Dames Bocht uit 1886 weer van stal gehaald Haarlemse koorschool St. Bavo Dochter De Wilde rijdt in Niedorp alle stoepen op en af met geheime zwarte wapen van pa Vijfentwintig jaar van hernieuwde traditie INTENSIEF WERKEN MET JEUGD DIE ER GROTE VOLDOENING IN VINDT Oe heer De Wilde mei de herboren „Dames Bocht" uit 1886. NIEUWE NIEDORP - Fier op de stan daard. De Dames Bocht uit 1886. Fonkel nieuw en toch zo vertrouwd met de zacht- gebogen frame-lijn, het lage, met zwarte kunststof overtrokken stuur en die prach tige dikke zwarte banden. Zo simpel alle maal en toch helemaal de fiets. Geen vals chroomgeflonker. Geen problemen met zwaar en licht verzet, versnellingen en schijfremmen. Een simpel rijwiel voor alle tijden in de kleur die zo goed bij onze volksaard past. Deze pak je om een tocht te maken door het zomerdronken land. Met kreunend zadel en de jubelende leeuwerik hoog in de strakblauwe lucht Door de bossen en de heiden. Vrolijke meisjes met bloemetjesjurken, pijpekrul- len en sokjes in witte sandalen. Dat soort beelden roept het karretje allemaal op. De geestelijke vader van wat de schepper met een fiets bedoeld moet hebben, leefde ergens achter in de vorige eeuw. Maar Wim de Wilde uit Nieuwe Niedorp haalde het bestofte ontwerp weer uit de oude doos. „Er was weer belangstelling voor zo'n ou de, degelijke fiets. Dat merkte ik wel. En omdat ik toch zelf met fietsen wilde begin nen, dacht ik, kom, die ga ik maken". Sinds anderhalf jaar probeert de heer De Wilde zijn fietsenframe-bouwerij om te buigen tot een echte rijwielfabriek. „Waar om? Door de dollarcrisis van een paar jaar geleden viel een deel van onze export weg. Dan kun je óf rustig wachten tot het helemaal is afgelopen, óf iets nieuws begin nen". En dus startte hij een heuse rijwiel- fabriek. „Tenslotte hebben we veertig jaar ervaring in de frame-bouwerij. Mijn vader was een enorme vakman. Waarom dan niet zelf begonnen?" En Wim de Wilde begon dan ook. „Met de rechterhand van mijn vader. Ik ontwierp de fiets naar het model uit 1886 en hij bouwde de prototypes. Voor de collectie fietsen van de Niedorper rijwielfabriek werd geen nieuw merk ver zonnen. „Ik heb het merk Veeno overgeno men. Dat is een heel bekend fietsenmerk dat een jaar of twaalf, dertien geleden verdwenen is. Veeno maakte ook die Da mes Bocht. En Veeno staat voor kwaliteit", zegt hij slim, „en kwaliteit wil ik maken". Als je de tweewielerfabrikant mag geloven, heeft de gereïncarneerde fiets dezelfde kwaliteit als 90 jaar geleden. .Alles probeer ik uit". En zijn dochter is daarbij zo'n beetje de peddel-testpiloot. „We zijn hem dan ook nog voortdurend aan het veranderen. Steeds authentieker maken. Op de eerste serie zat een gewone stan daard. Daar hebben we nu zo'n ouderwetse van gemaakt Toen m'n dochter die zag, wilde ze er op haar eigen fiets ook een hebben". „Kijk, ik wil er ook weer zo'n ouderwetse lamphaak op hebben. Maar deze, waar mijn dochter nu mee rijdt die deugt niet. Hij begint helemaal te roesten. Heb ik uit India gehaald. Maar niets waard. Daar komt dus een andere op. En in de toekomst ga ik er andere remmen op maken. Met van die stangen, weet je wel? Alles moet goed zijn. Ik lig er nachten over te prakke- zeren. Ik moet fietsen maken die jaren en jaren meegaan". En omdat dat de stelregel is van rijwiel magnaat De Wilde, rijdt zijn dochter, in uitdrukkelijke opdracht, alle stoepen van Niedorp op en af om het uit te proberen. Het oude damesvehikel is het geheime zwarte wapen van De Wilde in zijn strijd om een Plaatsje te veroveren op een met chroom en nikkel overvoerde markt. Want dat wil hij graag: opgenomen worden tus sen giganten als Piet Belle. Hij verheugt zich dan ook op de fietsen-RAI, die in februari weer gehouden wordt. „Daar presenteren we ons voor het eerst als rijwielfabrikant. En ik durf te wedden dat heel wat handelaren naar onze stand toe zullen komen om te zien hoe de modellen van Veeno er uit zien. Want we hebben ook een herenfiets die bij de Dames Bocht past. En verder zijn we druk bezig met het ontwikkelen van een ouderwetse tandem. Maar ook daar is een markt voor. Want we kijken eerst naar kwaliteit. De tijd van weggooidingen is voorbij. Kijk maar naar de vouwfiets. Die is helemaal verdwenen". De heer De Wilde heeft volop vertrouwen in de toekomst van fietsenproducerend Nederland. „We hebben de regering mee", laat hij zelfs los. Een unieke uitspraak voor een ondernemer, die meestal niet erg veel op heeft met het kabinet Den Uyl. „Nou ja, op een bepaald gebied dan. Ze steunen de fiets. Er wordt een flinke reclame voor gemaakt. Ze leggen rijwielpaden aan. Dat komt ons als, fietsenmakers goed uit. En het publiek reageert ook best. Sinds een jaar of vijf kruipt Nederland weer op het zadel". Ook de medische wereld is de heer De Wilde en zijn collega's goedgezind. „Ie dere dokter raadt het aan. Trim je fit, pak de fiets", zegt hij, terwijl hij eens naar zijn zwellend buikje kijkt. Een goede toekomst voor de Dames Bocht dus. .Jonge mensen zijn er gek op. Toen mijn dochter er voor het eerst mee op school kwam, was iedereen er weg van. En weet je wat zo gek is? Ook veel oudere mensen willen zo'n fiets. Dat herkennen ze. Zo'n sportfiets vonden ze maar niets". De testfiets wordt naar buiten gereden. Er moet tussen school en huis zeker nog wat geëxperimenteerd worden. Wim de Wilde brengt hem hoogst persoonlijk. Een fabri kant peddelt op zijn eigen droom de straat uit. GERRIT MOLLEMA HAARLEM Door het hele land vertikken de jongens het om in een kerkkoor te zingen. De jongerenkoren met ritmi sche begeleiding floreren nog wel, maar het hyperzuivere, op de liturgie van eeuwen stoelende jongenskoor, de schola cantorum, lijdt een kwijnend bestaan. „Ja, ik ben gek", antwoordt je zoon van 11, als je hem vraagt of-ie 's zondags niet zou willen zin gen onder de hoogmis. Dan is het op z'n minst een openba ring als je met eigen oren en ogen beleeft, dat er tientallen jongetjes en jongeren in de „moeilijke leeftijd" zijn die met hart en ziel deelnemen aan dat onplezierige „duffe" zingen in een kerk. Laat het dan „zingen in de kathedraal" zijn, maar ^tóch... Zoals die jongens van de Koorschool in Haarlem, die overigens voor The Earring even warm lopen als voor Schütz of Max Reger. Aan de Haarlemse Wester gracht, in de schaduw van de wat met een hoogkerkelijke benaming heet „Kathedrale basiliek van Sint Bavo", ge beurt wel iets bijzonders. De kathedraal staat daar als een inspirerende patroon, een rij zig monument, een trotse oceaanreus op de zee naar de eeuwigheid. Aan „de over kant" wordt in een voormalig zusterklooster hard gewerkt om aan ,die glorieuze massa inhoud te blijven geven op een voor Nederland uitzonderlijke manier. In 1976 wordt een pe riode verzilverd: 25 jaar „Baafse" zang, een voortzet ting van een Haarlemse tradi tie die uit de middeleeuwen stamt: de Koorschool St. Bavo. Al in de 14e eeuw was er sprake van een zangerscollege van St. Bavo, leerlingen van de Latijnse school die hetzelf de deden als destijds overal elders in West-Europa gebeur de. Er ontstond een „schoolwe zen" met als belangrijkste taak: de opluistering door zang van de kerkelijke dien sten. Het was geenhooggrijpen de muziekcultuur zoals die wèl met name in Engeland en Duitsland is gegroeid maar gewoon een stel „koralen", knaapjes die er met de haren werden bijgesleept als er in de kerk gezongen moest worden. En dan viel er voor de knulle tjes op zaterdag vóór Pinkste ren altijd wel een pintje bier af. Zo had elke kathedraal of dom z'n eigen koorschool, tot dat rond 1578 in het Haarlem se geval de reformatie er een einde aan maakte. Totdat enkele eeuwen later dr. A. I. M. Kat als kapelaan naar de „nieuwe" St. Bavo kwam. Geschoold in de (gekerfde) Ro meinse koorzang zette hij zich aan het werk, markant en en thousiast en op zijn eigen wij ze. Hij wilde Haarlem zijn kerk- muzikale tradities teruggeven en als Kat iets wilde, gebeurde dat ook. In '1946 onstond de Stichting Muziekinstituut van de Kathedraal St. Bavo te Haarlem. Dr. Kat ontwikkelde een zeer ambitieus program ma, dat in 1951 culmineerde in de oprichting van een school tot het opleiden van koorjon gens, een Koorschool met een internaat voor leerlingen uit het hele land. Dit internaat werd in 1964 opgeheven, wat werd veroorzaakt door de ver anderde tijdsomstandigheden en behuizingsproblemen. Dr. Kat overleed in 1958 en de Koorschool zag haar toekomst donker in. Maar Kats idealen bleven leven: wat in Utrecht (de kathedraal daar heeft een koorschool die wat verwaterd is) niet wilde lukken, zette zich in Haarlem door. Ook Goes heeft een koor dat zich koor school noemt, maar de „school" is er niet. In Den Bosch en Antwerpen wil men eveneens pogingen onderne men om het Baafse voorbeeld te volgen, „maar daar moet je iemand voor hebben die hele maal gek is. Zo gek was Kat, en ikzelf ben het ook wel een beetje, geloof ik". Dit zegt Jan Valkestijn, priester van het bisdom Haarlem, die in 1963 door de bisschop werd be noemd tot directeur en muzi kaal leider van het muziekin stituut. De Haarlemse Koorschool bloeit als nooit tevoren, stoe lend op principes die er niet om liegen. Directeur Valke- stijn:„Dit werken met kinderen is ontstellend arbeidsintensief. We zijn professioneel aan de slag gegaan, een houding als „het zijn maar kinderen, dus die mogen wel een foutje ma ken" gaat hier niet op. Ik ben niet alleen koorleider, maar ook een soort circusdirecteur. Het zijn soms net circuspaard- jes, die jongens: wat onwen nig, een enkele keer wat onwil lig, maar als puntje bij paaltje komt gaat het altijd prima". De school bestaat uit slechts vier de hoogste klassen lager onderwijs: de derde klas leidt op voor het muziekinsti tuut de eigenlijke Koor school dat uit de klassen 4, 5 en 6 bestaat. Het onderbren gen van de klassen 1 en 2 was organisatorisch een te grote opgave. Iedere jongen (de sch olieren komen uit Haarlem en wijde omgeving) die elders met goed gevolg de tweede klas van het gewone basison- derwijs heeft doorlopen en be schikt over een normale jon gensstem en muzikaal gehoor, kan tot de koorschool worden toegelaten. De derde-klassertjes (van de vooropleiding) krijgen per dag een uur muziekonderwijs; hun collegaatjes van 4, 5 en 6 ver heffen hun stemmen en scher pen hun muzikale geest ander half uur per dag. De omstan digheden zijn ideaal: klassen met een gemiddelde bezetting van 15 leerlingen, met drie on derwijskrachten, van wie de heer W. van der Geest het schoolhoofd is. Vanaf het vier de leerjaar worden de onge veer 50 „koralen" opgeleid om te zingen in het kathedrale koor en om enkele malen per jaar deel te nemen aan concer ten, radio-, televisie- en plaat opnamen. Het kathedrale koor beschikt bovendien over de St. Bavo Cantory, zo'n 38 jongens in de leeftijd van 12 tot 21 jaar, die allen de Koorschool hebben gevolgd en gewoon zijn blijven doorzingen omdat die school hen helemaal in de ban heeft gehouden, 's Zondags treedt er onder de hoogmis een ensem ble op van ruim 110 man; hier bij zijn dan ook bijna 40 „he ren" (zeker de helft is onge veer 20 jaar) die tot het koor behoren en wekelijks twee keer repeteren, hetgeen bij een kerkkoor in ons land slechts sporadisch voorkomt. Het koor van de kathedraal, de Haarlemse Koorschool heeft een naam te verliezen. Onder Jan Valkestijn (47) maakte het concerttoernees naar het buitenland, ontving internationaal befaamde ko ren, produceerde inmiddels vier grammofoonplaten. In het Concertgebouw van Amster dam is de Koorschool als kind aan huis. Begin november zong het nog in een abonne mentsconcert onder Colin Da- vis. „Daar zitten we gewoon in de karthoteek. Als ze een jon genskoor nodig hebben, bellen ze ons. Het gemak met die jongens op zo'n concert is, dat ze geen zenuwen hebben. Daar zijn ze nog te jong voor. Die zenuwen neem ik dan maar voor m'n rekening. Overigens moet ik zeggen, dat organisa torisch alles piekfijn voor ons geregeld wordt. We hebben een stichtings- en schoolbe stuur dat dag en nacht in de weer is; die mensen liggen ge woon wakker van onze school", is Valkestijns erva ring. Tijdens de les laat. Jan Valke stijn, die „z'n materiaal" met docerende en doserende hand bewegingen en met souplesse aan de zangstof bindt, de teu gel weieens vieren. Na zoveel gespannen akkoorden en har monieën breekt de jeugd weer even los: 20 seconden, dan is de ban er weer. Een kleine opzettelijke „knerper" even stoer doen krijgt van Val kestijn de aanzegging: jou spreek ik straks nog wel even.... Als het „lekker" loopt en Jan Valkestijn er bijgevolg wel een naar "wereldlijke" koorwer ken. Regelmatig zijn er jongens van de Koorschool die in de mu ziek doorgaan. "We leiden geen beroepsmensjes op", ver duidelijkt Valkestijn, "maar een enkele keer worden de jongens er zó door geraakt dat ze verder willen gaan. We heb ben begaafde kerels die hun weg wel vinden". Directeur Jan Valkestijn,-mu ziekinstituut en school lopen door elkaar heen, daarom is de instelling zo vitaal- heeft tussen de middag nauwelijks een half uurtje om te eten. Dan staat een rumoerige klas al weer klaar -of bijna Waar voor de werken van David Willcocks, Gallus, Schütz, Brahms. Dan flitst Valkestijns vinger omhoog: „nu even stil straks mogen jullie weer de beest uithangen". En de Was is stil. Valkestijn trekt halver wege de les zijn jasje erbij uit. Bordeauxrood overhemd bij Bach. Tellen, fluisterend scan deren bij een „Sprechgesang", vreemde koortechniek, onge woon na het dagelijkse twaalfuurtje. Moeite om de jongens van hun lachspieren af te helpen, de eerste paar keren... Jan Valkestijn blijft geduldig, want er is weer iets erg fijns in de maakJe vraagt je wel af, of ze na mij nóg zo'n gek kunnen vinden. Als ik hiermee moet ophouden, komt er mis schien de Wad in. Een „leek" met conservatoriumopleiding zou een school tegenwoordig op kapitalen komen te staan. En ach, een priester, die hob belt wel voor niets mee. Ik heb één vrije avond in de drie weken. Ik heb geen verstand van geld, heb ook niet veel nodig. Als m'n autootje maar kan blijven rijden en ik een sigaretje kan roken..." TON PIETERS gat inziet, kan hij tussentijdse vrolijke jazzachtige grapjes uit de vleugel halen; dat gaat heel goed samen met „Danket dem Herm". Cambridge is dé top voor Val kestijn. „Ik ga regelmatig luis teren naar het King's College Choir om bij te tanken, om m'n accu op te laden. Dat groepje van 30 sinds Hen drik VII is er aan samenstel ling en techniek geen syllabe veranderd, een onvoorstelbare zuiverheid die zich eeuwen kan handhaven in deze tradi tie is wel het resultaat van een keiharde selectie, het neusje van de zalm. En dan te bedenken, dat Engeland zeker 50 koorscholen kent en alle maal van hoge kwaliteit. De Duitse scholen zijn kwalitatief niet minder, wel wat aantal betreft. Wij mikken met onze Haarlemse Koorschool duide lijk op de Engelse „sound". Die Wank voegt zich het best in grote kerken en onder wijde gewelven. Voor mijn gevoel zullen wij nooit kunnen tippen aan deze collegekoren, maar toch hebben wij ons in dat land met veel succes laten ho ren, bijvoorbeeld in de St. Paul's in Londen". Zo gaat de Koorschool St.Ba- vo, en trouwens het hele ge weldige koor, straks aan de tweede kwarteeuw van een herwonnen traditie beginnen. Wie "oor" heeft voor dit brok koorWankschoonheid weet el ke zondag de weg naar de Bavo te vinden, 's Zondags trekt de hoogmis honderden mensen, uit de hele omtrek. Af en toe zijn er "oppeppers", iets aparts. Dat moet je wel doen om attractief te blijven". Jan Valkestijn werd in 1956 gewijd, was twee jaar kape laan te Halfweg en drie jaar in Amsterdam, waar hij toen tevens zijn studie begon aan het Conservatorium. In '61 werd hij muziekleraar aan Ha- geveld en te Warmond. Nadat hij zijn einddiploma Muziek theorie en onderwijsakte B had gehaald kwam hij in '63 op de Koorschool. "Ik publi ceer nog veel over muziek en componeer hoofdzakelijk litur gische "gebruiksmuziek". Iets schrijven, bewerken, moet wel tegenwoordig, als je als koor leider wil bijblijven met die Nederlandse liturgie". Jan Valkestijn gaat met zijn tijd mee, hoewel hij de schoon heid van het verleden niet uit het oog verliest. In 1974 zong zijn koor 372 maal meerstem mig -van korte motetten tot gehele misordinaria-. Er werd in dat jaar een repertoire van 192 werken van 93 componis ten uitgevoerd. Het koor zong voor prins Bernhard, ontving de Wiener Sangerknaben, trok naar Duitsland, Engeland en België. De verzoeken om het geven van concerten nemen steeds meer toe. Ook de be langstelling van de omroep is groeiende, evenals de vraag De koorschool heeft zowel in binnen- als buitenland een naam te verliezen. V

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 14