Vleesgeworden leutermonument
dat gans
het Nederlandse y
volk j
voorstelt a
HANDKE
ONTLEEDT
VROUWENLEVEN
De Haagse ministerszoon Wilhel
mus Kan, de kluizenaar van Ku-
delstaart, het geweten van de
Westeinder Plassen, wordt op 15
januari 65 jaar en hoopt vanaf
die dag meer dan alleen grappen
van de heer Drees te betrekken.
Hij is geboren onder het sterren
teken van de Steenbok en wijkt
dan ook in zijn vrije uren bij
voorkeur uit Zwitserland, waar
hij zich met zijn vrouw Cornelia
Diderika Vonk voor de wereld
schuil houdt.
Het stille kanton, waar zij hun chalet be
wonen beschikt over het enige telefoon
boek ter wereld, waarin onder de letter K
de naam voorkomt van W. Kan, Schau-
Spieler. In Nederland beschikt hij sinds
mensenheugenis over een geheim tele
foonnummer, dat slechts bekend is bij
een handvol getrouwen. De rest van het
volk moet het gebruikelijke entree-geld
aan de schouwburg-kassa voldoen alvo
rens hem te spreken te krijgen. Dat geldt
ook voor journalisten, die hem buiten het
theater als een beminnelijke, maar uiterst
weerbarstige zwijger hebben leren ken
nen. „Interviews", zegt hij, „zijn belache
lijke onzin. Dan vragen ze bijvoorbeeld of
ik links of rechts ben. Ze kunnen met
evenveel recht vragen of ik vegetariër of
geheelonthouder ben. Ik heb trouwens ge
noeg over mezelf verteld. Ik ben nu toe
aan de periode van afwerken en dat kan
ik in mijn eentje wel af".
Steenbok Kan, te makkelijke prooi voor
karikaturisten, losjes acterende voorgan
ger van gans een volk mijdt recepties,
,trouwerijen, verjaardagen en begrafenis
sen als de pest. „De mensen, die me ken
nen weten het en houden zich aan de
spelregels", zegt hij, „zelfs mijn eigen va
der. Die heeft ook niet aangedrongen, dat
ik op zijn begrafenis kwam".
Kan heeft ook geen enkele behoefte aan
bezoek. Toen hij in zijn Zwitsers chalet
twee maanden door sneeuwlawines her
metisch van de buitenwacht was afgeslo
ten beschouwde hij die periode als één
van de gelukkigste van zijn leven. Nadat
bulldozers de weg weer berijdbaar had
den gemaakt dook er op een ochtend een
auto voor zijn deur op. Waarop zijn
vrouw verbijsterd riep: „Oh God nee,
weer visite".
Zijn carrière is een lange hinkstapsprong
over louter hoogtepunten geweest: enga
gementen bij de gouden ploeg van 'Jor
Ruys, tournees met Louis Gimberg, zijn
eigen ABC-cabaret, dat alle theaterstor-
men doorstond. In 1954 veroverde hij Ne
derland met zijn eerste Oudejaars-confe-
rence. die de Nederlandse taal in één uur
verrijkte met telloze gevleugelde uitdruk
kingen. Er zouden er daarna nog vijf vol
gen, die zijn waterdichte reputatie als
volkse aanspreker telkens opnieuw beves
tigden. In 1973 sloot hij een monster-ver
bond met de televisie, een door hem ver
afschuwd medium, dat hij ooit omschreef
als het avondzonnetje voor een verregend
huwelijk. Hij had tevoren bepaald, dat
zijn conference drie maal moest worden
opgenomen en dat hij tot op het laatste
moment het recht had om de uitzending
te annuleren. De VARA hield uit voor
zorg een film startklaar om het dreigende
gat op te vullen. Maar de Meester be
schikte goedgunstig. Zijn televisieshow
werd door 6,5 miljoen Nederlanders beke
ken en haalde een kijkdichtheid van 68
procent. Een nieuw onverbiddelijk record
in etherland. Eén van de weinige Neder
landers, die gedurende dat gedenkwaardi
ge uur niet lachte was de journalist Nico
Scheepmaker, die als cijfer-fetisjist het
aantal gelanceerde grappen turfde. Hij
kwam tot 271, wat neerkwam op 4,5 maal
gelach per minuut ofwel één lach per 13
seconden. De langspeelplaat van de confe
rence, die begin januari in de handel
kwam, ging ruim 200.000 maal over de
toonbank en was goed voor een platina-
plaat.
Hij beschouwt zich als het vleesgeworden
leutermonument, dat het hele Nederland
se volk voorstelt. „Ik ben het ene moment
uiterst behoudend, het volgende moment
weer de alles halfwetende bittertafel-vent.
Dan weer de enge zwart-wit denker, dan
weer de vuurrode socialist. Ik ben een ou
derwetse man, die zich bezig houdt met
kleinigheden. Daarom schrijf ik liever iets
op in een hoekje van de kamer met een
bloknoot op de schoot dan aan mijn bu
reau. Daarom ook schrijf ik expres slor
dig, zodat duidelijk is, dat niks vaststaat.
Ik kan niet zwart-wit denken en ben op
gebouwd uit ontelbare stukjes twijfel.
Wat dat betreft ben ik dus zo oer-Hol-
lands, als je je maar kunt voorstellen. Ik
vind Nederland een heerlijk land, dat in
alle opzichten uniek is in de wereld. Wij
Nederlanders zijn altijd driftig bezig met
van die goeiige zorgen. De prijs van de
pindakaas bijvoorbeeld. En of ze met
hem zal trouwen en als ze met hem zal
trouwen, waar ze dan met hem zal trou
wen. Met dat soort problemen voel ik me
ten zeerste vertrouwd.
Naarmate ik ouder word ben ik me ook
dagelijks bewuster, dat ik geen vechter
meer ben. Ik ben een beruster en mis
schien ben ik dat altijd geweest. Ik heb
er altijd behoefte aan gehad om de men
sen aan het lachen te maken. Ik wil niet
bij alle ellende in de wereld stil staan en
ze de mantel uitvegen. Je mag alleen wat
over de ellende zeggen, als je er wat aan
kunt doen en doet. Ik heb niks tegen de
monstreren, maar als je je spandoekje
hebt opgerold moet je wél, doorlopen.
Dan begint het pas".
Recensent Boswinkel heeft hem in de
Nieuwe Rotterdamse Courant ooit een
slimme conformist genoemd. Een confor
mist met een Hirohito-syndroom. Dit naar
aanleiding van het staatsbezoek van de
Japanse God-Keizer, dat Kan, oud-werker
aan de Birma-spoorweg, in het verkeerde
keelgat schoot. Boswinkel schreef ook:
„Kan is een onbedaarlijké prater, maar in
zijn praten blijft hij een burgerman, die
hooguit een half stapje vóór loopt op de
algemene opinie. Hij afficheert zich niet
alleen als slordig pratende onnozele bur
ger. Hij is het ook. Daarin lijkt'hij op on
ze voorouders, die het waagden in diepe
décolletées te gluren. Bij Kan gaat het er
altijd om: „hoe ver durft hij te gaan". En
dat is nooit ver. Hij doet het wel slimmer
en vlugger dan de middelmaat. Maar
nooit vergeet hij, wat het tevreden volk
van hem verwacht".
Over zichzelf zegt Kan: „Ik vind het al
prachtig, dat ik me nog steeds kan hand
haven. Maar ik ben wel blij, dat er een
mooie generatie achter me zit Mensen als
Paul van Vliet, Jasperina de Jong en
Bram en Freek van Neerlands Hoop kun
nen het werk moeiteloos overnemen".
Namens die generatie achter hem liet
Paul van Vliet noteren: „Wim Kan kan op
Oudejaarsavond in één uur goedmaken
wat door anderen in twee jaar is ver
knoeid. Dat is geloof ik zijn grootste ta
lent. Hij kan de wereld verkleinen tot de
overzichtelijke absurditeit van zijn humor.
Hij heeft tot op de dag van vandaag zijn
verwondering over de dingen behouden.
Die verwondering stort hij over je heen
in de conference, waarvan hij het absolu
te monopolie heeft. Daarin is hij de groot
ste, die ik ken. Dat hij zich altijd intens
met mijn werk en mijn carrière heeft be
zig gehouden, geeft mijn bewondering
.voor hem als artiest een verdieping-privé,
die het beste geïllustreerd wordt door het
feit, dat ik hem „vader" noem".
Muzeman Herman van Veen zei over
hem- „Er is nauwelijks verschil tussen de
mens en de artiest Kan. Het publiek weet
met wie hij te maken heeft. Hij is ook
een gelukkig mens en zeer bewogen in de
politiek, maatschappij en met de artistie
ke gebeurtenissen. Hij is de enige grote
artiest in ons land, die werkelijk contact
heeft met jongere collega's. Het gaat hem
aan het hart, wat je doet. Hij is ook echt
gelukkig met je succes. Ik heb veel aan
hem te danken. Hij is een vaderlijke fi
guur. Als hij zegt: „Herman, je moet iets
aan je W doen dan zegt hij erbij: „Sorry,
ik wil niet teuteren, maar let er eens op".
Hij is een rijk mens, thuis straalt het ge
luk je tegemoet".
Thuis is voor Kan zijn villa in Kudel-
staart, bastion aan de plas, waar "hij een
zaam, maar niet alleen het leven deelt
met Corry Vonk, die hij bij voorkeur
„Tuf" of „Olie" noemt. Hij trouwde met
haar in 1933 en zegt na 42 jaar nog
steeds: „Als ik van iemand en iets houd
dan is dat voor mijn leven. 2e hebben
ons in de loop der jaren voor alles uitge
maakt. We waren gek, weltfremd en men
senschuw. De waarheid ligt net aan de
andere kant. We houden er van om din
gen te vieren, maar dan wel met zijn
tweeën. We vieren voortdurend, dat we
samen zijn. En zo is dat nu al meer dan
veertig jaar. Ik geloof in heel weinig din
gen. Maar in evenwichtig samengaan.
Daar geloof ik in".
LEO THURING
De Oostenrijkse schrijver Peter Handke
heeft in korte tijd een grote naam ver
worven met zijn verhalend proza en zijn
toneelspelen, die ook in ons land werden
opgevoerd. Men heeft hem in Duitsland
reeds een modern klassiek auteur ge
noemd Men heeft zelfs beweerd dat hij
Heinrich Böll voorbij is gestreefd.
Bij de Arbeiderspers te Amsterdam is
een goede vertaling van Wunschloses Un-
glück verschenen onder de titel: Onge
zocht Ongeluk. Men kan in die goede be
werking van Martin Mooij nagaan hoe
eenvoudig Peter Handke te werk schijnt
te gaan, met vermijding van iedere over
bodigheid, maar met een bepaald niet
eenvoudige concentratie.
De verteller die gedeeltelijk zijn eigen le
ven verhaalt, geeft er vooral een verslag
van het leven van zijn moeder. Zijn voor
naamste zorg is, literair gezien, om van
die moeder geen romanfiguur te maken,
om zo nuchter en zuiver mogelijk precies
weer te geven hoe zij bestond, hoe ze was
en niet was en, ondanks al haar pogingen
om iets te worden, niets bleef, het althans
nooit bracht tot een volledig vrije per
soonlijkheid. Ze werd eenenvijftig jaar.
Toen maakte ze er zelf een eind aan door
het innemen van een overdosis van slaap
tabletten. Ze stierf in haar geboorteplaats
A. (gemeente G.) in Karinthië, een schraal
landbouwgebied, waar ze het grootste ge
deelte van haar bestaan doorbracht. Ze
trouwde er, ze kreeg er kinderen, die ze
ondanks de armoede waarin het gezin
verkeerde, zo goed mogelijk trachtte
groot te brengen. Ze handelde en gedroeg
zich naar de gebruiken die in zo'n be
perkt agrarisch milieu in haar tijd wer
den nageleefd. Om dit te laten zien be
schrijft haar zoon, de letterkundige, dit
meestal in abstracte termen, van buitenaf
meer dan van binnenuit.
Op die manier wordt de moeder ook re
presentatief voor veel vrouwen die in de
zelfde omstandigheden als zij leefden. On
danks die abstractie in het woord en de
haast clinische benadering, slaagt de ver
teller er toch in haar tot een persoonlijk
heid te maken. Als de moeder tijdelijk in
Berlijn woont, vindt er een verandering
in haar plaats. Die verandering is meer li
chamelijk misschien dan geestelijk. Ze is
magerder geworden en dat geeft haar een
elegantie die ze tevoren niet gekend heeft.
„Zij liep kaarsrecht en nam een houding
aan. Zij was nu zo ver dat ze alles aan
kon trekken en het stond haar. Zij had
geen vos om haar schouders nodig". Maar
die verandering is niet groot genoeg om
de „idiotie van haar leven" geheel weg te
nemen. Zij blijkt intelligent, zij leest,
waarbij haar zoon haar terzijde stond. Ze
las „Falada, Knut Hansun, Dostojevski,
Maxim Gorki, daarna Thomas Wolfe en
William Faulkner". Bepaald niet altijd ge
makkelijke lectuur. En ze verstond wat ze
las. Ook dat brengt echter niet een beslis
sende verandering in haar bestaan. Zij
heeft van jongsaf geprobeerd de hope
loosheid van haar uitzicht op een afstand
te houden. Ze probeerde alleen maar wat
vrolijk te zijn ondanks alles maar dat
lukte haar niet altijd en als ze op middel
bare leeftijd ook lichamelijk gaat lijden,
komt ze in de ontreddering, die tenslotte
tot haar dood leidt. Haar zoon vliegt naar
Oostenrijk om haar te gaan begraven.
Tijdens de vlucht denkt hij: „Dat was het.
Dat was het. Heel goed. Heel goed. Heel
goed". Men heeft van ontluistering ge
sproken. Maar Martin Mooij stelt in zijn
nawoord terecht vast dat Ongezocht On
geluk niettemin een eerbetoon is.
JOS PANHUIJSEN