo aan René Turkry, toen deze en aforistische bloemenlezing uit het werk van ,ampo zou gaan samenstellen. „Meteen had ik mijn erste aforisme...", laat Turkry weten in het nawoord p het resultaat van zijn sorteerwerk. „Zoomlens op dunpo". lij een dergelijke ontboezeming ben je snel geneigd e constateren, dat Lampo er inderdaad goed aan oet een andere chef van zijn voorlichtingsafdeling e gaan zoeken, want iemand die bij het eerste het beste woord van de schrijver in grenzoloze bewonde ring van de sokkengaat, valt al te snel door de mand. Daarmee is overigens niets onaardigs over René Turkry gezegd, want die werd ook maar gehuurd om het idee van de uitgever om de puntige bonbons uit de snoeptrommel van Lampo's werk bij elkaar te zoeken, te verwezenlijken. De samensteller van de bundel is het slachtoffer van de omgeving van de schrijver, waarin blijkbaar op een gegeven moment met langer kon worden weerstaan aan de behoefte om Lampo door middel van een boekwerk bij te zetten in het mausoleum der spitsvondigheid. Hubert Lampo zegt m een „schroomvallig woord vooraf" aanvankelijk niet kapot te zijn geweest van het idee, maar dat hij uiteindelijk toch heeft toege stemd omdat hij vermoedt in het vuur van zijn schrijven best wel eens iets aardigs op papier te hebben gezet, dat zonder de kontekst een eigen leven kan leiden Deze bescheidenheid siert de schrijver en toont dat de oorvegen, die hij af en toe in zijn publicaties uitdeelt, gebaseerd zijn op een gezond stukje zelfkri tiek. Een zelfkritiek, die overigens niet sterk genoeg bleek om voor de dubieuze eer van een aforismenbun- del te bedanken. Want als bewonderaar van de magisch-realistische verhalen en geïmponeerd door de grote leesbaarheid en de bijna onvoorstelbare hoeveelheid parate kennis van de essayistische boeken als „De zwanen van Stonehenge", voel je je met „Zoomlens op Lampo" behoorlijk in de kou staan. Het werkt in hoge mate ontnuchterend in de kilheid van de géisoleerde citaten niets terug te vinden van de vaak zo meesterlijk geschilderde sfeer van de verhalen en romans. De meeslepende verteller, die beeldend en met een schijnbaar gemak zijn lezers meevoert over de grenzen van het verstandelijke heen tot in de onpeilbare diepten van de geest, wordt er uitgekleed tot een armzalige filosoof-van-de-koude- De bundel was te verdedigen geweest, als de „andere Lampo", die er in ontstaat, iets zou hebben toe te voegen aan het voortreffelijke oeuvre. Dat is niet het geval, omdat de kwaliteiten van de schrijver overdui delijk elders liggen. Met deze uitgave, die zelfs niet als surrogaat is te kwalificeren, is dan ook niemand gediend. JAN NIES René Turkry: Zoomlens op Lampo. Uitgave: De Arbeiderspers, Amsterdam. Prijs: 19,50. lerfDe gedichten van Chr. J. van Geel zitten in elkaar dtfals kleine uurwerkjes, taaiwondertjes van een onge- nmtfooflijke precis.e die je vaak pas na veel lezen i (^voorzichtig uit elkaar weet te halen om er de i verbluffende rijkheid van te ontdekken. Van Geel aioverleed in 1974. Elly de Waard en Ton van Deel stelden uit zijn nalatenschap de bundel „Vluchtige lfverhuizing" samen en ook daaruit blijkt weer Van isitjGeels unieke meesterschap. et fGedichten van soms niet meer dan een handjevol regels. Miniatuurtjes die beelden, gebeurtenissen en leven in de natuur tot onderwerp hebben, maar die dwars daar doorheen tot een indringend beeld van het bestaan komen. Van Geel gebruikte weinig woor den, maar hij woog ze op het bekende goudschaaltje. Aantekeningen van de bezorgers van de bundel ach terin, waarin varianten van Van Geel op zijn niet-defi- nitieve teksten zijn opgenomen wijzen daar al op. Maar zelfs zonder die aantekeningen herken je al lezende hoe consciëntieus Van Geel zijn taal indroog de tot het miniemste, maar scherpste beeld achter bleef. Geen poëzie om tussen neus en lippen door tot je te nemen, maar fijnproeverswerk om te lezen, te lezen en te herlezen. Geen wereldbestormingen bij Van Geel, geen grote uiterlijke emoties, maar een dalende eend die in het water neerstrijkt, het verwaaien van een zucht bladeren in het bos, een vallend blad, een boompje in de mist. Haarscherp en minitieus zet hij een natuur neer waarin geen mensen rondlopen. Pure lyriek waarin hij alleen zichzelf vluchtig verhuist naar momenten in die natuur. Hoe veelomvattend is het navolgende gedichtje niet, waarin binnen vier regels Van Geel zijn werkwijze en zijn levenshouding vastlegt: „Ik ben in beesten opgesomd om weerklank die op vleugels gaat. Geen rust is ooit geheel voltooid dan die niet afziet van de vlucht." Het is de dichter die zich alleen kan uiten en laten kennen via die natuur en die beseft dat hij pas werkelijk tot de rust binnen zichzelf kan keren wanneer de vlucht (in de taal, uit het leven) niet meer als vlucht wordt ervaren. Kernregels, en kernachtig want de taal die Van Geel gebruikt is allerminst week en afhankelijk van sfeer. Hij schrijft regels van een bijna klassieke strengheid soms gevangen binnen rijm of half-rijm. Bij Van Geel is de natuur de onvermijdelijke, steeds terugkerende eeuwigheid van het blad dat blijft vallen, het „eerste groen dat zich komt wreken", een oneindigheid die ik zelden mooier heb zien verwoorden dan in zijn „Zwanenpaar": Zij die bij dag niet witter zijn, zij slapen nooit in het licht hun droom van witte pauw maar in het donker als hun hals zich vouwt in veren, als zij niet op vleugels gaan. Zij werpen lussen schaduw op elkaar, halsdun, in hun aanhankelijk beschrijven, in hun voor elke tijd bestemd vertoon van drijvend boven overleven staan BERT JANSMA Chr. J. van Geel Vluchtige gedichten, Athenae- um/Polak en Van Gennep, geb. f 17,50, paperback f 12.50. tekenaar-graficus Dirk van Gelder heeft iehalve uiterst vaardige handen ook wee enorm goede ogen. Dat is overigens en eigenschap die hij deelt met vrijwel llie goede beeldende kunstenaars. Die naar dezelfde dingen als gewone maar ze zien méér. Als Dirk schelpen ziet, een plantje of beestje' ziet hij meteen het wonder die schijnbaar zo simpele dingen, t zijn grote artistieke vermogen dan weer kans om in prent of dat wonder ook aan anderen te maken. Gelder dus het dichtst. Toch is zijn tekst niet helemaal in harmonie met dat werk dat immers wars is van elke romantiek of lyriek. Sietso Dijkhuizen schrijft een eenvoudig ongecompliceerd proza dat niet direct in verband staat met Van Gelders bladen. Maar hij lijkt wèl dezelfde soort ogen te hebben. Dijkhuizen vertelt van wandelingen door de natuur, van de dingen die hij daar vindt. Hij doet dat zonder een zweem van geleerdheid, spreekt alleen zijn telkens verwonderd zijn uit om het mooie dat hij soms vlakbij huis (buiten is dichtbij) vindt en dat geeft een wondere harmonie met de voorstellingen van Van Gelder, die immers geen uitleg behoeven, hoogstens het woord van de man die telkens weer even verwonderd is als Dirk van Gelder zelf. KLEURPROBLEMEN Zee-anemonen (1938) penseel/o.i.inkt. der, zestiger nu, is eigenlijk zijn ?n al met de natuur bezig. Scheveninger moet hij vaak aan id te vinden zijn geweest. Hij de dingen die de zee aanspoelt en onderde zich over de grillige, wezen altijd mooie vormen. Hij os in en weer was er die om de schoonheid van dingen in de natuur. Hij kenen, later in Veere waar hij van t een tiental jaren geleden woonde, beoefenen. Hij ging, met en aquarel, ook in kleur werken, terug in Den Haag ontdekte hij de grote Franse graficus die Bomengroep Aan de uitgave van „Buiten is dichtbij" is veel zorg besteed, met name aan de welgekozen en goed uitgevoerde illustraties. Toch zal men, als meestal, met het boek in de hand op de tentoonstelling kunnen constateren dat vooral de kleurafbeeldingen inderdaad afbeeldingen blijven. Men kan zich ermee een voorstelling vormen hoe het kunstwerk er in werkelijkheid uitziet, de werkelijkheid wordt soms dicht benaderd, maar die werkelijkheid is anders dan welke reproductie ook kan weergeven. «4n 1970 was van Gelder „klaar" met Bresdin en ging hij weer werken aan zijn iigen artistieke oeuvre: waterverftekeningen en samen met enkele follega's, o.m. Willem Minderman een project „Onkruid". In het rijksmuseum Vincent van Gogh le Amsterdam is tot en met 13 april een lentoonstelling van werk van Dirk van Ge/der te zien. Een schitterende :1atentoonstelling met werk van de man die ehib'ch blijft verwonderen om de ie ichoonheid van het soms heel kleine in Ie natuur. In landschappen en bladen |an beperkter opzet. Het liefst zijn ons o tigenlijk de heel fijn gedetailleerde bla- met een enkel takje, bloempje of •stje. Die zijn heel sober eigenlijk, tonder een enkele romantische of lyri sche toevoeging. Dit is kunst op zijn 'uurst van een groot kunstenaar. tentoonstelling wordt gehouden ter gelegenheid van het verschijnen van het Joek „Buiten is dichtbij". ^Hoofdbestanddeel ervan vormen vele jeprodukties in zwart/wit en kleur van iet werk van Dirk van Gelder. Alleen faarom al een juweel van een boek. De wilde echter ook een tekstgedeelte en liet dat door twee man Verzorgen, Sietso Dijkhuizen en Hans De laatste is een dichter. Hij gaat in JÜchterhjk proza en ook wel op rijm de Jrenten en tekemngen parafraseren. Van e twee volgt hij het werk van Van Vijgen en bloemen (1938) potlood Het is aardig dat men in hetzelfde museum (tot en met 25 april) de tentoonstelling Reprospectief kan zien. Hierin wordt de geschiedenis van de kleurreproduktie uit de doeken gedaan vanaf het eerst nog vrij primitieve begin, via toppunten als Ploos van Amstel, die momenteel in het Amsterdamse Rijksmuseum te zien is, tot het druktechnische geweld waarover men tegenwoordig beschikt en waarmee resultaten bereikt worden die men vroeger niet voor mogelijk zou hebben gehouden. Hoe die druk tot stand is gekomen staat in de brochure Reprospectief, die tevens een historische en rijkgeülustreerde schets van de geschiedenis van de kleurendruk geeft. Men kan er lezen hoe clichémakers en drukkers zich bijna pijnigende zorg hebben gegeven om hier met iets werkelijk voortreffelijks voor de dag te komen. En het resultaat beloont die zorg. Zelden zagen wij een reproductie van een kunstwerk waarbij de kleuren zo dicht met die van het origineel overeenkwamen, waarbij zo zeer een illusie werd gegeven van de oppervlaktestructuur van een schilderij, waar bovenal het magische licht van Vermeer zo knap werd nagevolgd. Natuurlijk, het blijft een afbeelding. We zijn dat deze week nog even in het Mauritshuis gaan controleren. Maar ieder die het naar onze smaak mooiste schilderij ter wereld in eigen huis wil hebben, kan (voor de duur van de tentoonstelling voor een tientje!) zich een vrijwel ideale afbeelding aanschaffen. Dat kan in het Van Goghmuseum en ook in het Mauritshuis, waar men dan meteen het schilderij zelf kan bekijken. Ook is daar de brochure te koop (f 12,50) en dat is eveneens een goede koop voor ieder die zich voor de grafische techniek interesseert. Vg. Sietzo Dijkhuizen en Hans Warren: Buiten is dichtbij. Uitgave Amsterdam Boek. Prijs f 34,50. SIGARENBANDJES Vermeers Gezicht op Delft. Het blijft een afbeelding, maar wel een heel goede. Op de tentoonstelling is veel, soms heel zeldzaam historisch materiaal. Er is ook een thema-afdehng. Het thema is Vermeer. Men ziet kleurdrukken naar werken van de Delftse meester in alle soorten en (soms de vreemdste) kleuren. Uit tijdschriften, boeken, zo maar reproducties „om op te hangen", tot Vermeer op koektrommels en sigarenbandjes toe. Dat thema is natuurlijk niet zö maar gekozen. De samenstellers zijn de Vermeerstichting en het Koninklijk Nederlands Verbond van Drukkerijen. De Nederlandse drukkers hebben in het Vermeerjaar een meesterproef van hun kunnen willen geven. Daartoe hebben zij, voor het eerst op ware grootte, een kleurendruk gemaakt van Vermeers beroemdste werk, het Gezicht op Delft, in het Haagse Mauritshuis. Krabben en schelpen (1950) waterverf/waskrijt pen vrijwel niemand kende. Hij pestudeerde diens werk diepgaand, terzamelde het ook in een tijd dat dit nog con. Het resultaat van die studie komt binnenkort in een Franstalige uitgave uit Van zijn Bresdin-verzameling profiteerde )et Haags Gemeentemuseum, waarvan fijn vader ooit directeur was. Tomaat en papaverbol (1938) potlood.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 7