IJSSELMEER
uit Duitsland
en Frankrijk
Algen maken
erwtensoep van
ae vuiie wdd
vjt
SSSSi
LELYSTAD Het IJsselmeer is er niet best aan
toe. Het waterige hart van Nederland dreigt over
woekerd te worden door kwalijk geurende algen,
die welig tieren in het slechte biologische klimaat
van de getemde Zuiderzee. Dat slechte biologische
klimaat gaat vele problemen geven. Ook voor de
Randstad Holland, die voor een belangrijk deel
afhankelijk is van het meer. Drinkwatervoorzie
ning, visserij, landbouw, veeteelt en recreatie ko
men in de knel. Voor het jaar 2000 hoeft niet op
verbetering van de kwalitiet van het water gere
kend te worden. Dit meent althans ir. J. L. Kooien
van het Rijks Instituut Zuivering Afvalwater (Ri-
za).
GROEN-, KIEZEL-
EN BLAUWWIEREN
In het IJsselmeer komen drie
soorten algen voor. In het
voorjaar zijn het vooral de
kiezelwieren die in het water
zitten. Ze zijn niet zo schade
lijk. Evenmin als de groen-
wieren dat zijn. In augustus
leven deze over het algemeen
in het IJsselmeer en geven
door hun grote hoeveelheid
het nat een erwtensoepgroene
kleur.
Dat doen in de nazomer de
blauwwieren. Deze algesoort
dankt zijn naam aan de kleur
die alleen onder de micro
scoop waar te nemen is. De
blauwwieren zijn het verve
lendst en het gevaarlijkst. Ze
leveren gevaar door de giftige
stoffen die zij afscheiden. Las
tig zijn ze doordat ze het
drinkwater een reuk* en een
bijsmaak geven.
Ook willen de blauwwieren
nog al eens de filters van de
drinkwater- en electriciteits-
centrales verstoppen.
Na oktober wordt de algen-
groei minder. De dagen kor
ten. En tegen het voorjaar be
gint de cyclus opnieuw bij het
lengen van de dagen, want
algen hebben veel licht nodig
om te groeien.
„Chemisch gezien wordt de kwaliteit van het IJssel
meer niet slechter. Maar uit biologisch oogpunt
gezien, is het ver onder de maat. En dat betekent
dat het leven in het water kapot gaat". Het zijn
geen opgewekte woorden die komen uit de mond
van de heer Kooien, hoofd van de afdeling Opper
vlaktewater van het Riza. De Riza staat in Lelystad
in het „nieuwe land". Het instituut geeft adviezen
aan de beheerder van de rijkswateren, de Rijkswa
terstaat. Die kan de raadgevingen aanwenden om
het beleid uit te stippelen.
Iedere veertien dagen nemen de mannen van Koo
ien op 450 punten monsters uit het rijkswater om
de kwaliteit te bepalen. Zodoende heeft de ingenieur
een vrij goed beeld van het IJsselmeerwater dat ook
vele vaarten, sloten en tochten binnenstroomt. En
waaruit bovendien drinkwater voor een groot deel
van westelijk-Nederland gehaald wordt.
Zoute Rijn
Kooien: „Het IJsselmeer wordt voor 95 procent
gevoed door de Rijn en zoals bekend is dat Rijnwa
ter niet "best. Dertig tot veertig miljoen mensen in
Frankrijk en Duitsland lozen, voor een groot deel
ongezuiverd, al hun afval op die Rijn. En dan die
beruchte kalimijnen, die er duizenden kilo's zout per
dag in storten (580 kilogram per seconde). Neder
land zit benedenstrooms en heeft die rommel maar
te accepteren. Zodanig zuiveren dat wij er geen last'
van hebben is voor die Duitsers en Fransen te duur.
Zij zijn het ten slotte toch kwijt. Er wordt gewoon
gezegd: dan hadden jullie dat IJsselmeer maar niet
moeten maken. En over die kalimijnen wordt al
meer dan 25 jaar gepraat. Zonder resultaat. Wij
zitten er maar mee, want in ons land loost men
nauwelijks op de Rijn of IJssel".
Door bacteriën en organismen heeft water een
zelfreinigende werking. De Rijn stroomt echter zo
snel dat die eigenschap niet tot uiting kan komen..
In een mum van tijd braakt de IJssel het vuile
Rijnsop in het Ketelmeer. De rommel kan hier iets
bezinken, omdat het water rustig is. Aan de opper
vlakte wordt het water wat schoner, maar volgens
de heer Kooien is de bodem een zorgenkindje.
„Olie, chemicaliën en pesticiden zakken met het
meegesleurde slib naar beneden. Het milieu op de
bodem is dood, verpest en vergiftigd. Het is afwach
ten hoe zich dat verder ontwikkelen gaat".
Vanuit het Ketelmeer dobbert het iets beter gewor
den oppervlaktewater bij Zwolsehoek het IJssel
meer op. In dit IJsselmeer komt het zelfreinigende-
karakter van water wel tot zijn recht. Wanneer het
vuile water vanuit het Ketelmeer na een half jaar
bij de Afsluitdijk arriveert is ,de kwaliteit redelijk
goed. Dan is er ook niet veel meer te merken van
het grote probleem dat zich op weg naar de Afsluit
dijk voordoet: de algengroei.
Algen hebben veel zonlicht nodig. In de voortjagen
de Rijn krijgen ze dit niet, wel op het wijde open
IJsselmeer. Omdat er verschrikkelijk veel onnatuur-
Maar er is meer. Het IJsselmeer heeft een vrij hoog
zoutgehalte. Dit komt allereerst door de Franse
kalimijnen, maar ook door de polders. Vroeger was
de Zuiderzee immers zout. Dat zit nog stevig in de
bodem. Vooral de Flevopolders malen voor een
groot deel brak water uit in het IJsselmeer. Maar
dat zoute water komt ook weer in de vaarten,
tochten en sloten. Zout geeft schade.
Doorspoelen
Het enige wat men op dit moment tegen het zout
kan doen is het Markermeer zoveel mogelijk door
spoelen. Dat betekent iets minder zout water inlaten
bij de spuisluizen in de dijk Enkhuizen—Lelystad,
en er weer uitgooien via het Noordzeekanaal.
Een andere mogelijkheid om het zout uit de Flevo
polders in goede banen te leiden is de bouw van
de noordelijke dijk langs het Oostvaardersdiep, dat
wordt dan de zuidelijke dijk van de eventueel in
te polderen Markerwaard. De Flevopolders en de
Markerwaard kunnen hun zout uitmalen op het
Oostvaardersdiep en Noord-Holland is van zijn zout-
probleem af.
In deze zuidwestelijke hoek van het IJsselmeer staat
bij Diemen een electriciteitscentrale. Die heeft een
capaciteit van ongeveer 600 megawatt en men wil
dat vermogen verdubbelen. Dat betekent dat er nog
meer koelwater nodig is. Bij die uitbreiding ruirsj
45 kubieke meter water per seconde. De heer
Kooien: „Je kan in dat geval er op rekenen dat
een wateroppervlakte van enkele vierkante kilome
ters warm is. Je moet dan denken aan een tempera
tuur tot zeven, acht graden. Positief kan dat nooit
zijn. De vissen die in die warme sector komen,
kunnen er nooit meer uit. Dat druist tegen hun
natuur in. Ze zullen vooral in het warmste gedeelte
dichtbij de centrale verhongeren. Als je daar je
hengeltje uit zou werpen hoef je er nog niet eens
een aas aan het haakje te doen, alleen er snel weer
uit trekken. Altijd beet".
Elektriciteitscentrales hebben koelwater nodig. Het wateroppervlak wordt verwarmd, soms over enkele vierkante kilometers. Vissen worden
er het slachtoffer van.
Reuk en bijsmaak
De algengroei op het IJsselmeer heeft echter een
aantal nare gevolgen. Het drinkwater krijgt er een.
geurtje en een bijsmaak van. Ook noodt troebel en
vies groen water niet tot zwemmen. Zeker niet als
de watersporters weten dat ze bij een zwempartij
kans hebben op maag- en darmstoornissen. Het
IJsselmeer verliest op die manier zijn aantrekkings
kracht als recreatiegebied. Maar ook de aan het
IJsselmeer grenzende polders maken kennis met de
gevolgen van de algengroei.
De polders, die ook al niet zulk best water in de
sloten hebben, moeten dikwijls doorgespoeld wor
den. Het IJsselmeerwater heeft kwalijke gevolgen
voor het vee. Sommige algenrassen scheiden een giï
af, dat de runderen ziek kan maken. „Blijven
doorspoelen met door installaties gezuiverd water
zou een oplossing zijn. Maar je zou ook kunnen
overwegen om maar minder water toe te laten. En
in die laatste richting wordt de laatste tijd veel
.gedacht", zegt de heer Kooien.
Vergiften
Die kleine algjes kunnen dus klaarblijkelijk een
land een hoop ellende bezorgen. En dan hebben we
het nog niet eens gehad over de vergiften die met
het slib naar de bodem zinken, en opgeslagen
worden. Een ware gifkelder. Zware stormen kunnen
dat alles gemakkelijk loswoelen en aan de opper
vlakte brengen. De heer Kooien: „Het is verre van
plezierig. En we weten niet wat met die groep
gebeuren gaat. Het is nog niet zo dat je lijken ziet
drijven, maar als de natuurlijke organismen dood
gaan, wordt het van kwaad tot erger. De zelfreini
gende werking van het water gaat kapot. Wel
kunnen we zeggen dat de bodem van het Ketelmeer,
waar die eerste bezinkingen plaats vinden, helemaal
bedorven is".
Kerncentrale
Het blijft niet bij deze centrale." Langs het IJssel
meer wil men misschien een kerncentrale bouwen.
Dat brengt dan ook een warm watergebied met zich
mee. Alleen veel groter. Bij een capaciteit van 1000
megawatt heeft de kerncentrale 60 kub, koelwater
per seconde nodig. En dan komt daarbij de dreigen
de radio-actieve besmetting van het natte sop.
Geen plezierige vooruitzichten. Wanneer men besluit
om de Markerwaard in te polderen rijst meteen het
volgende probleem. Is er in de toekomst nog wel
voldoende water in het IJsselmeer om Friesland,
Groningen, Drente en Noord-Holland van voldoende
water te voorzien?
De heer Kooien van de Riza: „Landelijk wordt het
erg moeilijk. Voor de watervoorziening in Zeeland
moet een zoet waterbassin komen in het Volkerak.
De Rijn moet ook daar water aan leveren. Met
andere woorden de hele waterhuishouding moet
gewijzigd worden. Een goede verdeling is noodzaak.
Bij droogte moet gerekend worden op tekorten.
Al met al ziet het er niet zo best uit voor het
IJsselmeer. Het lijkt er sterk op dat de toekomst
van de voormalige Zuiderzee ellende zal meebren
gen voor haar en voor degenen die van haar
afhankelijk zijn. De heer Kooien zegt door dit
perspectief niet moedeloos worden. „Het water uit
het meer is op dit moment nog altijd beter dan wat
lokaal aanwezig is. Daardoor en door de rioolwater
zuiveringsinstallaties verbetert het iets. Maar wat
het IJsselmeer betreft, 't is een gebed zonder end.
Alles wordt overspoeld door het Rijnwater. En dat
terwijl Nederland toch voor honderden miljoenen
in zuiveringsinstallaties steekt. Het effect is piep
klein. Maar er is weinig aan te doen. De maatrege
len moeten vooral in het buitenland genomen wor
den. Nederland probeert voldoende om wat voor
elkaar te krijgen. Maar het wil niet erg. Misschien
dat het water in het jaar 2000 iets verbetert Voor
die tijd hoef je niets te verwachten".
WEERT SCHENK
1,
T* X
t V
V»
lijk stikstof en fosfor (ingrediënten voor kunstmest)
in het water zitten, dijen de algen geweldig uit. Ze
kleuren het water erwtensoepgroen en verstikken
het. De heer Kooien vertelt dat 0.02 milligram fosfor
in een liter water goed is en dat 0,05 milligram net
kan. Het IJsselmeer bevat echter vijf/tiende milli
gram.
Leven verdwijnt
De heer Kooien: „Op het IJsselmeer is de alg
eigenlijk onze grootste vijand. Algen halen adem
en verbruiken zuurstof. Gevolg is dat het water
troebel wordt en de alg ander leven uit het water
wegconcurreert. De stikstof en de fosfor die de alg
in zich opneemt komen uit het afvalwater van de
Rijn. Er is weinig aan te doen. Ja, de alg sterft
op een gegeven moment wel af. Een deel ervan zinkt
naar de bodem, de rest eten de mede-algen op.
Hierbij treedt toch ook wel die zelfzuiverende
kracht van het water op. Zo zien we dat in het
noorden van het IJsselmeer en tegen de kust van
Noord-Holland het water opknapt".