drie kastelen
drie geschiedenissen
lokroepen van uitgevers wassen de lezers weg
utrechtse kastelen
onderwerp van onderwijsproject
Slot Zuylen aan de Vecht, het geboortehuis van de schrijfster
Belle van Zuylen.
HAARZUILENS - Nog niet zo
gek lang geleden trok men vrij
algemeen de neus op bij het zien
van een neogothisch bouwwerk.
Nauwelijks iemand kwam in het
geweer, als de zoveelste kerk van
Pierre Cuypers of een van zijn
volgelingen het loodje moest leg
gen voor de oprukkende bescha
ving van het luxe betonnen flat
gebouw met aluminium kozijnen.
Tegenwoordig pleegt men in gren
zeloze bewondering neef te knie
len voor producten van de neo-go-
thiek, die met het Rijksmuseum
en het Amsterdamse Centraal
Station als nationale pronkstuk
ken plotseling tot architectoni
sche meesterwerken worden uit
geroepen. Zoals gewoonlijk zal
ook hier wel de waarheid in het
midden liggen. Maar om het kas
teel De Haar in Haarzuilens, het
door Cuypers herbouwde kasteel
midden tussen het slot Zuylen
aan de Vecht en de overgebleven
toren van de ridderhofstad Den
Ham in Vleuten, „de waarheid"
te noemen zal menigeen wat al te
ver gaan, al beschouwde Pierre
Cuypers het zelf als een van zijn
belangrijkste werken.
Geografisch gezien is het kasteel
De Haar het middelpunt van het
project voor dit jaar van de Stich
ting Beeldende Vorming. Zoals
bijna een traditie aan het worden
is. organiseert deze stichting jaar
lijks een cultUreel project voor
leerlingen van het voortgezet on
derwijs, waarvan er deze keer
voordat het op 25 juni afloopt zo'n
twintigduizend uit alle delen van
het land worden verwacht. Boven
dien rekent men op minstens het
zelfde aantal „particuliere" be-
langstellenden, die zonder voor
aanmelding van de activiteiten
van de stichting mogen meeprofi
teren.
Na een tentoonstelling in het U-
trechtse Centraal Museum en na
de stad Gouda is dit jaar de keuze
gevallen op de drie kastelen of
wat daarvan is overgebleven mid
den in de groene weiden van U-
trecht. Het kastelenproject heeft
als motief „de aanpassing en ver
andering van bestemming van his
torische bouwwerken in de loop
der tijden door een veranderende
maatschappij". Geredeneerd van-
- uit dat motief is de keuze van de
drie kastelen op de keper be
schouwd wat vreemd, want van
een eigenlijke bestemming is bij
het drietal tegenwoordig nauwe-
Zuylen
lijks meer sprake, tenzij men ook
dat een „door een veranderende
maatschappij aangepaste en ver
anderde bestemming" wil noemen.
Van levende monumenten, waar
voor monumentenzorg tegenwoor
dig zo terecht in touw is, kan men
hier niet spreken gezien hun min
of meer antiquarisch bestaan: de
toren in Vleuten is na zijn onlangs
voltooide restauratie op zoek naar
een bestemming: Kasteel De Haar
is op de enkele maanden per jaar
na dat het nog Wordt bewoond,
als museum opengesteld; slot Zuy
len is full-time een historische be
zienswaardigheid.
Wat ze echter wel goed laten zien
is, hoe soortgelijke bouwwerken
verschillend de tocht door de eeu
wen kunnen doorstaan. Voor de
toren van Den Ham is deze tocht
de minst glorievolle van de drie
geweest, want dit gebouw dat men
vanuit de trein van Den Haag
naar Utrecht wat plompverloren
in het landschap ziet staan, is het
enige overblijfsel van wat ooit een
trotse vesting was. Rond 1250 wer
den de aanzetten neergezet van
het slot, dat in de Hoekse en Ka
beljauwse twisten niet sterk ge
noeg bleek te zijn. Het werd her
bouwd en vervolgens verbouwd
tot een meer comfortabel verblijf,
toen de ontwikkeling van het ge
schut zo ver was gevorderd dat
het als versterkt bolwerk geen
functie meer had. In de vorige
eeuw werd het gesloopt, waarbij
alleen de toren overeind bleef
staan. Door geldgebrek was men
ruim dertig jaar bezig met de res
tauratie, die vorig jaar kon wor
den afgesloten.
De neo-gothische hal van Kasteel De Haar.
Van de beide andere kastelen kan
voor een gedeelte hetzelfde ver
haal worden verteld. Ook zij
moesten in het langdurige gekra
keel tussen de Hoeken en de Ka
beljauwen het trotse hoofd buigen,
waarna ze in het begin van de
zestiende eeuw werden herbouwd.
Daarna loopt hun geschiedenis ui
teen, want Kasteel De Haar ver
valt langzaam tot een ruïne, ter
wijl het Slot Zuylen daarentegen
de tred van de tijd redelijk weet
bij te houden, omdat het door
voortdurende bewoning niet de
kans krijgt te vervallen. Dat is
voor een belangrijk gedeelte te
danken aan de omstandigheid, dat
in het begin van de zeventiende
eeuw het verschijnsel begon op te
komen van een tweede huisje op
het platteland. Het zo bekoorlijk
en goed bereikbaar gelegen Slot
Zuylen aan de Vecht was voor de
rijkere bewoners van Utrecht en
Amsterdam een aangenaam ver
blijf om zo nu en dan de stedelij
ke drukte te ontlopen. Door wat
verervingen en trouwpartijen
kwam het in het bezit van de fa
milie Van Tuyll van Serooskerken,
die nog altijd eigenaar is. De fa
milie maakte het geheel in de
achttiende eeuw comfortabeler
door de voormalige vesting te la
ten verbouwen tot een luxueus
woonhuis en de tuinen een eigen
tijdser aanzien te geven. Dat ei
gentijdse was de Franse stijl van
die dagen met als grote voorbeeld
het paleis van Versailles.
De strakke Franse geest werkte
echter niet alleen door in de ar
chitectuur en de tuinaanleg. Ook
de bewoners richtten zich in hun
dagelijkse levensgewoonten geheel
op de Lodewijken, die toen in ge
heel Europa de toon aangaven.
Daarom werd het jonge meisje
Isabella Agneta Elisabeth van
Tuyll van Serooskerken, dat op 20
oktober 1740 in Oud-Zuilen werd
geboren, volledig „Frans" opge
voed Daarom ook dat zij, die gro
te bekendheid zou krijgen onder
haar schrijversnaam Belle van
Zuylen, zich geen Nederlandse
maar veeleer een wereld burgeres
voelde. Desalniettemin sleet ze een
groot deel van haar dagen in het
ouderlijke slot aan de Vecht, dat
momenteel nog veel tastbare her
inneringen aan haar bevat. Sinds
de familie in 1951 niet meer in het
slot woont, zijn ze vrij te bezichti
gen, evenals de indrukwekkende
gobelinzaal met een vijfenzeventig
vierkante meter groot Delfts gobe
lin uit de zeventiende eeuw en de
talrijke antieke gebruiksvoorwer-
De Haar
ganiseerde overheidsbemoeiing
voor de Nederlandse monumenten,
die de stoot gaf tot de restauratie
van de ruïne van kasteel De Haar.
Een verhaal wil, dat hij bij het
huwelijk van de toenmalige eige
naar, Etienne baron van Zuylen
van Nyevelt met Hélène Caroline
Betsy barones de Rothschild het
paar een bouwtekening van zijn
vriend Pierre Cuypers ten ge
schenke gaf. Dat geschenk kwam
voor iedereen uitermate gelegen.
Niet lang daarvoor had de be
roemde Franse architect van de
neo-gothiek, Viollet-le-Duc, het ko
ninklijke kasteel Pierrefonds ge
restaureerd in opdracht van Napo
leon III. Het was een meesterwerk
van neo-gotisch kunnen, waarvoor
Cuypers zeer grote bewonering
had. Maar niet alleen hij, want
ook de Rothschilds keken met een
mengeling van bewondering en af
gunst naar de gigantische burcht
van super-gothiek. Deze familie,
opgeklommen van onbeduidende
geldwisselaars in Duitse sloppen
tot een ongekend rijk bankiersge
slacht, was nog niet zo lang gele
den tot de adelstand verheven en
miste een bij deze status zo onont
beerlijk familieslot. Bij het huwe
lijk van hun dochter met de Ne
derlandse baron kwam er zowaar
een echt kasteel in hun onmiddel
lijk bereik, al was het dan maar
een ruïne. Het laat zich raden, hoe
snel de financiering van het om
vangrijke project rond was.
Voor architect Pierre Cuypers be
tekende het de zoveelste kroon op
zijn werk om het compromis te
vinden tussen de herbouw van een
ruïne tot een majestueus „ridder-
kasteel" en het aanbrengen van
grote luxe en „hedendaags" com
fort. In navolging van zijn Franse
leermeester Viollet-le-Duc zou hij
een middeleeuws droomkasteel
bouwen, en hoe men er ook tegen
aankijkt: een droomkasteel is het
geworden. Dat hier reserves door
klinken tegen de bouwerij van
Cuypers is gebaseerd op het feit,
dat hij weliswaar een schitterende
vesting neerzette, maar dat die
niets met de middeleeuwen, noch
met het oorspronkelijke kasteel te
maken had. Als kind van zijn tijd
(en wie zou hem dus iets kwalijk
kunnen nemen?) bouwde Cuypers
op de fundamenten van het oor
spronkelijke slot zij'n ideaalbeeld
van een middeleeuws kasteel.
Het was een gigantisch karwei,
niet alleen omdat er pardoes een
De rijk gebeeldhouwde
schouw is een van de vele
kostbaarheden in het luxueuze
interieur van Kasteel De Haar.
nieuw kasteel uit de grond werd
gestampt en de bijbehorende kerk
vrijwel opnieuw in elkaar moest
worden gezet, maar ook omdat
omwille van een riante tuin met
voldoende jachtmogelijkheden het
dorpje Haarzuilens werd afgebro
ken en 'n twee kilometer verder
op in de stijl van het slot werd
herbouwd. Tijdens de werkzaam
heden had men de beschikking
over een eigen steenbakkerij. Als
bewijs van het feit, dat er kosten
noch moeite werden gespaard kan
worden vermeld, dat bij de inrich
ting van het park zevenduizend
veertig tot zestig jaar oude bomen
werden geplant, die vanuit heel
Utrecht waren aangesleept. Dat
het kasteel ook van binnen ge
tuigt van een ongelooflijke rijk
dom is hierna een overbodige me
dedeling.
De vele schitterende gebruiksvoor
werpen maken een tocht langs de
drie kastelen van het project van
de Stichting Beeldende Vorming
alleen al meer dan de moeite
waard. De zeer fraai uitgevoerde
boekjes, die de stichting voor de
gelegenheid uitgeeft, maken het
project nog aantrekkelijker. Ook
voor „particulieren", die voorbij
willen gaan aan de nobele motie
ven van de stichting, is het project
een mooie aanleiding voor een
hoogst aangenaam uitje. Een
deugdelijk eigen vervoermiddel is
daarbij, als men de landkaart be
kijkt, echter een bittere noodzaak.
JAN NIES
Als je de omslagteksten van boe
ken moet geloven, is er nog nooit
een goed, middelmatig of slecht
boek op de markt gekomen. Uit
alle juichverhalen klinken de lof
trompetten zo hard, dat je als ar
geloze snuffelaar bij de boekhan
del de indruk krijgt dat er alleen
maar absolute topwerken ver
schijnen. Hoewel vaak zwaar
overtrokken zijn die hartstochte
lijke lofzangen natuurlijk wel be
grijpelijk, want als uitgever moet
je net zo goed je spullen zien
kwijt te raken als een fabrikant
van wasmiddelen. Veel meer
waarde dan aan de lokroep van
het allerwitst witwassende wit
wasmiddel moet dan ook over het
algemeen niet worden toegekend
aan de wervingsteksten op het
omslag.
Toch valt er in de aanprijzingen
een zekere lijn te ontdekken, die
een door schadelijke en schande
lijke miskopen wijs geworden le
zer kan behoeden voor een vol
gende misstap. Het is absoluut
geen wet van Meden en Perzen,
maar men doet er goed aan de
nodige voorzichtigheid in acht te
nemen als een van de twee vol
gende standaardformuleringen
worden gebruikt (als ze beide te
gelijk voorkomen vraagt men
uiteraard bij aankoop minstens
twintig procent korting): het be
treffende werk is „on-Nederlands"
(of geniepige varianten daarop, als
„van een internationale allure"), of
„er staat geen woord te veel in".
Het eerste cliché appelleert a^n
het diep ingewortelde minder
waardigheidsgevoel van de Neder
lander dat iets pas goed is als
men dat in het buitenland vindt.
Onzin natuurlijk, want in het Ne
derlandse taalgebied zijn voortref
felijke boeken geschreven met een
oer-Hollandse allure, waarvan de
kwaliteit al lang onbetwist was
voordat er zelfs maar één buiten
lander een woord van had gele
zen. Wie zijn trouwens die buiten
landers wel, dat hun mening over
onze letteren van extra belang zou
De andere vermeende loftuiting
slaat nergens op, maar is al even
grote flauwekul. Je ziet het zo'n
uitgever bedenken: hij krijgt een
manuscript toegezonden, neemt
het 's avonds mee naar huis en
begint daar de woorden te tellen.
„Geen woord teveel", concludeert
hij nadat de telmachine het totaal
heeft uitgespuwd. „Goed boek; ik
ga het uitgeven". Voor het gemak
vergeet hij dan maar dat zelfs in
boeken met een uiterst econo
misch woordgebruik wel valt te
twisten over de noodzaak van een
aantal woorden, dat er meesterlij
ke boeken zijn met honderden
woorden teveel, en dat de kwali
teit van een boek niets te maken
heeft met het aantal lettertekens,
woorden of bladzijden.
De lezer zij dus gewaarschuwd bij
dergelijke „aanbevelingen", want
ook al worden ze voorgesteld als
de hoogste normen waaraan een
boek moet voldoen, ze zijn de
meest ondeugdelijke criteria die je
bij de beoordeling van de litera
tuur kunt hanteren. Waarom ze
dan toch met zo gulle hand op de
omslagen worden rondgestrooid?
Als je kwaad wil, kun je gemak
kelijk op de gedachte komen dat
het betreffende boek te weinig
voorstelt om er werkelijk zinnige
dingen van te vertellen.
Hans Warren maakt dus met zijn
nieuwe boek „Steen der hulp" een
hoogst ongelukkige entree door
zich op het omslag in één zin twee
keer als „on-Nederlands" te laten
aanprijzen. Deze mededeling
wordt onmiddellijk gevolgd door
de constatering dat de schrijver
zich desondanks verwaardigd
heeft zijn nieuwe geestesproduct
vol te stoppen met wat in goed
on-Nederlands heet: couleur loca
le. Wie alle waarschuwingen ten
spijt het boek gaat lezen, zal ont
dekken dat dat laatste juist is: de
mestgeur van het platteland stijgt
weldadig uit de regels naar boven.
Ook zal men ontdekken, dat de
loftrompetten in dit geval weer te
fors hebben uitgehaald en dat een
bescheiden solo van een klein
trompetje voldoende was geweest.
Het verhaal van de student die tij
dens de oorlog moet onderduiken
op een boerderij, waar de dochter
en zoon des huizes in hun zoeken
n^ar de liefde de basis leggen
voor de ondergang van het gezin,
wordt door Warren vaardig ver
teld. Hij laat echter zoveel liggen
aan psychologische ontwikkeling
van de karakters, dat in dit geval
had kunnen worden volstaan met
de omslagtekst: het leest zo heer
lijk weg.
JAN NIES
Hans Warren: Steen der hulp. Uf
gave: Bert Bakker, Den Haag.
Prijs: 9,90.